Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 69.
'Woensdag 4 September 1918.
Ie Jaargang.
FEUILLETON.
Kiiiteiilamlseli Overzicht.
ABONNEMENT:
Een Dorpsvertelling
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - T E L E F O O N Nr. 20.
Per drie maanden bij bezorging 1,—, Franco per post voor Nederland 1.10.
ADVERTENTIEN.
Van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom G cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
V „Ons geslacht zoekt weer
religie".
„Ons geslacht zoekt weer religie."
Met die uitspraak, vastgehouden als
leidende gedachte door het gansche stuk
heen, schreef Dr. Siotemaker de Bruine
in „Stemmen des Tijds" van Juli zijn
artikel over „Religie en Christendom."
Zoo blijft er altijd wisseling.
De ouderen herinneren zich den tijd
nog heel goed, toen „ons geslacht" het
uitriep, dat het zich zónder religie wel
redden zou.
't Was de bloeitijd van het grofste
materialisme.
Er was immers anders niets dan
„materie", dan de stof?
De „stof" was eeuwig ook de mensch
was uitsluitend „stof"
't Menschelijk lichaam was een kundige
machine uit cellen opgebouwd tot peezen
en beenderen en zenuwen en die keurig
werkte tot er hier of daar een gebrek
ontstond dan was dat lichaam ziek
of op z'n ergst tot zij voorgoed weigerde
dan was dat lichaam dood.
En dan was 't met den mensch uit.
Voorgoed uit.
Slechts de stof, de materie had waarde.
Alleen wat men zien, voelen, smaken,
hooren of ruiken kon, bestond wezenlijk.
Religie, godsdienst was onzin. Kon
feitelijk niet bestaan, omdat er geen
God was.
Alles draaide dus om de stof.
Zooveel mogelijk de stoffelijke dingen
beheerscheu, en er van genieteu was de
leuze.
De „strijd om 't bestaan" bracht den
een tot rijkdom en weeldeden ander
tot armoede en gebrek.
En wel was 't waar voor den rijke,
wat de Psalmist zingt
„Want hij zal niets in 't sterven met
[zich dragen
Zijn naam, zijn roem, 't ligt al ter neer
[geslagen."
Maar daar was nu eenmaal niets aan
te doen. Het hier zoo goed mogelijk
hebben, zooveel mogelijk van de stof
genieten, en dan was het uit.
En wel waren er „ongelukskinderen",
wien het steeds tegenliep, maar dan was
de dood een uitkomst. Dan goldt het
recept, dat Bilderdijk in zijn bijtend
sarcasme 'tkind der wereld in zijn dagen
reeds in den mond legde
„En als alles tegenloopt
Dan uzelf maar opgeknoopt."
Tochdit goddeloos materialisme
bevredigde op den duur niet de arme
menschenziel, die in 't diepst van haar
wezen steeds naar hooger leven dorst.
En zoo kwam er verzet tegen het
materialisme. Tegen de vergoding van
de stof.
Of, zooals Siotemaker de Bruine het
zegt
„Ons geslacht zoekt weer religie."
Maar, er zeer terecht voegt hij
er bij, dat dit religiezoekend geslacht
niets, absoluut niets van het christendom
wil weten.
Op vele wegen wordt de religie ge
zocht.
De een zoekt het in de oud-heidensche
wijsbegeerte de ander roept geesten op,
om van hen te leeren, wat eigenlijk
religie is; een derde ondervraagt als
3)
HOOFDSTUK III.
Een Kerkgang.
Onbewust van de opschudding en be
roering, die zijn kerkgang in den kring
der notabelen van het dorp te weeg ge
bracht had, was baas Donker de stille,
verlaten straten doorgestapt en had het
kerkje opgezocht, dat hem niet moeilijk
viel naar de aanduidingen van den her
bergier uit „Het gouden Paard" te vin
den. Tamelijk achteraf stond het een
voudige gebouwtjeter weerszijden van
de deur een paar kleine boogvensters,
waaruit, tusschen de groene gordijnen
door, die ze bedekten, een flauwe licht
straal op de straat viel.
't Liep tegen zessen en reeds waren
enkele bezoekers, diep in hun jassen ge
doken of in den grooten omslagdoek,
naar binnen gegaan, 't Was er nu de tijd
niet naar, om, als gewoonlijk anders het
geval placht te wezen, nog een poosje
vroeger de sterrenwichelaars, de hemel
lichamen in hun stand en baan..-
Zóó dwaas, zóó wonderspreukig kan
een nieuwe, moderne religie niet zijn, of
aanstonds telt ze haar aanhangers bij
duizenden.
Maar zonder nadere kennismaking
wordt het christendom als een onmoge
lijke religie in den hoek geschoven.
Hierover is „ons geslacht" het wel eens
Het christendom heeft afgedaan.
„Ons geslacht zoekt weer religie."
Jawelmaar voor óns, die zich buigen
voor den gekruisten Christus, maar Die
nu leeft bij den Vader, is in dit feit
alleen geen-reden tot verheuging.
Het materialisme deed ons door zijn
koude leegte, door zijn kilheid huiveren.
Maar „het zoeken naar religie", met
verwerping van den eenig waren gods
dienst is in haar wezen even anti
christelijk.
We hebben er ons voor te waéhten,
om te meenen, dat het zoeken naar
religie, op zichzelf al een waarborg zou
zijn, dat vroeg of laat die zoekers zullen
worden heengedreven naar Golgotha.
Want dit is niet het zoeken, waarop
'slleeren beloften ons een zeker vinden
hebben toegezegd.
Men zoekt op eigen wegen. In eigen
wijsheid.
Men wil wel een religie, die de vreeze
des doods wegnemen kan, maar van den
Christus, die gezegd heeft: „Ik heb de
sleutelen der helle en des doods", wil
men niet weten.
Waarom toch niet
Zeker,er zijn vele oorzaken.
En de meest bedroevende is wel de
on-christelijke levenswandel van sommige
„christenen
Doch, hoe betreurenswaarden verkeerd
op zichzelf, dit is de hoofdoorzaak niet.
Hoofdoorzaak is de afkeer van het
wezen van de christelijke religie.
Het absoluut onwaardige en de totale
machteloosheid van den menschde
redding door eenen Gekruiste, dat is
het, wat den natuurlijken mensch niet
aanwil. Het is hem een ergernis of een
dwaasheid.
Hij gevoelt weerzin tegen die heerlijke
gave onzes Gods, welke echter den
mensch op 't diepst vernederttegen
de genade, die aan ons moet verheerlijkt
worden.
Zichzelven en heel de wereld niets te
achten, en het alles bij Christus zoeken,
dat wil de natuurlijke, onwedergeboren
mensch niet.
„Ons geslacht zoekt weer religie".
Zeker, maar laat ons tegen al dat
religie-zoeken op valsche paden, aanheffen
het schoone lied
„Alle roem is uitgesloten,
Onverdiende zaligheen,
Heb ik van mijn God genoten
'k Roem in vrije gunst alléén
Inzinking.
Wie leest, van de verwildering, de in
zinking op geestelijk en zedelijk gebied
in de oorlogvoerende landen, huivert voor
de gevolgen, die de wereldoorlog na zich
sleept. Angstig vraagt hij zich af, of
Europa dan óók geestelijk en zedelijk,
evenals militair, economisch en financieel
naar den afgrond snelt.
Lees er b. v. de brieven, die de cor-
voor den ingang te toeven ieder haastte
zich den snerpenden noordenwind te ont
vluchten en zette zich in het kille kerk-
gebouwtje neer, waar de eigenaardige
stoovenlucht hing, waaraan de meesten
echter al zoo gewend Avaren, dat zij 't
vreemd zouden gevonden hebben, indien
ze haar niet hadden waargenomendie
onaangename geur hoorde er zoo bij, dat
paste bij een kerk. Eenige pas ontstoken
lampen verspreidden nog slechts een on
zeker lichtstraks zou de koster komen
en ze op „de goede hoogte" draaien, want
Leenderts was een voorzichtig man, die
't op „diè nieuwerwetsche petrolielam-
pen" nog steeds niet erg begrepen had.
'tWas stil in 't kerkje. Hier en daar
zaten een paar oudjes met het hoofd
naar elkaar gewend op fluisterenden toon
een gesprek te voeren, alsof ze bang waren
voor hun eigen stemgeluidmisschien
ook was de inhoud niet voor anderer
ooren bestemd. Langzamerhand namen
de verschillende bezoekers hun plaatsen
invoor een weekdienst leek het een
tamelijk goede opkomst te zullen worden,
't Was dan eigenlijk ook iets bijzonders
vanavond zou er niet „gelezen" worden
er was een dominé overgekomen en,
kwam men over 't algemeen genomen
respondent van de N. R. Ct. uit Brussel
schrijft, maar eens op na.
In bezet-België heerscht naast ellende
en gebrek ook het schromelijkste verval
op geestelijk en zedelijk gebied.
Neem aan, dat hij overdrijft, goed,
maar als het vierde deel van wat hij
verhaalt, waar is, dan is de toestand ont
zettend. Om de kleinste nietigheden wordt
een moord bedreven. Een vrouw, die
hongerig als ze was, vruchten uit een
boomgaard plukte, werd eenvoudig afge
maakt. Een man, die een kleinigheid
wegnam, wedervoer eenzelfde lot.
Moord, roof. en plundering heerschcn
er ten plattenlande. Wie niet rooft en
steelt, die smokkelt, verzekert de schrij
ver ons.
Van geregelden arbeid komt niets te
recht. Door den smokkelhandel is vóél
meer te verdienen.
En onderwijl neemt de bedelarij toe.
Man en vrouw stelen of smokkelen hun
kinderen sturen ze uit te bedelen.
En 's avonds worden in kroeg en dans
huis de penningen weer verbrast.
Om groote sommen wordt gespeeld
en een alles verkwistende weelde maakt,
dat hier geldt: zbo gewonnen, zoo ge
ronnen.
Maar ook op wettige, doch ongewone
wijze wordt veel geld verdiend.
Vele jonge mannen geven den gere
gelden arbeid er aan, en zoeken in de
bosschen afgevallen bladeren van braam
en noteboom. Zóó verdienen ze schatten
gelds, want die bladeren worden als
surrogaat voor tabak duur betaald.
Maar of zoo'n zwerven door de bos
schen geen verwilderenden invloed uit
oefend
Wat zal dit alles na den vrede wor
den Zal dan met één pennestreek dit
alles weer beter worden.? Geloove, wie
het wil.
Wij vreezen, dat er straks een alge-
ineene inzinking op geestelijk en zedelijk
gebied te constateeren zal zijn.
En al kennen we gelukkig in ons land
toestanden als boven geschetst, niet, toch
is ook hier een algemeene achteruitgang
te constateeren.
Hoe langer hoe meer schijnt er op door
te kunnen. Wetsontduiking, kettinghan-
del, smokkelpractijken zijn aan de orde
van den dag.
Oók voor ons land is het te hopen,
dat de vrede spoedig wederkeere, opdat
alles langzamerhand in zijn oude voegen
keere.
Er zal dan nog reeds te veel bedorven
zijn, wat nooit weer hersteld wordt.
Voor onze Jonge Garde.
Nu [jerfst en winter weer in het zicht
zijn, de avonden dus lengen en het'een
echte tijd zal zijn om eens wat te lezen,
hebben wij een vraag aan onze jonge
lezers en lezeressen. Namelijk deze of
zij niet lust hebben om nieuwe abonnés
op Zeeuwseh-Vlaanderen te winnen. Men
begrijpt natuurlijk wel, dat een blad als
het onze behoefte heeft aan een nog
grooteren lezerskring dan het reeds heeft,
en daarom moeten onze jongens en meis
jes als echte propagandisten er eens op
uittrekken.
Wij stellen premies beschikbaar. Voor
één abonné één verhaal. Voor twee
abonnés twee boekjes enz. Wij zijn bezig
trouw ter kerk, bij een gelegenheid als
deze, die zich zoo zeldzaam voordeed,
maakte ieder, die maar eenigszin kon,
dat zijn plaats bezet was.
Boer Donker stapte binnen juist ging
koster Leenderts, die de zeven kruisjes
niet verloochende, eens rond, om zijn
lampen na te zien.
„Heb je misschien een plaatsje voor
me vroeg Donker. Leenderts schrikte
een beetje voor de vreemde stem. Wie
was dat Hij kende alle kerkgangers bij
naam en toenam en het gebeurde uiterst
zelden, dat zich een vreemde vertoonde,
maar als een goed koster herstelde hij
zich heel gauw.
„Wel zeker, dat zal wel gaan", was
zijn vriendelijk bescheid. „Laat 's kijken,
daar in de tweede bank vooraan op no.
1, kunt ge wel plaats nemende oude
Dammers komt van avond stellig niet
want ik hoorde zoo éven van zijn doch
ter, dat hij met een zware kou zat en
er niet door durfde. Ja, dat zal wel gaan",
herhaalde de oude, „gaat u daar maar
zittenbaas", voegde hij erbij, met
een blik op de kleeding van den onbe
kende. „Dank-je", zei deze, stapte het
smalle pad door tusschen de rijen stoelen
voor de vrouwen en de „bochten" voor
met op een groote zending boekwerkjes
beslag te leggen.
Laten ze nu maar flink aan het werk
gaan. Nieuwe abonnés op te geven aan
den Heer Littooij, Uitgever die tevens
de premies zal uitreiken. I)e abonne
mentsprijs staat aan het hoofd van het
blad. Met October begint een nieuw
feuilleton. Dat is vanzelf een groote
aanbeveling voor ons blad.
Als onze jongens en meisjes eens heel
veej hun best doen, dan komt er mis
schien ook nog een raadselrubriek in de
Courant. Maar niet verder vertellen hoor!
De Duitschers
zijn nagenoeg weer in hun oude linie's
aangekomen. De verbluffende snelheid,
waarmee de Duitschers deze gevaarlijke
beweging hebben volbracht, bewijst, dat
zij de kunst van snel te manoeuvreeren
nog niet hebben verleerd, al geldt het
hier dan ook een achterwaartsche ma
noeuvre.
Aan den Zuidelijken kant waar de
overgang over de Somme het gevaarlijkst
was, is hij het eerst bewerkstelligd.
Verder naar het Noorden, waar de
Duitschers een goede dekking hadden
in het oude trechterveld van den Somme-
slag zijn vermoedelijk de troepen bij
Peronne nog bezig over de rivier te
trekken.
Hierdoor is voor de geallieerden de
kans verkeken, de Duitschers voor de
Somme een ramp te bereiden. De
Duitsche troepen gingen te langzaam
terug, zoolang zij onder vijandelijken
druk stonden, en te vlug, zoodra die
druk verminderde.
Wij hebben hier dus te doen meteen
soort vluchtsucces.
Een dergelijk succes behaalden de
Engelschen vroeger aan de Dardanellen.
Hun troepen op het schiereiland Gallipoli,
die Konstantinopel moesten veroveren,
maar op de punt van het schiereiland
in het nauw werden gebracht, slaagden
er in, met stille trom te vertrekken, en
het duurde lang, voordat de Engelsche
biaden over dit succes waren uitgejuicht.
Inderdaad, het was een kranig stuk.
Zulk een „vrijwillige" terugtocht is altijd
heel wat beter, dan dat het leger ver
nietigd wordt. Maar een terugtocht is
het, en blijft het.
De Duitsche krijgsgevangenen
zijn nog lang niet alle uit Rusland terug.
Wel is sedert het sluiten van den
vrede reeds een groot aantal gevangen
genomen Duitschers teruggekeerd. Velen
hebben de verre reis onder de grootste
moeite en op eigen verantwoording ge
daan anderen, speciaal invaliden en
zieken, zijn in bepaalde transporten over
de grens gekomen.
Deze toevloed is in den laatsten tijd
verminderd. Een der redenen daarvan
is de opmarsch der Tsjecho-Slowaken,
waardoor de reeds vaak voorbereide
terugkeer uit Siberië is afgebroken. Een
andere oorzaak daarvan is de verwarring
in Rusland, waar de partijen elkaar nog
steeds bekampen, hoewel de Bolsjewiki
de laatste dagen weer iets steviger in
't zaal zijn komen te zitten.
Uit West-Rusland zijn de gevangenen
de mannen en bereikte spoedig de aan
gewezen plaats.
Zijn verschijning wekte toch eenig op
zien. Een paar mannen, die eenige banken
verder achterwaarts gezeteu waren, in
formeerden naar den vreemde, maar
bleven even wijs. Een enkele kon nog
juist zijn buurman influisteren, dat het
de boer was, die dien middag kooper
was geworden van Draalman's stêe, maar
aan alle gefluister en geschuifel kwam
spoedig een eind, want de voorlezer was
opgetreden en noodigde de gemeente uit
een opgegeven psalmvers «aan te heffen.
't Was een zeer eenvoudig gezang en
mocht zeker niet de minste aanspraak
maken op schoonheid en welluidendheid
en toch, het was aangenaam en streelend
voor het hart, dat kon instemmen met
den inhoud 'k Hef mijn ziel, o God der
goden, Tot U opGij zijt mijn God
„Hoor 's, ze zingen weer in 't afgeschei
den kerkje", zeiden een paar jongens,
die voorbij gingen en op hun manier
bootsten ze spottend den zang na.
Ja, ze zongen weer, en menig hart ver
hief zich waarlijk uit de aardsche be
slommeringen en de warreling van we-
reldsche overleggingen opwaarts, tot. God,
den God des levens. Ook boer Donker
grootendeels naar hun „Heimat" weer
gekeerd.
Zweedsche commissies trachten thans
hulp te bieden. Met het oog daarop
verklaart de regeering, dat de familie
leden niet ongerust behoeven te zijn.
Zij kunnen er van verzekerd zijn, dat
van Duitschen kant alles gedaan is en
ook verder wordt gedaan, om de gevan
genen in Rusland te beschermen en te
verzorgen, en hun terugbrenging zooveel
mogelijk te bespoedigen.
Onder het opschrift.,
Ammunitie van uit de lucht,
vertelt do Daily Maü het volgende
verhaal, dat we weergeven, om een
indruk te geven van de moeilijkheden,
waarmee de soldaten soms hebben te
worstelen.
„De infanterie was in een moeilijke
positie.
Urenlang waren de mannen blootge
steld geweest aan het zware vuur dat
een aanval vooraf gaat, en daarna was
golf op golf veldgrijze Duitsche artillerie
uit de loopgraven over Niemandsland
heen komen opzetten.
Driemaal hadden de jongens in kliaki
hen teruggeworpen, tweemaal metjsnel-
vuur en machinegeweren. De dei de
maal waren de Duitschers tot bijna in
de loopgraven gekomen, maar de bezet
tingsmanschappen waren uit de loop
graven gesprongen en hadden hen met
de bajonet teruggedreven.
Een poosje lang was alles rustig,
terwijl de Duitschers een vierden aanval
voorbereidden, en intusschen namen de
verdedigers eens [hun voorraad munitie
op. Die was gevaarlijk klein én de be
velvoerende officier ging naar onder-
grondsche schuilplaats waar de telefoon
hing, en vroeg om een zending munitie.
Een stem antwoordde„Onmogelijk,
het spervuur is te dicht. Niemand kan
er levend door heen komen. Houdt de
stelling tot iederen prijs. Als dit deel
van de linie bezwijkt, dan is het geheele
front bedreigd".
De kolonel ging naar de loopgraaf
terug, vastbesloten stand te houden tot
den dood, als het moestmaar hij zuchtte
bij de gedachte aan al de levens die
wegens gebrek aan munitie zouden ver
loren gaan. Er heersehte onder de
mannen eene spanning, maar hij moe
digde han aan, terwijl hij langs hen liep.
Plotseling klonk het gezoem van een
vliegmotor, en niet zoo ver weg zelfs.
De kolonel keek naar boven en zag
vliegmachine op vliegmachine langs de
linie komen, zoo laag dat zij bijna de
borstwering raakten. En buiten iedere
machine leunde een officier, die langs
de geheele linie pakken uitwierp in de
loopgraven, tot de geheele stelling vol
met die pakjes lag. Een viel er voor de
voeten van den kolonel neer. Hij nam
het op, nieuwsgierig om te zien wat er
in zou kunnen zitten, scheurde touw en
omslagpapier open, en in zijn hand hield
hij dat waarnaar hij op dit oogenblik
het meest verlangde patronen.
Het nieuws verspreidde zicli als een
loopend vuurtje. De pakjes werden ver
zameld en gelijkelijk over de compagnie
verdeeld. Opluchting kon men op ieder
gelaat lezen, toen de mannen de bekende
cylindertjes in de handen hielden.
Toen bartste de storm opnieuw los.
Uit de tegenover de stelling liggende
kon door Gods genade zich zetten, om
te bedenken de dingen, die boven zijn,
waar ook zijn hart dezen dag zich vaak
had moeten bezig houden met geheel
andere zaken en van ganscher ziele stem
de hij mee in. Weinig bevroedde hij, dat
de versregels, die hij zong, zoo letterlijk
de waarheid inhielden „dat mijn vijand
nooit van vreugd, om mij opspring", want
ginds in „Het gouden Paard" maakte
men zich thans recht vroolijk over hem,
al was het dan ook niet een opspringen
van vreugde over zijn val. Ónder het
zingen kwam de predikant op, en beklom
den kansel.
Hoe eenvoudig en ongekunsteld waren
de woorden, waarmee hij in 't gebed tot
God naderde en hoe onverdeeld was de
aandacht, waarmede straks allen luister
den naar zijn prediking. Menige uitdruk
king zou gewis den lachlust van de leden
der „sociëteit" hebben opgewekt, hier
werd gesmaakt de gemeenschap der hei
ligen hier waren hongerige zielen te
voeden hier werden de dorstigen ge
laafd.
(Wordt vervolgd).
DOOR ZELANDIA.