Oroaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. No. 65. Woensdag 21 Augustus 1918 Jaargang. F E U 1 L L E T 0 N. OMHOOG! Biiilenlandscli Overzicht. Uit het Buitenland. ABONNEMENT: 3 a n 17 F R T ÏT N T T ir. W. Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. L1TTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. maanden bij bezorging f 1—, Franco per post voor Nederland 1.10. Per drie ADVERTENTIE N. Van 1-4 regels fOAO. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. V Gestadige achteruitgang. Voor de liberalen was de uitslag der verkiezingen een gevoelige nederlaag. Uit de stembuscijfers van vroegere jaren blijkt, dat er een gestadige en vrij snelle afneming is geweest van het aantal aanhangers der liberale idee. In 1897 verkregen de liberalen 187,609 stemmen, de S. D. A. P. 18,500. In 1913 was het reeds: liberalen 255,860 en S. D. A. P. 145,332. Met het oog op de vermeerdering van het kiezerscorps een aanzienlijke teruggang. En in 1918, toen het kiezerscorps opnieuw aanmer kelijk werd uitgebreid, kregen de socia listen van alle kleur 347 445 en de libe ralen 302,180 stemmen. Rekent men alléén de Unie-Liberalen, de Vrij-Libe- ralen en de Vrijzinnig-Democraten, dan komt men slechts tot 205,914. De geweldige uitbreiding van het aantal kiezers bracht aan de liberalen geen winstslechts scha. Terecht schrijft de liberale Gids .- „Het nieuwe kiezersvolk is nog ten naastenbij in zijn geheel voor liberale overtuigingen ontoegankelijk." Wij gelooven, dat het er nooit toe gankelijk voor worden zal. Het libera lisme kent geen onveranderlijke beginse len en vertegenwoordigt een economische richting, die geheel verouderd is en niet meer past bij de ontwikkeling van Staat en Maatschappij. Het liberalisme heeft uitgediend, nu de welgestelde burgèrstand den toon niet meer aangeven kan. De gestadige achteruitgang zal wel blijvend zijn. V Des menschen einde. Menige aandoenlijke begrafenisplechtig heid van vooraanstaande mannen in de socialistische beweging, vond in den laatsten tijd plaats. Denk slechts aan het spoedig heengaan van Spiekman, de jeugdige, veelbelovende voorvechter van de S. D. A. P. in Rotterdam. En thans aan het vroeg verscheiden van den bekenden socialts- tischen teekenaar Albers Hahn, die door zijn satyrieke platen de beweging diende, méér, dan menigen pen- en woordvoerder. Warme woorden van innige vriendschap en hechte trouw werden gesproken. De dauk van de partijgenooten uitte zich op weldadige wijze. Maar voor wie in den Christus der Schriften gelooft, bleef een leegte in ai die toespraken, welke pijnlijken indruk wekt. Daar schitterde niets van de hope op een zalig wederzien. Daar klonk zoo niets van den roem des Christen's, dat aan den dood en het graf de prikkel is ontnomen, door Hem, die stierf, maar nu leeft. Daar was slechts de troost van een welbesteed leven, maar ontbrak de danktoon van het hart. dat, zichzelve in zijn zonde en boosheid gepeild hebbend, verlossing vond in het bloed van Golgotha. Elk woord over de eeuwigheid die komt, werd aan die graven gemist. Van het wezen van den dood werd niets begrepen. In verband hiermee wijzen we op het korte stukje, dat in de laatste aflevering van Onze Militaire Tehuizen voorkomt. Het is van dezen inhoud „Wil weten niet wat van de zielen [wordt. Hoe schoon klonk dat lied van Gods ontfermingen, Betjes lievelingslied. En welk een teedere snaar deed het aan- hooren trillen in zijn hart. Zijn ziel luis terde, want ze hoorde haar eigen beken tenis, haar eigen lofzang. Mij is barmhartigheid bewezen, Genade, duizendmaal verbeurd Ik had wel, ver van God te vreezen, Zijn Woord veracht, Zijn wet ver- [scheurd. Toch werd mijn ziel tot God geleid, Ik roem in Zijn barmhartigheid. Mijn oog, dat duister was, werd ziende, Verbroken werd mijn trotsclie geest En voor de straf, die ik verdiende, Was Christus reeds mijn Borg geweest. Hoe zijn Gods vleugelen uitgebreid Ik roem in Zijn barmhartigheid. Wij weten niet het wezen van den J [dood. Omdat wij 't wezen van de ziel niet [weten". Aldus spreekt Mevr. Henriette Roland Holst van der Schalk, de bekende socialiste. Maar wat zij niet weet, weet de Schrift heel goed. „De dood is de be, ldiging van de zonde". De menscli luistere liever naar de Heilige Schrift die weet te zeggen wat dat zekere angstaanjagende feit is, maar tegelijkertijd het evangelie predikt van den Christus, die van den dood verlossen kan en wil, dan naar den zang van een socialiste, die niet weet wat dood is en ook gëen .troost kan geven in den dood. De socialist, die haar orakels volgt, moet zeggen, als 't angstzweet van den dood hem koud op 't voorhoofd parelt „Wij weten niet het wezen van den dood", wat altijd in 't onzekere laten moet en de zieleangst niet wegneemt. Maar de Christen spreekt door genade in die uie aldus: Jezus, Uw verzoenend sterven Is het rustpunt van mijn hart, Als wij alles, alles derven, Blijft Uw liefde ons bij in smart. Ach, wanneer mij 'toog eens breekt, 't Angstig doodzweet van mij leekt, Dat Uw bloed mijn hoop dan wekke En mijn schuld voor God bedekke. Stijgende nood. 't Hart krimpt ineen van weedom, als ge leest van den nood in die landen, die in den oorlog betrokken zijn. Denk aan Weenen met zijn 90 gram brood per persoon en per week wat nu weer op „normaal" (200 gram) ge bracht is, maar tegen verdubbeling van den brood prijs. Denk aan de ellende die in Duitschland wordt geleden. Aan de klimmende verwarring en schaarschte in Engeland, Frankrijk en Italië. En wat het in Polen en in de binnen landen van Rusland is, tart alle beschrij ving. Uit Antwerpen werd onlangs in, een brief aan Vrij België geschreven „Het leven wordt met den dag treuriger. Daar helpt geen zon noch zomer aan. De menschen zijn treurig, vele zijn levensmoe en denken dat er geen einde meer komt aan de ellende. Het leven is duur: 1 kgr. vleesch 45 fr., 1 kgr. spek 65 fr. Och, waarom nog u die prijzen schrijven, 't Geeft niets. Ge kunt tóch niet helpen En in Bulgarije blijkt het wel, dat ooi- daar de stijgende nood tot ontevredenheid en verbittering leidde, die mee den val tengevolge had van het kabinet, dat het land in den maalstroom van den oorlog meevoerde. We lazen er dezer dagen van: „In Haagsche kringen, waar men zjjn inlichtingen rechtstreeks uit Bulgarije ontvangt, weet men dat dit land ook zeer zwaar te lijden heeft van het stop zetten van den invoer. Wat de hoofd- bestanddeelen dfr menschelijke voeding betreft, daarmee schijnt het over het algemeen nog al te gaan. Bulgarije is, gelijk men weet, een uitgestrekt land bouwend land. Echter zijn artikelen als zout en koffie in 't geheel niet meer te krijgen. Maar het gevoeligste nijpt het zeer groote gebrek aan klecdmg, schoeisel en linnen, dat alles waarvan in andere landen gewaagt! wordt ver overtreft. En wat zien we alleen naar het buiten land Ook bij óns, al zijn we, bij zulke voor beelden vergelekeu nog rijk beweldadigd, nijpt steeds sterker de stijgende nood. Van de welvaart der eerste oorlogs jaren is weinig of niets meer over. En met name de werkloosheid nam schrik barend toe. Een comité, dat zich aan deze zaak wijdt, sprak reeds over 't „ontstellend aantal werkloozen in alle kringen der bevolking." En terecht werd er op aangedrongen, dat werkgevers, officieele lichamen enz., toch vooral zoolang en zooveel mogelijk zouden laten werken, opdat de arbeiders een eerlijk stuk brood verdienen mochten. Zoo stijgt steeds de nood. En liet begint nog pas. Nu is 't nog midden-zomer. Straks komt de barre winter. Wat zal 't dan zijn Hoeveel vragen, de een al banger dan de ander, dringen zich aan ons op. Zal er voedsel, kleeding, brandstof, verlichting zijn Mogen er toch tijdig, voorzoover dit in der menschen macht staat, doeltref fende maatregelen getroffen worden. En bovenal zij er een vragen naar en een wederkeereu tot dien God, die de roede besteld heeft, maar die ook de Eénige is, die haar opheffen of haar slagen matigen kan. Bij Hem zijn uitkomsten. Ook tegen den „stijgenden nood." Ik kan het wonder niet verklaren, Dat God mij, zondaar, heeft bemind Maar 'k heb'het aan mijn ziel ervaren, Dat Hij mij aannam als Zijn kind. Niets, dat mij van mijn Vader scheidt Ik roem in Zijn barmhartigheid. Onder het zingen was Kareis hoofd op Cato's schouder gezonken. Tranen verduisterden zijn pogen een sterke ont roering greep hem aan't was hem, als doorleefde hij nog eenmaal, wat een uur geleden was geschied. Met verwondering, half angstig had Cato hem aangekeken, terwijl haar arm hem omvat hield, maar hij had haar gewenkt, hem maar te laten en zich niet ongerust te maken. Hoe leefde zijn eigen ziel in die woorden, waarin de teerheid en de hartstocht der liefde zongen. Hoe scheen het aan zijn hart ontstolen, wat de dichter zoo roe rend eenvoudig in dit vers neerlei. En toen het laatste woord jubelend was uitgezongen, het harmonium verstom de, lichtte hij het hoofd op. „Amen", klonk het van zijn lippen. „Ik roem in Gods barmhartigheid Ze zagen hem aan, alle drie, in de uiterste verwondering. blijft op het Westfront nog aanhouden. Tot eenigszins belangrijke plaatselijke gevechten is het zelfs de laatste dagen niet gekomon. Alles is rustig, voor zoover er van rust kan worden gesproken op een front, waarop een verwoede strijd is gevoerd en elk oogenblik weer kan opvlammen. De artillerie heeft voornamelijk het woord. Hier en daar zijn door de geallieerden enkele kleine voordeelen behaald, die echter het frontbeeld niet noemenswaard hebben gewijzigd. Het voornaamste voor deel door de entente behaald, is de be zetting van het hoogland van Laisigny. Zoo houdt de terugtocht der Duitschers nog aan. En de troepen der geallieerden zitten hen op de hielen. Vooral de tanks schijnen den ententetroepen goede-dien- sten te bewijzen. Terwijl thans *de gevechtsbedrijvigheid min of meer tot 'rust is gekomen, be reiden beide partijen zich met koorts achtige haast, voor, op de gebeurtenissen, die aanstaande zijn. Want, dat deze rust spoedig weer verbroken zal worden, is wel zeker. Maar al te spoedig zal de felle oorlogswoede weer opnieuw heerschen. De tijd zal leeren, wie nu weerj't eerst den aanval zal wagen, 't Lijkt ons toe, dat de Duitschers nog wel meer terug zullen gaan, om een zoo kort mogelijk, rechtlijnig front te krijgen, dat voor do verdediging uiterst gemakkelijk is. van Duitschland en Oostenrijk Hooea- rije, in het Duitsche hoofdkwartier wordt door de wereldpers en terecht groote beteekenis gehecht. Algemeen is men van oordeel, dat behalve over Polen, het gesprek ook wel zal gaan over den toestand op het slagveld en over de mogelijkheid om tot vrede te keriien. De Duitsche en vooral de Oostenrijk- sche pers wacht in spanning de komende dingen af. Ze spreekt haar geneigdheid tot den vrede mits een eervolle vrede onomwonden uit. Zelfs zijn er bladen, die den tijd gekomen achten voor de neutrale staten, om bemiddelend op te treden. Er is een oorlogsmoeheid in de cen trale rijken te coustateeren, die hoopvolle verwachtingen voor den vrede opwekt. Jammer, dat van entente-zijde nu juist zoo bluffend wordt geschreeuwdde oorlog tot Duitschlands vernietiging. Van vrede of toegeven spreekt men niet. Eerst met Duitschland afrekenen is het parool. Wachten we echter af, wat Duitschland zal doen. Een belangrijke beschouwing van een rr.ggetuige over Een Nederlander, die in opdracht drie dagen in Duitschland (Oost-Friesland en Oldenburg) heeft vertoefd, vertelde aan het Nbl. van Friesl. een en ander over wat hij gedurende zijn kort verblijf aldaar aanschouwde. Anderhalf jaar geleden was hij er ook geweest en toen had het hem getroffen, hoe het, nu ja wel schikken en plooien was, maar dat de Duitscher toch nog niet bepaald leed onder den toestand. Geen uiterlijke blijken van ondervoeding, geen sjofellieid in de kleeding en een Duitsche promptheid, die allervvege opvielgeen trein een minuut te laat Nu kwam hij er weer, maar hoe was alles veranderdDe kinderen, rijk en arm de meer gegoede standen hadden het voorbeeld gegeven liepen bloots voets, omdat kousen en schoenen bijna niet meer te krijgen, althans voor den minderen man niet meer te betalen zijn. De ondervoeding teekende zich duidelijk af op de kaken der bleekneuzige kinderen, de kleeding was zoo primitief en een voudig mogelijk, en een geest van ver- waarloozing uit oorzaak van gebrek viel overal te bespeuren. De gebroken ruiten van de spoorcoupé's worden niet meer hersteld, trouwens heel het spoorweg materiaal is oud en goeddeels versleten - al wat er nog goed was, is naar het front gezonden de machines zijn af en toe defect, wat nog al eens stagnatie geeft in den dienst, en zoo is er van de promptheid bij den Duitschen spoorweg dienst ook niet veel meer overgebleven. De zegsman en zijn reisgenooten had den zooveel mogelijk eetwaren uit Neder land meegenomen en ze konden uit ruime beurs betalen, zoodat ze in de meest gerenommeerde hotels konden dineeren. Anderhalf jaar geleden was het daar nog volop, maar nu ever.aardde de soberheid van [het maal de duurte van den prijs: acht mark voor een slap aardappelsoepje, waaruit een paar kliyne stukjes taai vleesch konden worden opgevischt, en daarbij een toespijs, waarvan koolraap „Ja", herhaalde hij; „mïj is barmhar tigheid bewezen De verwondering werd blijde verrassing. Was dat Karei De teruggetrokkene, schier wanhopige der laatste dagende man, met het doffe oog, het gebogen hoofd Er straalde zulk een ernstige blijdschap uit zijn oogener lag over zijn gelaat zulk een glans van kalmen vrede, van heerlijke rust. „Karei, Karei!" Dat was het eenige, dat Betje kon uiten, toen haar hand de zijne greepmaar ook in haar oog pa relden tranen. En daar, gezeten in den kleinen kring van liefhebbende harten, verhaalde Karei Randers. Het eeuwig nieuwe wonder van Gods genade. Daar ontsloot hij hun, die hem zoo na waren, de deur zijns hartentoen gunde hij hun een blik in het heiligdom van de bemoeiingen Gods met een verloren zondaartoen was er niet alleen blijdschap bij de engelen Gods, maar ook in 'menschenharten een blijd schap, dié God verheerlijkte. Toen wer den tranen geschreid van stillen dank, toen vónden elkaar harten. „Als moeder dat had mogen beleven", het hoofdbestanddeel was. Voor een Nederlander, die totnogtoe iets beters gewend was, gewoon niet te genieten. Sober ook de aanrechting van die dineer- tafelkleed noch servet er op. En op straat het lugubere gezicht van de oorlogs-invaliden met weggeschoten bee- nen, die zoogenaamd hun „wandeling" deden, allertieurigste menschenwrakken, van welke men uit deernis het oog wel moest afwenden. Gelachen wordt er niet meet in Duitschlandmen heeft het er wel verleerd. Maar geklaagd wordt er toch ook niet, en over den oorlog wordt zoo weinig mogelijk gesproken. Men draagt zijn leed zwijgend in doffe berusting. Er is vau hoogerhand gezegd, dat als men zóó leefde Duitschland het zou kunnen uithouden, en dus lééft men zoo. Het kunnen uithouden tot wanneer? Er zijn er nog wel, die van een over winning droomen. maar de massa is ongevoelig voor overwinning of neder laagals er maar vrede komt. Ja, zegt een Engelsch blad satanisch, Duitschland wordt nu rijp voor den vrede, een vrede door onze genade. Welnu, zegt het blad, die genade zullen we bet niet onthouden, maar het zal eenzelfde genade zijn als Duitschland aan België en de bezette gedeelten van Noord- Frankrijk heeft bewezen, niet minder en niet meer. Er hangt een zwarte wolk over het Duitsche rijk. Naar wij in de „New-York Times lezen, schijnt men in Amerika nog meer dan ten onzent voor de noodzakelijkheid te staan, wettelijk in te grijpen tegen het ontzettend opdrijven der huishuren, in het bijzonder in de bondshoofdstad YVas- hington. In een rede, die de afgevaardigde Ben Johnson in het Congres hield, voerde deze schandelijke voorbeelden hiervan aan. Stijgingen van 450 pet. in de huis huur of in de kamerhuur sedert het begin van den oorlog schijnen in Was hington niet tot de uitzonderingen te behooren. De afgevaardigde vertelde van een man, die f6000 in Nederlandsch geld per jaar verdiende en die vóór den oorlog f2250 huur moest betalen. Terwijl zijn vrouw en kind ziek lagen, werd de huur verhoogd tot f625 in de maand. Hij kon niet met zijn zieke vrouw en ziek kind de straat, op gaan in sneeuw en storm, en betaalde, met het resultaat, dat de huur in Maart verhoogd werd tot f 875 per maand. De afgevaardigde Barktey vertelde van een ambtenaar aan |het département van oorlog, die naar Washington werd over geplaatst en die twee kamers en een badkamer huurde bij een dame, die verklaarde, dat zij de kamers alleen verhuurde om de Regeering te helpen en die f680 per maand, in Hollandsch geld, voor die kamers verlangde. Mr. Edmund Candler, correspondent van de „Daily News", schrijft uit de stad Hit, in Mesopotamië, aan zijn blad „Wij zijn nu een nieuw land aan den Euphraat binnengetrokken en onze voor hoeden gevoelen het als een opluchting, ontviel in de weelde harer blijdschap Betje. Even schoof een schaduw over Kareis gelaat. Toen zeide hij„Ze wist het. God heeft haar gebed verhoord „Ja, God heeft gehoord, God zij ge loofd „Laat ons Hèm danken", zei Van Meeden. Ze bogen het hoofd. En Van Meeden's eenvoudig en hartelijk gebed vertolkte, wat in hun harten leefde. BESLUIT. Vader Randers moest deelgenoot wor den van het geluk zijns zoons. De uit- noodiging om bij hem te komen logeeren, aanvaardde hij graag. „Nou kan ik, om zoo te zeggen, rustig mijn hoofd neer leggen", zei hij, toen hij het heerlijke nieuws uit Kareis mond had vernomen. „Mij is barmhartigheid bewezen". „Niets, dat mij van mijn Vader scheidt". Dat bleef de grondtoon van Karei Ran ders' leven. Maar hij was het ook van dat zijner vrouw. Eén geloof, één hoop, één Heer. Hechter banden vereenigden thans deze twee, dan aardsche, vergan kelijke liefde kunnen leggen. Het: „Ik weet, dat Mijn Verlosser leeft", stond niet slechts geschreven op het vergeelde portrethet stond nü ge schreven in hun hart. God had veréénigd. Een kruis bleef zijn compagnonschap met Bertels. Hij droeg het met lijdzaam heid, tot bij het overlijden van zijn deel genoot, de' zaak in zijh handen alleen overging. Tegen zijn oude boezemzonde, trotsch- heid des harten, moest hij blijven strijden, maar Gods genade schonk hem de over winning. Zijn huwelijk bleef kinderloos het was voor hun beiden een zware beproeving vooral voelden ze hun gemis, als ze de vroolfjke kleinen zagen van Betje. Maar ze schikten zich met onderwerping aan 's Heeren leidingwetende, dat Hij alle dingen doet medewerken ten goede, den genen, die Hem vreezen. Omhoogwas Kareis leuze geweest. In anderen zin, dan hij het bedoelde, leidde Hem Gods barmartigheid waarlijk omhoog EINDE. DOOR ZELANDIA. j^^mü^erboden. De gevechtspauze Aan de bijeenkomst der keizers den toestand in Duitschland De stijging der huurprijzen in Amerika. De smerigste stad in Azië.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1