Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
I
No. 64.
Zaterdag 17 Augustus 1918.
Ie Jaargang.
Uit de Schrift.
FEUILLETON.
OMHOOG!
ABONNEMENT:
1
it nrvonjfi. en V R I.T O A R A V O N D. uitgezonderd op Feestdagen, ADVERT EN TIEN.
Dit. blad verschijnt DINSDAG- en VR IJ DAGAVOND, uitgezonderd op
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20.
Per drie maanden bij bezorging f 1Franco per post voor Nederland 1.10.
Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
IN DE DAGEN UWER JONGELING
SCHAP.
En gedenk aan uwen
Schepper in de dagen
uwer jongelingschap, eer
dat de kwade dagen ko
men, en de jaren naderen
van dewelke gij zeggen
zultIk heb geenen lust
in deze.
Prediker 12 t l.
Wat zijn ze heerlijk, de dagen der
jongelingschap, als het kinderleven voor
bij gegaan is, en liet volle rijke men-
schenleven op ons aankomt 1
Ook het kinderleven heeft zijn bekoring.
Maar de dagen der kindsheid worden toch
door geen jongeling of jongedoohter te
rug verlangd. Want dat kinderleven, dat
voor het kind zoo rijk was, kan nu niet
meer voldoen. En de jongelingsjaren
zijn nog niet in staat om in het kinder
leven het dieper liggend schoon te zien.
Daar is in het jonge hart nu een drang
ontwaakt, om met alle vermogens der
ziel het leven te grijpen het te grjjpen
met het verstand, om de geheimenissen
ervan te doorvorschen het te grijpen
met de liefde van het hart om het te
genieten in al zijn rijke en afwisselende
bekoringenhet te grijpen met al de
energie van den wil, om zijn kracht er
in te ontplooien.
Daarvoor was de kinderleeftijd nog niet
rijp. Deze was als de bloemknop, die
wel door de zon wordt gekoesterd, maar
zich nog niet naar de zon keerde. De
jongelingsjaren zijn als de bloem, die
zich. opende en licht en warmte volop
indrinkt.
In dien heerlijken tijd komtde Schrift
ons opioepen Gedenk aan uwen Schep
per.
Hierdoor wordt dus verondersteld, dat
de jeugd, de kinderjaren, niet zonder
de kennis van den Schepper verloopen
zijn. Gedenken kan ik niet aan wie
mij vreemd is, of aan iets dat mij on
bekend is.
Het is hier, evenals met het vierde
gebod, waar de Heere tot Israël sprak
Gedenk den Sabbatdag, dat gij dien
heiligt". Die Sabbat was er en was aan
Israël reeds bekend, eer het de Wet
der 10 geboden ontving. (Zie Exodus 16).
Zoo ook veronderstelt hetGedenk
aan uwen Schepper, dat er kennisse van
den Schepper aanwezig is. Ouders, die
hunne kinderen niet tot de kennisse en
de vreeze Gods geleid hebben in de kin
derjaren, moeten dus niet, als het jonge
leven gaat opbruisen, en zij allerlei
vreemde vragen en denkbeelden bij hun
kinderen ontdekken, opeens hun zonen
en docliteren over hun goddeloosheid
gaan bestraffen en tot bekeering ver
manen, en dan meenen, dat zij het daar
mede zullen winnen. Zeker, cïie verma
ning blijft ook dan nog hun plicht tegen
over God en tegenover hun kinderen.
Maar zij mogen dan toch wel eerst eens
tot zichzelf inkeeren, en met schaamte
voor God hun verzuim tegenover de
kinderjaren van hun zaad belijden.
Toch gaat met bijzonderen drang in
de dagen der jongelingschap het ver
maan tot den mensch uitGedenk uwen
Schepper.
Waar zooveel nieuws zich aan uw ver
wonderd oog voordoet, vergeet daar uwen
Schepper niet, maar gedenk Hem. Herh,
die dat alles schiepHem, die ook u
schiep, en die als zoodanig op u een
onvervreemdbaar recht heeft.
Juist nu gij den drang in u voelt ont
waken, om zelf te weten, zelf te willen,
zelf te werken, moet gij uwen Schepper
gedenken, moet gij u aan Hem onder
werpen, zoeken Hem te kennen, Hem
lief te hebben, Hem te dienen.
Juist nu de zucht naar onafhankelijk
heid in u spreken gaat, moet gij van
uwen Schepper u afhankelijk weten, en
van Hem afhankelijk willen zijn, in al
uw denken en willen en werken.
Daarin ligt een zegen voor uw gansche
leven.
De dagen uwer jongelingschap zijn
kort en weinig. Straks komen de kwade
dagen, en die zullen vele zijn. Jaren
zullen komen, waarvan gij zeggen zult
Ik heb in deze geen behagen. Het leven
blijft niet altijd zoo schoon. Het bergt
in zijn schoot kwaden, zonder getal. En
daarom eer die kwade dagen en jaren
komen, met hun strijd en zorgen, moet
gij aan uwen Schepper gedenken.
Zoo moet wat in de kinderjaren ont
vangen werd, worden bewaard en vrucht-
baar gemaakt.
Zoo moeten de jaren van het ontlui
kende levpn worden gebruikt om de
levensbeginselen vast te leggen voor het
geheele leven.
Want dat wil het „gedenken" eigenlijk
zeggen. Gedenken is niet maareens
aan God denken, en het bidden en bij
bellezen en kerkgaan niet vergeten of
verzuimen. Dat gedenken moet een ac
tieve kracht in het leven zijn, die het
geheele leven beheerscht. Gedenk aan
uwen Schepper, wil zeggen Laat Hem
als uwen Schepper tot zijn recht komen.
Geef Hem die eere, waarop Hij als uw
Schepper recht heeft, als uw Schepper
van gansch uw leven.
Juist zooals het bi] het Sabbatsgebod
luidde: Gedenk den Sabbatdag, dat gij
dien heiligt. Zoo wil God als uw Schep
per van u geheiligd zijn.
Gedenk aan uwen Schepper, zoo staat
er, en nietaan uwen Verlosser. Niet
alsof dit er door werd uitgesloten. Hoe
zou dit kunnen, in dat Woord, dat ons
juist de eenheid Gods zoo zonder op
houden predikt? Alsof Schepping en
Verlossing los naast elkaar lagen
Het zoeken van verlossing ligt er juist
in opgesloten. Gij kunt uwen God niet
als Verlosser en Zaligmaker kennen en
belijden, of gij moet eerst beginnen met
Hem te kennen en te erkennen als uw
Schepper. En dit leidt tot kennis van
zonde en tot kennis van de verlossing,
die in Christus Jezus is. In Christus,
maaruit den Vader. In de Schep
ping is de Herschepping gefundeerd.
En evenzoo gaat dit gedenken aan God
als uwen Schepper niet buiten zijn Woord
om. Zal dat gedenken ergens toe leiden,
dan vordert gij buiten zijn Woord niets.
Het blijft dan hangen in zwevende alge
meenheden, maar die geen vastigheid,
geen stuur en richting geven aan uw
leven.
Zonder hartveranderende genade komt
er van dit gedenken ook niets terecht.
Alleen de Heilige Geest bekwaamt u,
ook in de dagen uwer jongelingschap,
tot het gedenken aan uwen Schepper.
Hij alleen ontdekt er de noodzakelijkheid
vanHij alleen geeft er lust en liefde
toeHij alleen maakt het vruchtbaar
voor hart en leven.
Hoe menig jong leven werd verdorven
in goddeloosheid en ongerechtigheid, in-
106
Hij was die man. Hèm omvingen die
doodsbandenhèm, hèm troffen de helle
angsten.
„Maar ik riep den Naam des Ileeren
aan, zeggende och Heere, bevrijd mijn
ziel 1"
Bevrijd mijn ziel 1 Dat had hij noodig
dat alléén. Maar voor hèm kón dat niet
zijnzulk een gebed paste niet op zijn
lippen
En ineens was het, als hoorde hij weer
Betjes stem verwijten je bent nog de
zelfde trotschaard„je wil niet bukken
voor God
Waarom riep hij niet als de man uit
den psalm Waarom gaf hij zich dan
maar niet over op genade of ongenade
dien maar niet in ontuchtigheid, door
het verzaken van dit woord!
Hoe menig leven drijft zonder stuur
over de groote levenszee, ten speelbal
van allerlei wind van leer en allerlei
strooming, die door de menschenmassa
heengaat, omdat het „Gedenk aan uwen
Schepper" in de dagen der jongelingschap
werd verzaakt 1
En nu zijn „de kwade dagen" gekomen.
Maar de Schepper, die God, die het alles
in zijn hand heeft, is verlaten en ver
geten. Of, zoo de gedachte aan dien
God weer opleefde, dan geeft zij toch
geen troost, geen krachtze wijst geen
koers.
Dan is God nog wel de Machtige, om
door zijn genade te redden, wat dreigde
onder te gaan. Dan brengt Hij ook door
raad en leiding van anderen liet afdrij
vende nog wel terecht.
Maar de schade van de vei beuzelde
jongelingsjaren wordt nooit geheel her
steld. („Rotterdammer").
Het Nederlandsche Organi
satietalent.
Ze liepen vredig te grazen in de vette
weiden langs den TJseT.
Af en toe wierpen ze eens een schich-
tigen blik naar den kant van Wijhe en
Olst, waar in de exportslagerijen ver
scheidene harer natuurgenooten tot een
heidsworst worden verwerkt.
Toch scheen haar vrees niet groot.
Want nimmer,' zoover haar heugenis
droeg en een koe onthoudt maar zoo
ongeveer 6 maanden was een der
zusters of nichten weggevoerd in de
richting der moordhuizen. Veeleer leek
het, of in dezen tijd van kolepnood en
beperkt vervoer, de menschen aan de
viervoeters in de TJselweiden pleizier-
reisjes bezorgden.
Ja, de eenzame reiziger, die moeizaam
over den weg voortwandelde zonder
boterham, zónder sigaar meende zoo
nu en dan uit der koeien mond een
danktoon te hooren aan 't adres van
minister Posthuma.
En mijmerend overpeinsde hij 't was
een ondernemend man! of hij niet
welhaast een oproep aan de „weldadige
landgenooten" zou richten, teneinde over
te kunnen gaan tot het oprichten van
een „Tehuis voor oude en invaliede
koeien."
't Werd avond. En plots werd de rust
in de weide verstoord.
Een aantal der runderen werd weg
gebracht. 'tGing naar 't station. Daar
stonden al wagens gereed.
't Was wel geen aangename „verpak
king", maar de koeien waren tevreden.
Ze wisten, dat ook soldaten, ja, zelfs
menschen, in veewagens worden gestopt.
Dwars door Gelderland werden ze
naar Boksmeer in Noord-Brabant ge
bracht.
En daar en daar hield de bescher
ming des ministers op. Wreede, ruwe
kerels maakten haar dood woeste
machine's maalden haar tot pulver. Toen
werd de massa niets ging verloren,
er kwam eerder iets bij gekneed en
tot worst gewrongen.
En toen aten de Brabanders die
worst op
Ben je dwaas? Meen je dat ze in
Den Haag zóó zot zijn
De Brabanders...! Kun je denken
Neen man, ze werden verorberd in
Friesland
De ongevoelige mensch voerde haar
misvormde overblijfselen voorbij de wei,
waar haar vriendinnen nog blijde spron
gen en graasden en loeiden ter eere
van Posthuma.
Waarom
Een reiziger, maar eerlijk gezegd,
't leek me een ontevreden type boos,
omdat ik 't niet begreep, beet me toe:
„Omdat anders de eenheidsworst onder
weg niet bederven kan 1"
Toen begreep ik het nóg niet.
Schaamde me wel een beetje over
m'n domheid. Mijmerde er al maar
over, waarom de koeien uit Overijsel
naar Brabant moesten om geslacht, en
dan naar Friesland om gegeten te worden.
Nóg onduidelijker werd het me, toen
ik bedacht, dat Friesland zélf een groote
veestapel en uitmuntende slagerijen bezit.
Gelukkig las ik in m'n Avondblad, dat
de burgemeester van Rotterdam het óók
niet begreep. En dat is niet de eerste
de beste.
In Rotterdam kregen ze aardappelen
uit Noord-Holland, hoewel de heerlijkste
piepers de stadspoorten haast ingroeiden.
Dat snapte Rotterdam's burgervader niet.
'k Was wat blij, dat die man, die zóó
iets niet eens begreep, geen minister was.
Een neefje, die sinds een paar jaar
de H. B. S. bezoekt, hielp me onge
vraagd uit deu brand.
Hij liet me lezen, hoe men in Limburg
óók aardappels uit Zuid-Holland kreeg,
hoewel men er zelf over had, zoodat
het kostelijk volksvoedsel bedierf. Dat
kwam, zei hij, van het Nederlandsche
organisatie-talent.
„Of oom het nu begreep
'k Heb maar ja geknikt, wantheusch,
k schaamde me voor mijn neef van 16
jaar.
Maar toen 'k mijn vrouw vertelde, dat
al die distributie-ellende grootendeels
kwam van 't gezanik-talent der regeering
en der distributie-aijibtenaren, toen
lachte ze mij uit, en vroeg, waar 'k m'n
verstand had.
En kregelig heb 'k toen geantwoord:
„Daar weet ik niets van, maar de ambte
naren in Den Haag hebben het niet
Waarom waagde hij het niet op de ont
fermingen Gods
Daar zonk hij eensklaps neer, daar
vouwden zich zijn handen, daar rees met
onweerstaanbaren drang de bêe uit zijn
hart„o Heere, bevrijd mijn ziel
Een stroom van tranen brak loszijn
stem begaf hem schiermaar zijn hart,
zijn moegestreden hart, stortte zich uit
in een vurige smeeking, in een oprecht
scliuldbelijden
Hij wierp zich op de barmhartigheden
Godshij waagde den stouten spröng
uit het krakend, ineenstortend liuis van
zijn trotschheid en waan, in de liefde
armen Gods.
En onder zijn smeeken en kermen om
zielsbehoud kwam het antwoord, het
Goddelijk antwoord kwam de bevrijding,
de troost, de verlossing, de redding het
smaken van 's Heeren goedertierenheden.
Tot dit geteisterde menschenhart kwam
de vrede. Een wonderlijke, maar zalige
rust, een zoet verademen na den hard-
sten strijd en het bidden werd danken,
werd loven, werd jubelenmaar een
jubelen zonder woorden Want in
zijn geprangde ziel klonk de stem mijn
zoon, uw zonden zijn u vergevenOp
nieuw regeerde over de verbolgen baren
dat wondere machtwoordzwijg, wees
stil
En er werd groote stilte.
Op de knieën neergebogen lag daar
Karei Randers. Een ongekende vrede
doorademde zijn zielstil kon hij nu
zijn stil tot God. Geen woorden kwamen
hem over de lippen, want hij was als
bedwelmd door die alles bedekkende,
alles verzoenende liefde, die zijn gansche
hart doortrok. IIöc kon hij nu, in dezen
heiligen stond, woorden vinden de groot
heid van Gods genade maakte hem ver
legen, deed hem zwijgen, als een, wien
de overweldigende aanblik van een heer-
ljjk panorama sprakeloos maakt. Maar
welden geen woorden op uit zijn hart
zijn gansche ziel was één aanbidding
één bewonderende dankzegging. Hij ge
voelde het als met ieder lid van zijn
Democratie.
De Antirevolutionaire partij heeft een
democratisch karakter.
Democratisch komt van 't Grieksclie
woord demos, dat volk beteekent. Wie
democratisch is, komt dus op voor 't
volk in al zijn lagen, eischt invloed op
het bestuur des lands voor heel het
volk. Of wil men, voor't volk als geheel.
Nu is er een gevaarlijke zijde aan de
democratische geestesstroomingen. Daar
gaat het hier echter niet over. Aan elke
geestesrichting kleven eigenaardige be
zwaren en gevaren, zooals die aan eiken
vorm van maatschappelijk leven ver
bonden zijn. Beoefening der kunst voert
allicht tot zonde van wellust en onge
bondenheid het geestelijk ambt stelt
zijn bekleeder bloot aan de verleiding
naar machtsbejag de staatkundige loop
baan aan ongeoorloofde begeerte naar
eigen
eer en roemde handel aan
onmatig winstbejag en oneerlijkheid.
Zoo heeft ook de democratische richting
haar eigenaardige bezwaren. Men leze
er Dr. Kuyper's Democratische klippen,
een boekje, nóg altijd waar en schoon,
maar eens op na.
Wat bedoelt men dan, als men onze
partij democratisch noemt?
Dit, dat naar onze overtuiging bij de
bepaling van de richting van het staats
beleid het zwaartepunt behoort te be
rusten bij het volk als geheel.
Ons volk is geestelijk genoegzaam ge-
lichaam, dat zijn Heiland hem ontmoet
was, de werkelijkheid eener gemeenschap,
waarover hij vroeger de schouders had
opgetrokken.
Lang lag hij daar neergebogen. Hij
werd gedrenkt uit de beek van Gods
wellusten, uit de fontein des levens.
O, Zalig nederliggen, dat de engelen
verblijdde.
Toen brak zijn ziel los in dankzegging
toen fluisterden zijn bevende lippen zijn
jubeltoen was het liem wellust zijn
ziel uit te zeggen in woorden toen wor
stelde hij met de taal, opdat die toch
eenigermate mocht zijn de tolk van zijn
hart
Eindelijk stond hij opeen andere
Karei Randers, dan die daar straks ne-
derknielde een verootmoedigde, een die
zijn Pniël vond.
Hij moest heen, hij moest zijn vrouw,
zijn zuster en haar man gaan opzoeken
hij kón niet langer in zich houden die
groote blijdschaphij moést zijn vol ge
moed uitstorten voor iiefhebbende harten.
rjjpt, om de beslissing der zaken niet te
stellen in handen van een kleine elite,
hoe dan ook gevormd.
Hiermee bedoelen we niet, dat niet
steeds de leiding van zaken moet be-
rusteu bij een klein aantal mannen, die
door hun gaven daarvoor zijn aange
wezen. Dat is eenvoudig een vaststaande
wet, die zelfs voor de kleinste vereeni-
ging geldt. Steeds moeten de zaken in
handen van één of enkelen berusten.
Anders is zaken-doen onmogelijk.
De moderne vakvereeuiging zeker
wel de meest democratische vorm van
organisatie kenmerkt zich door strenge
organisatie en groote macht van enkele
leiders.
Waarachtige democratie strekt niet
om aan het gezag te ontkomen dat was
de valsche leuze der revolutie met haar
„Geen God en geen meester."
Het gaat alleen om de beschikking
van de richting, waarin dat gezag zal
worden geoefend.
De vraag is dus feitelijk, of de leidende
mannen in den Staat liet beleid zullen
kunnen richten naar eigen overtuiging,
zooals zij meenen, dat dit in het belang
van het volk is, óf dat ze gebonden
zullen zijn aan de meening van het volk.
En dan staat onze partij het laatste
beslist voor. Volk dan opgevat als het
geheel, in al zijn rangen en standen.
Natuurlijk wordt bij het volk vereischt
een zekere mate van verstandelijke
ontwikkeling, om aan de publieke zaak
met vrucht deel te kunnen nemen.
Toch houde men ook hier goed in
't oog, waarover dat oordeel moet gaan.
Meent men, dat elke kiezer moet
kunnen oordeelen over eiken staatkun
digen maatregel, dan is het kiesrecht
slechts voor zéér enkelen. Is men echter
van meening, dat zulk een ontwikkeling
van verstand en hart voldoende is, dat
men, wat de verschillende leiders aan
het volk in bevattelijken vorm voorleggen
als de groote richtingen en lijnen van
het staatsbeleid, kan onderscheiden en
beoordeelen, dan is ons Nederlandsche
volk geestelijk genoeg ontwikkeld, om
democratisch bestuurd te worden.
Ons volk weet heel goed, wat kant
het op wil.
Dit beslist partij kiezen voor een
gezonde democratie heeft den snellen groei
der Antirevolutionaire partij ongemeen
bevorderd. Conservatieven zijn onder
ons eenliugen geworden.
En een feit is het, dat in ons land
met zijn Calvinistisch verleden, nooit een
christelijk-conser-vatieve partij heeft wil
len aarden.
Ook in de Christelijk-IIistorische partij
hebbeu de christeli]k-conservatieve ele
menten, die na de scheiding in de
negentiger jaren hun stempel drukten
op de nieuw gevormde partij, den
boventoon verloren.
Laten we dit ter harte nemen.
Niemand verkettere onder ons den
meer conservatief-gezinde, indien deze
dat uit waarachtige overtuiging is. Maar
laten wij dan ook van het omgekeerde
verschoond blijven.
Onze partij is, krachtens haar Calvi
nistisch verleden en krachtens onze
geschiedenis, oude zoowel als allernieuw
ste, in merg en been democratisch.
Zij is de partij der „kleine luyden",
die steeds bij voorkeur het Antirevolu
tionaire vaandel volgden.
Zij gelooft, dat het niet anders dan
ten voordeele van het Nederlandsche
volk kan strekken, als heel dat volk
medeleeft en be.-list over de hoofd-
Alles, alles leek hem nu anders. In
een nieuwe wereld dacht hij zich.
Spoedig had hij het huis zijner zuster
bereikt. Het dienstmeisje opende de deur.
Hij begaf zich met lichten tred naar
binnen.
In de gang hoorde hij het harmonium
bespelen. Dr. Van Meeden had er zich
voor geplaatstna eenige inleidende ac-
coorden viel Betje met haar zuiyere
sopraan in ze stond achter haar man
Cato naast haar. Juist toen hij de kamer
binnentrad, klonken de eerste woorden
van het schoone lied: „Mij is barmhar
tigheid bewezen
Het ontroerde hem.
Ze wilden ophouden, om hem te be
groeten. Hij wenkte slechts in blijde
ontroering, (lat zij voort zouden gaan.
Hij plaatste zich naast Cato en lei lief-
koozend zijn hand op haar schouder.
(Slot volgt).
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
DOOK ZELANDIA.
Nadruk verbodan.