Qraaan ter verspreidinq der Christelijke Beginselen in Zeuwsch-Vlaanderen. Zaterdag 3 Augustus 1918. Ie Jaargang. i 1-..„iLadvertenties. Uit de Schrift. F E IJ 1 L L E '1' 0 N. OMHOOG! Buiteiilandsch Overzicht. ABONNEMENT: i A n t v c n a p «n V R TT I) A G A V O N D, uitgezonderd op Feestdagen, bii' den UHg" ?nD. H UTT001J A, te TER NEUZEN. - T E L E F O O N «r. 20. Per drie muande,, b« bezorging f 1,-, Franco per post voor Nederland 1.10. ADVERTENTIE N. T7 1 a t-ftrroio fmn Vnnr eiken reael meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per {egel. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertent.e wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contiact. Inzending van advertentiën tot 12 uur s middags op de verschijndagen. DE PUNT DES ZWAARDS. „Ik heb de punt des zwaards gezet tegen al hun ne poorten, opdat het hart versmelte, en de aanstooten vermenigvuldigen; ach! het is toegemaakt, opdat het glinsterehet is ingewon- den om te slachten. 1 Aug. 1914—1 Aug. 1918. We herinneren ons, in deze dagen, nog eens weer de angsten vreeze. welke ons bij 't dreigend oorlogsgevaar aan greep.'nu 4 jaar geleden. En rondom ons ziende, vragen we ons af, is't gevaar zooveel minder De angst én vreeze wel, ze is bijna geheel weg en dat terwijl de oorlogsvlam steeus feller uitslaat. Het is goed in dezen tijd een oogenblik ie luisteren naar het Woord des Heeren, dat ook ons zooveel te zeggen heeft. Van uit Babel richt Ezecliiël het woord Gods tot Jeruzalem. Het was juist, due jaren vóór dat liet zwaard der gerechtig heid Gods Jeruzalem trof. Het volk was vroolijk en vleeschelijk gezind. De valsche profeten spraken van „vrede, vrede en geen gevaar." Slechts het geluid van spel en zang werd in de stad vernomen. Ei was geen verootmoediging onder de oordeelen. Precies gelijk in deze dagen bij ons. Geen waarachtige bekeerïng en weder- keeren tot God. Een verharden onder de oordeelen. 'tls daarom dat de Iïeere met ont- zettenden eenst hen toeroept.; „Het zwaard, het zwaard is gescherpt, en ook geveegd hel is gescherpt opdat het, eene slachting slachtehet is geveegd opdat liet eenen glinster liebbeof wij dan zullen vroolijk zijn? en „Ik heb de punt des zwaards gezet tegen al hunne poorten. Waa>' het zwaard der gerechtigheid Gods, de andere volken met duizend bloedende wonden slaat, geldt van ons, dat liet gezet is tegen al onze poorten. De andere volken geslagen tegen ons nog slechts de punt des zwaards gericht. Maar, bedenken we het wel, het is de punt van hetzelfde zwaard, dat de andere volken doet bloedenvan het zwaara der gerechtigheid Gods. Plet is de punt van het zwaard der gerechtigheid Gods die naar ons is ge richt, en al di< indringt in onze poorten; in onze handels- en industrie poorten, zoodat er niets in of uit kan. Alle toevoer van levensmiddelen is afgesneden, de nood klimt, al meer en meer. Dat 7 waard Gods brengt ons van alle zijden ir 'tnauw. Eu 'zie, werd dat nu maar verstaan, dan zou er komen een klagen, niet over de ellende waarin we zitten, maar over onze zonden, die dat zwaard Gods hebben ingeroepen en er zou zijn een erkennen van Gods verschooning over ons, dat nog slechts die punt in onze poorten dringt en we voor de bloedende slagen nog gespaard zijn. Onze zonden hebben dat zwaard ingeroepen. Wat is onze poorten al niet binnen gekomen in den afval van God. We zagen naar Frankrijk en riepen liet toe: „Breng ook ons uwe romans en onzedelijke kleeding" en als ze het niet spoedig brachten, gingen we er om en voerden 't door de poorten binnen. We zagen naar Engeland en riepen 't toe „Breng ook ons uwe wedrennen en volksvermaken". We haalden ze binnen en ontheiligden er Gods dag mede. We zagen naar Duitschland en spraken vol bewondering„wat zijt ge groot in handel en industrie, leer ook ons daar van de geheimen", en wi-ldra lagen we geknield voor den geldgod. En zie, nu zet de Heilige de punt zijns zwaards in die poorten. Mocht er toch opmerken wezen en verstaan, want dit is nog lankmoedigheid. Indien dat zwaard, ook ons, op een maal zonder voorafgaande waarschuwing getroffen had, zouden we iets te zeggen hebben Waartoe al die ellende, waartoe al die druk opdat ons het hart versmelte, opdat we in onze schuld bukken onder dat uitgetrokken zwaard, erkennende, de slagen Gods verdiend van wege onze zonden. Een andere ontkoming is er niet. De aanstooten zijn vermenigvuldigd, d. i. de gelegenheid van vallen. Buigen we niet, dan zal dat zwaard nog dieper onze poorten indringen, trach ten we God te weerstaan, dan loopen we in dat uitgetrokken zwaard. Hij, die voor de gerechtigheid Gods beeft, siddert ziende op de verharding en zucht met de profeet: „Ach! het is toegemaakt, (bereid) opdat liet glinste re het is ingewonden (geslepen) om te slachten". Is er dan gansch geen vertroosting, geen ontkoming? Ja. doch slechts in één weg, n. 1. die van buigen onder de ge rechtigheid Gods. Dan zullen we eerst onder dat opge heven zwaard als een schuldig volk moeten neer liggen, erkennende: Uw doen is rein, Uw vonnis gansch recht vaardig". Dan moeten we het eens worden met God in Zijn straffen. Dan moeten we God toevallen o^Zijn O, er is geen zaliger God toevallen, dan' te buigen onder het recht, cn dan daar liggende, niets meer over gehouden hebbende, alleen te hopen op genade. Weet ge, hoe de schuldige dan God toevalt Niet met het evangelie in de hand, dat spreekt van genade, maar met de wet in handen, die het „vervloekt hem in de ziel doet dreunen. Zoo buigend wordt het wondere lank- moedigheid, dat de Heere ons nog spaart. Dan zullen Gods deugden in onze be waring verheerlijkt worden. Want de Heere kan toch geen vrede geven, tenzij Hij er in verheerlijkt wordt. Dat zwaard der gerechtigheid Gods roept ons toe Bekeert u, o volk van Nederland. Verootmoedig u >r Gods aangezicht. Belijdt Hem uwe zonden en doe weg de ongerechtigheden. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken en laat ons wederkeeren tot den Heere. Moge die Geest der verootmoediging gaan door al de gelederen van ons volk, door leger en vloot, dan zal de uitkomst leeren Zij hebben Hem aangeloopen als een waterstroom en hunne aangezichten zijn niet schaamrood geworden. De Christelijke Vakbe weging. ZELAND1A. 102 Stil stonden zede zware last werd behoedzaam neergezetde mannen schonkten de schouders op, in verlicht gevoel van afgewentelde zwaarte. De lijkdienaar gaf een wenk. Over, den gulzigen grafmond werd de kist geplaatst: de touwen werden met zaakkennis er onder omheen geslagen. Op stil commando zakte de kist, zakte, dompte straks dof neer Elk der dragers wier een schop aarde, toegift op het stof, dat daalde, op de kistook Karei. Zacht bultte de droge losse aarde op het deksel, vervaagde den omtrek nog meer. De doodgraver nam de pet even van het hoofdde lijkdienaar dankte plicht matig voor „de eer, den overledene be wezen" hij had het laatste nommer van zijn program afgewerktvertrok allen Zaamslag. De Bruijne. Op de jaarvergadering van het Neder- landscli Vakverbond (N. V. V.), de vorige week te Amsterdam gehouden, deelde de voorzitter, de heer Oudegeest, mede, dat gedurende den oorlog het ledental van 84000 tot bijna 180,000 geklommen is. Maar ook de andere vakbonden zijn vooruitgegaan. Het R.-K. Vakverbond kan wel op den snelsten vooruitgang hogen. Het klom van 14000 op 69000. Ook met de protestantsch Christelijke vakbeweging gaat het in de goede rich ting maar toch kon de vooruitgang sneller zijn. Onze Christelijke vakbeweging heeft een zware taak. De tot dusver onge organiseerden moeten, eer de roode vloed nóg hooger stijgt, bewerkt worden een schuilplaats te zoeken in liet Christelijk Vakverbond. De lauwen en tragen moeten aange spoord worden den strijd der Christelijke vakbeweging mee te strijden. Bewast van haar roeping, in 't gevoel van haar kracht, gedrongen door haar beginsel, moet de Christelijke vakbewe ging den ongemeen zwaren strijd teeen de socialistische vakactie strijden. Want in het N. V. V. is voor onze arbeiders geen plaats. Het zoogenaamd neutrale Nederiandsche Vakverbond is socialistisch, en staat als zoodanig vijandig tegen den godsdienst. Troelstra verzekert zelf, dat het N. V. V. de kracht is, die achter de S. D. A. P. staat. In het Leidsch Arbeidersblad schreef Kleerekoper onlangs „Immers is het niet waar, dat de S. D. A. P.-politiek zonder meer drijft, en dat los daarvan een vakbeweging, een coöperatie opkwam. Die drie zijn los van elkaar niets, ondenkbaar, vol komen denkbeeldig Zij zijn drie takken van één boom, de machtsvorming der arbeidersklasse, ter voorbereiding van haar taak in (liever nog naar) de socialistische maatschappij.' En De Bouwvakarbeider, den tegen slag der sociaal-demokraten in Amster dam besprekend, zegt „dat ondanks liet nuttige werk, dat onze wethouders deden onze partij in Amsterdam mede verantwoordelijk wordt gesteld voor de ellende, juist omdat de naam van onze menschen onafscheidelijk verbonden is aan de Amsterdamsche levensmiddelen voorzie ning. Het feit, dat onze beide wethouders meermalen één lijn trokken met het college van B. en' W. en tegenover de Raadsfractie stonden, heeft ook geen goed gedaan." Men merkt het, de lui van het N. V. V. spieken zelve het onomwonden uit, dat de S. D. A. P. hun partij is. aten de 60,000 „geloovige" arbeiders, die volgens De Bouwvakarbeider van het N. V. V. lid zijn, het eens over denken. En laat het onze Christelijke vakbe weging aansporen tot ijver. Er mag niet gerust worden, vóór de laatste arbeider van Christelijke beginselen georganiseerd is in de Christelijke Vakverbonden. Daartoe heeftde Christelijke Vakbe weging den steun noodig van allen, die op maatschappelijk en staatkundig gebied met den Christus rekenen. Worde die steun in ruime mate ge schonken. Er staat zooveel op het spel V Weelde. Overdreven zucht naar aardsch genot valt in allerlei kring en op allerlei gebied te constateeren. Onuitroeibaar schijnt de begeerte naar bovenmatig genieten, die nu eens in dit, dan weer in dat stuk van het menschelijk leven de goede verhoudingen verstoort. En dergelijke weelde is zeer te mis prijzen. Van ouds heeft de wetgever de uit wassen van de weelde gestraft. In Sparta werden schier alle genietingen verboden, otn de mannen voor den oorlog te harden en te vormen. Slechts ijzeren geld mocht in omloop zijn. Ook de Romeinsche wetten vóór Chris tus keerden zich tegen de uitspattingen der weelde. Weelde verslapt een volk. De historie van het Romeinsche keizerrijk is er het sprekendste voorbeeld van. Toch heeft de weeldewetgeving weinig baat gebracht. Geen wonder want niet door regel op regel en gebod op gebod wordt hier iets bereikt. Slechts door verandering der innerlijke zielsgesteldheid is beter schap te wachten. Alleen bij wien de voorsmaak der hemelsche weelde hier wordt gekend, verdwijnt de onmatige begeerte naar aardsciie weelde. Hij voelt, door eeuwig- heidslicht bestraald, de woorden des Bijbels: „want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen." Bij hem kan het eten van droog brood en liet drinken van koud water grooter weelde zijn dan het nuttigen van wild braad en wijn Ook „te midden van al zijn nooden, angst en pijn" breekt de stroom van zieleweelde zich bij hem baan, in het Wien heb ik nevens U omhoog, Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, Op aarde nevens U toch lusten Moge, waar vóór den oorlog ook in onze kringen de aardsciie weelde maar al te veel werd geliefd, die hemelsche weelde veel worden gesmaakt, nu God den staf des broods heeft gebroken. Dan zal het gemis van veel, wat we thans moeten ontberen, ons niet moeilijk vallen, wijl we alles hebben in- Hem, van Wien alle goede dingen afdalen, en Die voor 011s in den hemel bewaart een onverderfelijke en onbevlekkelijke en on verwelkelijke erfenis. vertrokken. Karei stapte in liet rijtuig, dat wachtte en liet zich huiswaarts brengen. Het leven riep weer het rijtuig ratelde haastig voorthet slechtsluitend portier raampje sloeg een hrutalen, onaangena- men, onregelmatigen roffel. Karei lette nóch op het een nóch op het anderzijn gedachten waren bij het geen pas geschied was. Het somber refrein, dat eiken gang zijner gedachten nu reeds onduldbare uren beslootdood verdoemd dood verdoemd herhaalde zich, ver- stérkt. Alle wenteling zijner gedachten keerde terug tot hetzelfde eindpuntde dood, het verderf. Op verzoek van Cato had hij zich be last met de regeling der begrafenist had eenige, droevige, afleiding gegeven; maar zoodra mogelijk had hij de eenzaam heid weer gezocht, en zat dan, stil, schier onbeweeglijk en steunde, zuchtte. Soms zocht Cato hem op, kwam naast heni zitten, greep zijn hand, die liij haar wil lig liet en leunde het hoofd tegen hem aan. Dan streek liefkoozend zijn hand over haar haren, dan voelde ze niet zoete huivering te midden van haar hitter wee de streeling, de warme streeling zijner sympathie, zijner liefde Ze had meegewild, met geweld, naar hefe kerkhof. Maar hij had haar ten slotte weten te overtuigen, dat liet beter was, dit na te laten. En ze liad toegegeven, eindelijk, te eer, omdat ze in zijn spreken de bezorgdheid beluisterde omtrent haar, omdat er in zijn zeggen geen zweem te bekennen viel van den vroegeren dwang, van het trotsche, dat geen tegenspraak duldt. t Nu wachtte ze hem; Betje zou onder wijl hij Hermans laatsten tocht volgde, haar gezelschap houden. Het rijtuig schokte stilhet portier werd opengeruktKarei stapte uit, begaf zich naar binnen. Toen hij de kamerdeur opende, voelde hij twee armen knellend zich 0111 den lials geslagen en krampsnikken, deden ook zijn lichaam schudden. Hij liet haar uitschreien, voerde haar naar haar stoel, zette zich naast haar bemerkte nu pas Betje, die zich achteraf gehouden hadgroette haar hartelijk, schoon met dofheid en matheid in zijn stem. Toen braken ook bij hem de V Hemelweelde. In de bloemlezing die Tlioim -r ..t-eft uitgegeven onder den titel „1 gieuze poëzie" herinnert hij ons weer meni- gen dichter, wiens naam onder ons in vergetelheid dreigt te geraken en die beter lot verdient. Zoo vestigt hij de aandacht op Jeremias de Decker, die tegenover het zoeken naar aardsch genot, de hemelweelde in roerende verzen als deze bezong „'k 2ucht na een zael, die 't kristallynen Gewelf, met vlammende robynen En eeuwig blinkend sterre-goud snikken los, die vast hadden gezeten in zijn keel, en hij kon de tranen niet weer houden, die stroomden, stroomden En in liefdedrang trachtte 1111 op haar beurt Cato te troosten, tot kalmte te brengen; en Betje ondersteunde haar daarin. Maar hij weerde ze af, beide en door de halfduistere kamer, waar de neerge laten gordijnen en jalousieën het lachen der zon bestraften, sneed het harde, wreede„verdoemd 1" Cato kon hier geen heul bieden namen niet vaak haar eigen gedachten thans denzelfden koers Maar toen hij wat tot bedaren was gekomen, nam Betje het woord. Er was jubel in haar hart jubel, want ze zag in deze duisternis het licht glorenze zag een hard hart vermorzeld; een stugge trots gebroken en haar liefdevol, hopend hart profeteerde den terugkeer van den verloren £oon naar het V aderhuis. Zacht zong haar melodieuse stem om zijn afgepijnigd hoofdzacht als balsem drupten haar woorden in zijn wondge- streden hart; en ook Cato's ziel dronk mee van de verkwikking van de hemel sche lafenis. Geen verwijt over wat in Bezaeid heeft tot haer vloer gesteente, Daer Jesus 't Lam met Zijn Gemeente In duizend weelden- Bruiloft houd. „Dies vlied ick d'aerd met al haer [lasten En mijd haer banken, klippen, kusten, En wend mijn oog na haer niet om Maar neem mijn koers nu elders [heeneu, En poog mijn ziele te vereenen Met Jesus 's Hemels Bruidegom. Om met mijn Jesus 's Bruilofts-feesten Verzelscliapt van al 's Heemels geesten In d'onuitspreekclyke vreugd, Vreugd, die noit 's menschen hert [verstonde, Noit oor, noit oog bereiken konde, Te vieren in een vol geneugt. Het vijfde oorlogsjaar is deze week ingegaan. Wie had dat ooit kunnen denken. De grooten en wijzen der aarde hadden zóó dikwijls liet der wereld verzekerd, dat een oorlog als deze slechts enkele weken, hoogstens maanden, kón duren, dat we liet hen schier allen nazongen. En thans ging het vijfde oorlogsjaar reeds in Wat een bloed en tranen zijn in de verloopen vier jaren gevloeid. Wat een steden en dorpen vernieldakkers en velden verwoest. Schoone voortbrengselen van mensche- lijke kunst en kennis uit vroeger eeuwen werd wreed verstoord. Geheele volken moesten in balling schap gaan. Vorstenkronen wankelden en vielen om. Drie uit hun land verjaagde koningen, die van België, Servië en Montenegro, zochten hun heil in het lepublikeinsche Frankrijk. Ruslands Czaar, het type der ouder- wetsche despoten, wien blindelings een volk van 180 millioen zielen gehoor zaamde, viel als wraakoffer door de hand van zijn bedrogen volk. Onlusten, bur gerkrijg en revolutionaire woelingen verscheurden liet eertijds zoo machtige rijk. In de legers van Italië en Oosten rijk- Hongarije, op de vloot der Duitschers kwam oproer en verraad voor. Stakingen en hongeroproeren teister den vele steden, en waren blijken van de oorlogsmoeheid der volken. Ministers gingen en kwamen, veld- heeren vielen in ongenade om tegensla gen te velde, of werden ongekend snel bevorderd, om verdienstelijke daden op 't oorlogsterrein. De paus poogde Europa den zoozeer begeerden vrede te hergeven. De poging was vruchteloos. In Stokholm vergaderden de socialis ten, om de in puin gestortte Internatio nale te herstellen en zoo een einde aan den krijg 'te maken. Zonder eenig re sultaat. Nog altijd vecht men door, en weet van geen ophouden. De stem van liet kanon overbuldert elk schuchter vredesgefluister. Al vielen Italië en Roemenië hun vroe gere bondgenooten verraderlijk in den rug, 't gaf niet. Met 't gevaar schenen Duitschlands krachten te groeien, 't Trouwlooze Roemenië werd verpletterd. het verleden ook haar had geschrijnd door zijn laatdunkendheid en ongevoelig heid geen klacht, of beschuldiging maar een dringen, een aandringen van de liefde van Christus. En ze herhaalde, wat ze in Hermans sterfnacht, maar vergeefs had gepleitgèèn verdoemenis, nóóit verdoemenis, voor degenen, die in Chris tus Jezus zijn „Niet voor mij, niet voor mij", kermde hij. „Ik heb moedwillig God verlaten, Hem getart,. Hem verachten joü, en Vader heb ik „Juist", zei ze, zonder op zjjn laatste zelfbeschuldiging in te gaan„juistGod heb je verlatenmaar hoe kon je^ dat, als je niet aan Hém had behoord Karei, je weet, wat moeder je zoo dikwijls heeft herinnerdje bent een kind des Verbonds. En God breekt Zijn verbond niet, al deed jij het. Hij roept je weerHij wil, dat je komtHij heeft recht op je „'t Is te laat voor me, te laat'k heb te zwaar gezondigdoch, praat er niet verder over; ik ben te ver afgedwaald; ik ben ver (Wordt vervolgd). DOOR Nadruk verboden.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1