Ornaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen.
No. 56.
Zaterdag 20 Juli 1918.
Ie Jaargang.
Uit de Schrift.
FEUILLETON.
OMHOOG!
De afschaffing der Kermis.
ABONNEMENT:
O t, A nVRRTENTIËN.
Dit blad verschijnt DINSDAG- en V N D'
D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
f 1,Franco per post
bij den Uitgever
uitgezonderd op Feestdagen,
TELEFOON Nr. 20.
voor Nederland f 1.
ADVERTENTIE N.
Van 1-4 regels fOAO. Voor eiken regel meer /'0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
ECHT CHRISTENDOM.
Hand. 9 36 „En te
Joppe was een zekere disci-
pelin, met name Tabitha
deze was vol van goede
werken en almoezen, die
zij deed."
Volgens de legende moet er te Weenen
eens een wonderlijk Christusbeeld zijn
geweest. Dit beeld scheen grooter te
worden in evenredigheid tot dengene,
die er naar keek. Naderde iemand van
groote gestalte, dan groeide hot beeld,
zoodat de toeschouwer ootmoedig op
waarts moest zien naderde iemand van
kleine postuur, dan scheen het beeld
kleiner te worden, zoodat liet slechts
weinig hooger scheen, dan hij, die het
aanschouwde, zoodat het beeld zich
vriendelijk liet bezien ook door de klei
neren.
Zoo gaat het eveneens met den arbeid
voor Jezus Christus. Groote kracht en
groote rijkdom vinden daar steeds een
veld, dat nog grooter is dan de sterkte
en middelen, die voorhanden zijn. Maar
ook de kleine macht en de geringe
middelen zijn welkom en vinden steeds
een veld om te dienen in het kleine.
Ja, ieder, die wat doen wil, vindt ook
iets te doen in den arbeid voor den Heer.
Maar altijd blijft het Christusbeeld toch
nog boven ons uitsteken wij doen dus
nog steeds te weinig. O, zeker daar
wordt veel gepraat en geredeneerd, vooral
in onze tijd, maar het blijft zoo vaak
aan den buitenkant.
Uiterlijk vroom, laat ik zeggenker
kelijk vroom, is nog wat anders dan
christelijk vroom 't is een verschil als
er bestaat tusschen een bloem, geboet
seerd uit was, o zoo schoon, en een
levende lentebloem, die anderen verkwikt
door haar geuren.
Hier in onze tekst is er sprake van
iemand, die er een echt Christendom op
nahoudt. Het is een zeer korte levens
beschrijving, die ons daar te lezen wordt
gegeven; maar 'tis toch een woord vol
heerlijke rijkdom. Zij was een discipelin,
wat niet anders zeggen wil, dan dat zij
een geloovige Christin was; dat zij stond
in een persoonlijke verhouding tot den
Heer. Het discipel zijn was bij Tabitha
geen leuzeniet een mooie benaming,
'niet alleen het aangesloten zijn bij de
een of andere partij. Neen, zij vertrouwde
zich van ganscher harte toe aan haren
Heer en Heiland. En als zulk een ziele-
toestar.d ernst is', dan moet die zich ook
noodzakelijk in het leven toonen; daar
mogen de vruchten niet achterblijven en
dat zullen zij niet, ook. Zoovelen in
onzen tijd geven zich uit voor Christenen,
maar waaruit blijkt het dat het hun
ernst is
VaD Tabitha lezen we„zij was vol
van goede werken en aalmoezen". Wij
Tabitha was een discipelin en dat
toonde ze in hare werken. Zij was niet
iemand, die met de handen in de schoot
zat te zuchten over hare zonden en dan
het arbeiden vergatzij was geen vrome,
wier Christendom allen in redeneeren
bestond zij was geen trotsche ziel, die
meende, dat zij alleen het ware inzicht
had en daarom anderen verstootte. Wei
neen zij ging om met iedereen en ieder,
die met'haar in aanraking kwam voelde
direct„ziet, die vrouw is een bijzondere
vrouw die bezit iets, wat de wereld niet
vermag te schenken. Zij ">u met Paulus
het schoone hoofdstuk oer liefde in 1
Cor. 13 mede kunnen jubelen.- Het ge
loof bewijzen door de liefde de thermo
meter van ons geloof is de liefde liefde
tot de broederen; liefde tot de wereld;
liefde tot de vijanden liefde tot de in
nood verkeerende armen. Gelegenheid
is er genoeg, vooral thans, om ons ge
loof te laten zien.
Tabitha, een discipelin, vol van goede
werken en aalmoezen.
Heerlijke getuigenis! Men zeide niet
van haar „een flinke vrouw voor haar
huishouden, of, een schoone vrouw, of
een verstandige vrouw. Zeker, dat zijn
allemaal bijzonder goede eigenschappen,
maar bij God gaat het nog om andere
plichten dan alleen tegenover den naaste
en de geliefden. God vraagt ook „Zijt
gij een discipel of discipelin van Jezus
Christus? Laat gij anderen iets genieten
van Uw Geloof? Kan men het in uw
leven zien, dat gij werkelijk leeft met
uw hart in den hemel en den hemel in
uw hart
Tabitha leefde voor anderen. Een kaars
verspreidt haar licht voor anderen, maar
wordt daardoor juist kleiner en verteert.
Zoo moet hetzich zelf vergeten, ver
loochenen. Zonder sterven aan ons zelf
is er geen waarachtig leven in en uit en
door God. Niet het zaad, dat in goud
gevat wordt tentoongesteld brengt vrucht
voort, maai' alleen datgene, wat in de
aarde valt en sterft.
En als zoo ons eigen ik op den achter
grond komt, dan zal Christus in ons
groeien. Het is nog zoo, wat Joh. de
Dooper zeide„Hij n.l. Jezus Christus
moet wassen en ik moet minder worden".
En als zoo Christus leeft in ons hart,
dan leven wij dicht bij Christus, ja, dan
zijn we ranken van den waren wijnstok
en er behoeft niets bijzonders te gebeu
ren om vruchten voort te brengen, want
als de rank aan de wijnstok is verbon-
zijn zoo bang van goede werkendat
riekt naar Rome, zegt men.
Natuurlijk om de zaligheid te verkrij
gen zijn onze goede werken ontoereikend
de zaligheid is een geschenk der genade
Gods Maar laten we toch nooit ver
geten,, dat de werken een bewijs zijn
van ons geloof. Neen, het zit hem niet
alleen in het toestemmen van de een
of andere leer - men kan met alle leer
lingen der kerk instemmen en daarbij
toch koud zijn al een steen,
den, dan komen de druiven van zelf.
Tabitha was een discipelin'des Ileeren
en hare werken waren niets anders dan
de uiting van de stemming baars harte.
Ze deed zooveel goed, omdat ze niet an
ders kon, gedreven als zij werd door
dien machtigen drang der liefde, die de
vrucht was der hoogste liefde, welke zij
van Christus zeiven ontvangen had.
Laten, wij Christenen, toch nooit ver
geten, dat het de dure roeping van een
Christen is om de helpende hand te rei
ken aan zoovelen, die hulpeloos langs
den weg liggen
Hulp is er noodig, meer dan ooit en
de Tabitha zielen schijnen sterk te ver
minderen.*
Wat een geweldige smart was er,
toen Tabitha stierf! Ieder had een
persoonlijk verlies geleden. Overal wee
nende oogen en bekommerde harten.
Al die kleederen door haar nijvere hand
vervaardigd om de naaktheid der armen
te bedekken, ze waren op de lijkbaar
als de schoonste kransen, als de meest
schitterende ridderorde, die men
overledene soms. meegeeft. Het waren
alle stomme en toch zoo welsprekende
bewijzen van Tabitha's echt Christendom.
Neen, niet uit haar eigen mond werd het
openbaar, hoeveel goeds ze had gedaan.
Maar evenals de geur Ier kostbare zalf
pas het heele huis vervult, als de vaas
in stukken op den grond ligt, zoo kwam
pas na Tabitha's verscheiden aan het
licht, wie zij was geweest.
Zal ook eenmaal ons heengaan in bree-
de kring een wonde doen ontstaan
Zal de dag van ons sterven voor velen
een onvergetelijke dag zijn
Zal er men ons noode missen
Het zal zoo wezen, als ons Christen
dom is van de echte soortals wij voor
anderen tot zegen werkzaam zijnals
we blijken geven van ons geloof. De
schoonste lofspraak is, als men ons
schrijven kan „hij of zij was een dici
pel of discipelin des Heeren
Worde onze bede dan
Breskens. Raams.
c.
d.
99
God
in het bloed
haar hart
en
ik
Er is vergeving bij
van Jezus", hield ze aan
bad.
„Niet v voor
ben
„Voor ieder, die zijn zonden van harte
belijdt", wees ze terecht.
„Zonden zonden zónden 1"
riep hij„Ik „Luister Bremer,"
herhaalde ze en sneed zijn tegenwerping
af, „je hebt niet lang meer te leven, mis
schien nog enkele uren. Luister. Straks
moet je verschijnen voor Gods Rechter
stoel. Je vreest de eeuwige verdoemenis.
Nu, luister dan. Er is géén verdoemenis,
hoor je, géén verdoemenis voor degenen,
die in Christus Jezus zijn. Jezus neemt
de zondaars aan. Hij heeft Zijn leven
voor ze gegeven. Zijn bloed reinigt van
alle zondenalle, de zwaarste, ook de
jouwe, als je ze Hem belijdt. Nog is het
tijd voor je, o, kom nog tot HèmHij
Zooals onze lezers zich herinneren
zullen, is door onderscheidene kerkeraden
een adres ingediend bij den Raad der
gemeente Ter Neuzen, waarvan de con
clusie luidt
a. dat in 'tjaar 1918 evenals beide vo
rige jaren de kermis alhier niet wordt
gehouden
b.. dat voor de volgende jaren de ker
mis wordt afgeschaft
dat ter vervanging van de kermis
geen volksfeesten worden gegeven
of toegestaan, die wel in naam van
een kermis verschillen, maar in ka
rakter en gevolgen haar gelijken
dat de gelegenheden tot dans en
muziek althans op de Christelijke
feestdagen en in deze ernstige tijden
(liefst voor goed) opgeheven worden
dat, wat dit laatste betreft, dit ook
zal gelden voor 't Zwaantje, Baandijk
en Sluiskil.
Dit adres heeft onze hartelijke instem
ming en het zal wel geen verwondering
wekken, dat ons blad, welks taak het
is le propaganda te voeren voor de
beginselen van Gods Woord in Zeeuwsch-
Vlaanderen, aan deze zaak een enkel
woord gewijd wordt, nu zij ongetwijfeld
binnenkort in deil gemeenteraad aan de
orde zal komen.
Nog niet ten volle is in vervulling ge
gaan het woord, door de Standaard van
21 Mei 1908 naar aanleiding van de
anti-kermisactie te Rotterdam geschre
ven
,Nu ook Rotterdam omgaat, mag wel
„aangenomen worden dat de kermis op
„haar laatste beenen loopt en dat dit
„overblijfsel uit verouderde tijden uit
„ons vaderlandschleven verdwijnen gaat"
Nog altijd zijn er gemeenten, waar het
God- en mensclionteerend kermisfeest
gevierd wordt, een feest, waarbij steden
en dorpen worden overgeleverd aan een
bende, die er uit allerlei omliggende
plaatsen intrekt, om er met wetten en
verordeningen te spotten.
Toch is er gelukkig een kentering ten
goede gekomen. Niet sporadisch meer,
langzamerhand vrij algemeen óf de ker
mis zeer beperkt wordt óf tijdelijk afge
schaft, óf wel geheel verboden. We
noemen slechts gemeenten na Rotterdam,
als Groningen, Haarlem, den Bosch en
Alkmaar.
Mèèr algemeen wordt de overtuiging,
dat de strijd tegen de kermis niet alleen
behoeft gevoerd te worden door hen
voor wie het gebod Gods, hetwelk eischt,
dat de zonde bestreden en het kwaad
in zijn wortel wordt aangetast, het hoog
ste, het afdoende argument is
Deze actie heeft ook een maatschap-
pelijken kant en het is mede de vrucht
der organisatiën van den arbeidenden
stand, dat men zich in die kringen meer
bewust wordt, hoe weinig verheffend het
kermis-„vermaak" is, hoe het den mensch'
verdierlijkt en een prikkel is tot allerlei
uitspattingen, waarvan men, zoodra men
uit zijn roes ontw&akt is grooten spijt
heeft, en waarover men zich zelf allerlei
verwijten en met grond te maken heeft.
Vandaar dan ook dat het verblijdend ver
schijnsel zich openbaart, dat mannen van
rechts en van links in deze züak één
lijn trekken en het door vereende samen
werking, zelfs met de Sociaal-Democra
ten in gemeenten, waarover een over
wegend linksche Raad het bewind voert,
gelukt bachanaliën en uitspattingen, die
zich bij dergelijke gelegenheid het veel-
vuldigst openbaren, tegen te gaan.
Wij hopen dan ook, dat het in Ter
Neuzen dien kant zal uitgaan. Adres
santen verwachten van hun actie vrucht.
Het zal dan voor hen ook meer dan een
getuigenis geweest zijn 1
Er zijn in het adres twee zaken ge
vraagd
1. Beperking, zoo mogelijk afschaffing
der kermis
2. Beperking, zoo mogelijk afschaffing
van dans- en muziekgelegenheid.
En het kan, dunkt ous, geen kwaad,
indien wij ter ondersteuning van deze
verzoeken, in ons blad op enkele punten
nog de aandacht vestigen.
Van niet geringe beteekenis achten wij
het feit, dat de Kerkeraad zich om
met het op de tweede plaats gevraagde
te beginnen, op het formeel o. i. volkomen
juiste standpunt heeft geplaatst, dat ook
de regeling van dans- en muziekgelegen-
heden tot de bevoegdheden van den
Raad behoort.
Wij laten ons nu niet in met de om
standigheid, dat Ter Neuzen be .oo i tot
de gemeenten, die in staat in beleg
zijn verklaard en waar dus het hu. jerlijk
gezag ten principale is gelegd in handen
van de Militaire Overheid. Hierom niet,
omdat het zich naar ons oordeel niet
laat denken, dat deze zal ingaan tegen
den duidelijk uitgesproken wensch van
den gemeenteraad, indien zij besluit tot
afschaffing van de kermis. Het zou toch
vlakweg in strijd zijn met de bedoeling
van den wetgever, die van meening is,
dat in tijden van dreigend oorlogsgevaar,
ter handhaving van de openbare orde,
en om te voorkomen dat het schade aan
militaire belangen wordt gedaan, het
bestuur van bepaalde gemeenten in
handen moet zijn van het militair gezag.
Deze toestand behoeft den Raad dus
allerminst te weerhouden, 'regelend op
te treden.
Wij meikten op, dat de Kerkeraden
formeel volkomen in orde hun wenschen
aan den Raad kenbaar maakten.
Het kan niet ondienstig zijn, daarop
het licht der wet te laten vallen,
roept jeHij heeft geen lust in je ver
derf, o, Roep Hèm nog aan, roep dan
om genade, Hij zal je niet afwijzen
Er druppelden tranen over haar wan
gen.
Bremer had toegeluisterd, haar aan
gezien.
„Te laat, te laat ik
ben verdoemd
„Nog niet te laat", drong ze, „Hij hoorde
naar den moordenaar aan het kruis, Hij
redde hem Hij wil ook
Herman was terug gezonken in zijn
bewusteloosheid slechts murmelden nog
zijn lippen onverstaanbare woorden.
Benauwende stilte hing in het vertrek.
Slechts het zachte schreien van Cato
zuchtte er doorheen. Betje hield in span
ning, die haar gezicht purperde, de oogen
op den stervende gericht. Zou nog één
kans haar gegeven worden, hem toe te
sprekenzou haar gebed, dat zij voor
hem opzond, nog verhooring vinden?
Karei voelde zich aangegrepen door
dit schokkend tooneel. Hij hoorde den
kreet der vertwijfeling snerpen door de
nachtstilte, hij hoorde den klank der
groote liefde trillen in Betjes dringend
spreken 't was de strijd tusschen hel
en hemel om een menschenziel. Hier
omdat wij het ten zeerste betreuren,
dat daaromtrent een „afschuwelijk mis
verstand" bestaat, naar wij hopen be
staan heeft.
Volgens onze Grondwet (art. 143) staat
aan het hoofd der gemeente de Raad
en aan dezen behoort o. a. het maken
van verordeningen, die in het belang der
openbare orde, zedelijkheid en gezond
heid worden vereischt (art. 135 Gemeen
tewet).
Een burgemeester is niet het hoofd
der gemeente iu dezen zin, dat hij is het
hoogste bestuursorgaan in de gemeente.
Deze opvatting is bepaald in strijd met
de Grondwet. De bevoegdheden van
den Burgemeester zijn zeer beperkt, en
waar hij nog regelend kan optreden,
heeft de gemeentewet het terrein nog
beerensd.
Zoo kan de burgemeester óók voor
schriften van politie in het leven roepen,
doch slechts in één geval, n.l. wanneer
buitengewone omstandigheden dit vorde
ren. Die omstandigheden zijn volgens
de Gemeentewet (art. 184)oproerige
beweging, samenscholingen of andere
stoornis der openbare orde, en dan zijn
zij nog niet langer van kracht dan tot
de eerstkomende vergadering van den
gemeenteraad, in welke die voorschriften
door den Raad moeten bekrachtigd
worden. Dan is het overtreden van een
burgemeestèrlijk voorschrift ook straf
baar. Het Wetboek van Strafrecht heeft
eene speciale strafbepaling hiervoor.
Meer kan een Burgemeester zonder zijne
bevoegdheden te buiten te gaan, niet
doen.
Hij kan als regel geen verordeningen
maken, ook niet op de dans-en muziek-
gelegenheden. Wat een Burgemeester
doen kan en moetDe politie over
schouwburgen, herbergen, tapperijen en
alle voor het publiek openstaande ge
bouwen en samenkomsten, openbare
vermakelijkheden en openbare huizen
van ontucht voeren. (Art. 188 Gemeente
wet). En dan verstaat de wet hier onder
politiehandhaving der openbare orde
en der daaromtrent gemaakte plaatse
lijke verordeningen.
Het lijdt dan ook geen twijfel of alleen
de Raad is bevoegd te doen, wat adres
santen van hem vragen ten aanzien van
dansmuziek. Deze bevoegdheid die een
publiekrechtelijk karakter heeft, kan,
door den Raad niet worden overgedragen
noch op het college van B. en W., noch
op den Raad.
Wat de Gemeenteraad wel kan, is be
palen, dat de uitvoering van de door hem
gemaakte verordeningen zal berusten bij
het college van B. en W. óf bij den Bur
gemeester, wanneer het den politiever
ordening betreft, dan berust de uitvoering
naart art. 188. Gemeente wet, geheel bij
den Burgemeester.
eens
viel niet te ontkennenhier kon geen
verwaten gebaar den ernst wegwentelen
hier legde de eeuwigheid, de onweer
sprekelijke werkelijkheid, de tastelijke
realiteit van stervenswee en doodsvrees
beslag op hem. Hij kon zich niet vrij
worstelen van den greep in zijn cons
ciëntie Bange gedachten kwamen kwel
len en pijnigen. Rezen dan nu, nu, in
dit angstig spannen der minuten, in zijn
gepijnigd brein, al die vermaningen, al
die opwekkingen uit het verleden,, van
moeder, van vader, van zijn zusteral
zijn spottend wederstaan, zijn heftig ont
kennen, zijn dwaze hoovaardij? Dat an
dere sterfbed, moeders verscheiden, het
vertoonde zich thans zoo klaar aan zijn
geestesoog't was, als schreide haar
matte stem om zijn stugheid en verhar
ding, als hóórde hij 't
Een plotselinge, 'heftige beweging van
Herman schrikte hem op uit zijn ont
roerend denken-, gelijk ze het ook de
beide vrouwen deed. In een oogwenk
stonden ze, met hun drieën, aan de sponde.
Cato voelde Kareis hand op haar schou
der, terwijl hij zich over haar heen boog
naar haar broeder.
Herman wrong, als indoodelijken angst,
door het bed, een paar malen wendde
hij snel het hoofd links en rechts, nog
even vlamde een vreemde gloed in de
diepliggende oogen, nog trachtte hij, naar
het scheen, iets te roepen het
woord kwam hem niet meer over de
lippen een siddering schokte het
lichaam toen lag het, roerloos,
ontzield
Betje drukte hem de oogen toe
HOOFDSTUK XXX.
Slaap week dien nacht verre van Ka-
rel Randers.
Reeds was het middernachtelijk uur
lang voorbij, toen hij en Cato afscheid
namen van Betje. Het was een afscheid
van weinig woorden geweest, maar de
blikken der oogen en de hartelijkheid
der handdrukken waren welsprekender
dan lange afscheidsredenen ook was de
belofte gevraagd en gaarne gegeven, dat
Betje zeer binnenkort haar broeder en
schoonzuster zou komen opzoeken. On
danks zijn groote ontroering had hij, toen
hij haar de hand reikte, met eenige ver
bazing een verlovingsring aan de hare
opgemerkt en op zijn vragenden blik had
ze op haar eenvoudige wijze geantwoord,
dat ze verloofd was met Dr. Van Meeden
en dat ze welhaast in het huwelijk tre
Wij zijn op deze quaestie eenigszins
dieper ingegaan, dan velen onzer lezers
misschien wel noodig oordeelden.
Indien zij ons al tegenwerpen zouden,
dat zij wel wisten, dat het zóó was en
niet anders, dan nog zijn er in onze goede
stad en onder onze vrienden en mede
strijders, die een andere beschouwing
huldigen en die de volle verantwoorde
lijkheid voor de gebeurtenissen in Ter
Neuzen wij veronderstellen volkomen
te goeder trouw bij voorkeur laden
op den Burgemeester en dan nu speciaal
op den tegenwoordigen, die lid is der
Anti revolutionaire partij.
den zou. Hij had niet verder gevraagd,
ook had hij het antwoord slechts ter
loops ontvangen, want ieders hart was
thans vervuld met andere gedachten.
Andere gedachten, en welke 1
Rusteloos woelde Karei om en om, en
tevergeefs poogde hij in den slaap ver
kwikking te vinden. Wat ging er toch
met hem om Wat bracht hem zoo
zeer in beroering? Er was iets, dat hem
niet wilde loslaten, dat hem in onont-
koombaren greep hield geklemd, dat zijn
geest onafgebroken spande, dat zijn ge
dachten als met magnetisme saamtrok
op één punt, op één onderwerp.
Toen hij den vorigen avond zich naar
Hermans pension had begeven was er
een stugheid, een onverzoenlijkheid in
zijn hart geweest tegen Herman, tegen
Cato. In een van die vlagen van gekreukt-
beid om wat het wreede lot hem toe
schikte, van onredelijkheid tegen ieder,
van gemelijkheid, waar alles tegenliep.
Tot laat had hij op het kantoor vertoefd
met zijn „associé", die met zijn hatelijk
heden hem prikkelde en sarde, die hem
dagelijks sterker deed gevoelen, dat hij
hem wel missen kon en woü.
(Wordt vervolgd).
„Wil U ter eer
Steeds meer en meer
't Geloot' in ons versterken.
Dan zullen wij
Gereed en blij,
Uit liefde 't goede werken".
DOOR ZELAND1A.
Nadruk verboden.
mij