ter vers
der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 52.
Zaterdag 6 Juli 1918.
Ie Jaargang.
Uit de Schrift.
F E-U I LL E T 0 X.
OMHOOG!
ABONNEMENT:
u
PP^B«
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND,
D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Per drie maanden bij bezorging f 1Franco per post
bij den Uitgever
uitgezonderd op Feestdagen,
TELEFOON Nr. 20.
voor Nederland f 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken, regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per
Inzending van advertentiën tot 12
contract;
uur 's middags op de verschijndagen.
aan
VLOEK OF ZEGEN
Wie koren inhoudt, dien
vloekt het volk maar zege
ning zal zijn over het hoofd
des verkoopors.
Spr. 11 26.
Meer xlan in gewone dagen spreekt in
buitengewone tijden het Woord Gods
den menscli toe. Het is het Woord voor
ons verstand, ons hart, ons gemoed, ja
voor den ganschen mensch.
Het Woord Gods is levend en krachtig
en scherpsnijdender dan eenig tweesnij
dend zwaard, en gaat door tot de ver-
deeling der ziel en des geestes en des
mergs, en is een oordeeler der gedach
ten en der overleggingen des harten.
Het rijt de consciente open en stelt
de zonde voor oogen. Het is bron van
troost, waar de ziele doorwond is. Het
richt op, waar de ziele wegdruipt van
treurigheid.
Het Schriftwoord hierboven geschreven
heeft ook in deze buitengewone tijden
meer beteekenis, dan onder gewone om
standigheden.
Stellig geldt dit woord, als heel de
Bijbel voor alle tijden. Maar in tijden van
sciiaarschte of gebrek toch wel 't meest.
Er is hier sprake van koren inhouden.
Koren is het levensvoedsel voor mensch
en dier.
Wij behoeven hier daarom niet alleen
aan koren te denken, maar aan alles
wat tot 's menschen lichamelijke nood
druft behoort. Aan alle levensmiddel,
de eerste levensbehoeften.
Dq Regeering tracht in deze moeilijke
dagen door distributie te zorgen, dat het
Nederlalidschc volk de eerste levensmid
delen kan verkrijgen.
Een zorg, die soms wellicht wat al te
diep ingreep in de persoonlijke vrijheid
soms ook wel, om onrecht te wezen,
onrecht aandeed.
Maar wat zag men nu ook telkens.
Zoodra afkwamen de Ilegeeringsmaat-
regelen en maximumprijzen waren vast
gesteld, wérd 't opeens inhouden om
later voor fabelachtige prijzen met reu-
zenwinst te verkoopen.
Velen lijden dan gebrek; maar daar
zijn enkelen die zich vermaken in 't blij
vooruitzicht van de reuzenwinsten en 't
groote kapitaal dat zij straks 't hunne
kunnen noemen.
Zij weten hun hebzucht is oorzaak,
dat er gebrek isdat er tranen geschreid
worden dat er bitter leed geleden wordt,
lijden soms tot den dood toe. Maar wat
nood, als zij maar rijk worden, laat de
gansche wereld dan maar omkomen.
Is bet wonder, dat het volk vloekt,
wie alzoo doet? Te meer als er anderen
zijn, die met matige winst tevreden, ver
koopen, zoolang er voorraad is?
Te meer komt dan immers uit de ty-
ranuie van de zelfzucht, die aan eigen
rijkdom alles ten offer iaat brengen.
'Over het hoofd des verkoopers zal dan
zegening zijn Die mag maar kleine winst
hebben en soms geen, hij heelt vrede
voor zijn hart en de zegeningen van God
en menschen dalen op zijn hoofd.
Maar, wee dien zelfzuchtigen uitbuiter
die inhoudt. Het volk vloekt hem.
Wat dat beteekent, hebben dagen van
revolutie geleerd.
Wat baten den geldzuchtige al zijn
schatten, wanneer hij eindelijk ont
dekt wordt als een die inhield en de
uitgehongerde, uitgemergelde, uitgeween-
de, uitgeteerde volksmassa, als een hyena-
groep zich op hem -werpen gaat?
Meent niet, dat wij hier dreigen met
een revolutie, veelminder er toe zouden
willen opwekken. Integendeel wij willen
ze helpen voorkomen. Neen wij dreigen
niet met revolutie, maar met de godde
lijke wrake over niet tc verontschuldigen
onrecht en hebzucht.
Dien vloekt 'tvolk. Laat ieder die in
houdt, door dit goddelijk woord gewaar
schuwd zijn. Dien vloekt het volk. En
God, die de klacht des volks hoorde en
hun tranen zag, vervult hun vloek.
Wee dan voor wie inhoudt, als de dag
der goddelijke wrake komt.
Laat, wie verkoopt in deze dagen en
met minder winst tevreden is, denken
aan zijn duurzamen schat, veel meer dan
goud en zilver, de zegening van het volk
en van God zelf. De Heere toch heeft
een welgevallen, in wie zich des ellen-
digen ontfermt.
Maar laat ook wie inhoudt bedenken,
dat de aanwas van zijn vermogen, die
hij in zijn geldzuchtigheid reeds met be
hagen aanziet, ook door anderen straks
gezien wordtbedenken dat zijn palm
groeit onder den druk van het volk, be-
sprengd wordt met de tranen van vele
ellendigen bedenken dat elk aanwassen
van zijn vermogen een terging is van het
volk, ilat gebrek lijdtbedenken dat als
straks zijn geldtrots zwelt en hij met
zijn reuzenwinst wil pronken, 't volk moe-
getergd zich nu in woede werpen gaat
op hem die er nu nog trotsch op gaat
van hun tranen zijn zee, van hun brood
kruimels zijn berg, van hun kleeding zijn
tapijtwerk, van hun nooddruft zijn top
zware weelde te hebben getooverd. Vloek
dan over hem die zoo vermetel is, zich
zelf te durven openbaren als een die in
hield ja wellicht zelfs opstapelde en
eerst na nijpenden nood met reuzenwins
ten begon te verkoopen.
Wie koren inhoudt, dien vloekt het
volk, zou het niet goed zijn, dat dit woord
der H. S. alom werd uitgeroepen in onze
dagen, tot ernstige waarschuwing voor
allen die inhouden.
Zou het niet goed zijn, dat ook van
Regeeringswege de sprake van het Woord
Gods eens uitging?
Wij leven in een christenland, maar
wij weten, dat zeer velen met het chris
tendom gebroken hebben, zich aan het
Woord van God niet storen.
Zou het niet tot wering of tot stuiting
van de démóralisatie wen schel ijk en nood
zakelijk zijn, dat onze Hooge Overheid
ons Nederlandsche volk weer toeriep
tot de wet en tot de getuigenis
Er is geen beter wapen om 't. kwaad,
ook deze woekerzonde te stuiten of te
weren, dan Gods Woord.
Machtige indruk zal 't inzonderheid
maken, wanneer de Overheid 't doet
hooren.
Ja, de Overheid zal zelve den mees
ten invloed uitoefenen, wanneer zij slechts
de plaats der getrouwe dienstmaagd in
wil nemen, en als Gods dienaresse ziet
op de hand baars Ileeren, Gods wet
volbrengt en handhaaft.
Geve God daarom ons een Regeering
die beeft voor Gods woordbeschikke
de Allerhoogste dat onze géërbiedigde
Vorstin, die biddend zorgen wil voor haar
volk, omringd zij door mannen, die eer
bied hebben voor Gods Woord en belij
den Gerechtigheid verhoogt een volk,
maar de zonde is een schandvlek der
natiën.
Gij hebt toch uw stem uitgebracht op
een man die buigt voor Gods Woord
Aan een volksvertegenwoordiging die
in meerderheid een Ministerie dat in zijn
geheel het„Hac nitimur, banc tuemur"
verwezenlijkt, m. a. w. dat steunt op Gods
Woord en het verdedigt, hebben wij be
hoefte.
Dan alleen zullen corruptie en demo
ralisatie en revolutie nog af te wenden
zijn, wanneer wij samen, Overheid en
onderdaan, luisteren naar Gods Woord.
Bidden wij oin een Overheid die helpe
den vloek af te wenden van den Neder-
landschen staatsburger en van het Ne
derlandsche volk.
Een Overheid die met het Goddelijk
Woord in handen, de bloedzwelgers in
ons land den vloek van het volk en van
God durft prediken, maar die ook even
onverstoorbaar tegenover den opkomen
den revolutiegeest fier haar Hier sta
ik, ik kan niet anders, God helpe mij,
amen, hooren laat.
Ter Neuzen. S. Groeneveld.
de kiesvereenigingen aan hem straks
weinig of geen tijd en lectuur behoeven
te besteden. Dan komt er voor do
andere kiezers zooveel te meer tijd vrij.
Op deze wijze voert men een waarlijk
practische en vruchtbare propaganda.
Men krijgt er beginselvaste en trouwe
kiezers door.
Geen enkele vereeniging heeft zóóveel
belang bij een ruime verspreiding van
ons blad,' dan juist de kiesvereeniging.
Bovendien sporen de verkiezingen voor
Staten en Gemeenteraden in 't volgend
jaar ons aan tot actie en waken. Ver
geten we dat niet.
Na den slag.
De voorbereiding is afgeloopen, de «lag
gestreden, maar de kruitdamp belet nog
de uitkomst te overzien, terwijl we dit
schrijven.
Als onze lezers het onder bun oogen
krijgen, zullen ze reeds iets weten van
den uitslag.
Dat hindert echter niets, want met
voorspellingen over den uitslag houden
we ons niet op.
Alleen hierop willen we wijzen, dat
nu de stembusworsteling voorbij is, we
niet, zelfs niet als de zege onzer is, op
onze lauweren moeten gaan rusten.
We kunnen niet maar gedurende de
komende vier jaren de kiezers aan hun
lot overlaten, om ze bij een volgende
verkiezing eerst weer te „bewerken".
Op „kiezersbezoek" uit zijnde, hoorden
we deze klachtmen laat ons 4 jaar
stilletjes aan ons lot over, en als de
verkiezingen weer in aantocht zijn, dan
komt men weer opzetten.
Nu is daar veelal veel waars m die
opmerking gelegen.
Toch is het niet in orde.
Zeker, na de inspanning van de laatst
weken is even uitblazen geoorloofd.
Maar laten de kiesvereenigingen dan
dezelfde commissies, die nu op kiezers
vangst uit waren, verzoeken, hun lijstjes
nog eens af te werken. Nu om leden
voor de kiesvereeniging te winnen.
Daartoe stelle men de contributie voor
werklieden zeer laag, bijvoorbeeld op
25 cent per jaar.
We moeten zorgen, zooveel mogelijk
leden te krijgen. Wie lid is van onze
kiesvereei iging, ligt onder 't beslag. Die
waalt niet zoo licht af, omdat er een
band is tusschen hem en de partij.
Ook zouden die commissies tegelijker
tijd kunnen aandringen op het lezen van
ons blad. Wie geregeld, week aan week,
Zeeuwsch- Vlaanderen leest, wordt z_óó
goed opgevoed in de christelijke begin
selen voor Staat en maatschappij, dat
Ze maken aan de hospita duidelijk,
dat de politie dient gehaald. Haar ge
lamenteer baat niet; ze ziet dat zelf
wel in. „Of de heeren het toch voor zich
schande voor
geen commensaal
willen houden, 't Is zoo'n
haar net huis. Ze zal
meer op die kamers kunnen krijgen.
Wat een scha, wat een scha!''
Straks komt politie. Eenige onder
vraging van de hospita. Proces verbaal
opgemaaktdokter ontboden, want Bre
mer leeft nog.
Ja, hij leeft nog de dokter constateert
het. De kogel, die op liet hart gericht
was, heeft dit niet getroffen; hij is dooi
de rechterlong gedrongen.
„Patiënt mag volstrekt niet vervoerd.
Moet onmiddellijk te bed gebracht".
Ondanks alle protest en geklaag der
hospita geschiedt alzoo. De dokter legt
een eerste verband schrijft een middel
voor.
pro
een
En
„Ik kan mijnheer niet oppassen
testeert de juffrouw.
Dokter kijkt haar aan met iets als
verwijt in de oogen.
„Laat gauw verpleegster halen,
wijkzuster't zal niet lang duren
zult er niet lang last van hebben,
heeft-ie nog familie
„J, 'n zuster meen ik. Z'n vader, dat
was
„Nu, laat die dadelijk 'tgeval weten;
voorzichtig, voorzichtig, 'k Kom van
avond nog even."
De dokter vertrekt.
't Dienstmeisje wordt dadelijk uitge
stuurd om de wijkzuster. En dan moet
ze meteen maar naar mijnheers zuster
gaan, zetweet wel, en zeggen, dat me
vrouw dadelijk moet komen, want dat
er iets is Jinet meneer. Meer moet ze
maar niet loslaten.
Reeds een tien minuten later treedt
de pleegzuster het ziekenvertrek biunen
't Is zuster Randers.
Botje is eenigszins voorbereid op het
geen ze hier vond door de boodschap
van het dienstmeisje. Toch gaat een
siddering van ontroering door haar leden
als ze den ongelukkige, met het marmer
bleek gelaat en de geloken oogen ziet
V De Vrouw en bet recht.
Dr. Nederbragt heeft in een kleine
brochure bovengeuoemd onderwerp be
handeld.
t Is een boekje, dat we al onzen lezers
van harte aanbevelen.
Het slot laten we hier volgen.
„We moeten voorstander zijn van elke
verandering, die de voltooiing van Gods
plan met zijn menschhcid in mensche-
lijken zin genomen in de hand werkt
en dus de wederkomst van Christus
verhaast. Maar door veranderingen, die
óf zinloos zijn, óf tegen Gods ordinantiën
ingaan, laten we ous niet bekoren, al
maken ze ook nog zooveel opgang.
Tegenover znlke veranderingen, vennaue
elk zijn ziel, wier God immers, naar
's dichters woord, koning is, tevreden te
met haar lot en, ziende hoe alles
hier beneden verandert, alleen te ver
langen naar haar God."
Hoezeer we met don inhoud ook in
stemmen, een tweetal bedenkingen willen
we toch maken.
Allereerst wat betreft het vrouwen
kiesrecht.
De schrijver is er tegenwij eveneens.
Maar als 't niet te keeren is, wil hij
trachten te bewerken, dat het binnen
enge grenzen blijve. Al wil h\j dan van
geen verschillende behandeling van arme-
ren en rijkeren weten.
Maar weet ge, wat we dan krijgen.
Een soort intellectueele schikking. Een
keuring op kennis eri bevoegdhedon.
De blauwkous met diploma voor dit
dat zou dan wel mogen stemmen, en
de moeder die m.et eere haar huis be
stuurt en haar kindertal, tot heil van
land en volk als flinke burgers heeft
opgevoed, niet. Omdat die te dom zou
zijn
En daarin bewilligen we nooit! Dan
óók, neen dan alleréérst de getrouwde
vrouw en moeder het kiesrecht gegeven.
Ook wat betreft het loon voor vrou
wenarbeid, verschillen we van den heer
Nederbragt.
Deze zegtGelijke prestatie, gelijke
bezoldiging.
Dit nu is ons te absoluut.
Vooreerst is die „gelijkheid" van
prestatie dikwijls onmogelijk aan te
toouen.
Maar ook snijdt men daardoor af de
gelegenheid, om met de gezinsbehoeften
te rekenen van wie arbeid presteert.
Overigens bevelen we de lezing van
het boekske van harte aan.
Gratificaties aan bijzondere
onderwijzers.
Zooals onze lezers weten, is het ont
werp Lobman e. a., om de salarissen der
bijzondere Onderwijzers gelijk te maken
aan die hunner openbare collega's in
dezelfde gemeente, verworpen.
Bij de behandeling heeft de heer Rut
gers (A. R.) o. a. gezegd, dat het ver-
leenen van gratificaties aan de bijzondere
onderwijzers z. i. niet strijdig is met
de wet.
Om de belangrijkheid van dit gedeelte
van zijn rede, vooral voor onze recht-
sche raadsleden, geven we het hier weer
Dit procédé was tot nog toe nimmer
toegepast, omdat het in strijd werd ge
acht met art. 3 der wet op het lager
onderwijs. Het derde lid van art. 3 dier
wet bepaalt:
„Aan bijzondere scholen noch aan bij
zondere inrichtingen tot opleiding van
onderwijzers mogen vanwege de gemeente
geldelijke bijdragen of eenige andere on
dersteuning middelijk of onmiddelijk
worden toegekend, dan in de gevallen
en onder de voorwaarden in deze wet
genoemd.
Het komt mij voor, dat deze bepaling
zich tegen dergelijke besluiten van ge
meentebesturen niet verzet. Er staat
middelijk of onmiddelijk mogen aan bij
zondere scholen geen ondersteuningen
worden gegeven. Wanneer in Rotterdam
een havenroserve wordt ingevoerd en
daaraan Rijksgeld wordt besteed, is dat
niet een middelijke ondersteuning aan
de stuwadoors. Wanneer een wachtgeld
regeling wordt gemaakt voor de textiel
arbeiders iu Twente, is dat niet een
middelijke ondersteuning aan de textiel
fabrikanten.
Van do uitkeeringen die aan de bij
zondere onderwijzers gegeven worden,
kan metterdaad worden gezegd, dat zij
noch rechtstreeks noch zijdelings aan de
bijzondere school ten goede komen. Het
betreft hier onderwijzers die een salaris
genieten, dat gelijk staat met of te boven
gaat het salaris dat de wet als minimuip
voorschrijft en wanneer de bijzondere
onderwijzers die uitkeering niet ontvan
gen, zullen zij blijven staan op het salaris
dat hun thans is toegekend.
Het schoolbestuur is noch verplicht
noch kan die uitkeering geven. Deze
uitkeeringen uit de gemeentekas zijn niet
betalingen die ten laste van het school
bestuur zullen moeten komen en zouden
komen, wanneer de gemeenten de beta
lingen achterwege liet. Tot nog toe bon
worden gezegd, dat wanneer de gemeen
ten een dergelijke uitkeering gaven, daar
door een salarisverhooging, die op den
duur ook do bijzondere onderwijzers van
de schoolbesturen zouden kunnen krijgen,
achterwege zou kunnen blijven. Op dit
oogenblik kan dat niet meer worden ge
zegd, omdat van „duur" geen sprake
meer is, daar binnen korten tijd de de
finitieve fmancieele gelijkstelling voor de
deur staat.
Op geen enkele wijze dus wordt liet
schoolbestuur door een dergelijke uit
keering uil de gemeentekas ontlast. Daar
om komt het mij voor, dat de Minister
thans onder de vigueur van liet nieuwe
art. 192 der Grondwet, dat den tegen
woordigen toestand slechts provisoir doet
zijn en dat daardoor belet aan de wer
king, die dergelijke besluiten op den
duur zouden hebben een argument te
ontleenen, de Kroon niet meer kan voor
dragen dergelijke besluiten te vernietigen.
Ze heeft, onmiddellijk Herman Bremer
herkend.
Dadelijk maakt ze allerlei schikkingen
in het vertrek.
Dan plaatst ze zich voor het bed.
Nog is het bewustzijn niet weergekeerd.
De medicijnen worden binnengebracht.
Zullen ze nog haten
Haar teedere ziel huivert bij de ge
dachte, dat ze zit bij "de sponde van een,
die de hand aan eigen leven sloeg. Dat
hij het deed, dat het daartoe kwam,
verwondert haar niet. Ze heeft het ge
vreesd. Zal Herman zóó de eeuwigheid
ingaan Zal hij nog ontwaken hier, vóór
dat andere ontwaken
O; mocht ze hem nog, ware het slechts
met een enkel woord wijzen op Hem,
Die zich ontfermt ook over den diepst
gezonkene. Niet slechts deernis met dit
stukgeslagen leven vervult haar; dat
straks de ziel zal strandeiuop den oever
der eeuwigheid, dat een kostbare men-
schenziel eeuwige schade lijden zal, dit
denkbeeld vervult haar met ontzetting.
HOOFDSTUK XXXI.
Er werd zeer bescheiden op de deur
getikt en onmiddellijk daarop werd ze
geopend.
Cato trad binnen.
Betje ging haar dadelijk tegemoet. Ze
herkende Kareis vrouw, die ze bij het
huwelijk had ontmoet, even maar, omdat
ze toen zelfs den schijn niet op zich la
den wilde, zich in te dringen.
Cato was zeer bewogen, dat bemerkte
Betje dadelijk aan de verwardheid in
haar houding en gebaren, in de zenuw
achtige bewegingen, welke ze maakte.
Ze scheen zelfs de aanwezigheid vau
Kareis zustér niet vreemd te vinden
't leek wel, dat deze omstandigheid haar
besef voorbijging.
Ze wilde zich direct naar het ledikant
spoeden, na een haastigen, vormelijken
groet, waarin geen enkel blijk van her
kenning lag.
De zuster hield haar met zachten drang
terug, leidde haar naar een stoel in den
hoek van het vertrek, die het verst van
de ziekensponde was verwijderd.
„Even wachten...., mevrouw, raadde
aan, overredend. „U moet eerst wat
zien te komen, en probeeren
dat is voor U en Uw broer
tot bedaren
kalm te zijn,
het beste."
Cato barstte in snikken uit.
Betje stond naast haar, den arm om
haar hals geslagen en trachtte haar te
kalmeeren.
„Is mijn broer begon ze „maar",
viel ze zich in de rede, „hoe weet u,
datvragend keek ze Betje aan.
„U herkent me niet? Ik ben
„Kareis zuster! Ja. nu ken ik u; u
bent immers Betje En Maar, hoe
is het met Herman; wat is er met hem
Een ongeluk, o hij
Ze bedekte het gelaat.
„Als U bedaard kan wezen, zal ik er
U van vertellen, wat ik er van weet,
mevr
„O, zeg toch niet mevrouw, we zijn toch
zusters, ik ben Catc; je wilt toch wel,
dat ik je Betje noem zei ze hartelijk,
want ze voelde haar schoonzusters gene
genheid,die uit woorden en houding sprak.
„Waarom niet, Cato?"
Het deed Betje zoo goed, te bemerken,
dat Cato niet trotsch en ongenaakbaar
wilde zijn het was haar uit deze wei
nige woordeu, die zij gewisseld hadden,
duideljjk geworden, dat ze een schoon
zuster bezat, die verlangde naar een ver-
trouwelükeu omgangCato trok haar
onmiddellijk aan.
„Nu dan drong Cato aan.
(Wordt vervolgd).
DOOR ZELANDIA.
g-j jj^adrul^erbodenj
ze