en vielen. Ze bjeken onmachtig een
eigen kabinet te vormen. Bos slaagde
er niet in, hij kon het niet eens worden
met Troelstra en moest zijn taak neer
leggen. Toen ging men lijmen en plak
ken en werken met krammen, maar 't
wou niet pakken.
Cort van der Linden trad op als redder
in den nood. Een extra parlementair
kabinet werd gevormd, dat de hoofd
punten van bet concentratie-program zou
uitvoeren. De Grondwet zou worden
herzien, algemeen kiesrecht zou worden
ingevoerd en een premievrij pensioen,
oftewel Staatsarmenzorg. Cort van der
Linden was niet ongenegen aan de
Grondwetsherziening mede te werken,
wij eischten, dat art. 192 in behandeling
zou worden genomen. Daarin bad Cort
van der Linden eerst geen zin. Hij
wilde zich beperken tot wijziging van
art. 80, maar bleek toch bereid, water
in den wijn te doen (dat mag wel, water
in de melk, dat niet)
Als het mogelijk was, tot overeen
stemming te komen over art. 192, zou
een initiatief voorstel in behandeling
genomen worden. Zoo leerden we elkaar
al beter verstaan. Er werd een onder
wijscommissie ingesteld, ook wel bevre-
digiugscommissie genoemd, om een nieuw
art. 192 aan de Koningin aan te bieden,
met een rapport over de uitwerking der
wet er bij. Het wetsvoorstel werd in
de Kamer aangeboden en de minister
verleende zijn medewerking. Spreker
voelt zich daarom gedrongen hem de
eere te verleenen, die hem toekomt
hetgeen de minister in deze gedaan
heeft om den vrede te bewerken, behoort
op zijn creditzijde geplaatst te worden.
Evenwel is er naast art. 192 ook een
nieuw artikel 80 gekomen en als gevolg
daarvan hebben de nieuwe verkiezingen
een gansch nieuw karakter gekregen.
Zóó ingrijpend zijn de veranderingen,
dat zelfs geroutineerde ervaren kiezers
zich afvragen Hoe moet het nu eigen-
lijk
Wij hebben nu gekregen algemeen
kiesrecht, passief vrouwenkiesrecht, even
redige vertegenwoordiging en stemplicht.
1. Algemeen kiesrecht. Reeds in 1844
verklaarde minister Thorbecke, dat het
algem. kiesrecht in beginsel aanwezig
was. Het is waar, de kiezers waren
toen met een lantarentje te zoeken, toch
was er alg. kiesrecht. En het is alg.
kiesrecht gebleven. Wat is eigenlijk alg.
kiesrecht? Wel, alle menschel» kunnen
kiezen, nu ook, zooals altijd nog, behalve
dan diegenen, die niet kunnen kiezen.
En daar komt het juist op aan. Het
was vóór de grondwetsherziening zoo,
dat er van de 6,500,000 Nederlanders
één millioen menschen konden kiezen,
vijf en een half millioen mochten het
dus niet. Nu. op 3 Juli, zullen er ander
half millioen wel, dus vijf millioen niet
mogen kiezen, want we hebben immers
algemeen kiesrechtEvenwel, spreker
voorziet, dat na 3 Juli de strijd voor
alg. kiesrecht opnieuw herleven zal. Alle
vrouwen moeten toch ook kunnen kiezen.
Roepen ze nu al nietDoe open, de
vrouwen staan voor de poort 1 Dan wordt
het aantal kiezers pl m. drie en een
kwart millioen, maar zoo blijven er nog
een gelijk getal, die niet mogen mede-
kiezen. Waarom is het echter noodig
dien leeftijdsgrens op 25 jaar te stellen
Waarom niet op 21 jaar? Dan mag de
zoon immers ook zijn vader vragen
„Geef mij het deel des goeds, dat mij
toekomt", en is hij aan niemand reken
schap meer verschuldigd. Hij is dan
stellig in staat een dik potlood te han-
teerenals hij nu maar de goeie pakt I
Dan begint na drie jaar de strijd op-
nieuw. Waarom kan de leeftijdsgrens
niet teruggebracht worden tot 21, 20,
waarom niet tot 18 jaar Reeds nu
verklaren tal van vaders van hun jongens
van 15, 16 jaarDie jougen weet meer
dan ik. En toch mag die jongen niet
kiezen. Straks wordt het kiesrecht nog
geëischt voor de kinderen in de wieg.
Maar nu in ernstWij erkennen inder
daad, dat de kinderen ir. de wieg er
belang bij hebben, dat de regeering des
lands in de goede bedding geleid wordt.
Het is niet onverschillig, hoe zij later
de maatschappij vinden zullen. En
daarom weg met atomistisch, indivi
dualistisch kiesrechtMen eindigt daar
mee in den chaos der revolutie. Maak
het zoo, dat het gebaseerd is op den
natuurlijken grondslag van ons volks
leven. Geef het kiesrecht aan elk gezin,
aan elke groep van samenwonenden,
waaruit de maatschappij is opgebouwd.
Ons völk bestaat niet uit „een hoop
zielen op een stuk grond," het is opge
bouwd uit gezinnen. De spreker lichtte
dit toe met de samenstelling van deze
vergadering. Straks, als de Voorzitter
de vergadering gesloten heeft, gaat een
ieder zijns weegs, naar zijn eigen huis,
naar zijn eigen gezin, dat is de natuur
lijke eenheid van onze samenleving, dat
is de basis, de cel, waaruit ons volk is
voortgesproten. Geef daarom aan dat
gezin een stem. De man ga naar de
stembus, en stemme namens zijn vrouw,
in het belang van vrouw en kinderen.
Is de man weg, dan treedt de vrouw
op als hoofd des gezins, en mag zij ook
als gezinshoofd het stemrecht uitoefenen.
Wat is eenvoudiger, dan zoo te doen?
Hier ligt de meest natuurlijke oplossing
van het kiesrechtvraagstuk. Maar daar
wil do vrijzinnigheid niet aan. Daar zijn
ze altijd tegen geweest. Ten allen tijde
stond de vrijzinnige staatsleer vijandig
tegenover het gezin. Het is waar, niet
alle vrijzinnigen zijn gezinsverbrekers,
maar de theorie, het beginsel, de levens
opvatting van de liberale partij kunnen
onmogelijk tegenhouden de ondermijning
van het gezin, zooals de revolutie dat
bedoelt.
Veel zou nog over dat algemeen kies
recht te vertellen zijn, maar het stelsel
is er nu eenmaal. Jammer genoeg heb
ben de Chr. Historischen ons in den
steek gelalen, en wij hebben er ons bij
neer te leggen. Het blijft niettemin een
dom stelsel
2. Nu is aan de beurt het passief
vrouwenkiesrecht. Zoo erg dwaas is dat
nog niet. Schertsend merkte de spreker
op, dat de vrouw liever gekozen wil
worden dan dat zij zelve kiest. Nu dit
ook in staatkundigen zin ingevoerd zal
worden, kunnen ook de dames haar in
tree doen in de Tweede Kamer. We
willen den wensch uitspreken, dat we
er niet te veel last van zullen hebben.
Of het nu beter worden zal, spreker
haalt er de schouders overop. Wij, anti-
rev,, doen daaraan niet mee, ook al ver
zekeren de soc. democraten, dat nu het
heil over de wereld komen zal. Hebben
zij zelfs niet gejubeld, dat het alg. kies
recht hun Heiland, hun Verlosser zijn
zou Lettende op Rusland, waar het
vrouwenstemrecht ingevoerd is, is er
nog geen reden voor dat gejubelDaar
zijn er dan tegenwoordig veel te veel
aan het woordGelukkig zijn wij, Hol
landers, nog al wat kalmer aangelegd.
Ook, al beperkt men zich echter bij ons
tot eenvoudiger proefneming op dit ge
bied, we hebben er niet veel verwach
ting van.
Het is een feit, dat naarmate er meer
kiezers komen, de kiezers zelf minder te
zeggen krijgen, hetgéen ook beaamd
wordt door min. Cort v. d. Linden. De
partijbesturen zullen noodwendig meer
invloed bekomen dan vroeger, steeds
meer zal van boven af geregeld dienen
te wordeD, steeds meer zal het individu
van zijn medezeggenschap moeten in
boeten
3. Volgt de evenredige vertegenwoor
diging.
Elke partij zal nu z.ooveel zetels be
komen als waarop ze aanspraak mag
maken volgens haar stemmenaantal Iets,
waarvoor Dr. Kuyper reeds sinds 1870
gestreden heeft. Na zegge 48 jaren heeft
de linkerzijde eindelijk het billijke hier
van leeren inzien. Ja, de mannen van
de overzijde zijn wel hardleersch. De
rechtmatigheid er van valt niet te be
twijfelen. Elke partij krijgt het aantal
leden dat haar toekomt. Uit zal het we
zen, dat de eene of andere partij leeft
boven haar stand. Er zullen stellig par
tijen wezen, die nu tot haar behoorlijke
plaats teruggebracht zullen worden.
4. Ten slotte de stemplicht.
De inrichting van het nieuwe stembil
jet werd besproken, en nadrukkelijk er
op gewezen, dat ieder nu verplicht is te
gaan stemmen, tenzij hij een geldige re
den van verhindering heeft. Vooral in
de groote steden zal er nu groote ver
andering zijn waar te nemen. Denkt aan
de gemakzuchtige kiezers, die in auto's
naar de stembus plachten gereden te
worden. Die nu weg zou willen blijven,
mag straks met z'n petje in de hand bij
den burgemeester komen, hoewel te ver
wachten is dat men er de voorkeur aan
geven zal, z'n burgerplicht trouw te ver
vullen. Eu toch, in zeker opzicht is het
een stommiteit, een dwaasheid. Eerst
beweert men aan de linkerzijde, dat het
volk het stemrecht begeert, of zelfs
eischt, en nu blijkt ze bang te zijn, dat
de kiezers niet komen zullen, en sleept
men ze er bij de haren heen. Blijkbaar
blijft de oude liberalistische zuurdeesem
nog nawerken.
Veel meer belang dan bij art. 80 heb
ben wij bij artikel 192. Het is toch een
wonderlijk ding. In 1913 heette het„De
Meiboom in de Kap". De verkiezings
dagen volgden, en daar lag ons gebouw,
het dak ingestort, en we treurden bij
de puinhoopen. En nu die verrassing
Daar prijkt de Meiboom opnieuw in de
kap, neen, de kap is nu voltooid, het
gebouw staat daar kant en klaar: Arti
kel 192 is tot wet geworden. De vrije
school is de gelijk berechtigde geworden
naast de openbare, ze zal op gelijken
voet bekostigd worden uit de openbare
kas, in elk opzicht zullen beide volkomen
gelijk behandeld worden.
Waarlijk, het is wonderlijk in onze
oogen we zien het, maar doorgronden
't niet. Wie onzer had na de nederlaag
in 1913 kunnen denken, dat onder dit
extra parlementair ministerie ten slotte
zou geschonken worden de belofte dat
volkomen recht zou worden gedaan aan
onze vrije school? Gods daden zijn altijd
zoo, dat wij er door geroepen worden,
in bewondering neder te knielen. Menig
maal gebruikt Hij een krommen stok,
om er een rechten slag mee te geven.
Als wij het maar mogen zien en opmerken.
Evenwel, art. 192 is niet volmaakt, het
bevat nog veel van den ouden zuurdee
sem, ook heeft het bij de behandeling
niet aan pogingen ontbroken, om de vrije
school opnieuw in het gedrang te bren
gen. Toch bevat het de belofteAan
de vrije school zal recht gedaan worden
Toen in het begin van de vorige eeuw
de Staatskerk afgeschaft werd, heeft de
overheid gegrepen naar de school, aan
het volk de overheidsschool opgelegd,
de school dienstbaar willen maken aan
de bevordering van regeeringsinzicliten.
Maar het volk is daartegen in verzet
gekomen. Wilde de regeering „door een
heid tot vrijheid", het volk verwierp die
leuze en wilde „door vrijheid tot een
heidDat is de tegenstelling tusschen
het liberalistisch en het anti-rev. beginsel.
Het geestelijk leven moet zich in vrij
heid ontwikkelen. Vrije geesten moeten
zich kunnen uiten naar den eisch van
Gods Woord. Toen het ministerie Heems
kerk aan het bewind kwam, was telkens
weer de vraag van de linkerzijde, wat
het nieuwe kabinet toch bedoelde.
Drucker informeerde, Tydeman, Goeman
Borgesius, zij allen begrepen niets van
den nieuwen koers. In 1830 al werd
Groen niet begrepen. Kuyper verstond
men evenmin, maar het volk heeft hen
wel begrepen. Zeer merkwaardig vindt
ge niet? Na een 50-jarige onderdrukking,
na 50-jarigen tegenstand van links, heeft
eindelijk ons volk door zijn taaie vol
harding gezegevierd. Vóór 80 jaren werd
de vrijheid bevochten voor het uitoefenen
van den kerkdienst, tot de verbreiding
van het zout des Evangelies, zoo hebben
wij ook tientallen van jaren pal gestaan
voor ons Christelijk onderwijs, opdat
onze Christenouders hunne doopsbeiofte
zouden kunnen nakomen. Vóór 1848
was het oprichten van Christelijke
scholen verboden daartoe had men van
overheidswege vergunning noodig, niet
zoo voor een kroeg. Nu is het juist
andersom geworden, nu heeft men een
vergunning noodig voor een kroeg, en
is er vrijheid tot het oprichten van
scholen.
Daarin hebben we een geschenk Gods
ontvangen. Eerst moest echter een lange,
bange strijd gevoerd. De vrjje school
is onder den druk krachtig geworden,
als een palmboom, die groeit onder de
verdrukking. In 1850 waren wij nog o,
zoo klein, in 1875 ging reeds 24 pet. van
de schoolbevolking naar de Bijzondere
school (124,000), in 1915—'16 bedraagt
ons leerlingental 430,000; 43 pCt. van
het totaalcijfer. Zoo spreekt de macht
der werkelijkheid luider dan alle rede
neeringen en krijgt de vrije school haast
de plaats, die haar toekomt.
Ze is er echter nog niet. Zeker, ze
krijgt al veel subsidie, een subsidiejager
heeft men spreker gescholden, maar die
scheldnaam is hem tot een eerenaam
geworden.
Men heeft hem meer dan eens ver
weten „Tot de ellebogen zit ge al in
het geldDaar is echter niets van
waar. We zijn er nu nog veel moeilijker
aan toe dan in 1878. Kik kind van de
openbare school vroeg toen door elkaar
uit de schatkist f 15,64, de onze kregen
niets, zoodat wij voor onze 124000 leer
lingen hadden op te brengen 124000 X
15,64, d. i. circa twee millioen, behalve
dan ons aandeel in het onderhoud der
Openbare School.
In 1889 kwam er onder het ministerie
Mackay verbetering, in 1905 kregen we
het „bouwwetteke", in 1911 de U.L.O.
en M.U.L.O.-wet. Toen reeds heeft men
spreker met den heer Van Wijnbergen
struikrooverspolitiek verweten. En 't is
waar in 1915 kreeg de Bijzondere School
voor eiken leerling ruim f24 uit de
schatkist, maar elk kind der O. S. kwam
om ruim f 53, hetgeen per kind een
verschil maakt van f29, en voor onze
430000 leerlingen een bedrag van 430000
X f29, d.i. ruim 12 millioen beteekent.
In de groote steden is do strijd het
zwaarst voor ons. In onze dorpen kan
men allicht een 20 a 30 duizend gulden
bij elkaar krijgen voor den bouw van
een Chr. School, maar in Rotterdam
b.v. staat men dadelijk voor een bedrag
van f 180000. Vandaar dat, terwijl in 1875
de Bijzondere School te Rotterdam 60 pCt.
van iiet geheele leerlingental herbergde,
nu dat percentage is gedaald tot 38.
Die schromelijke misstand moet veran
deren, en zal veranderen, zegt de Grond
wet. Binnen drie jaar na Dec. '17 zullen
de desbetreffende wetten ingediend moe
ten zijn, om dan ook uitgevoerd "te
worden. En dat staat, vastNeen
vrienden dat staat nog gansch niet vast.
De ambitie om recht te doen, is bij de
linksche heeren gaandeweg minder ge
worden. Om dat te bewijzen, herinnerde
spreker aan de tranen in de oogen van
den weledelgestr, Heer Robert de Mu-
ralt, aan de houding van Troelstra en
de andere socialisten, aar» Mr. Marchant,
die openlijk schrijft, door den heer De
Muralt en de zijnen bedrogen te zijn.
Het huilen geeft niet meer, maar spreker
vertrouwt de uitvoering van de onder
wijswet toch niet best toe aan dhr. De
Muralt c.s. In 1908 werd z.g. door Heems
kerk de schoolstrijd weer heropend,
wanneer zou de vrede weerkeeren
Wel, spreker is -ook een man des
vredes, maar na een strijd van tientallen
jaren is men het niet zoo gauw eens
over het vredestractaat. Mannen als
Bos en Roodhuijzen zeiden„Er moet
vrede komen", en zij meenden het. Bos
is gestorven, Roodhuijzen moest van het
tooneel verdwijnen en de booze geesten,
die het Christelijk onderwijs te vuur en
te zwaard wilden tegengaan, zijn weder
gekeerd. Het vredestractaat is er, 't is
waar, maar de Otto's en de Eerdman's
geven thans aan de overzijde don toon
aan. En daarom staat het niet vast,
dat art. 192 werkelijk uitgevoerd zal
worden. Zoowel bij de Vrijz. Democraten,
als bij de Unie liberalen en Vrije Libe
ralen beslist het beginsel, het beginsel
geeft hier de maat aan. En de soci
alisten, wel, die zien nu hun Groninger
motie verwezenlijkt. „Is er iets goeds,
dat ik niet heb gedaan Aan hen dus
de eere, maar ongelukkiglijk herinneren
wij ons, dat in 1905, toen Kuyper nog
aan het bewind was, en nog maar „half
recht" geven wilde aan onze school, de
Scc.-Dem. wat tegen hem vochten.
In 1910 toen de Kamer het Bouw-
wetje ouder handen had, noemde men
spreker subsidiejager. Wie deed dat?
K. ter Laan.
In 1911 bij de behandeling van de
U.L.O. en M.U.L.O. wet sprak men van
struikrooverspolitiek. Wie? K. ter
Laan 1
En in 1918 toen de De Savornin Lob
man c. s. trachtten althans den Chr.
onderwijzer te helpen, stemden van alle
andere linksche hoeren de Soc.-Dem.
tegen
Het deed den heer Gerhard wel erg
leed, maar recht doen, nu niet, maar
later! Gelooft vrij, als wij het hun over
laten, zal dat oogenblik nooit komen.
Wij zelf zullen straks op 3 Juli 1918
met alle krachten moeten medewerken,
om de gedane beloften verwezenlijkt te
krijgen. Ook al schrijft de Wet in art. 13
voor, dat binnen 3 jaar de desbetreffende
voorstellen zullen moeten worden inge
diend, ingediende wetsontwerpen zijn
nog niet aangenomen.
Deze bewering staafde sprekvr met
een paar sprekende voorbeelden van
recenten datum. En aangezien het met
onwillige honden kwaad hazen vangen
is, de mannen van de overzijde niet te
vertrouwen zijn en trouwens alle aan
spraak op ons vertrouwen hebben ver
loren, moeten wij mannen kiezen, die
de hand houden aan hetgeen vastgesteld
en beloofd is.
In dit opzicht is het huidige Kabinet
verre te kort geschoten. Met veront
waardiging herinnerde spreker er aan,
hoe de wetten van Talma, in 1913 reeds
in het Staatsblad verschenen, nooit uit
gevoerd zijn geworden. Dit moet het
tegenwoordig ministerie ernstig worden
aangerekend, dat het den eerbied voor
de wet allerdroevigst heeft geschonden.
Vervolgens ging spreker over tot het
bespreken van twee punten van ons
program, een prachtprogram, waarmee
zijns inziens veel meer door onze kiesver-
eènigingon moest worden gewerkt, en dat
waard was, door onze Christen-jonge
lingen en jongedochters van buiten te
worden geleerd. Nu trekken we niet in
coalitie met Roomschen en Chr. Hist, op,
maar onder eigen vaandel, voor eigen
beginsel, voor eigen candidaten, voor
eigen program. En, dit mag ook wordeu
gezegd Niet tegen het Kabinet
Hoe de verkiezingen ook uitvallen
moge, het ministerie heeft verklaard in
ieder geval te zullen heengaan.
Stellig hebben wij er genoeg op aan
te merken, 't Komt niet van pas voor
een dienaar der Kroon als Treub, om
de verantwoordelijkheid van zich af te
schuiven met te zeggen „Ik ga toch
weg 1" Cort van der Linden was de twee
de, die het zei, Posthuma de derde, Ram-
bonnet is al vertrokken. (Nu, als ze niet
vrijwillig gaan, ik wil wel helpen Spre
ker verweet min. Cort van Lirrden on
dermijning van de grondwettelijke vas
tigheden, het niet uitvoeren van eenmaal
aangenomen wetten (Talrna), het onder
mijnen van den eerbied voor de wet, een
zeer gevaarlijk insluipsel, vooral in dezen
tijd van wetsontduiking. Spreker herin
nerde verder aan 's ministers houding in
zake de lijkverbranding, Laat men de
wetten handhaven of afschaffen, een van
tweeën, maar het roer stevig vasthouden
om het schip van staat veilig door de
branding te loodsen.
Een tweede ernstige grief is, dat de
homogeuileit van het kabinet is prijsge
geven, ieder minister gaat maar voort
op eigen gelegenheid. (Ruzie tnsschen
Treub en Posthuma 't Zal niet weer
gebeuren
Laten wij nu trachten de fouten van
dit kabinet te herstellen, en Talma's na
gedachtenis eeren. door in zijn voetspoor
mede te werken tot de verheffing van
den kleine, den eenvoudige. Laten wij
het recht van den arbeid ongeschonden
vastleggen in de wetgeving, Talma's
levensideaal, en recht doen aan invaliden,
zieken en ouden van dagen. Waarom
mochten Talma's wetten niet uitgevoerd
worden Omdat de vrijzinnigheid en de
Soc.-Democratie een nieuwe strijdleuze
noodig had: Het Staatspensioen! Wat
een volksmisleiding en een boerenbedrog!
Volgens Treub een uitvinding vau poli
tieke slimmelingen. En daarop dat ge
scharrel met die pensioenbelasting van
Treub en ten slotte ondanks den poli-
tieken wapenstilstand, die onverkwikke
lijke historie met de Ouderdomswet,
een paradepaardje, op het laatste oogen
blik, vlak voor de verkiezingen, van stal
gehaald, om de kiezers lekker te maken
en hun zand in de oogen te strooien.
In den breede werd de ontwikkelings
gang van dit bedrijf door spreker uit
eengezet. In Jan. 1916 was minister
Treub door de socialisten, die niet ten
onrechte in diens pensioenbelasting een
verkapte pensioenpremie zagen, wegge
jaagd.
Daarop volgde die benauwende 31ste
Maart 1916, toen zoo onverwachts alle
verloven ingetrokken werdeu en die
troepenverschuivingen in Zeeland plaats
hadden.
Na afloop nu van de geheime zitting
van de Tweede Kamer op 4 April, waarin
natuurlijk geheime, zeer ernstige zaken
besproken werden, werd aan de orde
gesteld de behandeling der ouderdoms
wet. De heer De Savornin Lohman wilde
die liever laten rusten om de politieke
hartstochten niet te doen oplaaien. Bij
monde van min. Cort van der Linden
verklaarde de regeering dat zij tegen
behandeling geen bezwaar had. DeJuni-
verkiezingen waren in aantocht voor de
Provinciale Staten en er moest een link
sche Eerste Kamer komen. Gelukkig
is de Eerste Kamer rechts gebleven.
Minister Lely zou er toen een mouw
aanpassen, door verband te leggen tus
schen de ouderdoms- en invaliditeitswet.
Dan zouden ook de radenwet en de
invaliditeitswet ingevoerd worden. Hot
verbandwetjo werd door de Tweede
Kamer aangenomen, maar de linksche
meerderheid wilde geen geld beschikbaar
stellen. Daarop volgden de grondwets
herziening en de Kamerontbinding, en
met die Kamerontbinding gingen alle
aanhangige wetsvoorstellen „naar den
kelder". Bij jjen aanvang van het zit
tingsjaar 1917—18 legde Koningin de
belofte af, dat 'geen politieke wetsont
werpen ingediend zouden worden, in
Nov. 1917 verklaarde Cort van der Linden
ten overvloede, dat de gekelderde Ouder
domswet, niet ingevoerd kon worden,
maar Lely was van meening, dat het
wel kon. Daarop kwam het initiatief
voorstel van Duys en Marchant, het
werd aangenomen, en aldus „vivisectie
verricht op een lijk". Plagend wilde
spreker toen nog een amendementje in
dienen, om den 70 jarigen leeftijd terug
te brengen tot dien van 65 jaar, maar
min. Lely was van dio plagerij niet ge
diend.
Veertien dagen later verklaarde de
zelfde persoon op een publieke verga
dering, dat op 65 jarigen leeftijd premie-
vrij pensioen van staatswege diende te
worden uitgekeerd. In vijf jaren had
men niets voor den arbeider gedaan,
maar op het laatste oogenblikje zou men
zijn beloften eindelijk gestand doen.
Welk een doorzichtig, maar ook, welk
een schandelijk, een „politiek .spel",
lichtvaardig beloften te doen, terwijl men
van te voren weet, dat men ze niet kan
nakomen. Om de gunst van de kiezers
voor de volgende vier jaar te winnen 1
Aan .zulk onwaardig bedrijf doen wij
niet mee. De armenverzorging ligt voor
rekening van de particuliere liefdadigheid
van de kerken, en schieten die to kort,
dan van de gemeente. Maar onze ar
beiders kunnen rechten doen gelden en
vragen geen barmhartigheid. Zouden wij
de ruggen dier arbeidei's gebruiken, om
naar boven te komen, zooals de politieke
slimmelingen van Treub? Dat men de
wetten van Talma uitvoere, en dat heel
het land van Axel daartoe meehelpe in
den komenden stembusstrijd.
Daarna was aan de orde art. 1 van
ons program, dat opkomt voor de eere
van onzen God. De eere Zijns Naams
moet vooropgaan, ook in den politieken
strijd. Gekeerd moet worden die vreese-
lijke zonde van het vloeken, een nationale
zonde. Ons volk is een vloekend volk
en haalt een vloek over zich. Onze
jongens en mannen onder dienst weten
er van mee te spreken. Onder den vo-
rigen minister van Oorlog werd niet zoo
de hand gehouden aan het vloekverbod,
hij voelde er ook niet veel voorgelukkig
treedt de tegenwoordige minister, die
zelf een belijder is van den Naam des
Heeren, krachtiger op tegen die schan
delijke zonde, die in Israël zelfs met
den dood gestraft werd. Dat vloeken
moet worden gekeerd en gestraft. Dan
strijden wij voor Zondagsrust en Zon
dagsheiliging, tegen misbruik van sterken
drank. En zooveel andere punten staan
op ons progrom, die de tijd echter niet
toelaat hier te behandelen.
De distributie! Waren we daar maar
van af! Hoe eerder hoe beter! En ge
volg van den oorlog, waaronder wij allen
te lijden hebben, maar dat ook voor ons
Christenen, een groot groot gevaar met
zich brengt. Wordt daar niet steeds
meer gevraagd, ook onder ons: Wat
zullen we eten en drinken, en waarmede
zullen we ons kleeden Worden wij
ook niet steeds meer getrokken in het
stof, blijven ook wij wel gehcei vrij
van materialistische smetten Laten
wij onze eere stellen in het vasthouden
aan het Woord Gods. Is het woord
van onzen Heiland nog waarheid voor
u, ook in dezen tijd? Maakt ulieder»
niet bezorgd, wat gij eten en wat gij
drinken zult, waarmede gij u kleeden
zult. Als gij zorgen hebt, aanziet de
vogelen des hamels, dat zij niet zaaien,
nog maaien en uw Hemelsche Vader
voedt nochtans dezelve. Gaat gij de
vogelen niet zeer veel te boven Maakt
u niet bezorgd en vraagt nietWat zul
len wij eten of wat zullen wij drinken
of waarmede zullen we ons kleeden.
Want alle deze dingen zoeken de hei
denen, maar zoekt eerst het Koninkrijk
Gods en alle deze dingen zullen u toe
geworpen worden. Zoo sprak onze Hei
land en zoo spreekt Hij nog. Heeft dat
woord des Heilands dan geen vat meer
op u? Gaat gij zuchtend uwen weer
Voor de kinderen Gods geldt het toch
Ik heb nooit een rechtvaardige gezien
verlaten, noch zijn zaad zookende brood.
Dit grijpt ons het meest aan in deze tij
den van zoo grooten ernst, waarvan wij
den omvang niet kunnen meten, waarin
de gedachten zich in ons vermenigvul
digen, en de vraag vaak bij ons oprijst, of
nu misschien het oordeel niet komende
is. Acht hebben we te geven op do
teekenen des tijds, al weet ook niemand,
wanneer die dag en die ure komen zal.
En dan die beklemmende vraagAls
de Zoon des Menschen komt zal Hij ook
geloof vinden op de aarde 1 Laten wij
in onze ziele zeggen. Heere, wij zullen