en vielen. Ze bjeken onmachtig een eigen kabinet te vormen. Bos slaagde er niet in, hij kon het niet eens worden met Troelstra en moest zijn taak neer leggen. Toen ging men lijmen en plak ken en werken met krammen, maar 't wou niet pakken. Cort van der Linden trad op als redder in den nood. Een extra parlementair kabinet werd gevormd, dat de hoofd punten van bet concentratie-program zou uitvoeren. De Grondwet zou worden herzien, algemeen kiesrecht zou worden ingevoerd en een premievrij pensioen, oftewel Staatsarmenzorg. Cort van der Linden was niet ongenegen aan de Grondwetsherziening mede te werken, wij eischten, dat art. 192 in behandeling zou worden genomen. Daarin bad Cort van der Linden eerst geen zin. Hij wilde zich beperken tot wijziging van art. 80, maar bleek toch bereid, water in den wijn te doen (dat mag wel, water in de melk, dat niet) Als het mogelijk was, tot overeen stemming te komen over art. 192, zou een initiatief voorstel in behandeling genomen worden. Zoo leerden we elkaar al beter verstaan. Er werd een onder wijscommissie ingesteld, ook wel bevre- digiugscommissie genoemd, om een nieuw art. 192 aan de Koningin aan te bieden, met een rapport over de uitwerking der wet er bij. Het wetsvoorstel werd in de Kamer aangeboden en de minister verleende zijn medewerking. Spreker voelt zich daarom gedrongen hem de eere te verleenen, die hem toekomt hetgeen de minister in deze gedaan heeft om den vrede te bewerken, behoort op zijn creditzijde geplaatst te worden. Evenwel is er naast art. 192 ook een nieuw artikel 80 gekomen en als gevolg daarvan hebben de nieuwe verkiezingen een gansch nieuw karakter gekregen. Zóó ingrijpend zijn de veranderingen, dat zelfs geroutineerde ervaren kiezers zich afvragen Hoe moet het nu eigen- lijk Wij hebben nu gekregen algemeen kiesrecht, passief vrouwenkiesrecht, even redige vertegenwoordiging en stemplicht. 1. Algemeen kiesrecht. Reeds in 1844 verklaarde minister Thorbecke, dat het algem. kiesrecht in beginsel aanwezig was. Het is waar, de kiezers waren toen met een lantarentje te zoeken, toch was er alg. kiesrecht. En het is alg. kiesrecht gebleven. Wat is eigenlijk alg. kiesrecht? Wel, alle menschel» kunnen kiezen, nu ook, zooals altijd nog, behalve dan diegenen, die niet kunnen kiezen. En daar komt het juist op aan. Het was vóór de grondwetsherziening zoo, dat er van de 6,500,000 Nederlanders één millioen menschen konden kiezen, vijf en een half millioen mochten het dus niet. Nu. op 3 Juli, zullen er ander half millioen wel, dus vijf millioen niet mogen kiezen, want we hebben immers algemeen kiesrechtEvenwel, spreker voorziet, dat na 3 Juli de strijd voor alg. kiesrecht opnieuw herleven zal. Alle vrouwen moeten toch ook kunnen kiezen. Roepen ze nu al nietDoe open, de vrouwen staan voor de poort 1 Dan wordt het aantal kiezers pl m. drie en een kwart millioen, maar zoo blijven er nog een gelijk getal, die niet mogen mede- kiezen. Waarom is het echter noodig dien leeftijdsgrens op 25 jaar te stellen Waarom niet op 21 jaar? Dan mag de zoon immers ook zijn vader vragen „Geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt", en is hij aan niemand reken schap meer verschuldigd. Hij is dan stellig in staat een dik potlood te han- teerenals hij nu maar de goeie pakt I Dan begint na drie jaar de strijd op- nieuw. Waarom kan de leeftijdsgrens niet teruggebracht worden tot 21, 20, waarom niet tot 18 jaar Reeds nu verklaren tal van vaders van hun jongens van 15, 16 jaarDie jougen weet meer dan ik. En toch mag die jongen niet kiezen. Straks wordt het kiesrecht nog geëischt voor de kinderen in de wieg. Maar nu in ernstWij erkennen inder daad, dat de kinderen ir. de wieg er belang bij hebben, dat de regeering des lands in de goede bedding geleid wordt. Het is niet onverschillig, hoe zij later de maatschappij vinden zullen. En daarom weg met atomistisch, indivi dualistisch kiesrechtMen eindigt daar mee in den chaos der revolutie. Maak het zoo, dat het gebaseerd is op den natuurlijken grondslag van ons volks leven. Geef het kiesrecht aan elk gezin, aan elke groep van samenwonenden, waaruit de maatschappij is opgebouwd. Ons völk bestaat niet uit „een hoop zielen op een stuk grond," het is opge bouwd uit gezinnen. De spreker lichtte dit toe met de samenstelling van deze vergadering. Straks, als de Voorzitter de vergadering gesloten heeft, gaat een ieder zijns weegs, naar zijn eigen huis, naar zijn eigen gezin, dat is de natuur lijke eenheid van onze samenleving, dat is de basis, de cel, waaruit ons volk is voortgesproten. Geef daarom aan dat gezin een stem. De man ga naar de stembus, en stemme namens zijn vrouw, in het belang van vrouw en kinderen. Is de man weg, dan treedt de vrouw op als hoofd des gezins, en mag zij ook als gezinshoofd het stemrecht uitoefenen. Wat is eenvoudiger, dan zoo te doen? Hier ligt de meest natuurlijke oplossing van het kiesrechtvraagstuk. Maar daar wil do vrijzinnigheid niet aan. Daar zijn ze altijd tegen geweest. Ten allen tijde stond de vrijzinnige staatsleer vijandig tegenover het gezin. Het is waar, niet alle vrijzinnigen zijn gezinsverbrekers, maar de theorie, het beginsel, de levens opvatting van de liberale partij kunnen onmogelijk tegenhouden de ondermijning van het gezin, zooals de revolutie dat bedoelt. Veel zou nog over dat algemeen kies recht te vertellen zijn, maar het stelsel is er nu eenmaal. Jammer genoeg heb ben de Chr. Historischen ons in den steek gelalen, en wij hebben er ons bij neer te leggen. Het blijft niettemin een dom stelsel 2. Nu is aan de beurt het passief vrouwenkiesrecht. Zoo erg dwaas is dat nog niet. Schertsend merkte de spreker op, dat de vrouw liever gekozen wil worden dan dat zij zelve kiest. Nu dit ook in staatkundigen zin ingevoerd zal worden, kunnen ook de dames haar in tree doen in de Tweede Kamer. We willen den wensch uitspreken, dat we er niet te veel last van zullen hebben. Of het nu beter worden zal, spreker haalt er de schouders overop. Wij, anti- rev,, doen daaraan niet mee, ook al ver zekeren de soc. democraten, dat nu het heil over de wereld komen zal. Hebben zij zelfs niet gejubeld, dat het alg. kies recht hun Heiland, hun Verlosser zijn zou Lettende op Rusland, waar het vrouwenstemrecht ingevoerd is, is er nog geen reden voor dat gejubelDaar zijn er dan tegenwoordig veel te veel aan het woordGelukkig zijn wij, Hol landers, nog al wat kalmer aangelegd. Ook, al beperkt men zich echter bij ons tot eenvoudiger proefneming op dit ge bied, we hebben er niet veel verwach ting van. Het is een feit, dat naarmate er meer kiezers komen, de kiezers zelf minder te zeggen krijgen, hetgéen ook beaamd wordt door min. Cort v. d. Linden. De partijbesturen zullen noodwendig meer invloed bekomen dan vroeger, steeds meer zal van boven af geregeld dienen te wordeD, steeds meer zal het individu van zijn medezeggenschap moeten in boeten 3. Volgt de evenredige vertegenwoor diging. Elke partij zal nu z.ooveel zetels be komen als waarop ze aanspraak mag maken volgens haar stemmenaantal Iets, waarvoor Dr. Kuyper reeds sinds 1870 gestreden heeft. Na zegge 48 jaren heeft de linkerzijde eindelijk het billijke hier van leeren inzien. Ja, de mannen van de overzijde zijn wel hardleersch. De rechtmatigheid er van valt niet te be twijfelen. Elke partij krijgt het aantal leden dat haar toekomt. Uit zal het we zen, dat de eene of andere partij leeft boven haar stand. Er zullen stellig par tijen wezen, die nu tot haar behoorlijke plaats teruggebracht zullen worden. 4. Ten slotte de stemplicht. De inrichting van het nieuwe stembil jet werd besproken, en nadrukkelijk er op gewezen, dat ieder nu verplicht is te gaan stemmen, tenzij hij een geldige re den van verhindering heeft. Vooral in de groote steden zal er nu groote ver andering zijn waar te nemen. Denkt aan de gemakzuchtige kiezers, die in auto's naar de stembus plachten gereden te worden. Die nu weg zou willen blijven, mag straks met z'n petje in de hand bij den burgemeester komen, hoewel te ver wachten is dat men er de voorkeur aan geven zal, z'n burgerplicht trouw te ver vullen. Eu toch, in zeker opzicht is het een stommiteit, een dwaasheid. Eerst beweert men aan de linkerzijde, dat het volk het stemrecht begeert, of zelfs eischt, en nu blijkt ze bang te zijn, dat de kiezers niet komen zullen, en sleept men ze er bij de haren heen. Blijkbaar blijft de oude liberalistische zuurdeesem nog nawerken. Veel meer belang dan bij art. 80 heb ben wij bij artikel 192. Het is toch een wonderlijk ding. In 1913 heette het„De Meiboom in de Kap". De verkiezings dagen volgden, en daar lag ons gebouw, het dak ingestort, en we treurden bij de puinhoopen. En nu die verrassing Daar prijkt de Meiboom opnieuw in de kap, neen, de kap is nu voltooid, het gebouw staat daar kant en klaar: Arti kel 192 is tot wet geworden. De vrije school is de gelijk berechtigde geworden naast de openbare, ze zal op gelijken voet bekostigd worden uit de openbare kas, in elk opzicht zullen beide volkomen gelijk behandeld worden. Waarlijk, het is wonderlijk in onze oogen we zien het, maar doorgronden 't niet. Wie onzer had na de nederlaag in 1913 kunnen denken, dat onder dit extra parlementair ministerie ten slotte zou geschonken worden de belofte dat volkomen recht zou worden gedaan aan onze vrije school? Gods daden zijn altijd zoo, dat wij er door geroepen worden, in bewondering neder te knielen. Menig maal gebruikt Hij een krommen stok, om er een rechten slag mee te geven. Als wij het maar mogen zien en opmerken. Evenwel, art. 192 is niet volmaakt, het bevat nog veel van den ouden zuurdee sem, ook heeft het bij de behandeling niet aan pogingen ontbroken, om de vrije school opnieuw in het gedrang te bren gen. Toch bevat het de belofteAan de vrije school zal recht gedaan worden Toen in het begin van de vorige eeuw de Staatskerk afgeschaft werd, heeft de overheid gegrepen naar de school, aan het volk de overheidsschool opgelegd, de school dienstbaar willen maken aan de bevordering van regeeringsinzicliten. Maar het volk is daartegen in verzet gekomen. Wilde de regeering „door een heid tot vrijheid", het volk verwierp die leuze en wilde „door vrijheid tot een heidDat is de tegenstelling tusschen het liberalistisch en het anti-rev. beginsel. Het geestelijk leven moet zich in vrij heid ontwikkelen. Vrije geesten moeten zich kunnen uiten naar den eisch van Gods Woord. Toen het ministerie Heems kerk aan het bewind kwam, was telkens weer de vraag van de linkerzijde, wat het nieuwe kabinet toch bedoelde. Drucker informeerde, Tydeman, Goeman Borgesius, zij allen begrepen niets van den nieuwen koers. In 1830 al werd Groen niet begrepen. Kuyper verstond men evenmin, maar het volk heeft hen wel begrepen. Zeer merkwaardig vindt ge niet? Na een 50-jarige onderdrukking, na 50-jarigen tegenstand van links, heeft eindelijk ons volk door zijn taaie vol harding gezegevierd. Vóór 80 jaren werd de vrijheid bevochten voor het uitoefenen van den kerkdienst, tot de verbreiding van het zout des Evangelies, zoo hebben wij ook tientallen van jaren pal gestaan voor ons Christelijk onderwijs, opdat onze Christenouders hunne doopsbeiofte zouden kunnen nakomen. Vóór 1848 was het oprichten van Christelijke scholen verboden daartoe had men van overheidswege vergunning noodig, niet zoo voor een kroeg. Nu is het juist andersom geworden, nu heeft men een vergunning noodig voor een kroeg, en is er vrijheid tot het oprichten van scholen. Daarin hebben we een geschenk Gods ontvangen. Eerst moest echter een lange, bange strijd gevoerd. De vrjje school is onder den druk krachtig geworden, als een palmboom, die groeit onder de verdrukking. In 1850 waren wij nog o, zoo klein, in 1875 ging reeds 24 pet. van de schoolbevolking naar de Bijzondere school (124,000), in 1915—'16 bedraagt ons leerlingental 430,000; 43 pCt. van het totaalcijfer. Zoo spreekt de macht der werkelijkheid luider dan alle rede neeringen en krijgt de vrije school haast de plaats, die haar toekomt. Ze is er echter nog niet. Zeker, ze krijgt al veel subsidie, een subsidiejager heeft men spreker gescholden, maar die scheldnaam is hem tot een eerenaam geworden. Men heeft hem meer dan eens ver weten „Tot de ellebogen zit ge al in het geldDaar is echter niets van waar. We zijn er nu nog veel moeilijker aan toe dan in 1878. Kik kind van de openbare school vroeg toen door elkaar uit de schatkist f 15,64, de onze kregen niets, zoodat wij voor onze 124000 leer lingen hadden op te brengen 124000 X 15,64, d. i. circa twee millioen, behalve dan ons aandeel in het onderhoud der Openbare School. In 1889 kwam er onder het ministerie Mackay verbetering, in 1905 kregen we het „bouwwetteke", in 1911 de U.L.O. en M.U.L.O.-wet. Toen reeds heeft men spreker met den heer Van Wijnbergen struikrooverspolitiek verweten. En 't is waar in 1915 kreeg de Bijzondere School voor eiken leerling ruim f24 uit de schatkist, maar elk kind der O. S. kwam om ruim f 53, hetgeen per kind een verschil maakt van f29, en voor onze 430000 leerlingen een bedrag van 430000 X f29, d.i. ruim 12 millioen beteekent. In de groote steden is do strijd het zwaarst voor ons. In onze dorpen kan men allicht een 20 a 30 duizend gulden bij elkaar krijgen voor den bouw van een Chr. School, maar in Rotterdam b.v. staat men dadelijk voor een bedrag van f 180000. Vandaar dat, terwijl in 1875 de Bijzondere School te Rotterdam 60 pCt. van iiet geheele leerlingental herbergde, nu dat percentage is gedaald tot 38. Die schromelijke misstand moet veran deren, en zal veranderen, zegt de Grond wet. Binnen drie jaar na Dec. '17 zullen de desbetreffende wetten ingediend moe ten zijn, om dan ook uitgevoerd "te worden. En dat staat, vastNeen vrienden dat staat nog gansch niet vast. De ambitie om recht te doen, is bij de linksche heeren gaandeweg minder ge worden. Om dat te bewijzen, herinnerde spreker aan de tranen in de oogen van den weledelgestr, Heer Robert de Mu- ralt, aan de houding van Troelstra en de andere socialisten, aar» Mr. Marchant, die openlijk schrijft, door den heer De Muralt en de zijnen bedrogen te zijn. Het huilen geeft niet meer, maar spreker vertrouwt de uitvoering van de onder wijswet toch niet best toe aan dhr. De Muralt c.s. In 1908 werd z.g. door Heems kerk de schoolstrijd weer heropend, wanneer zou de vrede weerkeeren Wel, spreker is -ook een man des vredes, maar na een strijd van tientallen jaren is men het niet zoo gauw eens over het vredestractaat. Mannen als Bos en Roodhuijzen zeiden„Er moet vrede komen", en zij meenden het. Bos is gestorven, Roodhuijzen moest van het tooneel verdwijnen en de booze geesten, die het Christelijk onderwijs te vuur en te zwaard wilden tegengaan, zijn weder gekeerd. Het vredestractaat is er, 't is waar, maar de Otto's en de Eerdman's geven thans aan de overzijde don toon aan. En daarom staat het niet vast, dat art. 192 werkelijk uitgevoerd zal worden. Zoowel bij de Vrijz. Democraten, als bij de Unie liberalen en Vrije Libe ralen beslist het beginsel, het beginsel geeft hier de maat aan. En de soci alisten, wel, die zien nu hun Groninger motie verwezenlijkt. „Is er iets goeds, dat ik niet heb gedaan Aan hen dus de eere, maar ongelukkiglijk herinneren wij ons, dat in 1905, toen Kuyper nog aan het bewind was, en nog maar „half recht" geven wilde aan onze school, de Scc.-Dem. wat tegen hem vochten. In 1910 toen de Kamer het Bouw- wetje ouder handen had, noemde men spreker subsidiejager. Wie deed dat? K. ter Laan. In 1911 bij de behandeling van de U.L.O. en M.U.L.O. wet sprak men van struikrooverspolitiek. Wie? K. ter Laan 1 En in 1918 toen de De Savornin Lob man c. s. trachtten althans den Chr. onderwijzer te helpen, stemden van alle andere linksche hoeren de Soc.-Dem. tegen Het deed den heer Gerhard wel erg leed, maar recht doen, nu niet, maar later! Gelooft vrij, als wij het hun over laten, zal dat oogenblik nooit komen. Wij zelf zullen straks op 3 Juli 1918 met alle krachten moeten medewerken, om de gedane beloften verwezenlijkt te krijgen. Ook al schrijft de Wet in art. 13 voor, dat binnen 3 jaar de desbetreffende voorstellen zullen moeten worden inge diend, ingediende wetsontwerpen zijn nog niet aangenomen. Deze bewering staafde sprekvr met een paar sprekende voorbeelden van recenten datum. En aangezien het met onwillige honden kwaad hazen vangen is, de mannen van de overzijde niet te vertrouwen zijn en trouwens alle aan spraak op ons vertrouwen hebben ver loren, moeten wij mannen kiezen, die de hand houden aan hetgeen vastgesteld en beloofd is. In dit opzicht is het huidige Kabinet verre te kort geschoten. Met veront waardiging herinnerde spreker er aan, hoe de wetten van Talma, in 1913 reeds in het Staatsblad verschenen, nooit uit gevoerd zijn geworden. Dit moet het tegenwoordig ministerie ernstig worden aangerekend, dat het den eerbied voor de wet allerdroevigst heeft geschonden. Vervolgens ging spreker over tot het bespreken van twee punten van ons program, een prachtprogram, waarmee zijns inziens veel meer door onze kiesver- eènigingon moest worden gewerkt, en dat waard was, door onze Christen-jonge lingen en jongedochters van buiten te worden geleerd. Nu trekken we niet in coalitie met Roomschen en Chr. Hist, op, maar onder eigen vaandel, voor eigen beginsel, voor eigen candidaten, voor eigen program. En, dit mag ook wordeu gezegd Niet tegen het Kabinet Hoe de verkiezingen ook uitvallen moge, het ministerie heeft verklaard in ieder geval te zullen heengaan. Stellig hebben wij er genoeg op aan te merken, 't Komt niet van pas voor een dienaar der Kroon als Treub, om de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven met te zeggen „Ik ga toch weg 1" Cort van der Linden was de twee de, die het zei, Posthuma de derde, Ram- bonnet is al vertrokken. (Nu, als ze niet vrijwillig gaan, ik wil wel helpen Spre ker verweet min. Cort van Lirrden on dermijning van de grondwettelijke vas tigheden, het niet uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten (Talrna), het onder mijnen van den eerbied voor de wet, een zeer gevaarlijk insluipsel, vooral in dezen tijd van wetsontduiking. Spreker herin nerde verder aan 's ministers houding in zake de lijkverbranding, Laat men de wetten handhaven of afschaffen, een van tweeën, maar het roer stevig vasthouden om het schip van staat veilig door de branding te loodsen. Een tweede ernstige grief is, dat de homogeuileit van het kabinet is prijsge geven, ieder minister gaat maar voort op eigen gelegenheid. (Ruzie tnsschen Treub en Posthuma 't Zal niet weer gebeuren Laten wij nu trachten de fouten van dit kabinet te herstellen, en Talma's na gedachtenis eeren. door in zijn voetspoor mede te werken tot de verheffing van den kleine, den eenvoudige. Laten wij het recht van den arbeid ongeschonden vastleggen in de wetgeving, Talma's levensideaal, en recht doen aan invaliden, zieken en ouden van dagen. Waarom mochten Talma's wetten niet uitgevoerd worden Omdat de vrijzinnigheid en de Soc.-Democratie een nieuwe strijdleuze noodig had: Het Staatspensioen! Wat een volksmisleiding en een boerenbedrog! Volgens Treub een uitvinding vau poli tieke slimmelingen. En daarop dat ge scharrel met die pensioenbelasting van Treub en ten slotte ondanks den poli- tieken wapenstilstand, die onverkwikke lijke historie met de Ouderdomswet, een paradepaardje, op het laatste oogen blik, vlak voor de verkiezingen, van stal gehaald, om de kiezers lekker te maken en hun zand in de oogen te strooien. In den breede werd de ontwikkelings gang van dit bedrijf door spreker uit eengezet. In Jan. 1916 was minister Treub door de socialisten, die niet ten onrechte in diens pensioenbelasting een verkapte pensioenpremie zagen, wegge jaagd. Daarop volgde die benauwende 31ste Maart 1916, toen zoo onverwachts alle verloven ingetrokken werdeu en die troepenverschuivingen in Zeeland plaats hadden. Na afloop nu van de geheime zitting van de Tweede Kamer op 4 April, waarin natuurlijk geheime, zeer ernstige zaken besproken werden, werd aan de orde gesteld de behandeling der ouderdoms wet. De heer De Savornin Lohman wilde die liever laten rusten om de politieke hartstochten niet te doen oplaaien. Bij monde van min. Cort van der Linden verklaarde de regeering dat zij tegen behandeling geen bezwaar had. DeJuni- verkiezingen waren in aantocht voor de Provinciale Staten en er moest een link sche Eerste Kamer komen. Gelukkig is de Eerste Kamer rechts gebleven. Minister Lely zou er toen een mouw aanpassen, door verband te leggen tus schen de ouderdoms- en invaliditeitswet. Dan zouden ook de radenwet en de invaliditeitswet ingevoerd worden. Hot verbandwetjo werd door de Tweede Kamer aangenomen, maar de linksche meerderheid wilde geen geld beschikbaar stellen. Daarop volgden de grondwets herziening en de Kamerontbinding, en met die Kamerontbinding gingen alle aanhangige wetsvoorstellen „naar den kelder". Bij jjen aanvang van het zit tingsjaar 1917—18 legde Koningin de belofte af, dat 'geen politieke wetsont werpen ingediend zouden worden, in Nov. 1917 verklaarde Cort van der Linden ten overvloede, dat de gekelderde Ouder domswet, niet ingevoerd kon worden, maar Lely was van meening, dat het wel kon. Daarop kwam het initiatief voorstel van Duys en Marchant, het werd aangenomen, en aldus „vivisectie verricht op een lijk". Plagend wilde spreker toen nog een amendementje in dienen, om den 70 jarigen leeftijd terug te brengen tot dien van 65 jaar, maar min. Lely was van dio plagerij niet ge diend. Veertien dagen later verklaarde de zelfde persoon op een publieke verga dering, dat op 65 jarigen leeftijd premie- vrij pensioen van staatswege diende te worden uitgekeerd. In vijf jaren had men niets voor den arbeider gedaan, maar op het laatste oogenblikje zou men zijn beloften eindelijk gestand doen. Welk een doorzichtig, maar ook, welk een schandelijk, een „politiek .spel", lichtvaardig beloften te doen, terwijl men van te voren weet, dat men ze niet kan nakomen. Om de gunst van de kiezers voor de volgende vier jaar te winnen 1 Aan .zulk onwaardig bedrijf doen wij niet mee. De armenverzorging ligt voor rekening van de particuliere liefdadigheid van de kerken, en schieten die to kort, dan van de gemeente. Maar onze ar beiders kunnen rechten doen gelden en vragen geen barmhartigheid. Zouden wij de ruggen dier arbeidei's gebruiken, om naar boven te komen, zooals de politieke slimmelingen van Treub? Dat men de wetten van Talma uitvoere, en dat heel het land van Axel daartoe meehelpe in den komenden stembusstrijd. Daarna was aan de orde art. 1 van ons program, dat opkomt voor de eere van onzen God. De eere Zijns Naams moet vooropgaan, ook in den politieken strijd. Gekeerd moet worden die vreese- lijke zonde van het vloeken, een nationale zonde. Ons volk is een vloekend volk en haalt een vloek over zich. Onze jongens en mannen onder dienst weten er van mee te spreken. Onder den vo- rigen minister van Oorlog werd niet zoo de hand gehouden aan het vloekverbod, hij voelde er ook niet veel voorgelukkig treedt de tegenwoordige minister, die zelf een belijder is van den Naam des Heeren, krachtiger op tegen die schan delijke zonde, die in Israël zelfs met den dood gestraft werd. Dat vloeken moet worden gekeerd en gestraft. Dan strijden wij voor Zondagsrust en Zon dagsheiliging, tegen misbruik van sterken drank. En zooveel andere punten staan op ons progrom, die de tijd echter niet toelaat hier te behandelen. De distributie! Waren we daar maar van af! Hoe eerder hoe beter! En ge volg van den oorlog, waaronder wij allen te lijden hebben, maar dat ook voor ons Christenen, een groot groot gevaar met zich brengt. Wordt daar niet steeds meer gevraagd, ook onder ons: Wat zullen we eten en drinken, en waarmede zullen we ons kleeden Worden wij ook niet steeds meer getrokken in het stof, blijven ook wij wel gehcei vrij van materialistische smetten Laten wij onze eere stellen in het vasthouden aan het Woord Gods. Is het woord van onzen Heiland nog waarheid voor u, ook in dezen tijd? Maakt ulieder» niet bezorgd, wat gij eten en wat gij drinken zult, waarmede gij u kleeden zult. Als gij zorgen hebt, aanziet de vogelen des hamels, dat zij niet zaaien, nog maaien en uw Hemelsche Vader voedt nochtans dezelve. Gaat gij de vogelen niet zeer veel te boven Maakt u niet bezorgd en vraagt nietWat zul len wij eten of wat zullen wij drinken of waarmede zullen we ons kleeden. Want alle deze dingen zoeken de hei denen, maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en alle deze dingen zullen u toe geworpen worden. Zoo sprak onze Hei land en zoo spreekt Hij nog. Heeft dat woord des Heilands dan geen vat meer op u? Gaat gij zuchtend uwen weer Voor de kinderen Gods geldt het toch Ik heb nooit een rechtvaardige gezien verlaten, noch zijn zaad zookende brood. Dit grijpt ons het meest aan in deze tij den van zoo grooten ernst, waarvan wij den omvang niet kunnen meten, waarin de gedachten zich in ons vermenigvul digen, en de vraag vaak bij ons oprijst, of nu misschien het oordeel niet komende is. Acht hebben we te geven op do teekenen des tijds, al weet ook niemand, wanneer die dag en die ure komen zal. En dan die beklemmende vraagAls de Zoon des Menschen komt zal Hij ook geloof vinden op de aarde 1 Laten wij in onze ziele zeggen. Heere, wij zullen

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 2