Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen. No. 41. Woensdag 29 Mei 1918. Ie Jaargang. FEUILLETON. OMHOOG! Biiitenlaiidscli Overzicht. ABONNEMENT: Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever' D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. Per drie maanden bij bezorging f 1,—, Franco per post voor Nederland 1.10. ADVERTENTIE N. Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twoo kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. Klare wijn. In Juli zal in ons vaderland de groote stembusworsteling worden gestreden, die beslissen zal, of ons volk in de komende vierjarige periode geregeerd zal worden volgens de Christelijke beginselen óf vol gens de revolutiebeginselen. Die stembusstrijd zal dus van zeer groot belang worden. Maar daarom is ook noodig, dat do partijen aan de kiezers vooraf klaren wijn schenken. Eerlijk zeggen, wat ons wacht, als ze winnen. Van rechts weten we dat. Maar wat zal links doen. Als straks de verkiezingspropagandis ten den boer opgaan, om kiezers te win nen voor de liberaul-socialistische groep, zouden ze aldus kunnen beginnen „Mijne Heeren. Voor 5 jaar hebben we jullie bedrogen. We hebben jullie verteld, dat die rechtsche partijen niets konden doen. x Wij vrijzinnigen en socialisten zouden beter oppassen. Jullie hebt toen onze candidaten trouw gestemd. Mijn dank is groot. We behaalden een schitterende overwinning. Maar mijne heeren, laat ik 't maar openlijk erkennen, toen zaten we met de liaudeu in 't haar. Gelukkig, dat Cort van der Linden ons uit den nood heeft geholpen. Want wij linkerzijde kouden zelve niets, 't Is wel akelig, dat ik hier mee beginnen moet. Maar wat waar is, is waar". Natuurlijk doen de liberale en socialis tische sprekers dat niet. Ze zullen den ken alles wat waar is, behoef je daarom nog niet te zeggen. Ze zullen over hun onmacht om iets tot stand te brengen, zwijgen als een mof. Én probeeren, om de schuld op den oorlog, die toch van zoo wat alles de schuld krijgt te schuiven. Als dat lukt, dan behoorcn ze wel tot de aller grootste O.W.ers. Maar we denken zoo, dat de kiezers hen wel zullen vragen „Hoe komt het straks? Zijt gij, o ge achte spreker wéér gekomen om ons er tusschen te nemen, door ons bang te praten voor rechts Strooit ge ons wéér zand in de oogen Hebt ge 't nieuwe ministerie nu klaar, voor 't geval dat ge den strijd wint Hoeveel socialistische ministers komen er Wie zullen den toon aangeven De soci's Schenk ons alsje blieft klaren wijn". Al zullen de liberalen en socialisten het land hebben aan deze tandvoeling, die kiezers hebben er terdege recht op, dunkt ons. De kiezers mogen weten, dat een over winning van links beteekent, een soci alistisch bewind, dat ons land aan allerlei gewaagde proefnemingen zal blootstellen. V Oudé Plunje. De linkerzijde is niet altijd vóór Staats pensioen geweest. De liberalen hebben aan den drang der socialisten geen weerstand kunnen biedenvooral niet, toen ze zagen, dat de Staatspensioens- leuze groote propagandistische kracht had. Vroeger heeft men het erg afgekamd. De bescheiden benaming „armenzorg" is niet van rechts, maar van links af komstig. In 1901 verklaarde de Liberale 90) Hij zag zich, later als weduwnaar, in zijn hoopvolle verwachtingen van steeds hooger stijgenHij zag ze, nu in ijle wolken verwaaid Hermanhoe bitter had die hem teleurgesteld. Cato, hoe had ze hem met dit huwelijk gegriefd. En nu, en nu Bankroet, financieel en zedelijk. Had Herman feitelijk geen gelijk Waarvoor leefde hij eigenlijk Waar voor Schande, vernedering wachtten, neen, waren reeds zijn deel en de erfe nis, die hij nalaten zou, zou heeten ver achting Zou hij die dragen Maar hij moest immers. Hij moést. En zijn bekentenis tegenover Cato en Karei, die niet uit kón blijven, zou hem nog 't zwaarst wegen, het diepst vernederen. Een fielt moest hij zich zelf heeten, die de schuldige hand zelfs niet had kun nen afhouden van het erfdeel zijner dochter Unie nog, dat Staatspensioen niet be hoorde tot het terrein der practische Staatkunde, want het zou een ondrage- lijken druk voor de belastingbetalenden meebrengen. Eveneens was de Liberale Unie er tegen om principiëele redenen. Nolting noemde het volksbedrogin de „Radicale Hervorming" werd het genoemd een agitatiemiddel, een spel letje, een voorspiegeling tegen beter weten in, werd gesproken van pensioen kwakzalverij. Land en Volk noemde het Staats pensioenpolitieke wisselruiterij: iets dat niet kan; iets wat in strijd is met de politieke eerlijkheid en nauwgezetheid. Het stelsel der politieke slimmelin- gen11, betitelde Mr. Treub in 1909 het Staatspensioen. Bewust bedrogzoo verklaarde Treub 9veneens. En Mr. Veegens noemde Staatspensi oen, een volkswaan van den dag; een onbekookt plan. Dr. Bos ei er van misleidend in hooge mate, eene ten eenenmale valsche leuze. Als één man veroordeelden dus de liberalen het Staatspensioen. Wel is men dus van opinie veranderd, en heeft boven aangehaalde uitspraken als „oude plunje" opgeborgen. Nu is dit op zichzelf niet erg, als men maar aantoont, waarom men veranderd is. Waarom, wat men vroeger schreef, thans niet meer waar is. Of de vrijzinnigen het zullen doen V Goed gezegd. In het artikei van den Rotterdamschen burgemeester Mr. Zimmerman, Voort brenging en arbeidsplicht"dat wij on langs overnamen in onze rubriek Uit de Pers, lezen we: „Hetspreekt vanzelf dat tegenover den arbeidsplicht goede belooning behoort te staan en dat, voor zoover de arbeidskrachten aan hunne woonplaatsen worden onttrokken, eene regeling voor verzorging van het gezin moet worden getroffen, zooals dit is geschied voor de gezinnen der gemobili- seerden. In dat opzicht betoone men zich niet schrielniet door ruime be taling van goeden arbeid verarmt een land, maar wel door betalingen en uitdeelingen in allerlei vorm en onder allerlei pamen zonder dat daartegen over arbeid wordt verricht. Vooral de laatste, schuin gedrukte woorden hebben onze volle instemmiug. Men meene toch nooit dat arbeids- luonen verloren uitgaven zouden zijn. Al kan en mag, zal het bedrijf kunnen blijven bestaan, de loonstijging niet ont aarden in een eindelooze schroef, toch is een royale loonsbepaling, die moeite vollen arbeid flink waardeert, een gunstig teeken voor de/ volkswelvaart. Geen ruimemetaling van goeden arbeid verarmt ons land, maar wel doet dat uitkeering van geld zonder dat daar arbeid tegenover staat. Zullen de voor standers van staatspensioneering er om denken V Propaganda. Nu de candidaten zijn gesteld en al gemeen bekend is welke partijen aan de komende stembus-worsteling zullen deelnemen, mag ook door de Anti-revo- Klam zweet begoii te parelen op zijn voorhoofd. Een benauwend, beklemmend gevoel vermeesterde hem. Hij maakte zijn halsboord los, rukte het vest open. De oogen staarden hoorde hij daar geefi hoongelach, geen vervloeking Hij stond op, deed een paar schreden in de richting van het raam, om het te openen, om den koelen wind binnen te laten, om te verademen Een zware bons, die dreunend door het huis klonk, deed Cato naar haars vaders vertrek ijlen. Ze vond hem, be- weegloosneergestort op den grond Een tweede, heviger aanval van den ge- vreesden vijand had hem geveld. Voor good Nog was er leven was er ook nog hoop HOOFDSTUK XXIX. Kort was de kamp geweest, die het verzwakte lichaam en de afgezwoegde geest hadden vermogen te voeren met den grooten slooperweinig weerstand was hem geboden slechts vierentwintig uren, nadat de plotselinge val Cato op het doodelijkst had ontsteld, rustte Bre mer op zijn stervenssponde Hij was nog even tot bewustzijn ge komen en zijn half verlamde tong had bijna onverstaanbare klanken gestameld, lutionaire partij wel alle aandacht aan de propaganda worden geschonken. Mr. Troelstra sprak in de 2e Kamer «in het „scheuren van geestelijk gras land". Dat is ook de taak der propa gandisten Onzer partii Er is merkwaardige overeenkomst in het feit, dat in 1901, evenals nu, de Christelijke partijen niet in bondgenoot schap den strijd ingaan. Het groote voordeel daarvan is, dat iedere partij hare bewegingsvrijheid volkomen be houdt. Laat men daarvan een goed gebruik maken. Dit juist maakt onze strijd thans mooi, dat wij voor eigen idealen het pleit kunnen voeren, dat wij onze beginselen zonder eenige terughoudendheid mogen verspreiden. Het beklemt menig partijgenoot wel eens, dat er zoo weinig geestdrift is voor deze worstelingdat het zoo noodige élan ontbreekt. Soms zelfs bij onze pro pagandisten. Dat moest toch niet zóó zijn. Is het nu de tijd niet om, voor ons begeeren op staatkundig gebied uit te komen En als het vuur ontbreekt bij de „grooten" in de partij, waaraan moeten de ^kleinen" zich dan warmen Dezer dagen beluisterden wij in Ter Neuzen zulk een rede, die het Anti-re volutionaire hart niet raakte, omdat geen woord gewijd was aan ons kloek pro gram van actie, waariu de belijdenis van de Eere Gods als immer krachtig naar voren treedt. Laat men zich toch losmaken van de distributie-misère en het weinig moed gevende porspectief, hetwelk op finan- tieel gebied de toekomst opent Zijn wij dan niet met ons volk in Gods hand? Wij zeggen dit nu niet, alsof wij wilden beweren, dat wij ons van die materieele dingen niets zouden hebben aan te trekken. Maar waarop wij den nadruk geheel willen laten vallen, is dit, dat ook in onze actie het geestelijke zal heerschen over de stoffelijke dingen. Niet aan de materieele ellende van het heden, niet aan het geloof in een toekomstmaatschappij, die na een heftigen klassenstrijd zal geboren worden, kan door onze mannen de bezieling ontleend worden voor den strijd. Alleen aan het heilig Ideaal! Indien wij in ons vaandel schrijven „Pro Rege" „Voor onzen Ko ning", dan zal door de werking van des Konings Geest in onze harten ook in deze politieke worsteling met kracht en gloed gestreden kunnen worden. V De jonge Garde. Onze jonge Garde heeft in de komende dagen ook een taak. Wij mogen veronderstellen, dat zij zich daaraan niet zal onttrekken. Is zij er voor gereed Wij hopen doch vreezen tegelijk. Jammer genoeg hebben de Protes- tantsch-Christelijke partijen, ook de Anti- Revolutionaire, zich veel te weinig inge laten met de politieke opvoeding der jeugd. Inderdaad te bejammeren. Het is met de lagere school niet uit. Dan komt het gevaar pas ten volle. Hoe verklaart ge het verschijnsel, dat zoovele jongelingen de zijde kiezen van de par tijen van het ongeloof en de revolutie, die alleen het angstig luisterend oor van Cato had trachten te ontraadselen. Karei vertoonde zicli ternauwernood. Van Ber- tels, zijn compagnon, had hij den anderen morgen hot slechte nieuws van den ge heel ontredderden toestand van zijns schoonvaders financiën vernomen en dit was hem nagenoeg een zekere weten- schap; dat ook Cato's erfdeel verslonden was. Norsch, ongevoelig voor het leed zijner vrouw, hield hij zich afgezonderd en begon vast de boeken en bescheiden van den stervende na te zien het bracht hem de wel verwachte, maar toch nog schokkende zekerheid, dat niets hoege naamd-gered was. Tegen zessen kwam Cato, met betraand gelaat hem dringend vragen, nog even te komen, „'t Loopt af met vader", hik te ze. Hij antwoordde niet, toonde geen mede lijden in haar smart, bleef onbewogen. Er was haat in zijn hart, haat, zelfs tegen een stervende en daaraan paarde zich een innerlijken afschuw van de plaats, waar de koning der verschrikking den scepter zwaaide. Toch kon, durfde hij niet bruut wei geren. Maar hij kwam mqj tragen tred. Daar lag het wrak van een mensche- lijk lichaam, stuk geslagen in de branding, anders dan juist uit dit feit? Naar de kerk gaat de weg door de catechisatie. Doch langs wolken weg worden onze zonen naar de stembus geleid Wij mogen niet met een Gallio's ge weten deze zaken langs ons laten heen- glijden. De mannen van het heden hebben een taak ook ten opzichte van de zonen van ons volk en wij danken in dit opzicht in het bijzonder zeer veel aan den Neder- landschen Bond van Jongelingsvereeni- gingen op Gereformeerden grondslag. Toch niet alles 1 Wij voelen het door ons gebrek aan belangstelling bestaande gevaar voor onze jongeren diep. Laat ons nog doen, wat onze hand hier vindt om te doen. Nog is het niet te laat Het is zoo noodig als brood, dat wij thans de jonge garde wapenen. Zonder eenige voorbereiding mogen wij hen niet op pad zenden en daarom achten wij het ten zeerste noodig, dat er mg enkele cursusvergaderingen worden gehouden, waarin ons program van actie wordt uiteengezet, zoowel thetisch als anti thetisch 0p de fronten heerscht nog „betrekkelijke rust". Vlie geractie, opvlammende geschutstrijd en plaatselijke verkenningsgevechten zijn aan de orde van den dag. Maat het groote offensief laat nog steeds op zich wachten. Het weer mag warm zijn of koud 't mag stil zijn of waaien 't mag droog zijn of regenen, het groote offensief, dat wel licht den oorlog tot een beslissing brengt, blijft nog uit. De Duitschers wachten op de mane schijn, heeft de Franschman Marcel Hutin geschreven. Maar op 20 Mei was de maan ongeveer e.ven vol als ze op 21 Maart, de dag, waarop de Duitschers hun aanval begonnen was. Doch de Duitschers- wachten op maan. noch zon, ze wachten gelooven we heelemaal niet. Ze zijn druk bezig met hun voor bereiding, en als die klaar is, zullen zij het offensief weer beginnen. Hoe langer die voorbereiding duurt, hoe degelijker ze ongetwijfeld is, en hoe feller de stoot zal aankomen. Ons dunkt zelfs, dat de stilstand nog niet eens zoo heel lang duurt. Het eerste Duitsche offensief (bij St. Quentin) begon op 21 Maart en eindigde den 29stcn Maart voor Amiens. Op 7 April werd de flank beveiligd, door de Franschen over de Ailette te drijven. Van 9 tot 16 April volgt dan de aan val in Vlaanderen. Op 25 April wordt de Kemmelberg genomen. Waar men mag aannemen, dat thans een krijgsbedrijf van de eerste grootte zal volgen, daar is een voorbereiding van nog geen maand waarlijk niet zóó lang, d^t we nu reeds zouden aannemen, dat een verdere aanval achterwege zal blijven. De toestand in Ierland is nog allerminst geruststellend voor Engeland. De hoofden der beweging zijn door de Engelschen gevangen genomen. French die het niet vermeden, maar lichtvaardig gezocht had. Cato zat reeds weder naast hem, haar hand hield de zijne zijn oogen zochten met angstige schuwheid de hare. Zijn lippen prevelden ietseen gemom pel, waaruit zelfs het oor van Cato te vergeefs poogde den zin en de bedoeling te vatten. Het bleeke gelaat, met de ho- pelooze uitdrukking, met den scheef ver trokken mond lag zwaar en diep in het witte kussen. Het bleeke licht van den dalenden dag, nog valer door de weer kaatsing der witte gordijnen, die het ledikant omgolfden, vulde den engen om vang van de sponde en schiep een at mosfeer van matheid en dofheid om den stervende, wien niets de laatste stonden verlichtte. Er scheen in die starende oogen, welke angstvallig de ontmoeting met die van Karei meden, een vraag te liggen om vergeving. Weer murmelden zijn lippen iets. Cato, die dadelijk opgerezen was en zich over hem heenboog, meende Hermans naam op te vangen. „Herman?" fluisterde ze aa zi,a oor. Met de moede oogleden beouidde hij, dat ze hem had begrepen. Zachtkens schudde ze ontkennend het hoofd. Herman 1 Aan hem was in de eerste is wel zeer krachtig opgetreden. Vooral het in hechtenis nemen van Devalera, het hoofd der Sinn-Fein-beweging is foor Ierland een geweldige slag. Het schijnt, dat er in Ierland een zeer uitgebreid complot bestaat. Duitsch geld eu wapentuig, door duikbooten aange voerd, hebben de beweging versterkt. De openbaarmaking van de desbetreffen de stukken door de regecring wijst er althans op. Toch is de tegenstand, met het on schadelijk maken der aanvoerders, nog allerminst gebroken. Niet alleen de 18 bisschoppen blijven zich tegen den dienst plicht verzetten, maar heel het volk, dat de Engelschen haat, blijft morren. En de historie leert, dat tijdens op standen, tevoren onbekende personen, soms plotseling als leiders optreden. De Iersche kwestie blijft dus voor Engeland uiterst netelig. Temeer waar de critieke toestand aan het Westfront al de aandacht van de Engelsche regee ring blijft vragen. Over het verbond tu&schen Duitschland en Oostenrijk, brengt het Wecnsche Correspondentie blad een bericht waaruit blijkt hoe door den oorlog het reeds op belangengemeen schap rustende bondgenootschap steeds inniger werd door de ontwikkeling van de militaire techniek. De aanvoerders kenden elkander, genieten en genoten eenzelfde opleiding. Daardoor is het po litieke en economische verbond met Duitschland steeds dieper geworden. De militaire accoorden zullen met behoud van de traditioneele eigenaardig heden van beide legers op het grond beginsel van volkomen gelijkheid berus ten en geen inbreuk maken op de sou- vereiniteitsrechten van beide landen. Terwijl algemeen op de ontwikkeling der krijgsbedrijven wordt gewacht, zwijgt toch de stem des vredes niet geheel. Zoo deelt de Nederlandsbhe Anti Oor logsraad het volgende mede over een toekomstige volkerenbond „dat dezer dagen in de pers algemeen de aandacht is gevestigd op het denkbeeld, geopperd door minister Barnes, lid van het Engelsche oorlogskabinet, n. 1. dat president Wilson aan de Nederlandsche regeering zou vragen, het initiatief te nemeu tot een conferentie van de geal lieerde regeeringen te 's Gravenhage." Dit denkbeeld komt overeen met een onlangs bij den Araerikaanschen Senaat ingediend voorstel van Senator Owen. De beginselen welke Senator Owen voor dezen Bond voorstelde, luiden als volgt1. Het recht van de volkeren om over hun eigen lot te beschikken. 2. De handhaving van de territoriale integriteit van de verschillende volkeren. 8. Abso>r lute vrijheid der zee. 4. Onmiddellijke ontwapening na den oorlog. 5. Vaststel ling van hetgeen op internationaal eco nomisch gebied moet geschieden. 6. De instelling van een politiemacht, welke in staat zal zijn om de regelen, vastge steld door den Bond te handhaven. Ver schillende stemmen in de Fransche pers begroeten dit voorstel mot ingenomenheid. Men acht dat eindelijk het denkbeeld van een volkerenbond in een positief stadium is gekomen. opschudding niet gedacht. Later was een boodschap gezondenze had enkele let ters op een papier gekrabbeld en dat door de dienstbode laten bezorgen aan zijn kosthuis. Maar tot nog toe was gcen- erlei antwoord gekomen, noch ook wïis hij zelf verschenenwant de brengster, die den last had, op „antwoord te wach ten", werd meegedeeld, „dat mijnheer nog niet thuis was" ('t was negen uur in den morgenmaar „dat ze ffet da delijk, als mijnheer thuis kwam, aan hem geven zouden". De dienstbode had er op aangedrongen, dit laatste vooral niet te verzuimen, „omdat mijnheers papa heel naar was". Herman was aan den boemel. Eerst tegen den middag arriveerde hij, maar in zulk een toèstand, dat, hoewel de schriftelijke tijding een dringende mon delinge toelichting kreeg, nóch het een, nóch het ander tot zijn bewustzijn door drong en hij zorgeloos zijn roes lag uit te slapen. Neen, Herman was er niet. Hij begreepsloot de oogen. (Wordt vervolgd). ZEEUWSCH - VLAANDERE - r\ TT -r-\ TT rrs TT TIT rn T TT TVT DOOR ZELANDIA. Nadruk verboden.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1