Orgaan ter verspreiding der Ghristelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. No. 34. Woensdag 1 Mei 1918. Ie Jaargang. FEUILLETON. OMHOOG! Buitenlandse!» Overzicht. Dit bJad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. TELEFOON Nr. 20. ABONNEMENT: Per drie maanden bij bezorging f 1,—, Franco per post voor Nederland f 1.10. bij den Uitgever D. ADVERTENTIE N. Van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer /'0.10. Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. V Schulddelging na den oorlog. De oorlog zal straks na den vrede nog op velerlei gebied nawerken. Rouwdragenden en verminkten, bal lingen en tot den bedelstaf gebrachton zullen aan deze jaren met smart terug denken. Verwoeste steden en platgetreden akkers zullen ons herinneren aan den tijd, waarin de menschen elkander als tijgers bestreden. Ook op maatschappelijk gebied zal de oorlog gewichtige gevolgen na zich sleepen. Vooral het vraagstuk, hoe do landen op den duur zullen kunnen bestaan onder den ontzaglijken schuldenlast, door den oorlbg veroorzaakt, nijpt. En wat nu nog min of meer een vraag van theorotische aard genoemd kan worden, zal natuurlijk straks een punt van practischc politiek worden. Thans worden nog allerlei plannen ontvouwd. Straks zal de strijd tusschen de politieke partijen gaan over deze en dergelijke plannen. Een geniaal plan ontwikkelt Dr. II. Rokotnitz in een Oostenrijksch blad. Hij wijst er op, dat men met besparing op do uitgaven niet genoeg kan bereiken. De onderlinge naijver der menschen is hiervoor een groot beletsel. Ook de geest des tijds werkt het besparen op de uitgaven niet in de hand. Meer succes zou hebben, beslaglegging op een deel der vermogens. Dat ver mindert echter de ondernemingsgeest, en dus de nationale welvaart. Bovendien tast de Staat daardoor zijn belasting bronnen aan, en zou dus op de over blijvende vormogens en op do inkomens een nog zwaarder drukkende belasting moeten worden gelegd, tot delging van de gewone uitgaven, wier bedrag ook steeds klimt. Daarom beveelt de schrijver aan converteering der staatsschulden. Dat wil zeggende bezitters van Staats papieren worden voor de keus gesteld, óf terugbetaling der geleende gelden, óf hnn geld tegen lager rente aan den Staat laten. Dan kan tweeërlei gebeuren. Ten eerste, de bezitters van Staatsobligaties kunnen terugbetaling vorderen. Dan mislukt het plan. Daar moet dus tegen gewaakt. De schrijver wil daarom dat de Staat al weer een stukje Staatsinmenging dus de rente van banken op 2,5 pet., en van spaarbanken op 2,75 pet. vaststelt. De rente van gemeentelconingen en pand brieven moet dan op 3 pet. worden bepaald. De bezitters van Staatspapieren zullen dan genegen zijn, aan den Staat te leencn tegen 3 wat voor elk land op een besparing van millioenen uitkomt. In het tweede geval, als de geldschie ters genoegen nemen met een lagere rente, zal de bovenomschreven maatregel toch nog wenschelijk zijn. Immers een geslaagde conversie van de Staatsschulden zal de geldbehoefte verminderen. Het leven zal minder duur worden, wat de bezitters van beleggingsfondsen ten goede komt. De schrijver betoogt verder, dat zijn 84) ,,'k Heb nog bezoek gehad", vertelde ze. „Bezoek? Van wien „Herman kwam. 't Was al laat". Hij bloosde opnieuw. Zou „Wat kwam hij doen?" „Hij had weer geldgebrek." „Heb je vroeg hij verontrust. „Hij kwam voor vader. Morgen komt hij terug." „Zoo, dat zal wat geven". „Herman vertelde, dat hij jou nog had ontmoet". Ineens wierp ze het er uit. Ze moest er toch het hare van hebben. Hij keek haar onderzoekend aan. Rook ze lont? Vermoedde ze onraad? Hij voelde zich als een schooljongen, die op een schelmstuk wordt betrapt. „Ja", zei hij, zoo onverschillig mogelijk doende, „'k meën, dat 'k hem in Café Neuf in den schim heb gezien. Ik moest daar even zijn." stelsel het karakter heelt van vermogens- vermindering, maar toch de volgende voordeelen er boven heeftHet treft slechts het werklooze kapitaal en laat nijverheid en handel ongemoeid. Is er zelfs voordeelig voor. Niet alleen de Staat wordt er door ontlast, maar ook de gemeenten, waar door steun van Staatswege minder noodig is. De lasten van huis- en grondbezit worden verlaagd. De bouwindustrie wordt er door be vorderd, omdat bouwcredieten op ge makkelijker voorwaarden te verkrijgen zijn. Goedkooper huizen dus. Ook het klein-laudgebruik wordt er door in de hand gewerkt, wijl bedrijfs kapitaal tegen veel lager rente dan thans verkrijgbaar is. De offers, door de bezitters van Staats fondsen te brengen, worden deels goed gemaakt door belastingvermindering en prijsdaling van allerlei waren. Zóó ongeveer is het plan van Dr. Rokotnitz, dat we om het belangwekkende er van, onzen lezers meedeelen. Het oordeel er over laten we aan bevoegde financiers. Maar 't is toch een vingerwijzing naai de toekomst, die ons wacht. Want hoe men ook pogen moge, de ontzettende schuldenlast der onderscheidene Staten te delgen, diep-ingrijpendo maatregelen staan ons te wachten. Evenzeer lijkt ons vaststaande, dat de groote vermogens geducht zullen moeten bloeden. Maar de middenstanders en de mindere man zullen eveneens het hunne moeten offeren op het altaar van vader Staat. Hen zooveel mogelijk te ontlasten en voor dooddrukken te bewaren, is het doel van de Antirevolutionaire politiek. De Antirevolutionaire partij was van ouds en blijft: de partij der „kleine luyden". Democratisch in den goeden zin dos woords V De Rijksmiddelen. Ook in de derde maand des jaars hebben de inkomsten van het Rijk een flinke stijging ondergaan. Leverde Januari ruim 1,3 millioen meer dan 1917, Februaii ruim 4 millioen, Maart gaf een stijging van meer dan l"s millioen te zien. In het eerste kwartaal van 1918 is er dus bijna 7 millioen meer ingekomen, dan over hetzelfde kwartaal van 1917. Doch inde buitengewone omstandigheden, die wij thans beleven, nu, tegenover de geweldige uitgaven voor de mobilisatie en do voedselvoorziening de inkomsten wegsmelten als sneeuw voor de zon, beteekenen een paar millioen per maand meer al heel weinig. Ook is de snelle en aanzienlijke stijging der inkomsten geen gevolg van een natuurlijke ontwikkeling. Belastingver- hoogingen en crisisinvloeden hebben bij de stijging van de ontvangsten een voorname rol gespeeld. Een belangrijk aandeel in de stijgingen hadden de inkomstenbelasting {V/4 mil lioen), de vermogensbelasting (1(56900 gulden), de registratierechten (1 millioen), de zegelrechten (V» millioen), de suiker accijns (600,000 gulden), en de accijns op het geslacht (365000 gulden). Tengevolge van den ingetreden vleesch- loozen toestand zal de belasting op het Zijn eenvoudige voorstelling nam haar argwaan bijna geheel weg. HOOFDSTUK XXVIII. 's Morgens reeds bijtijds was Herman weer aan de deur. De oude heer had zich ternauwernood gekleed. Gato had hem al eenigszins op de koinst van zijn zoon voorbereid, be nevens op de reden ervan, 't Was, of ze haar vader zag ontstellen 't versterkte haar in de meening, dat de geruchten omtrent zijn speculatie woede niet onge grond waren en ze was te meer geneigd, Kareis aandringen op scheiding en af zonderlijk beheer der financiën, aan wijze voorzichtigheid toe te schrijven. „Laat Herman maar bij mij in m'n kamer", had hij gezegd. „O, anders, 't hindert volstrekt niet, U kunt gerust in de woonkamer komen 'tis daar ook niet zoo kil als hier". „Nee, nee, laat maar 'k wil je er geen last mee bezorgen 't is gemakkelijker zoo", had hij haastig geantwoord. Zo maakte er uit op, dat papa andere redenen had, dan hij voorgaf, om Herman alléén te spreken. Toen haar broer kwam, had ze hém derhalve bij vader alleen gelaten. Ze geslacht wel spoedig zeer aanzienlijk dalen. Een groote vermindering vertoonde de accijns op gedistilleerd, namelijk f 1,266,700. De successierechten daalden bijna f600,000. Als gevolg van het ontwrichte handels verkeer bleven de invoerrechten ruim f500,000 bij verleden jaar ten achter. Zij leverden slechts ]/s °P van wat in Maart 1914 binnenkwam, hoewel het prijspeil der goederen, dat als maatstaf der invoerrechten geldt, sedert ontzaglijk is gestegen. De loodsgelden (f 18400) maakten nog treuriger figuur. Zij brachten 1/i0 op van wat daaruit in Maart 1914 binnenkwam. De gewone ontvangsten leverden in 3 maanden f 54,738,000 op. Daarentegen de tijdelijke (crisis-)belastingen ruim 67 millioen. Dat is 54 millioen méér dan in het eerste kwartaal van 1917 Bracht de oorlogswinstbelasting ver leden jaar in de eerste 3 maanden nog maar 3Va millioen op, thans kwam f 46,858,000 voor de schatkist binnen. Eir nu wil men nog deze belasting vor- hoogen tot 50 Als de Staat nog maar geen O. W.er wordt De verdedigingsbelastirigen, waarover de laatste dagen zooveel gesproken is, en die wij vermoedelijk de eerste jaren wel zullen behouden, brachten in Maart ongeveer 2 millioen méér op dan in Februari. Waarschijnlijk zullen ze de raming voor dit jaar (45 a 50 millioen) aanzienlijk overschrijden. Voor de komen de jaren verwacht men, zonder de voor gestelde opcenten, van deze 3 belastingen echter een kleiner bedrag. En de Staat heeft heel wat noodig. Op de levensmiddelen-voorziening mag niet worden bezuinigd. De regeering mag voor geen offers, hoe zwaar ook, terugschrikken, waar het er om gaat ons volk door den bangen' crisistijd heen te voeren. We zullen dus moeten blijven betalen. De groote slag op het Westfront woedt nog steeds door. De Duitschers hebben nu weer met een forschen stoot de Kemmelberg veroverd. Deze 130 M. hooge heuvel bohccrscht niet alleen Yperen, maar ook de straat wegen en spoorlijnen van Poperinghe. Do Engelschen en Franschen, die hier o. a. 6500 gevangenen verloren, hebben het belang van deze stelling ingezien en reeds tegenaanvallen ondernomen, die echter bloedig zijn afgeslagen. De Engelsche Times schrijft in een hoofdartikel Het verlies van den Kemmel-berg moet een ernstigen terugslag hebben op den vernauwden boog om Yperen. Onze linio aan weerszijden van het Yperen-Koomen- kanaal bij St. Eloi houdt het goed uit, maar intusschen moet men erkennen, dat YTperen zelf en de stellingen er omheen sterk bedreigd worden door het ontwij felbare succes van den vijand. Wij heb ben herhaaldelijk laten uitkomen, dat, hoe dreigend de aanval tegen Yperen ook moge lijken, men altijd moet beden ken, dat de groote massa's van de vij andelijke strijdkrachteu nog samengetrok ken zijn in deu groolen nieuwen boog was ook overigens volstrekt niet be nieuwd het naaste er van te weten reeds al te dikwijls in deu laatsten tijd was ze van onaangename tooneelen ge tuige geweestveel kwam Herman niet, maar als dit geschiedde, dan gaf geld gebrek in den regel daartoe aanleiding. Vader en zoon groetten elkaar tame lijk koel. Heel spoedig bracht Herman het doel van zijn komst op het tapijt. ,,'k Heb dadelijk een paar duizend gul den noodig, pa". Een woedende blik van Bremer Sr. was voorloopig het eenig antwoord. ,,'k Heb wat ongelukkig gespeeld er is haast bijU zult me immers wel kun nen helpen wat beduidt het ook voor Uzei hij, luchthartig doende, en op zijns vaders boosheid geen acht slaande. De oude gaf nog inmier geenerlei ant woord. Hij zat recht tegenover Herman aan de tafelzenuwachtig knepen zijn lange, magere vingers in de armen van de fauteuil. Ook Herman voegde geen woord meer aan zijn verzoek toe. Hij vond het blijk baar alleszins voldoende, zijn toestand bloot gelegd tc hebben enftchceu geheel en al ongeneigd zijn verzoek nader aan tusschen Atrecht en de Avre en dat de slag nog niet ten volle hernieuwd is. Er moeten ernstige gevaren geloopen wor den en de toestand verlangt de uiterste kalmte en do sterkste zenuwen, maar de gevaarlijkste plaats is nog altijd de linie van do Somme. Het kan zijn dat wij in het Noorden gebied prijsgeven, maar terugtochten daar zouden niet on herstelbaar zijn. Daarentegen zou een geslaagde aanval van den vijand in de richting van Amiens, gevolgd door een vijandelijken stoot naar den mond van de Somme, ons van de hoofdmacht van de Franschen afsnijden. Dat doel van de Duitschers moet tot eiken prijs ver hinderd worden en daarom moet het terugslaan van den vijand te Villers Bretonneux op Woensdag en Donderdag als van het hoogste belang beschouwd worden. De taak van de geallieerden is te vechten om eiken voet in het Noor den, maar zich niet te laten afleiden van de noodzakelijkheid om hun linie aan weerszijden van de Somme voor Amiens in stand te houden. Van Duitsche zijde schrijft de Lok. Anz. het volgende „De Kemmelberg, aan welks oostelij- ken rand de plaats Kemmel zelf is ge legen, speelt een aanzienlijke rol bij de verdediging van het Vlaamsche front, in het bizonder van Yperen. Op zeven K.M. ter zijde van het laatste draaipunt van den Éugelschen rechtervleugel is de door niets gedekte stad gelegen. De Kemmel berg beheerscht haar niet alleen, doch ook de straatwegen en spoorlijnen over Poperinghe. Onze aanval van Bailleul en Vleugelhoek vulde dien van Wyt- schaete aan en daarmede den van het oosten uitgaanden aanval op den berg door een bedreiging van het zuidwesten uit, daar Vleugelhoek ongeveer op 3]/a K.M. zuidwestelijk van den Kemmelberg ligt." Men kan dus nu wel als vaststaande aannemen, dat Yperen's lot beslist is en deze stad spoedig in handen der Duit schers zal vallen. De aanval op Zeebrugge en Ostends. houdt nog vele pennen in beweging. Volgens waarnemingen van de grens plaatsen (o. a. Cadzand) varen Duitsche torpedobooteu de haven van Zeebrugge nog uit en in. De afsluiting van de haven is dus mislukt, hoewel de onder neming van Engelschen durf en moed ge tuigt. Uit Berlijn geeft men het volgende officieels relaas Blijkens een Reutcrbericht hebben de naar Engelaud teruggekeerde manschap pen der landingsafdeeling van het eska der dat tegen Zeebrugge opereerde, ge zegd dat alle kanonnen, loodsen en munitiestapels op den havendam vernield en de sluisdeuren opgeblazen zijn. Deze bewering is van a tot z. verzonnen. Behalve de onbeteekende, ten deele reeds herstelde vernieling aan de brug die het strand met den kadedam verbindt, heb ben de Engelschen met hun onderneming niets bereikt. Geen militaire inrichtfng op de pier heeft ook maar iets geleden. Dehoudens de reeds gemelde lichte ave rij aan een torpedoboot, is geen duikboot, torpedoboot of eenig ander vaartuig be schadigd. Ook de sluizen heeft de vij and op geenerlei wijze kunnen bescha- te dringen. Het zwijgen wel al onaangenamer* „Nou bracht Herman eindelijk in zijn boosheid, hoogst ongepast en lomp uit. „Nou herhaalde op eens de oude. Zijn gezicht was van toorn vertrokken zijn lippen beefden de stoel, waarin hij gezeten was, schudde van zijn heftige bewegingen. „Nou? En dat durf jij op zoo'n toon tegen me te zeggen Nou Tweeduizend alweer tweeduizend Denk je", hij hakkelde in zijn opwinding, „denk je, datik het geld maar opgeschept heb liggen Jij, met je vervloekt spelen jij,leeglooper balie kluiver denk je Hij kón niet meer. Snel wisselde zijn gelaatskleur van krijtwit tot vuurrood. Maar ook Herman was het te veel. Er kwam een roode gloed over zijn bleek, verloopen gezicht. Hij sprong overeind. „Denk je, dat ik hier gekomen ben, om me te laten uitmaken voor al wat leelijk is. Ik Ook Bremer Sr. stond op, leunde de handen op den tafelrand. Hun beiden oogen schoten bliksems. digenalle haveninrichtingen van Zee- biugge zijn volkomen intact gebleven. Blijkens verklaringen van gevangenen heeft de vijand reeds viermaal getracht een dergelijke onderneming uit te voeren, doch was telkens tengevolge van de waakzaamheid onzer voorpostbooten en batterijen tot deu terugtocht gedwongen. Dat hij ditmaal zijn doel zoo dicht kon naderen lag aan de voor hom gunstige omstandigheden, met name de dichte mist en de gunstige windrichting. De wind dreef de door de Engelschen ontwikkelde kunstmaligen nevel voor de aanvallers uit en maakte hen onzicht baar. Wij konder, dientengevolge onze afweermiddelen pas bezigen toen de kruiser Vindictive vlakbij was gekomen. Toon roerden ze zich evenwel zoo ge ducht dat het den kruiser met alle waar- 'deering van het door den gezagvoerder getoonde zeemansbeleid niet gelukte de voor de landing aangewezen vier compagnieën zeesoldaten te ontschepen. De weinigen, die er onder leiding van hun officieren in slaagden op den pier te komen, werden door de dappere ver dedigers gedood of te water geworpen, behalve een kapitein en 12 man, die wij gevangen namen. Met hen zijn 2 vlam- werpers, 2 machinegeweren en andere wapenen na een handgemeen in onze handen gevallen. De Vindictive moest ouder ons ver nietigend vuur weer van den pier af houden. Ook de kruisers, die opdracht hadden het kanaal te versperren, werden zoodra ze uit den nevel te voorschijn kwamen, onder een vernietigend vuur genomen. Het gelukte ons ze in den grond te boren voor ze de plaats bereikt hadden waar ze tot zinken zouden worden gebracht. De door de Engelschen beraamde aan val, die groote offers aan manschappen en materiaal heeft gekost, heeft dus geenszins het gehoopte succes gehad. Het voornaamste doelden ingang van onze duikbootsteunpunten te versperren is verijdeld. Van het recht tot vrije uiting der meeningen is in de oorlogvoerende landen niet veel overgebleven. Do censuur opent brieven en pakketten, onderdrukt de uitingen der burgers, knipt stukken uit do cou ranten enz. Ook in Frankrijk, het ideaal van vele „democraten" is van het vrije woord niet veel meer over. Dat bewijst o. a. het geval Van het kamerlid Roux-Costa- deau. „Het Fiansche kamerlid Roux-Costa- dcau behoort tot geen enkele partij. Hij is een zoogenaamde „wilde". En hij drijft die „wildheid" zoo ver, dat hij, evenals trouwens Briand, zelfs niet be hoort tot „de groep der leden, die tot geen groep belmoren". Hij was dat is ook al het geval met Briand in dertijd in de Kamer gekomen als soci alist. Maar reeds sedert lange ]aren is hii uit de socialistische partij getreden en is onafhankelijk vooruitstrevend. Hiermee houdt alle overeenkomst met Briand op. Briand is een bijzonder heldere, kalme kop en een man van buitengewoon be hendige woordenkeus. Roux-Costadeau is min of meer een warhoofd, een op gewonden man, en als hij spreekt is hij „Zwijg, zwijg 1" bulderde hij, en boog zich over de tafel naar Herman heen, die geen stap deinsde. „Je ruïneert me je ruïneert me!" Hij sloeg wild met de vuist op de tafel. Het schuim kwam op de lippen. „Ik zwijg niét", schreeuwde Herman „waarom zou ik Ik wil geld, anders niet. En daar heb ik récht op. Ik moét het hebben, anders maak ik me van kant wat kan het me feitelijk ook schelen 1" Zijn woeste uitval deed deu oude wat kalmer worden. „Waarom speel-je ook? 'k Heb je al zoo dikwijls „Omdat 'k wildaarom. U speelt ook Denk je, dat ik 'tniet weet? U speelt grofop de beursniet met duizenden, maar met tien-, met honderdduizenden Welnou, ik wil óók spelen, hoor-je; ik wil het, en ik wil niet langer als een kleine jongen behandeld worden ik moét geld hebben, dadelijk Bremer Sr. was in zijn stoel terugge zonken. Hermans heftigheid, zijn felle verwijten wónnen het van de zijne. Voelde hij ziel» feitelijk even schuldig als zijn zoon (Wordt vervolgd). V ZEEUWSCH-VLAANDEREN DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1