Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 33.
Zaterdag 27 April 1918.
le Jaargang.
Uit de Schrift.
FEUILLETON.
OMHOOG!
Biiitenlandsch Overzicht.
ABONNEMENT:
VRIJDAGAVOND,
te TER NEUZEN.
i)it, blad verschijnt DINSDAG - en
bij den Uitgever D. II. LITTOOIJ Az.
maanden bij bezorging f 1,—, Franco per post
uitgezonderd op Feestdagen,
TELEFOON Nr. 20.
Per drie
voor Nederland f 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van J 4 regels fOAO. Voor eiken regel meer /"0.10. Handelsadvertentiün over twee
kolom O cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzclfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
HEBT GIJ
MD LIEF
JOH. 21 15-17.
saamgekomen aan
wachtende
op
de
Do discipelen zijn
de zee van Tiberias
komst van den Heere Jezus.
Wachtensmoedc openbaart Simon zijn
werkzamen aard in het „Ik ga visschen."
De anderen stemmen er mede in, en
weldra steken ze van wal.
Na een nacht vol teleurstelling, waar
het telkens is, niets gevangen, wordt, op
het woord van dien vreemdeling het net
aan de andere zijde uitgeworpen en nu
kunnen ze het niet meer trekken vanwege
de menigte der visschen. Er gaat voor
Johannes een licht op. Hij herkent Hem,
daar op den oever en roept 't in blijde
verrukking uit: „Het is do Heere."
Aan wal gekomen vicden ze het mid
dagmaal gereed. Na 'tgebruik hiervan
legt de Heere Jezus de toets der liefde
aan bij Petrus. De toetssteen der liefde
aangelegd zal hem brengen tot de uit
roep HeereGij weet alle dingen, Gij
weel, dat ik U liefheb.
Simon, zoon van Jonas! I)e Heere
noemt Hem bij zijn ouden naam. Waarom?
Om hem te herinneren aan zijn ver
loochening.
In de zaal van Kajafas toch was de
zoon van Jona aan het woord geweest
en niet do Petrus, die eenmaal beleed
„Gij zijt de Christus. Daar sprak de
oude mensch.
Alleen genade kan de zoon van Jona
weer als de Petrus doen optreden.
Maar daartoe moet de toetssteen aan
gelegd. De toetssteen der liefde.
Zeker, dit doet pijn, maar daardoor
moet zijn liefhebbend hart spreken.
Hebt gij Mij liever dan deze? Wat is
de Heere een óntfermer voor zijn schuldig
kind.
Hij verwijt hem niet' zijn drievoudige
verloochening, maar vraagt naar zijn
liefde. Naar zijn inwendig zielsbestaan,
naar de roerselen van zijn zieleleven.
Die toetssteen zal de echtheid van Gods
werk openbaren.
Petrus gevoelt de gestrengheid van
die vraag. Aan de andere discipelen
toch behoefde niet gevraagd te worden
Hebt gij, Johannes of Thomas, mij liever
dan, dat Petrus mij liefheeft. Maar
juist aan hem.
liet is als hooren we den Heere Jezus
vragen Simon 1 durft gij nog zeggen
al werden ze ook allen aan u geërgerd,
jk niet.
Petrus toch stond voor zijn val te
hoog, te veel in eigen kracht. Hij, en
hij alleen, had de Meester zoo schandelijk
verloochend.
Wat was hem dat tot smart. Nu eerst
gevoelde hij het hoe lief hij den Heere
had. Juist na zijn val is hij zich zijn
liefde ten volle bewust geworden.
Is het niet de ervaring van het kind
des Heeren. Als hij afgeweken van zijn
God, de tranen van berouw stort, niet
meer buiten den Heere kan, onder zijn
Godsgenlis wegkwijnt, dan eerst gevoelt
hij, wie en wat de Heere voor hem is.
Dan durft hij ook wel, al getuigen zijn
daden tegen hem. uit te spreken Ja,
Heere 1 Gij weet, dat ik U lief heb.
Pijnlijk, maar toch zalig oogenblik, als
de Heere zoo de toets eens legt. In dat
woorjl spreekt het berouw vol hart.
Nu zij hier opgemerkt, cn daar door
komt het, heerlijk uit, dat Petrus, door
zijn val tot diepere zelfkennis gekomen
83)
„lierman, zwijg daarover. Dat zijn mijn
zaken. Karei heeft drukke zaken", voeg
de ze, baars ondanks, tocli verontschul
digend aan toe.
Hij lachte nog scheller dan zoo straks.
„Kom, laat je toch niets wijs maken.
Weet je heusch dan niet beter, of hou je
je maar zooZou je niet weten, dat hij
uitgaat, visites aflegtalléén, hoor-je, al
léén. Hij kan jou missen, als kiespijn".
Ze stoof driftig op.
„Zwijg nu maar verder, 't is al mooi
genoeg", schoot ze uit.
Maar met dronkemanskoppigheid vol
hardde hij.
„Je gelooft me niet? Nou, wil je je
overtuigen? Ga dan mee. 'k Ilcb 'm
daar pas met 'li paar van zijn vrinden
is, dat de Ileere Jezus, in zijn vraag
Hebt Gij Mij lief, een woord gebruikt,
dat meer de liefde met de daad uitdrukt.
Dat ^terke woord durft Petrus niet
overnemen. Wel mag bij, door genade,
zeggen, dat liefde zijn ziel vervult, dat
hij de Heere met zijn gansehe ziel be
mint.
Ten tweede male vraagt de Heere,-
maar nu meer de nadruk leggende op Mij
llebt. gij Mij lief. Petrus antwoord met
de zelfde woorden.
Ten derde male vraagt de Heere:
Simon, Jonas' zoon, hebt gij Mij lief. Docli
nu neemt Jezus het woord pver door-
Petrus gebruikt.
Dat schokt zijn ziel; dat onroerthem.,
Zijn oprecht liefde hart spreekt zich
uit met een beroep te doen op de al
wetendheid van Hem, die 't hart kent
eu de nieren proeft. Heere Gij weet
alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb.
Verstaat ge wat er in het hart van
Petrus is om gegaan? Wat pijnlijke
herinnering; wat zelfverwijtwat ziels
nood, die drievoudige vraag bij hem
heeft gewekt.
O 1 bange tijd als een afgewekene ge
wezen wordt op zijn zondezijn verloo
chening van den lïeere.
Als 's Heeren stem, hem vraagtwat
doet gij daar, in die kring der wereld
in dat werelds gezelschap Is dat een
bewijs dat gij Mij lief hebt?
Gelukkig dan als die vraag u bedroeft
maakt, u uw zelven doet veroordeelen.
Dat doet pijn, dat kost tranen. Neen,
tot datHeereGij weet alle dingen,
Gij weet, dat ik U lief hebt, komt ge
maar niet zoo spoedig.
Dat moet geen uitroep zijn na ver
standelijk overleg. Hoe kan dat als alles
tegen u getuigt. Dan moot de liefde
Gods in 't hart zijn uitgestort. Het is
Gods werk in Petrus, dat hem, niet te
genstaande zijn zonde, zoo doet spreken.
Roept Johannes uitHet is de Heere
ook Petrus mag uitroepenHet is de
Heere 1 groot van genade en goedertie
renheid.
Jahet is de Ileere, die zich over
diep gevallenen ontfermt. Het is do Heere,
die de zijnen voor 't gericht der liefde
plaatst, niet opdat ze er onder bezwijken
zullen, maar op dat hun hart in liefde
brand on t vla me opdat het hart, dooi
de liefde meer warm worde, en de mond
getuige.
Durft ook gij een beroep te doen op
's Heeren alwetendheid
Hebt gij Jezus lief? Zeg niet te
spoedig: Ja.- Ook de onwedergeborene
zingt wel„God heb ik liefPsalm
116 1. Maar hij heeft zich nog nimmer
in zijn vijandschap tegen God leeren
kennen, nog minder, met tranen zijn
liefdeloosheid beleden.
Bedriegt ge u niet, die den mond zoo
vol hebt over liefde tot Jezus
„Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons
eerst heeft liefgehad." Daar kon Petrus
van getuigen.
Ook gij?
Mogen de bewijzen Zijner liefde, waar
onder gij leeft, U aan Zijn voeten brengen.
Hebt gij Mij lief'? Met droefheid en
heimwee hoort gij deze vraag, gij die
onder de lammeren der kudde behoort.
Gij die wel bekommert zijl over uw
zonde, maar ondanks al uw zuchten niet
durft zeggen: Jezus toe te belmoren.
Zie niet, in de eerste plaats, op uw
kleine liefde, maar op Zijn groote liefde.
Uvr ontrouw doet Gods trouw niet
te niet.
in een café zien zitten, 'k Was er zelf
ook. Hij wou me amper kennen. Zoo
gaat het het in de wereld," voegde hij
er philosofisch er aan toe.
Ze gaf geen antwoord.
De angel van achterdocht begon te
steken. Was het zoo? En wat reden zou
Herman hebben, onwaarheid te spreken
„Nou, wat zeg je hield hij aan.
„Dat het 't beste voor je is, nu heen
te gaan," zei ze norsch.
,,'t Bevalt je niet, hè Nu, geen won
der. Mij verwondert het óók niets. Ilij
heeft je nu eenmaal, niet Plus de mop
pen, die slimme vogel. Nou gaat hij er
alleen op uit. Ja ja, melieer is aardig
van 't hondje gebeten. Ilij kan niet met
je voor den dag komen
Hij had zich al sprekende, opgewonden.
Of liij met zijn grofheden Cato diep
kwetste, het hinderde hem niet. Hij was
het zich in den toestand, waarin hij ver
keerde, niet eens ten volle bewust.
Het bloed steeg haar naar het hoofd.
„Ga je haast heen?" lieeschte ze. „Al
bcleedigingen genoeg. Als je anders ner-
ZTjt ge dan niet oprecht als gc u
beroept op Zijn alwetendheid?
Gevallen Petrussen, dat is de zegen
der opstanding. Jezus leeft om zich ook
aan u te openbaren, opdat die open
baring u weer brei. -e iet bet Heere
Gij weet alle dingen; Gij weet, dat ik
U liefheb.
Zaamslag. Du Bruijne.
V Vrijzinnige toorn.
Het Unie-liberale orgaan in ons gewest,
het Zeeuwsch Nieuwsblad is erg boos
op ons, ter oorzake van een artikel
voorkomende in het nummer van ons blad
van 13 April, getiteld „Roodhuyzen's
heengaan."
We hebben het gewaagd, daarin te
beweren, dat anti-clericalisme den heer
Roodhuyzen ten val bracht. Om dat
Snood beweren vergiet het blaadje nu
krokodillentranen.
Zoodra die echter gedroogd zijn, en de
redacteur dus weer helder kan zien,
raden we hem aan, te lezen, wat de zeer
liberale lieer Elout in liet liberale Han
delsblad schrijft. Deze beweert, dat de
Liberale Unie tijdens Roodhuyzen leefde
van anti-clericalisme haat tegen den
godsdienst). Dat was toen het eenige
beginsel der Unie.
Maar betitelt het Zeeuwscli Nieuwsblad
ons ook niet herhaaldelijk als clericalen P
En dan wil het zelf toch zeker anti-
clericaal zijn
Trouwens de heer Elout beveelt anti-
clericalisme aan, als noodig voor de
Liberale Unie.
Als de redacteur van het Zeeuwach-
Nieuwsblad dus heusch zoo bang is voor
anti clcricalisme, als hij voorgeeft, (hni-
chelt, zou hij in zijn vrijzinnige toorn
zeggen) dan zou hij wel eens als Rood
huyzen èn De Klerk kunnen moeten
heengaan. Hij zou dan ervaren, dat
gedwongen heengaau, en uitgeworpen
worden, nu niet zoo heel veel verschillen^
Het Zeeuwsch-Nieuwsblad beweert,
dat onze voorstelling, als zou Roodhuyzen
op de lijst van den kieskring Dordrecht
eerst nummer 3, daarna 8 geweest zijn,
om er eindelijk op een geheime vorgade-
rfng geheel van te verdwijnen, onjuist
is. Mogen we den redacteur even ver
wijzen, naar wat de heer Roodhuyzen
belf in het liberale Vaderland schrijft
Dan zal hij zien, dat wij volkomen gelijk
hebben. Hij noemde trouwens geen
enkele onjuistheid Beweerde het alleen
maar.
Dan meent het Zeeuwsch-Nieuwsblad,
dat onze lezers eenzijdig ingelicht worden,
en vervolgt dan: „Welke overwegingen
er toe geleid hebben den lieer Roodhuyzen
niet op een der lijsten te plaatsen is ons
niet bekend".
Het blad liclit dus zijn lezers heelemaal
niet in. Dat is nog iets minder, dan
eenzijdig.
Maar deze uitspraak maakt ook, dat
het blad alle recht mist, tegen ons tc
velde te trekken. Het weet zélf niet,
waarom wél. En gaat töcli fel te keer,
als wij de ware oorzaak, n.l. anti-clerica
lisme noemen
Het komt ons dan ook niet tactisch
voor, dat liet blad zoo uit z'n slof schoot,
bij een kwestie als deze, waarin het zoo
uiterst zwak staat, en dat toont, door
een volslagen gemis aan argumenten.
En dit te meer, waar het zweeg, toen
we een sober gesteld, maar ernstig
beklag uitten, tegen minachting van het
gebed in een artikel van het Zeeuwsch-
geus voor komt, blijf dan liever heele
maal weg."
„Word je boos Dat spijt me, Cato.
Ik wou je maar waarschuwen", zei hij
in dronkemans vertrouwelijkheid.
,,'k Heb je waarschuwingen niet noodig.
Je hebt genoeg aan je zelf."
„Je hebt alweer gelijk. Toe, leen me
dat sommetje maar even. Wat is dat
voor jou. Twee duizend pop. Of nee, je
mag niet, hé je durft niet
Ze had zich van hem afgekeerd, vast
besloten geen woord meer tot hem te
verspillen.
Hij merkte het, en werd boosaardig.
„Zoo, zoo, jij ook. Je moet ook niets
meer van me weten. Nee," hij sloeg met
de vuist op de tafel, „nou ben je d'r uit
hé? Nou ben je d'r uit. Verbeeld je maar
niets, hoorJe bént er ook nog niet
Hij was opgestaan.
,,'k Groet je", zei hij, hakkelend van
boosheidWacht jij maar braaf op
je man".
Tergend lachte hij. en vertrok.
't Was haar ter nauwernood een ver-
Nieuwiblad, en toen we enkele beden
kingen opperden tegen beschouwingen
van het blad over de"schoolkwestie.
Het heeft nu den schijn, alsof het blad
dia kwestio's te gering achtte om er op
in te gaan. Terwijl liet sprak, nu zwijgen
gond was geweest.
Het is toch algemeen bekend, dat de
liberalen erfelijk belast zijn met anti-
clericalisme.
Roodhuyzen erkent, dat hij daardoor
werd uitgeworpen Elout prijst het aan
voor den tegenwoordigen tijd.
V Getrapte samenwerking.
Met ieder kan men niet samenwerken
voor elke zaak.
Een zeeman, een kruidenier, een bak
ker, een landbouwer, oen arbeider en
een ambtenaar kunnen uitnemend zitting
hebben in een comité, dat zich voorstelt
den burgemeester van de plaats hunner
inwoning een huldeblijk aan te bieden.
Maar daarom kunt gij ze nog niet
aanmonsteren voor een schip, om hen
daarmee het zeegat uit te zenden.
Daarvoor kunt ge alleen gebruiken
wie verstand van varen beeft.
En toch, wat men in liet maatschap
pelijke leven niet gaarne zou wagen,
durft men soms wel aan op het gebied
van liet hoogere geestesleven.
Daarom moet ten deze op meerdere
bewustwording aangedrongen.
Staat ge eenige kerkelijke zaak voor,
dan kunt ge alleen met leden uwer
kerk samenwerken.
Deze regel spreekt voor zichzelf.
Alles wat met de kerk in rechtstreeksch
verband staat, zooals kerkelijke zending,
evangelisatie enz., kan alleen door hen,,
die kerkelijk met u samenleven, worden
behartigd.
Ruimer wordt de kring bij het ver-
eenigingsleven.
Jongelings-, jongedocliters- en school-
vereenigingen staan gewoonlijk en
terecht niet op kerkdijken grondslag.
Basis vormt dan onze belijdenis, neer
gelegd in de Drie Formulieren van
Eenigheid.
Weer wijder kan de cirkel getrokken
worden, als men overgaat op politiek en
sociaal terrein. - Dan moeten allen, die
gelijk liet in een staande uitdrukking
heet „stoelen op één wortel des
geloofs", tot een accoord zoeken te
komen, zij het ook met behoud van eigen
organisatie op politiek of maatschappelijk
erf.
Ook onze christelijke persactie in
Zeeuwseh-Vlaanderen heeft recht op, en
behoefte aau zoodanige samenwerking
van allen die iets voelen voor de hoogere
beginselen, als stuur en richtsnoer voor
ons leven.
Ons doel toch is, te grijpen, wat af
glijdt op het hellend vlak van on- en
bijgeloof, en tevenS, om leiding te geven
aan liet politieke en maatschappelijke
leven der christenen in ons gewest ten
Zuiden der Schelde.
Dat doel is dus geen kerkelijk, dat
streven staat niet in den enaeren zin
des woords in dienst van partijpolitiek.
Al wil dit niet zeggen, dat we onze
lezers niet zouden opwekken tot partij
kiezen, en tot aansluiting bij de staat
kundige partij, waarbij ze belmoren.
Breeder kan de grondslag voor samen
werking nog zijn, als men voor bepaalde
belangen van algemecnen aard ijvert.
Dan echter moet nóg steeds tot leidend
motief worden gekozen, het „niets tegen
ademing. Was ze zoo al van zijn onaan
genaam gezelschap bevrijd, zijn woorden
lieten haar niet met rust. De achter
docht had nieuw voedsel gekregen. Zou
dat inderdaad de reden zijn van zijn han
delwijze? Was hij verlegen met liaar?
Geneerde liij zich met haar in den kring
zijner vrienden te verschijnen? Was dat
inderdaad zijn toeleg geweest, haar te
trouwen, alleen om zich een positie te
verzekeren
Geheel haar ziel kwam er tegen in
opstand, als ze de mogelijkheid stelde,
dat inderdaad zóó de toestand was. Dat
ze genomen was, op den koop toe
Maar, was liet wel zoo Moest ze zich
laten opruiën door een sujet als Herman,
een verloopen deugniet? Paste het haar
wel, het oor te leenen aan dergelijke
taal? Had ze hem niet met meer kracht
moeten tegensprekenhem straffer den
mond moeten snoeren Had ze reden,
om Karei van zóó veel leelijks te ver
denken, zonder ander bewijs, dan de
praatjes van een beschonkene Deed
louter afgunst hem zoo niet spreken
God of de goede zeden." Mits daaraan
voldaan worde, is op 't gebied van handel
en onderneming, van ontspanning, van
maatschappelijk bedoelen, samenwerking
geoorloofd. We denken hier o.a. aan
ac.tie's voor winkelsluiting enz.
Zoo ontstaat er een getrapte, of wil
men trapsgewijze, samenwerking.
Doch steeds bewege zich die samen
werking langs vaste lijnen.
Over doel, uitgangspunt en middelen
dient men tot overeenstemming te zijn
gekomen.
Maar dan ook, wie bij elkaar hooren,
samen de hand aan den ploeg geslagen.
Eendracht maakt macht.
Op het Westfront
is in de gevechtsactie weer een pauze
ingetreden. Klaarblijkelijk maken de
Duitschers zich klaar voor een nieuwen,
hevigen stoot. Natuurlijk komt deze pauze
den verdedigers goed te stade. Toch is
ze noodig. De Duitschers moeten hun
zwaar geschut naar voren brengen en
hun muuite voorraad weer aanvullen.
Ook zullen ze hun troepen waarschijnlijk
wel opnieuw gaan groepeeren. Hun man
netjes mogen ook wel eens even uitbla
zen, en van hun vermoeiheid uitrusten.
Ondertusschen houdt de pers van
weerskanten zich druk bezig met te raden
naar de plannen van Hindenburg, die
als een echt veldheer weinig spreekt,
maar als 't tijd is, gevoelig toeslaat.
Ook de entente-kranten verwachten
een zeer feilen aanval der Duitschers, óf
bij Amiens, óf tegen Hazebrouck.
De Duitschc bladen wijzen er op, dat
een pauze als nu ingetreden is, niet be-
teekent, dat het offensief is doodgeloopen.
Hindenburg en Ludendorf hebben er
wel opgerekend, en er hun maatregelen
voor getroffen.
Inmiddels wordt uit Londen gemeld,
dat de Duitschers na een uiterst felle
voorbereiding met geschut, thans op een
breed front den aanval hebben hervat.
De vernieuwde actie is op Amiens ge
richt tusschen Somme en Avre.
De eerstvolgende dagen zullen ons
leeren, of we hier met een nieuwe door
braakpoging te doen hebben, of wel met
een meer plaatselijken aanval. Als de
nieuwe stoot bier leidt tot den val van
Amiens, zou de toestand voor de entente
in Frankrijk wel zeer kritiek gaan worden.
Ter zee
hebben de Engelscheu zich geroerd. Na
een hevig bombardement, waarvan in 't
Westelijk deel van ons gewest de ruiten
trilden, hebben ze onder bescherming
van een kunstmatig te voorschijn geroe
pen nevel, een overval gedaan op Zee-
brugge en Ostende. Het doel was; de
sluizen en havenwerken aldaar te ver
nielen. Tegelijkertijd zou zooals ge
vangen genomen Engelschen hebben ver
klaard een afdeeling zeesoldaten, den
pier van Zeebrugge bij verrassing be
zetten, en alle gebouwen, kanonnen en
oorlogsvoorraad daarop, mitsgaders alle
vaartuigen in de haven vernietigen.
Werkeliik gelukte het een doel der
troepen om op de pier te komen. Vol
gens Duitsche berichten werden ze ge
dood of gevangen genomen. Engelsche
kranten niet de officiecle berichten
deelen mee, dat de Duitschers doodsbang
op de vlucht sloegen en de Engelschen
ailes konden vernielen. Daar zal ver
moedelijk wel een beetje overdrijving in
AfgunstWant immers welk een verschil
tusschen hen beiden: Karei en Herman....
Stellig, zóó was het. Moest ze zich niet
schamen, het oor geleend te hebben aan
zulke lage verdachtmakingen
Neen, zoo licht liet het liefhebbend
vrouwenhart zich den zoeten waan niet
rooven
Middernacht kwam Karei eindelijk.
„Nog op vroeg hijer klonk iets
als zelfbeschuldiging in den toon, waarop
hij de vraag stelde.
„Dacht je van niet vroeg ze een
voudig.
„Ja, 't was wat heel druk", wendde
hij voor. „'k Kon heusch niet eer weg.
Heb je je niet erg verveeld
Zijn belangstelling deed haar goed.
„Óch nee, niet zoo heel erg. Je was
immers voor zaken weg Jouw zaken
zijn ook de mijne, 'k Wil het onaange
name helpen dragen".
Hij bloosde.
(Wordt vervolgd).
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
DOOR ZELANDIA.
Nadruk verboden.!