Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-Vlaanderen. *No. 32. Woensdag 24 April 1918. Ie Jaargang. In duren tijd en hongersnood. FEUILLETON. OMHOOG! ABONNEMENT: Dit blad verschiint DINSDAG - en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, bil den Uitgever D. II. L1TTOOU Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. bezorging f 1,Franco per post voor Nederland f 1.10. Per drie maanden bij ADVERTENTIEN. Van 1—4 regels fOAO. Voor eiken regel meer f 0.10. Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel. Rij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. Dagen van roerende angst en gisting zijn voor ons volk gekomen. In een fraai artikel, dat wij in zijn geheel overnemen, bepaalt ons de Heraut bij den aangrijpenden ernst onzer dagen Maeterlinckj de fijne kenner en ont- leder van het mystieke zielsleven, heeft in twee symbolische verhalen op ont roerende wijze het angstgevoel geteekend, dat de Franschen „la terreur blanche" noemen, d.w.z. de angst voor een nog onbekend en geheimzinnig dreigend ge vaar, waarvan de ziel de aankomst naderen voelt, maar waartegen men zich niet wapenen kan. Ilij deed dat in het verhaal van drie koningskinderen, opge sloten in een torenkamer van een kasteel, die vol spanning staan voor de zware ijzeren deur, waarachter nameloos wee hun te wachten staat, en die nu langzaam deze deur, door onzichtbare handen gedreven, zich openon zien. En nog aangrijpender deed h'j dit in het verhaal van de blinden, die, rondwandelende in het bosch, onraad bespeuren, merken, dat geheimzinnige gestalten rondom hen waren, fluisterende stemmen beluisteren, voelen, dat telkens één uit hun kring spoorloos verdwijnt, maar niet weten, hoe het geschiedt, en den vijand, die hen bedreigt, niet kunnen zien. Iets van dat angstgevoel heeft zich, vier jaar geleden, van ons volk meester gemaakt, toen plotseling, als een bliksem straal bij helderen hemel, de groote wereldoorlog uitbrak. Welke gevolgen die oorlog voor ons land hebben zou, wist men niet, maar een blinde paniek heerschte. Weenende nam men afscheid van man, broeder of zoon, die naar de grens ging om het vaderland te verdedi gen, alsof hun leven reeds op 'tspel stond. De arbeid stond stil. Het verkeer was stop gezet. Het crediet was weg. De Beurs sloot. Heel het maatschappe lijke leven was uit zijn voegen gelicht. Maar hoe onredelijk die angst voor het geheimzinnige gevaar was, dat ons dreigde, die angst dreef toen ons volk toch uit naar het bedehuis, om hulp en troost bij God te zoeken. De kerkge bouwen stroomden vol, er werd weer gebeden in kringen, waar het bidden verleerd was, er was verdieping van den levensernst. Maar allengs week dit gevoel van angst en hernam het leven weer zijn gewonen gang. Hoe schrikkelijk de oorlog ook woedde om ons heen, en wat namelooze ellende daardoor over de volkeren ge bracht werd, ons land bleef buiten den krijg. En niet alleen, dat de vrede ons bewaard bleef, maar de oorlog wierp ons zelfs schatten in den schoot, doordat we van onzen overvloed uitvoerden naar buiten. Zoo steeg de weelde, die soms zelfs in brooddronkenheid ontaardde. Er kwam een gevoel van gerustheid en zekerheid, alsof de geeselroede ons wel zou voorbij gaan. De kerkgebouwen werden weer leeg, de plaatsen van vermaak en zingenot werden drukker dan ooit bezocht. Geheel ontbrak de oorlogsdruk ook bij ons wel niet. De belastingen stegenhet leven werd duurderhet broodrantsoen werd kari ger met ons licht en onze brandstof 82) Kon verwacht worden, dat ze eerlijk en recht de ware oorzaak opspoorde Dat ze, wreed voor zich zelf, de niet ver afliggende conclusie trok? Zou haar waar lijk liefhebbend hart de bloote waarheid niet liever bemantelen, verbloemen Maar, dit kostte reeds strijdreeds moest ze sommige overleggingen, die baars ondanks prezen, met geweld terug dringen. Het maakte haar verdrietig, wrevelig. Papa Bremer had er, in zijn niet ge weken vooringenomenheid tegen zijn schoonzoon, opgezinspeeld, dat Karei blijkbaar weinig op liaar gezelschap ge steld was, en, verre van edel, haar spot tend gevraagd, of ze zóó niet een aan genaam leven vond Ze had hem verdedigdmet vuur en klem, met alle pleitredenen, die haar liefde kon uitvinden. Maar met een cy nisch lachje had hij haar pleidooi be moesten we zuiniger zijn. Maar dat alles was toch niets, vergeleken bij de bittere ellende en het nijpende gebrek, dat elders werd geleden. Vreemdelingen, die ons land bezochten, noemden Neder land een Paradijs. En de bleeke en uitgehongerde kinderen uit Duitschland, België en Frankrijk, die hier te gast werden genoodigd, smulden aan al de heerlijkheden, die Nederland hun aan bood, en keerden na enkele maanden met blozende wangen en weldoorvoed naar hun vaderland terug. Aan dien scbier idyllischen toestand is thans wel voor goed een einde ge komen. Ook ons volk zal voortaan de ellende en het gebrek, die een gevolg zijn van den oorlog, aan den lijve ge voelen. De blokkadepolitiek van Enge land met het doel om den vijand door uithongering te dwingen, gevolgd door den onbeperkten duikbootenoorlog van Duitschland, beide even onrechtvaardig, heeft ons land van allen toevoer over zee afgesneden. En nu ook Amerika zich niet ontzag op onze schepen beslag te leggen, die ons graan moesten aan voeren, staat de hongersnood ons te wachten. Dal we allerlei genotmiddelen als koffie en thee ons ontzeggen moeten, is het ergste niet. Maar dat het brood rantsoen reeds is gedaald tot 200 gram f>er dag dat we in de week vijf vleesch- ooze dagen zullen hebben, en dat er straks geen vet meer zal wezen, om wat aan voedsel nog overblijft, te be reiden, is voor elk gezin, maar vooral voor dat van den werkman een zeer harde beproeving. Op 't platteland, waar de boer nog zooveel van den eigen akker binnenhalen kan, wordt de nood niet zoo nijpend gevoeld, maar in de steden, waar de bevolking leven moet van hetgeen de distributie uitdeelt, wordt gebrek geleden. Zoo is er weer een gevoel van angst en zorg over ons volk gekomen. Al kun nen we, door de uiterste beperking ons op te leggen, het nog halen, totdat de nieuwe oogst binnenkomt, daarmede is het gevaar van hongersnood niet afge wend. Hoe ruim die nieuwe ooest ook moge uitvallen, toch levert ons land niet ggnoeg op om een jaar lang ons volk te voeden. Zonder aanvoer van buiten, ko men we er niet, en wie durft nog op dien aanvoer rekenen, waar over heel de we reld het tekort aan levensmiddelen steeds nijpender wordt? Zelfs al zou dit jaar, wat nauwelijks te wachten is, de oorlog ten einde loopen, dan is daarmede in het tekort aan levensmiddelen nog niet voor zien. Hot zal jaren duren voordat de oude toestanden zich herstellen. En het egoïsme der groote Mogendheden, die om zichzelf in de eerste plaats denken, is in dezen oorlog te duidelijk gebleken, dan dat men op hulp voor een klein land als het onze rekenen kan. Moge daarom de ernst van den toestand door allen worden ingezien. Van onze Regeering verwachten we dit in de eerste plaats. Al willen we haar niet te hard vallen, ze heeft te veel vertrouwd op schoone beloften van hulp, die van buiten komen zou, en daardoor verzuimd de rijke hulpbronnen, waarover ons land beschikt, tot ontginning te brengen. Dat vertrouwen is nu wel gebleken het steu nen op een staf, die de hand doorboort, welke er op leunt. Er zullen zeer krach- antwoord. En dat had haar méér pijn gedaan, dan ze zich zelf wel wilde be kennen. De wijzers schreden voort in hun ter gende preciesheid. Kwam hij nóg niet Eischten dan zaken èn vrienden hem zóó geheel op, en dat avond na avond, dag aan dag Morgen, ja, morgen avond, dan zou liij thuis zijnhij had immers met haar afgesproken, dan met papa te „overleg gen" Zeker, maarwie fluisterde die booze gedachte haar toch in, was dat feitelijk ook niet voor zaken, dat hij dan thuis bleef Er werd gebeldeen schuchter, be scheiden belletje, als van iemand, die het met zich zelf niet eens is, of hij zich aanmelden zal of niet. Ze had het dienstmeisje gezegd, dat ze wel kon gaan slapen. Daarom deed ze zélf open. Er stommelde iemand binnen. Dat was Karei niethet was Herman Ze had hem den laatsten tijd niet zoo heel druk ontmoethij kwam weinig thuis. Met de studie was het zoo goed als gedaan, ofschoon hij nog immer „stu deerde". Al woonden hij en de familie tige maatregelen moeten genomen worden om te zorgen, dat elk vruchtbaar plekje grond wordt bebouwd om aan levens middelen ons te helpen. Als men gezien heeft, hoe in Duitschland elk tuintje met groenten werd bepiant, alle spoorweg- dijken voor aardappelenteelt werden ge bruikt, de heidevenen werden ontgonnen, dan voelt, men, hoeveel er nog kan wor den gedaan in ons land. Maar ook op ons volk rust een ernstige roeping. Angst, die de handen verlamt en tot radeloos heid drijft, kan ons niet helpen, maar het gevaar alleen vermeerderen. Bovenal dient gewaakt ie worden tegen de booze geesten, die onder ons volk rondsluipen, om het zaad van opstand en revolutie te zaaien. Wat nog pas in Amsterdam geschiedde toont hoe het gist en woelt. Mogo ons christenvolk met beslistheid zich tegen die booze geesten keeren en toonen dat het gelaten het kruis weet te dragen, dat God op ons legt. Het met geweld zich willen meester maken van de levensmiddelen is niet alleen zonde, omdat het een verzet is tegen de Over heid door God over ons gesteld, maar het voorbeeld van Rusland toont het ons zou ons'volk nog in dieper ellende storten. Maar evenzeer als met beslist heid tegen dit kwaad moet worden op getreden, dient aan de andere zijde ook te worden tegengegaan al wat oorzaak tot verbittering aan do armere volks klasse zou kunnen geven. Dit geldt wel in de eerste plaats van den zoogenaam- den kettinghandei, waardoor de prijzen der levensmiddelen al hooger worden opgeschroefd, opdat enkelen zich verrij ken zouden. Woekerwinst te willen slaan uit den nood van ons volk, is nog erger kwaad dan het wegnemen van brood, wanneer men honger heeft. Ook de Kerk heeft tegen dit kwaad wel degelijk te getuigen, niet alleen door de prediking, maar ook door degenen, die er zich aan schuldig maken, te bestraffen en desnoods van het Avondmaal te weren. Eu niet minder hebben de rijken toe te zien, dat ze niet, door zooveel mogelijk levens middelen op te slaan, de armen berooven van wat ze noodig hebben. Het is zeker moeilijk hier een juiste grenslijn te trek ken. Dat degenen die dit doen kunnen, eenigen voorraad verzamelen om in den komenden nood geen gebrek te hebben, is op zichzelf niet af te keuren, omdat men geroepen is ook voor zijn gezin te zorgen. Maar men heeft daarbij wel te bedenken, dat de gemeenschappelijke nood door allen moet gedragen worden en dat de een geen overvloed mag heb ben, wanneer de ander gebrek lijdt. Wat nog pas in Engeland gezien werd, hoe daar sommigen halve pakhuizen met le vensmiddelen hadden opgetast om zich zelf te kunnen redden, is niet alleen anti sociaal, liet is ook met den geest der Christelijke liefde in strijd. Bovenal echter worde in deze donkere dagen het vertrouwen gevestigd op den Hcere onzen God. Wat de Psalmdichter van Israël zoo roerend schoon zone Zijn machtig' arm beschermt de vromen En redt hun zielen van den dood, Hij zal hen nimmer om doen komen In duren tijd en hongersnood. In de grootste smarten Blijven onze harten In den Heer gerust, thans in dezelfde stad, hij was nog steeds in „pension" zij had er niet aan kunnen denken, hem in huis te nemen, afgezien van de omstandigheid, dat de woning daarvoor geen geschikte gelegenheid bood, achtten zij en Karei het terwille van de rust en vrede in huis gewenscht, dat elk apart bleef. Herman had na de korte vleug van ijver het oude leventje grondig hervat. Zijn moederlijk erfdeel had hij er reeds lang doorgebrachtthans was hij bezig te trachten de vaderlijke portie, die hem te wachten stond, bij voorbaat aan te spreken. „Kom binnen", noodde ze, half ver ontrust, half blij een afleiding te hebben, in haar eenzaamheid. Hij volgde haar in de huiskamer. Hier in het volle licht nam ze hem nauwkeuriger op. Ze schrok van hem. Al duidelijker teekende hem zijn leven van uitspatting. „Goeden avond, goeden nacht" verbe terde hij, hikkerig lachend. Hij sprak met horten en stooten, als een, die te veel aan Bacchus geofferd heeft. Ze bemerkte tot haar schrik, dat zulks inderdaad alweder het geval was. Ze 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heelen, Al mijn hoop en lust, dat vinde weerklank in ons hart en ver- levendige ons vertrouwen. Een angst gevoel, zooals Maeterlinck het ons tee kende, moge een oogenblik ons hart overmeesteren, wanneer we voor een toekomst staan, die zoo bange gevaren met zich medebrengt, toch is dit angst gevoel met ons Christelijk geloof in strijd en het moet door ons overwonnen wor den. We staan niet voor een ijzeren deur, waarachter een onverbiddelijk noodlot zich verbergt, maar we hebben te doen met een almachtig God, die om Christus' wille ook mijn God en mijn Vader is en op Wien, geijjk onze Ileidelbergsche Ca techismus zoo schoon zegt, we alzoo hebben te vertrouwen, dat we niet twij felen, of Hij zal met alle nooddruft, des lichaams en der ziel ons verzorgen en ook al het kwaad, dat Hp ons in dit jammerdal toeschikt, ons ten beste kee- n, want Hij zulks doen kan als een almachtig God en ook doen wil als een getrouw Vader. De invloed der Pers. Menigeen verstaat nog niet, welk een invloed de pers heeft, ja welk een macht zij is. Onze socialistische tegenstanders ver staan het wel. De zaak der courant, de zaak van Het Volk is hun zaak. Duizenden abonné's zijn in de laatste jaren voor het sociaal democratisch hoofd orgaan gewonnen, doordat vrienden en lezers eendrachtig saamwerkten om het overal ingang te doen vinden. Ook voor De Baanbreker werkt men in Zeeland met ijver. Daar wordt het beseft, hoe er geen beter middel bestaat om den vijand te bestoken, dan juist met „bet papieren gevaar." Een courant, die telkens weer volgens vaste beginselen haar lezers leidt en inlicht, heeft een grooten invloed. Wat heeft onze partij niet te danken aan het opkomen van de christelijke pers Ook in Roomsch-katiiolieken kring begint iets van dien ijver te ontwaken. Reeds sinds 1913 heeft De Maasbode haar propagandafonds van enkele duizen den, om haar invloed te verbreiden. Laat ook bij onze lezers iets meer nog van dien ijver ontwaken. Vooral met het oog op den komenden strijd is" een stelselmatige bearbeiding van zoo groot belang, Laat men daarom verstaan, dat het gaat om Zeeuwsch-Vlaanderon weer voor hoogere beginselen te doen voelen. Door het werven van abonné's, het aanbrengen van advertenties, kortom, door het scheppen van een breedere invloedssfeer, door het krachtig hulp bieden in den strijd, kunnen al onze lezers iets doen voor de christelijke beginselen. Niet dat we klagen willen. Verre van dat. Ook wij hebben vele, trouwe vrienden. Eu winnen er steeds meer. Ons aantal abonné's is in 3 maanden tijds bijna verdubbeldwe vonden overal belangstelling voor onze christelijke pers actie. moest hem zoo spoedig mogelijk weg zien te krijgen, vóór Karei thuis kwam. Wie weet wat voor scène het anders nog geven kon. Karei en Herman kon den elkaar niet best, meer zetten. Nu de eerste zich onafhankelijk gevoelde had hij eet) gansch andere houding aange nomen er stak nog wel een oude angel bovendien vreesde hij aanvallen op. zijn beurs. ,,'tls al laat", zei ze. waarschuwend. „Je wou me weg hebben vroeg hij, alweer op dezelfde idioot lachende. „Maar waarom Ben ik geen fijn gezelschap voor mijn zus? Mijnheer Bremer, stu dent in de rechten Halia 1" „Stil", waarschuwde ze, „pa slaapt je zou hem wakker maken. Kun je mor gen niet even aankomen Karei is nog niet thuis". „Pa slaapt Zoo. 'k Had 'm graag ge sproken. Voor datzie je Hij schoof den duim eenige malen snel achter el kander over den wijsvinger. Ze vermoedde wel, dat de reden van zijn komst weder geldgebrek was. Maar zij ging er niet op in. Thans moest ze hem alleen zien te verwijderen. „Ja, maar dan zal je dienen te wach ten tot morgen, Herman. Pa is reeds Doch verbazen, ja bedroeven over sommigen, die door Laodiceesche lauw heid of stille tegenwerking ons bemoei lijken, ja dat moeten we ons óók. Mogen ze spoedig wijzer worden Aller handen moeten inééngeslagen in den strijd voor christelijk beginsel op elk terrein des levens. Dan is er onder Gods zegen vrucht te verwachten. En daar is 't ons om te doen. Ds. J. J. Knap. De bekende en gevierde schrijver Ds. Knap herdacht den 16den April zijn 25- jarige ambtsbediening. Ds. Knap, in 1867 geboren, werd in 1892 predikant bij de Waalsche Kerk te Maastricht. In 1894 verhuisde hij naar Groningen, om daar in 1897 naar de Ned. Herv. Kerk over te gaan. Het leven van Ds. Knap is een zeer werkzaam leven. Veel heeft hij gedaan aan evangelisatie. Hij heeft een kinder- kerk in Groningen geopend. Heeft ge sproken voor Jongelingsvereenigingen en voor onderwijzersvergaderingen. Ook gaf hij een cursus voor onderwijzers aan Zondagscholen, en streed met ijver voor de geheelonthouding. In het Academisch Ziekenhuis was hij een welkome ver trooster, wat niemand verwonderen zal, die de roerend schoone medidaties van Knap kent. Uit de bronwel der Heilige Schrift haalt hij de levende wateren op, om er dorstige zielen mee te laven. De H. S. is hem het „Boek des levens", waarin God spreekt, en waaronder de mensche- lijke wijsheid zich gevangen moet geven. Een „levend organisme" is hem Gods Woord. Daarom kan hij niet dulden, dat hartelooze bijbelcritiek er het ont leedmes in zet. Met zijn Bijbelbeschouwing hangt ook samen het steeds kloeker belijden en met steeds grooter bewustheid omhelzen der gereformeerde beginselen, die im mers opgebouwd zijn uit de Heilige Schrift. Naar deze beginselen leidt hij ook zijn lezers in de „Oude Paden". Op zilveren geheelde schalen worden de voedende en lavende gouden vruchten den lezers aangeboden. Op allerlei terrein licht hij voor in zijn blad „Oude Paden." Want hoewel het gedruisch der wereld niet tot hem doordringt, staat hij toch midden in de wereld. Een lieve moeder en een trouwe zuster, nemen als tusschenschakel tusschen hem en jzijn gemeente en de wereld, het meest sclnijnende weg, van de pijn door zijn scherpe doorn in het vieesch, hem veroor zaakt. In 1915 verscheen het eerste nummer van „Oudo Paden", dat verbreiding der gereformeerde beginselen beoogt. De degelijkheid van inhoud en de al zijdigheid bezorgden „Oude Paden" eet) steeds klimmend lezerstal, zoowel onder de belijders in de Ned. Herv.-, als onder die in de Geref. Kerk. Moge de Heere Ds. Knap nog voor velen ten rijken zegen stellen Y De Schoolstrijd. Het blijkt steeds meer, dat we in den stembusstrijd van den zomer, vooral te bed, zooals ik zei". „Er zit wat haast achter, zie-je", zei hij vertrouwelijk. „Bruin heeft me weer te pakkenik kom er nou met geen paar duizend af". Ze schrok toch. „Morgen ochtend" opperde ze. „Ja, ja ofjij, zou jij me niet even kunnen helpen „Ik 'k Denk er ui t over. Bovendien zou 'k er toch eerst met Karei over moe ten spreken", zei ze om hem te meer of te schrikken. Hij lachte zijn dronkemanslach. „O ja. jij bent getrouwd, hé, da's waar ook. En je zit al aardig onder de plak ook, merk ik. Heb jij 'teven getroffen zeg, in je trouwdag 1" „Herman", begon ze verontwaardigd. „Kalm, kalm", viel hij spokend haar in de rede. Maak je niet zoo druk, meid. Heuscli, ik beklaag je." ,,'k Heb je beklag heelemaal niet noo dig", zei ze boos. „Denk je maar. Zit je, niet avond aan avond alleen? 'tls haast nacht, waar blijft je man weer (Wordt vervolgd). DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1