Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 31. Zaterdag 20 April 1918. Ie Jaargang. Uit de Schrift. FEUILLETON. OMHOOG! Buitenlandsch Overzicht. ABONNEMENT: Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever IJ. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. drie maanden bij bezorging f 1,—, Franco per post voor Nederland f 1.10. Per ADVERTENTIËN. Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ010. Handelsadvertentiën over twee kolom 0 cent per legel Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen- per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. 1 Petrus 4 7a. „En het einde aller dingen is nabij". Somber, dreigend schier klinkt dit woord Gods. Het dwingt midden in de bedrijvigheid van ons leven, even stil te houden, en met ontroering der ziel te bedenken, dat met rassche schreden het oogenblik nadert, waarin heel ons leven niet al, wat ons daarin boeit en bekoort, onherroepelijk voorbij zal zijnja, dat er een oogenblik komt, waarin deze gan- sche wereld met al zijn grootheid en pracht afgedaan zal hebben. Dat weldra het machtige, aangrijpende, drama der wereldgeschiedenis, dat nog in vollen gang schijnt, ten einde loopt. Klinkt het niet als een" treurmare „het einde aller dingen is nabij Maar hoeveel weemoed dit woord ook wekken moge, het kan toch bij den Chris ten een vreugdevolle stemming te weeg brengen. In dat woordhet einde aller dingen is nabij, ligt, hoe vreemd het ook klinke, voor wie gelooft in Christus, een evangelie. Immers het woord, dat in den oor- spronkelijken tekst staat en in de Ne- derlandsche taal met „einde" vertolkt wordt, beteekeut ookhet doel, waar alles op gericht is, of ook de voltooiing, van al wat voorafging. Wij wijken dus niet af van de beteekenis van dezen tekst, als we verstaande voleinding aller dingen is nabij. Dat geeft een zeer schoone gedachte, een zeer troostvolle tevens. Zouden we louter aan het einde aller dingeu-denken, daarmee bedoelendehet totaal in het niet terug zinken der wereld, dan was dat zeer zeker een recht troostlooze ge dachte. Maar Godlof, zoo is het niet. Voor wie Gods Woord kent is het einde niet het allerlaatste, het slot van een gewel dig drama alleen, het verdwijnen van alles, wat leeftmaar het einde is hem het begin van iets nieuws, de aanvang van een nieuw veel rijker leven, dan het vorige, het verschijnen van een betere wereld, uit do kiem van het oude opge bloeid. Dat is het: einde aller dingen. Wel behoeft aan den diepen ernst van deze uitspraak niet te kort gedaan. Want het. zal zeer zeker wel een einde zijn van een toestand oen volkomen einde dezer eeuw, een voorbijgaan van de gedaante dezer wereld. Maar alzóó, dat daaruit geboren wordt een onvergankelijke vrucht. Om de gelijkenis te gebruiken, die de H. Schrift zelve gebruikthet zal zoo zijn, dat de nieuwe Vvereld voortgebracht wordt uit de oude, gelijk wanneer een moeder het kind, voldragen, voortbrengt en zelf sterft. Do gansche levenskracht der moeder is dan op het kind overgegaan. Zoo is het ook in het einde aller dingen. De moeder is de oude wereld, deze menschheid, deze natuur, die als in barens nood is, zoekende van de heerschappij des verderfs verlost te worden, omdat zij onvergankelijk leven in zich voelt. Maar het kind uit de moeder zal zijn de nieuwe aarde, die eens schoon en gaaf zal rijzen uit de oudeeen heerlijk paradijs, veel uitnemender dan de hof van Eden een groot vrederijk onder de „Zou het niet 't wijste zijn," begon hij, overleggend en tegemoetkomend, „als we pa er eens over spraken en hem voor stelden, dat ik voortaan onze financien beheerde „Ja, ik vrees wel, dat hij er niet ge makkelijk in zal toestemmen „Maar 't is toch niet onredelijk," kwam hij, met meer drift, dan haar eenvoudige opmerking rechtvaardigde. „'tls niet onredelijk, Karei, en daar om, ik vind het goed, maar papa van zijn kant zal het zóó opnemen, dat we hem niet vertrouwen." „We zullen het zoo zachtjes mogelijk aanleggen", zei hij, bemiddelend. Hij voelde wel, dat het voor haar een pijn lijke zaak bleef. „Als ik eens voorgaf, het geld noodig te hebben, om het in onze zaak te stekenstelde hij voor. „Maar dat is toch niet zoo?" zei ze, •eerlijk. menschen, zooals hier in deze bedeeling nooit komen zal. Dat kind die nieuwe hemel en nieuwe aarde zal met smart geboren worden vele zijn de weeën, en hevig is de strijd van het nieuwe leven, dat worstelt, om een gestaltenis te verkrijgen, een eigen onverderfelijke gestalte. Maar in 'teind zal de verlossing komen. Dit is de beteekenis van het einde, waarover Petrus spreekt, het is niet louter: einde, maar ook voleinding. En zoo krijgt het woord, dat ons eerst niet anders dan sombere dingen te zeg gen had, een schoonen klank Zoo legt het voor onze verbeelding het sombere gewaad des doods af, en verschijnt in schitterend licht des levens een lieflijk Evangeliewoord wordt hetr een woord des levenden Gods. Luister naar dit machtig Evangelie woord voorbij, onherroepelijk voorbij zal gaan de gedaante '.dezer wereld maar een andere wereld zal uit jdie om wenteling in het eind verrijzen, een nieuwe blinkende wereld. Het zal niet meer de oude natuur zijn, met al zijn verderf door de zonde niet meer de geweldige, mensch en dier ver schrikkende, natuurrampen, geen over stroomingen en aardbevingen meer geen worsteling ten doode in vijandschap tusschen het gedierte, geen verdelgen van de een den ander. Een nieuwe natuur zal het zijn, uit de oude gekomen, als door wederge boorte, waarin de kanker des verderfs niet werkt: waarin geen plaats meer is voor groote ramponwaarin de wolf en het lam te zamen zullen weiden, en de leeuw stroo zal eten en stof de spijze der slang zal zijn. Niet meer de oude wereldorde zal het zijn, waarin volkeren worstelen tegen elkander, en stroomen bloeds vergieten en eeuwigen twist onder elkander voeren. Maar een nieuwe aarde van vrede en gerechtigheid zal uit die oude rijzen waarin de zwaarden tot spaden geslagen zijn en de spiezen tot sikkelen, waarin men geen krijg meer zal leeren. Niet meer de oude mensch zal daarin leven, met al zijn kwalen en gebreken, met al zijn pijnen en angsten, maar de nieuwe mensch, geheel vernieuwd naai den geest en het lichaam beide, uit den ouden herboren. Is het geen schoon Evangelieliet einde aller dingen is nabij? Het klinkt aanvankelijk zoo somber, maar is het geen heerlijk troostwoord? Zeker, een troostwoord. Maar is het dat inderdaad voor u Gij weet: deze voleinding betreft alle dingen, daar is de heele wereld in be grepen, daar is ook geen enkel mensch in uitgezonderd. Alles komt tot zijn voleindingalles komt tot volle ont wikkeling van wat het in beginsel was. Het einde is de voltooiing, ook bij den mensch. Maar dat maakt dit woord vreeselijk ernstig. Dan kan dat einde voor ons persoonlijk in een ganscb an dere richting liggen, dan wij zoo jwen beschreven- Is toch het einde de voltooiing, dan moet het beginsel der vernieuwing, die dan zjju beslag zal krijgen, nü reeds in ons hart gevonden worden. Wat niet begonnen is, kan niet vol- „Neen, dat is niet zoo, maar dan is de leelijke kant er voor papa af." „Enfin, 'k heb er niet tegenals papa maar niet vermoedt, dat we het feitelijk uit wantrouwen doen." „Zullen we dan morgenavond bijvoor beeld er maar eens over beginnen stelde hij voor, het ijzer smedend, terwijl het heet was. „Goed", stemde ze toe. HOOFDSTUK XXVII. 't Was avond. Cato zat alleen in de huiskamer. Als naar gewoonte had haar vader zich reeds vroegtijdig te rust begeven. Stil was het in het vertrek. Haar be zige handen hielden zich met eenig hand werk onledig. Deftig, afgemeten, tikte op den marmeren schoorsteen de fraaie pendule. Helder licht straalde van onder de zijden kap der koperen lamp en deed lichtplekjes glimmen op de ronding der donkere meubelen. De haard verspreidde een aangenamen gloed, weldadig koes terend bij de guurheid van het najaars weer. Waarom lag niet de stille glans van echtgeluk op Cato's gelaathoe kwam het, dat er een schaduw over gespreid lag? eind worden. Is ons hart in beginsel niet veranderd, vernieuwd door den Heiligen Geestis er het onvergankelijke leven, in de ge meenschap met Christus niet in, dan zal ook geen voltooiing ie verwachten zijn daarvan. Integendeel er zal voor ons voleinding zijn, als wij buiten Christus nog blijven, maar in andere richtingook die met geloofd hebben, niet de genade en de gerechtigheid gezocht hebben, maar de zonde, zullen voleinding vinden ze zullen voltooide zondaars, volkomen ellendigen worden. Zij zullen opstaan, maar tot eeuwig afgrijzen. Zoek dus de gemeenschap met Christus, opdat gij het eeuwige leven in Uw har ten ontvangen moogt. Immers als gij, door het geloof in Jezus Christus, herboren zijt ten eeuwigen le ven, dan opent U Gods woord, dat we overdenken, een schoon vooruitzichtdan zal uw deel zijn met de nieuwe wereld. Gij dan, die in Christus gelooft, indien gij de roepstem Gods verneemtHet einde aller dingen is nabij, heft uwe hoofden op, want uw verlossing is nabij Oostburg. De Mildt. Onze zeelieden. Uit Amerika zijn ze weergekeerd. De stoere zeerobben. Zij, die Hollandscli vlag uitdroegen tot naar de einden der aarde. Zij, die de tradities hoog hielden van ons oud zeevarend volk. Van dat volk, dat met trots terug mag zien op z'n zee helden, als de Ruyter, Tromp, de With, de Evertsen's en zoovele anderen. Van dat volk, dat eenmaal den bezem in de mast voerde, omdat het de zee had schoongeveegd van roovergespuis. De zee had vrij gemaak t In Amerika, dat door oude banden met Nederland verbonden is, dat in zijn opkomst zooveel aan ons land te danken heeft gehad, zagen onze zeelui hun vlag, Neerlands vlag, neerhalen, door vreemde handen. Tandenknersend moesten zij, de zoneu van onze waterhelden uit de 16de en 17de eeuw, het aanzien. En toen de vlag daalde, toen schalde rondom 't hun dier bare symbool van vervlogen roem en ge krenkte zelfstandigheid, hun „Wilhelmus van Nassouvve". 't,Lied in bange, don kere tijden gedicht, dat met ons volk één is geworden. Hun schepen, waarop ze 20 jaar en langer hadden gevaren, en waarmee ze, duikboot- en mijnengevaar trotseerend, aan 't hongerende vaderland brood wilden brengen, zagen ze zich ontnomen. Was 't wonder, dat een traan in menig mannenoog blonk, dat in den hevigsten storm niet had gevreesd Was 't wonder, dat op één der geroofde schepen onze Jantjes de masten met boter hadden ingesmeerd en de vlag vastgezet Was 't wonder, dat de vingers jeukten, om de entente-roovers de voeten te spoe len. 'tKón niet, 't mocht niet. Klein Nederland kon zijn wettig bezit niet verdedigen. Overmachtige roovers .ontnamen den weerloozen hun schepen. Maar moesten ze toegeven, klein wer den ze niet. Zelf de vlag neerhalen, nooit Ze keek af en toe met een uitdrukking, waarin onrust en wrevel en teleurstel ling gemengd waren naar de pendule. Reeds was het bij elven. En nog zat ze daar, alléén. Kareis stoel was leeg. Leeg, en dat niet voor de eerste maal meerdere avonden had ze zoo doorge bracht en gewacht, gewacht. Karei had immers drukke zaken Ten eerste schenen de aangelegenheden van de firma Bertels en Randers óók beslag te leggen op zijn avonduren Zoo had hij althans meermalen te kennen gegeven. De zaak was nog jongze moest er in gewerkt, en dat kostte overleg, samen spreking, tijdVoorts riep nu de eene, dan de andere corporatie hem des avonds van huis. Hij was sinds eenigen tijd be stuurslid van deze vereeniging, commis saris van gene instellinghij zat in de commissie voor dezen tak van liefdadig heid of werd afgevaardigd naar een of andere conferentie. Hij had nieuwe vrien den gevonden, moest zich in verschillende kringen laten zien, al waren het slechts, naar hij voorwendde, beleefdheidsvisites, waarop hij in het geheel niet was gesteld. En bijna immer zat mevrouw Randers alléén. En toen de Amerikanen hun fonke lende dollars toonden, aan ipoord- werk tuigen verdiend toen weigerden onze zeelui ze. In dienst van roovers? Nooit Dan liever zonder werk lieerscht on recht en geweld op zeedan blijven onze Janmaats aan wal. Ze toonden zich groot in datgene, waar in een klein land groot kan zijn. Ze weigerden Arnerika's geld te ver dienen. Liever keerden ze naar het vaderland terug, hun schepen achterlatend in roo- vérshanden. Ze toonden door hun kloeke handelwijs zich zeelui, Holland waardig. Hooger lof dan de koene Duitsche mariniers, die met doodsverachting hun vernietigingswerk onder de wateropper vlakte verlichten, hebben onze zeelui verdiend. Zij behaalden een triomf op onrecht en geweld door hun flinke houding. Een onbloedige overwinning. Het vaderland brengt u hulde, kloeke mannen Op het We8tfront wordt nog steeds verwoed gevochten. Vooral op het gedeelte van het front, dat in Vlaanderen ligt. Reeds zijn Bail- leul, Wijtschaete en Meteren genomen. Het begint er hier voor de Engelschen kwaad uit te zien. Vooral ook, omdat St. Orner onder het vuur der Duitsche kanonnen is gekomen. Deze plaats ligt 25 K.M. achter het terrein van den strijd, en is een zeer gewichtig spoorwegmid delpunt, waar de lijnen van de kust (o. a. uit Calais) samenkomen. De Duit- sellers beschieten nu alle belangrijke spoorwegknooppunten van het Britsche front, nl.St. Omer, St. Pol, Doullens en Amiens. Daardoor brengen ze het heele front in verwarring en bemoeilijken de voor ziening van de legers. Van belang is ook het bericht uit Londen, dat de Duitschers ten Zuiden van Atrecht een forsche aanval zijn be gonnen. Lukt het de Duitschers daar om vooruit te komen, dan moet Atrecht, dat nu in een vooruitspringend gedeelte van het front gelegen is, vallen. Dan zouden de beide slagvelden van Somme en Leie één zijn geworden. En daardoor zou de deuk in de Engelsch-Fransche linies wel zeer breed worden. Dat er ontzettend veel geleden wordt door de soldaten in dezen ver schrikkelijkst) slag, blijkt wel uit een beschouwing van Gibbs, de Engelsclie correspondent. Hij schrijft „Vele van onze manschappen ziji^ zoe vermoeid van het vechten, dat weken geduurd heeft en dat deze laatste dagen en nachten voortduurt, dat zij ternau- werflood op de been kunnen wankelen om een nieuwen aanval te weerstaan Toch doen ze dat, want hun geest waakt en overwint hun lichamelijke vermoeid heid. Zij blijven bijkans als slaapwan delaars doorvechten, en als er even wat verandering is, liggen zij in de slpten of onder heggen, in open veld, onder het vuur, in den diepsten slaap, totdat Waarom 7 Kon ze hem niet vaak vergezellen Had ze er niet reeds meer dan eens op aangedrongen Hij had bijna, altijd tegenredenen. Of de aard van zijh uitgaan maakte het noodzakelijk, dat hij alléén ging, óf, het af te leggen bezoek zou haar slechts ver moeien en vervelenhij wilde zijn vrouw tje daaraan niet blootstellen. Maar, in haar eenzaamheid stonden haar gedachten niet stil. Ze wilde geen kwaad denken, neen ze wilde gelooven, dat hij zélf het onaangenaam vond, haar voortdurend alleen te moeten laten, ge lijk hij zeizijn bezorgdheid voor haar gezondheid, ze voelde die als een stree- lende gewaarwording. MaarWaar om stelde hij nóóit eens voor, dat ze hem vergezelde, en dééd hij het al eens een hoogst enkele maal, waarom beperkte zich hun uitgaan tot een kleine wande ling, liefst op weinig bezochte wegen Maar waarom introduceerde hij haar zoo hoogst zelden bij zijn kennissen en waarom noodigde hij, waartoe zij hem immers toch meer dan eenmaal had ge drongen, zijn nieuwe kennissen ook niet eens te zijnent Weer wendde haar blik zich naar de de sergeanten die wakker moeten blijven, hen opnieuw opschrikken. Sommigen van deze lieden zijn al van 21 Maart aan het vechten, met slechts een paar dagen rust. Hun verliezen in dit heldhaftige vechten zijn niet gering geweest en Engeland en Schotland moeten hun part pantseren tegen deze opoffering van hun zonen. De vijand loopt nog altijd storm tegen hen, met steeds versche troepen, in overstelpend aantal. Van de dappere compagniën ziju nog maar kleine troepjes overmaar deze hebben het „wijjgeven ons niet over" in hun ziel. Indien zij zwichten, dan is het voor den dood. Bij het vermelden van nog andere voorbeelden van vermoeidheid deelt Gibbs mede„Ik zag mannen met den starenden blik van soldaten, die op het slagveld onder vuur waren geweest maar zij hadden nog steeds de lippen vast opeengeklemd en een staalharden blik in de oogen. Sommigen sliepen af en toe in het veld een diepen slaap audereu sliepen terwijl zij liepen. In een van hun hoofdkwartieren, waarheen ik mij begaf, sliep een stafofficier op een stoel in een kleine hoeve, die was ge vuld met andere officieren, die de plan nen van den veldslag bepraatten." Waar Gibbs zóó schrijft over de toe stand van de Engelsche soldaten, be hoeft men niet te vragen, of de toestand ook kritiek is. Een bewijs daarvan is ook, dat Foch nu den titel van opperbevelhebber heeft gekregen. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar de nood heeft de Engel schen over hun bezwaren, aan nationale gevoeligheden ontleend, doen heenstap pen. Niet ineens echter. Gedurende de 25 dagen van het offensief heeft hij achtereenvolgens de titels van „opper- verbindingsofficier" (grand officier de liaison), strategisch leider der geallieerde legers en nu ten slotte van opperbevel hebber gekregen. Daarmee zijn we dus aan het einde der evolutie gekomen. De Britsche en Fransche Regeeringen hebben Foch thans de meest uitgebreide vol macht verleend, zoowel wat betreft de groepeering, de hèrgroepeering der legers, de benoeming van aanvoerders, als de bevoegdheid om aan het hoofd van de strijdkrachten of van bepaalde diensten in de Engelsche en Fransche legers man nen van zijn keuze te plaatsen. De ententepers geeft ook blijk van toenemende ongerustheid. We geven den verkorten inhoud van een drietal Fran sche bladen weer De Echo de Paris dringt er op aan dat alle reserves uit Engeland worden aangevoerd, zelfs die, welke French uit ongegronden angst voor een Duitsche landing in Engeland heeft achtergehouden. L'Ileure zegt dat er geen specifieke Fransche of Engelsche nederlaag meer kan plaats vinden. Engeland wordt door een bedreiging van Parijs evenzeer in gevaar gebracht als door een bedreiging van Londen. Daarom moeten alle En gelsche reserves worden ingezet. De Matin erkent de meerderheid van Hindenburg's wijze van, oorlogvoeren, Hindenburg manoeuvreert overal, en waar hij slag levert, verzekert hij zich van een numerieke meerderheid. pendule. Ze zuchtte. Was het dan ónmogelijk voor Karei, ook eens een avond te vinden voor hóór. Had hij het dan altijd en altijd zóó druk met zijn zaken Och neen, ze hunkerde er niet in de eerste plaats naar, aan zijn zijde de salons- der nieuwe vrienden bin nen te tredenze was volstrekt niet belust, bezoeken en nog eens bezoeken te brengen, aan de talrijke kennissen van haar man er lag weinig bekoring voor haar in het zoeken van vermaak of af leiding in uithuizigheid, voor haar, die nimmer van uitgaan had gehouden. Ze zou zich overgelukkig gevoeld hebben, wanneer Karei de avonden met haar in hun eigen huis had doorgebracht, als hij had getoond haar gezelschap te begeeren als ze had kunnen bemerken, hoe het huiselijk verkeer, de huiselijke gezelligheid sterker magneet was geble ken dan omgang en conversatie met vrienden. Waarom was lipt anders, dan ze zoo gaarne wilde? Waarom (Wordt vervolgd). DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1