Oraaan ter verspreidinq der Ghristelijke Beginselen in Zeeuwseh-ïlaanderen.
No. 30.
Woensdag 17 April 1918.
Ie Jaargang.
advertentien.
FEUILLETON.
OMHOOG!
JBttitenlaitdsch Overzicht,
ABONNEMENT:
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, u.tgezonderdop F^stdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON
drie maanden bij bezorging f 1-, Franco per post voor Nederland f 1.10.
Per
Van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom 6 cent per regel. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentien tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
V Kiezersbedrog.
Bij het onlangs gehouden levensmid
delen-debat diende do heer Otto een
motie in, waarin de aftreding van l'os-
tliuma geëischt werd. Minister Cort van
der Linden verklaarde, dat als de motie
aangenomen werd, dan heel het minis
terie zou aftreden. We zouden dus dan
een kabinetscrisis gehad hebben, wat in
deze moeilijke omstandigheden, die ons
vaderland doormaakt, onverantwoordelijk
zou zijn.
De'motie Otto werd dan ook verwor
pen met 42 tegen 16 stemmen.
Doch wat is 't eigenaardige in dit
geval
De heer Troelstra verklaarde, geen
kabinetscrisis te willen. Hij kón dus
niet vóór de motie stemmen.
Toch deed hij het. Waarom Och, de
heer Troelstra en de andere soci's wisten
dat de motie tóch verworpen werd.
Had de motie kans gehad, dan hadden
de roode heoren tégen gestemd, want
ze wilden geen kabinetscrisis.
Nu vast stond, dat de motie verworpen
zou worden, konden ze er gerust voor
stemmen. 't Had tóch geen effect. Er
veranderde niets door.
En de hoeren kunnen nu tegen de
kiezers zeggen „Er is tegen Posthuma s
beleid heel wat gesputterd alle 24 spre
kers oefenden critiek. Maar wij, sociaal
democraten zijn de mannen van de daad.
Wij hebben 'vóó? .een motie gestemd
om Posthuma weg te krijgen."
Dat hun daad geen beteekenis kon
hebben, en dat zij zelf dat ook niet
wilden, zeggen ze er natuurlijk niet bij.
En dat verzwijgende, heeft hun voor
stemmen propagandistische beteekenis.
Want de partij houdt nu eenmaal van
heftige woorden en felle critiek. Vooral
de nieuwe kiezers, die straks mee zullen
stemmen, moeten beïnvloed worden.
In dit verband wijzen we dan ook op
de woorden van Vliegen in Hef Voüt van
23 Juni 1917
„De onbewuste arbeider heeft altijd
de neiging te stemmen op den heftigste,
op hem, die de scherpste taal weet te
gebruiken. Zelfs in onze beweging is
de voorliefde voor heftige woorden nog
niet geheel afwezig. Dit verschijnsel zal
natuurlijk nog grooter gevaar opleveren
bij de nieuwe kiezers, die uit nog armer
lagen der bevolking komend, in ont
wikkeling meestal nog bij de tegenwoor
dige arbeiderskiezers zullen achterstaan
Deze uitlating zegt genoeg. Om de
kiezers zand in de oogen te strooien,
treden de soci's met veel lawaai op, als
ze weten, dat hun vóórstemmen absoluut
geen gevaar oplevert voor den minister.
Zóó lichten de roode heeren de kie
zers voor
Tragisch.
In het Handelsblad wijdt de heer Elout
een artikel aan het heengaan van den
heer Roodhuyzen.
Hoewel hij afkeurt, dat de Liberale Unie
Roodhuyzen als zondeblok wegstuurt,
geeft hij toch een verklaring.
De anti-clericale geesten, die Rood
huyzen ten val brachten, zijn door hem
zelf in vroeger tijd opgeroepen. Want,
zegt de heer Elout, onder het bewind
van Borgesius en Roodbuyzen leefde do
Liberale Unie van apti-clericalisme
haat tegen alles wat christelijk is.) Eik
positief beginsel ontbrak haar. En ei
was geen partij, waarin club- en kliek-
geest, de geest van „recht of onrecht,
het geldt mijn partij", de geest-, die alle
middelmatigheden tot „staatslieden deed
ophemelen, mits ze maar goede partij
gangers waren, zóó sterk heersclite als
in de-Liberale Unie.
Aldus de heer Elout. Kan in stne-
mender woorden de anti-clericale kliek
geest van de Liberale Unie worden ge-
geeseld
Thans schijnt-de heer Roodhuyzen
ingezien te hebben, dat te veel partij
geest verwerpelijk is, en dat de Liberale
Unie bij anti-clericalisme als eenig be
ginsel niet kan leven.
Maar dat anti-clericalisme, eenmaal
door Roodhuyzen zelf gekweekt, is hem
nu te machtig geworden. Het zit de
Liberale Unie in bet bloed. En door zijn
poging, om dat vastgeroeste anti clerica-
lisme te verzachten, is hij gevallen.
Dat is het tragische in het heengaan
van den lieer Roodhuyzen.
Men zou zoo zeggen, dat iemand als
Elout, die zoo scherp het anti-clericalis
me geeselde, mét den heer Roodhuyzen
er partij tegen zou kiezen. Toch niet.
Ilij meent, dat thans wel wat anti-cleri
calisme gebruikt kan worden als wach
ter voor onze staatkundige vrijheden op
geestelijk gebied.
Dit is het tragische in het leven van
de Liberale Unie. De heeren zijn gewoon
erfelijk belast met anti-clericalisme.
Zij zien niet, dat de liberalen er zich
den dood aan etèn, en er steeds meer
door in de armen van het socialisme
worden gedreven.
De beschermers der kleine
naties.
80)
„Och, iets met hem? Wat zal ik er
van zeggen
„Denk je, dat zijn gezondheid minder
goed .is. Ik dacht juist den laatsten tijd,
dat we op papa wonnen 1"
„Ik zal duidelijker zijn. 'k Heb niet
zoozeer het oog op papa's gezondheid,
't Is meer over de financiën, dat ik het
eens hebben wou."
Er gleed een wolkje over haar gezicht.
Ze kon het toch eigelijk niet goed heb
ben, dat hij telkens weer op dit chapitre
terug kwam.
Hij merkte het.
'tWas genoeg, om hem te verbitteren.
„Het staat je minder aan, merk ik,"
zei hij scherp.
„Zoo moet je dat niet nemen, Karei,'
hernam ze met veel zachtmoedigheid.
„Maar ik zou zeggen, laten we den ouden
man maar wat begaan, 'tis hem wel toe
vertrouwd en jij, noch ik, hebben veel
De entente-Staten hebben van het
begin van den oorlog af gezegd, te
strijden voor het geluk en de vrijheid
der kleine naties.
Wel was het moeilijk te gelooven.dat
het wezenlijk tot België's heil strekte,
dat de Engelscben kwamen, toen de
Duitschers het land hadden veroverd.
Dat Servië en Montenegro aan hun lot.
werden overgelaten, en het Engelsche
leger te Saloniki werkeloos bleef, toen
Roemenië word verpletterd, waren even
min bewijzen van de liefde der entente
voor kleine volken.
Maar dat alles kon nog een gevolg
van onmacht zijn, hoewel men dat destijds
niet uit de entente-pers kon opmaken.
Doch toen dé schandelijke behandeling
van Griekenland een keten van ongo-
rechtige daden Engeland en Frank
rijk foor immer blameerde, gingen velen
de oogen open.
En na de struikrooverspolitiek der
entente-Staten tegenover ons, zal niemand
meer gelooven in de leugenachtige leuze.
Wie de historie kende, geloofde er
trouwens nimmer veel van.
Onze geschiedenis spreekt vaiy.ooveel
onrecht ons door Engeland aangedaan,
dat wij zeker wel geen reden hebben,
aan Engelands goede trouw te gelooven.
Maar ook Denemarken's historie-boeken
spreken er van.
Ten dezen opzichte is er ook niets
nieuws onder de zon. Engelands wille
verstand van geldzaken".
„O, je wilt er me liever buiten hou
den
Ze keek hem verwijtend aan.
„Waarom zeg je dat nu, Karei Waar
om zou ik je er buiten willen houden
Ileb ik dat ooit gezegd of getoond?"
„Och, ik begrijp het wel," zei hij
norsch. „Jij hebt het al ingebracht, niet
waar, en daarom
„Kareiviel ze hem in de rede, „praat
nu zóó niet. Je doet me er pijn mee.
Ik heb daar zelfs niet eens aan gedacht.
Waarom heb je zoo'n slechten dunk van
me
Hij zag het wel, ze was niet bóós, om
zijn leelijk zeggen, maar in-verdrietig.
Ze verdroeg méér van zijn uitvallen
wanneer hij, achterdochtig van aard als
hij was, slechts vermoedde, dat zij er op
zinspeelde, dat hij onbemiddeld was,
vatte hij vuur, was dan zeer onredelijk.
Maar haar liefde voor hem had haar
nog immer weerhouden hem harde woor
den terug te geven. Ze kende bovendien
zijn grenzenloozen trots, en wilde onaan
genaamheden vermijden.
„Waarom wil je dan nooit daarvan
liooren?" zei hij, onwillig.
„Misschien deed ik beter", antwoordde
keur is geeu uitvinding van den tegen
woordigen tijd. Als bewijs daarvan moge
de volgende proclamatie hier volgen
„De Koning, onze Heer, heeft het raad
zaam geacht de tijdelijke overgave der
Deensche linieschepen in een Engelsche
haven te verlangen", zoo luidde de inlei
ding eener proclamatie, welke in het
jaar 1807 tot de bevolking van Kopen
hagen door den vertegenwoordiger van
Groot-Brittannië gericht werd.
„Deze eisch schijnt zóó gerechtvaardigd,
dat Zijne Majesteit het voor een plicht
gehouden heeft, hem door een krachtige
vloot en leger te ondersteunen. Wij komen
dan ook aan uwe kusten niet als vijanden,
maar tot onze eigen verdediging en
beloven elk uwer oorlogsschepen na het
sluiten van den algemeenen vrede terug
te geven. Het is in de macht uwer
regeering door een woord onze zwaarden,
welke tegen onzen wil legen u ontbloot
zijn, weder op te steken. Doch mochten
de vijandelijke kuiperijen u doof maken
voor de stem van het gezond verstand
en der vriendschap, dan zullen liet on
schuldig vergoten bloed, de verschrikkin
gen eener belegerde en gebombardeerde
hoofstad op u en de hoofden uwer
gruwzame raadgevers neerkomen.'
Men merkt, de zonen hebben de taal
hunner vaderen niet vergeten. Zoo
spraken eens de Engelsche minister van
Buitenlandsche Zaken Canning en admi
raal James Gambier.
En toen Denemarken niet inzag, dat
Engeland puur in het belang der kleine
naties handelde, volgde van 2 tot 5
September 1S07 het bombardement van
Kopenhagen, midden in vredestijd
met het resultaat, dat meer dan 300
huizen afbrandden, kostkare kunstschat
ten werden vernield, vele hondorden
menschen werden gedood en tenslotte
de geheele Deensche vloot van 18 linie
schepen, 15 fregatten en 30 kleinere
vaartuigen „tijdelijk" naar een Engelsche
haven werd opgebracht,om nimmer
weder terug te koeren.
Deze herinnering maakt, dat het ons
niet «onbegrijpelijk was, dat Engeland
onze schepen eenvoudig stal, toen onze
regeering beperkende voorwaarden stelde.
Maar ook wekt deze herinnering twijfel
aan de vervulling der belofte, dat straks
onze schepen naar de vaderlaudsche
havens zullen wederkeeren.
Men rekene er althans niet te vast op.
rijke spoorwegkruispunt Hazebrouck,
welks bezetting voor de Engelscben een
ramp zou beteekenen. Want dan moet
noodwendig volgen de ontruiming van
Yperen en de sterke Yserlinie. En ook
zouden dan de Engelscben teruggeworpen
worden op de Kanaalkast, een zeer
gevaarlijke toestand voor hun legers.
Om aan den steeds gevaarlijker worden
den greep van de Duitschers te ontkomen,
voeren de Engelscben in allerijl verster
kingen aan, en roepen ze angstig oin
Fransche hulp.
Generaal Focli heeft voorwaar geen
gemakkelijke taak. Hij moet zijn reserves
versnipperen en weet niet goed, waar
ze te gebruiken. Want als hij te veel
manschappen onttrekt aan het front bij
Amicus, zou Hindenburg hem daar wel
eens een heel onaangename verrassing
kunnen bereiden. Ook is het snelle
vervoer van hulptroepen belemmerd,
doordat Amiens onder het vér-dragend
op het Westfront woedt nog steeds met
tot dusver ongekende hevigheid en uit
houdingsvermogen aan. Vooral in liet
Noorden bij de Leie (of Lijs) hebben de
Engelschen en Portugeezen het bitter
hard te verduren.
Van een „slag" bij Armentieres kan
men reeds niet meer spreken. Deze
stad ligt reeds ver achter het slagfront,
en het krijgsbedrijf is een bedreiging
geworden voor de positie vau heel het
Engelsche leger.
Do Duitsche opmarsch vordert nog
-steeds, en schijnt zich waaiervormig uit
te breiden, zoodat de Engelschen in hun
flank, zelfs gedeeltelijk in hun rug be
dreigd worden. Do Duitschers krijgen
daardoor ook ruimte voor een krachtige
stoot in de richting van het zeer belang-
geschut der Duitschers ligt.
De eerstkomende dagen zullen dau
ook, van het alleruiterste belang zijn,
misschien over den loop van dezen oorlog
beslissen.
persstemmen over den toestand laten
we hier volgen
„Naar de bekende majoor de Civrieux
in de „Matin" schrijft, heeft, waarschijn
lijk, Hindenburg nidt eens meer betoog
gericht op zulke beperkte doelen als
Amiens, Boulogne, Calais of het kolen
bekken van het Nauw van Calais!- Zijn
eerzucht reikt hooger en is, wij moeten
dat toegeven, die van een werkelijk
veldheer. Hij streeft naar de vernietiging
van de Engelsche legers en hecht er
daarom weinig aan, of deze uitslag, welke
afhankelijk is van toevalligheden van
den strijd en van de beslissingen die
deze toevalligheden noodig maken, ver
kregen wordt op zijn linkervleugel, in
zijn centrum of op zijn rechtervleugel"
De Duitsche oorlogscorrespondent Os
born schrijft d.d. 11 dezer in de „Berliner
Ztg." De zenuwen van den vijand worden
op een zware proef gesteld. De Duitsche
legerleiding speelt met hen als met een
werktuig. Zij volgt met onwrikbare
kalmte een nog steeds niet duidelijk,
steeds nieuwe raadsels opwerpend plan,
dat iederen dag anders schijnt en dat
de berekeningen van den tegenstander
in duigen gooit. De tegenstander zit op
de wiphij heeft te kiezen, waarheen
hij zijn reserves zal werpen, en waarheen
lnj het zwaartepunt van zijn verdediging
moet verleggen, waarbij hij de niet-
pretjige kans loopt, in elk geval mis te
tasten
De govaarlijke positie van de entente-
legers blijkt ook uit
de proclamatie van Haig,
waarin de .Engelsche opperbevelhebber
zegt
„Aan alle rangen van liet Engelsche
leger iu Frankrijk en Vlaanderen
lieden drie weken geleden begon de
vijand zijn verschrikkelijke aanvallen op
een front vau 50 mijl. Zijn doel was
ons te scheiden van de Franschen, de
havens van het Kanaal te veroveren en
het Engelsche leger te vernietigen.
Ofschoon hij reeds 106 divisies in den
slag geworpen hoeft en de meest roeke-
loozc offers aan menschenlevens gebracht
heeft, heeft hij tot dusverre slechts weinig
vorderingen naar zijn doel gemaakt.
Wij danken dit aan de vastberadenheid
en zelfopoffering van onze troepen
De woorden om de bewondering uit
te drukfeil, welke ik gevoel voor den
schitterenden tegenstand, welke door alle
rangen van ons leger onder de moeilijkste
omstandigheden geboden is, ontbreken
Velen onzer zijn nu vermoeid. Aan
hen zou ik willen zeggen, dat de over
winning door hem zal behaald worden,
die het langst volhoudt.
Het Fransche leger rukt in groote
sterkte aan om ons te helpen.
Er staat, voor .ons geen andere weg
open dan ten einde toe te strijden.
Elke positie moet tot den laatsten
man verdedigd worden. Er raag g.een
terugtocht zijn.
Met onzeruggen tegen den muur en
vertrouwend in de rechtvaardigheid onzer
zaak moet ieder onzer ten einde toe
strijden.
De veiligheid onzer huizen en de vrij
heid dsr menschheid haugen geheel af-
van het optreden van ieder onzer in dit
kritieke oogenblik.
blijkt uit het volgende
De „Times" van 6 ^pril plaatst op
dé voornaamste nieuwspagina met groote
letters de volgende opwekking
161,674 Ton
een record.
De aanbouw van koopvaardijschepen voor
Maart hoeft 161,674 ton bedragen
gelijkstaande met
32 schepen
van 5000 ton
maar
de Hunnen vernietigden
81 schepen
in Maart.
Werfarbeiders kunnen en zullen den
Hunnen beletten de natie uit
te hongeren.
Meer schepen zijn noodig.
Er zijn 25,000 plakkaten van dezen
inhoud op de Engelsche scheepswerven
aangeslagen.
Ook zijn de Engelschen niet gerust
over de plannen der Duitschers met hun
duikbooten.
Zoo is de Daily News \erheugd over
de vermindering van liet aantal getorpe
deerde schepen in de laatste week.
Edoch, „vele maanden geleden heeft onze
marine-medewerker gewaarschuwd, dat
een vermindering van dien aard ons op
onze hoede moest doen zijn tegen een
algemeene concentratie van duikbooten
voor een ander doel, d.w.z. voor een
jioging om de Britsche vloot te blok-
keeren, samenvallende met een gecom
bineerde actie te land en ter zee tegen
de Fransche Kanaalkust of misschien
zelfs tegen Engeland." Het duikboot
gevaar is dus nog allerminst geweken.
van Oostenrijk is heel wat te doen.
Het blijkt,'dat de Oostenrijksche keizer
wel een brief heeft geschrevcu aan prins
Sixtus van Bourbon. Kwalijk kan ook
ontkend, dat de bedoeling daarvan was,
den vrede nader te brongen. Nu, dat
was geen afkeurenswaardig pogen, maar
het verdient allen lof.
ze, deemoedig, „met je samen te over
leggen, maar je moet denken, Karei, het
is mijn vader
„Juist, en ik ben je man maar
Ze zuchtte.
Als Karei aan zijn trots voet gaf, was
hij bclcedigend. Ze had dat reeds meer
malen, tot haar teleurstelling, ondervon
deu. Wat moest ze op zulk een uitval
antwoorden
Ze begroef zijn tergende woorden on
der haar zuivere, onbaatzuchtige liefde;
pareerde den slag niét, gelijk zij onge
twijfeld had kunnen doen.
„Wat wilde je, Karei?" vroeg ze, en
de toon van haar woorden liet in het
minst niet blijken, dat ze verstoord was.
„Als je meent, dat liet in ons belang js,"
(ze zei met opïet ons) „verandering in
die zaken aan te brengen, en we kunnen
dat doen op een wijze, dat het papa niet
krenkt, heb ik er waarlijk niets tegen"
Hij graaide wat bij.
,5'k Heb vandaag voor de volle zeker
heid hooren verluiden, dat papa grof
speculeert," zei hij.
Ze verbleekte.
„Ik hoop maar, dat het een praatje is,"
antwoordde ze.
„Dat is het niét, Cato. 'k Weet het
zeker. Bertels, mijn compagnon, heeft
't me verteld. Je weet, die is bij."
„En zou het zoo grof gaan?"
„Hij noemde het reusachtig."
Cato zweeg'een oogenhlik.
Had papa zijn ouden hartstocht weer
den vrijen teugel gelaten? Ze wist, hoe
het er 'een klei# jaar geleden slecht had
vóór gestaan en dat een fortuinlijke
koersstijging feitelijk voor ondergang had
behoed.
In die dagen was de beroerte haar
vader overvallen en zeker bestond er
méér verband tussclien zijn geldelijken
en hchamelijken toestand, dan algemeen
werd vermoed. Na dien had Bremer zich
weinig uieér met de zaken bemoeid. A u
scheen de oude passie opnieuw opgevlamd.
Was het inderdaad zóó (en ze had
immers geen reden om er aan te twijfe
len?) dan had Karei gelijk, en diende
er ingegrepen te worden. W ant, behalve
wat dan gered was in het kapitaal, ge
stort in de firma Bertels en Randers,
was het gevaar niet denkbeeldig, dat den
een of anderen dag een fmancieele on
dergang dreigde. Daar kwam nog de
overweging bijzou Papa we! steeds de
kassen gescheiden houden Tot, nu toe
was alles, gelijk ook behoorde, een zaak
van vertrouwen geweest tusschen vader
en dochtermaar waartoe zou hevige
speculatiezucht ten slotte Bremer voe
ren Het was waar, en zij wist het ook
wel, goedgelukte speculaties hadden een
maal den kleinen koopman gemaakt tot-
een kapitalist; maar de grillige fortuin
kon hem straks even snel in ongenade
doen vallen, als hij eerst haar blakende
gunst had genoten. Mocht ze dan eigen
lijk haar man het wel kwalijk nemen,
het in ieder geval hem heimelijk mis
duiden, dat hij er over sprak, de zakeu
bijtijd# in 't reine te brengen Sprak er
goed beschouwd geen liefde uit, om ook
luiar voor teleurstellingen en achteruit
gang te behoeden Zeker, liefde dreef
hem, anders mócht ze niet denkenwil
de ze ook niet.
Zoo verguldde ze zijn baatzucht en
trots met den glimp barer liefde.
„En wat denk je, dat we," zei ze als
antwoord op zijn laatste mededeeling,
heel solidair, „er aan kunnen doen
Hij bemerkte, dat hij terrein gewonnen
had.
(Wordt vervolgd).
A I?ooati1aorf"n A D V E R T E N TIN.
noon ZELANDIA.
Dö groote slag
Enkele belangrijke
mij-
Dat de duikbootoorlog ernst is,
Over de brief van Keizer Karei