Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-Vlaanderen. Zaterdag 16 Maart 1918. Ie Jaargang. Uit de Schrift. FEUILLETON. OMHOOG! ABONNEMENT: advertentien. 3 T, w n on Feestdagen, I A D V E R T E N TI E N. f„„.„ HTNSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, den ul^ever DD. LinOOU Az te TER NEUZEN. - TELEFOON N, 20. Per drie maanden bij bezorging f 1-, Franco per post voor Nederland f 1.10. Van 1-4 regels ƒ0 40 Voor eiken regel meer ƒ0.10. - Handelsadvertent.ën over twee kolom 0 cent per regel. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contiact. Inzending van advertentien tot 12 uur s middags op de verschijndagen. Zij, (lie zich met ingang van 1 APRIL a.s. op ons blad abonneeren, ontvangen de nog in Maai t verschijnende nummers gratis. DE ADMINISTRATIE. DE AKKER DES BLOEDS. „En de overpriesters de zilveren penningen ne mende, zeidenHet is niet geoorloofd ze in de offer kist te leggen, derwijl het een prijs des bloeds is. En te samen raad ge houden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreem delingen. Daarom is die akker ge noemd de akker des bloeds tot op den huidigen dag". Matth. 27 6—8. Zoo ergens, dan was dit geld uit vuil gewin verkregen. Toch zijn er meer van die .akkers. Waar Mammon wanne menschenharten heeft verluid, gewetens dichtgéklonken. Waar de gewinzucht het heilige smadelijk heeft overgeleverd aan de vijanden, om het te vertrappen onder onheiligen voet. Wie telt ze de belijders van den Christus met den mond, die in 't ver kleumende materialisme hun beginsel hebben verlaten Wie zal ze noemen de velen die huizen aan huizen, akkers aan akkers trekken door bloed verkre gen Kasteelen, festijnen, overwinningen, landvermeerdering, rijkdommen waar t bloed aankleeft. Niet alle gewetens gaan hier open. Maar eens, na den laatsten snik, moeten ze open. En dan komt het kermend, wanhopig zelfverwijt. O wreede Mam mon, U duizenden slachtoffers zullen l vloeken 1 Gij hebt toch geen bloedakkers liet loon der ongerechtigheid is een prijs des bloeds! Aan Judas Ischkarioth, een naam, dien we huiverend noemen, werden dertig zil'eren penningen uitbetaald. Voor zoo luttele som verkocht hij zijn Meester. Onbegrijpelijk is dat voor wie niet eenigs- zins in die duistere ziel heeft leeren lezen. Ilij had aan den Ileere Jezus eene band- gehad. Toen hij nog droomde van een Messiastroon in Jeruzalems konings paleis, waar hij een eerste dienaar zou zijn. Zijn Meester was echter wegge vlucht toen een enthousiaste volksme nigte Hem koning wilde maken. Toen brak er iets bij Judas. Zijn ideaal lag neergesmeten 1 Toch bleef er nog een anderen band bestaan. Hij droeg immers de beurs van het gezelschap. En hij was een dief! Tot Jezus zelf hem ontmaskerde of liever toonde hem te doorzien. In Simons huis te Bethanië, waar Maria kostelijken nar dus offerde en Judas murmureerde, mokte. Maar hij voelde, dat Zijn Meester wist van zijn oneerlijkheid. Toen brak de laatste band. En' voor dertig zilverlingen had hij zijn Rabbi veil. Dat gruwelijke verradersloon bracht in 't eind zijn 'oordeel met zich. Achter den ter dood veroordeelden Smartenman wordt Judas' geweten opengebrand. )De vuile diepten van zijn hart wasemen hun pestwalmen uit in eigen neusgaten. Wan hopige zelfaanklacht volgt. En het bloed geld brandt in de hand Daarmee werd alle geldvreugde ge smoord! Werd het Judasloon een cen- tenaarszware last! Heen snellen zijn onheilige voeten naar Jeruzalems heilig dom Neergeworpen worden de branden de zilverlingen voor de offerkist in het heilige. De wanhopige stort zich met één sprong in de eeuwigheid vol smart en afgrijzen, waarin voor hem weening is, waar de tranen verstijven, en het verwrongen pi]n-gezicht in naamloozen angst verstart Dan wordt het neergesmeten verra dersloon gebruikt voor een akker. Ja, waarlijk het is een Akker des bloeds Het is geen zuiver geld waarmee het pottebakkersland is gekocht. Dierbaar bloed kleeft er aan, het bloed van den Zoon des menschen. Jood wandelt overal rond. Gescheurd eu vaneen gescheiden. Het bloed van die Messias toont der wereld een Israel zonder tempel, zonder altaar, zonder schat, zonder land. O, dat Israel naar dat bloed vroeg. Als het in zijn verharding voortgaat zal het eenmaal nog grooter ellende ver- toonen. Veel meor dan de Heidenen.^ Omdat het met het heilige bloed voor oogen toch niet daar aan gewild hoeft, er geen lust in heeft gehad. Met Jacobs vreeselijk nakroost zullen echter ook kermen allen die onder het Evangelie van de Passie hebben verkeerd, maar liever een eigen schatkist hebben gemaakt en gevuld. Een schatkist voor eigen gerechtigheid. Een offerkist van vleeschelijke willekeur, evenals de schijn heilige priesters in Jeruzalem. Die van geen tempel willen weten door het bloed van Jezus gebouwd. „Wie ver van U de weelde zoekt, Vergaat eerlang en wordt vervloekt Daar liggen de Judaspenningen voor de schatkist. Ze zijn als het ware daar neergeworpen als een bestemming voor die offerkist. Maar mag dit Neen! de heilige priesters in den tempel gruwen er van. Weg van de heilige offerplaats er mee. Daar mag alleen zuiver geld komen. Alleen reine handen mogeu het overreiken, gewijde handen van priesters, die Christus hebben overgeleverd en veroordeeld mogen het in die kist werpen. Daarom dat geld niet aanvaard, maar er een akker voor gekocht. Let wel, de bloedprijs van Jezus mocht niet aan Israel ten goede komen. Daar van mag de heilige tempel niet worden gebouwd en versierd en verfraaid. W at had in hunne oogen Jezus (toch de ware Tempelmet Jeruzalems heiligdom te maken? Neen, het lijden van den Christus moest daar buiten blijven, 't Mocht niet in eenig opzicht de religie van t Bonds volk steunen. De gewijde 'plaats had met den ter dood overgegeven Messias niets uit staande. Zoo redeneerden Israels pries ters. Gruwend van dat bloedgeld nemen ze het weg uit de gewijde plaats. Het verradersloon mocht niet in den tempel. Het bloed van stieren en bokken, ja dat mocht er geplengd. Jezus offer ande moest er buiten blijven, Maar Israels God redeneert anders. Want toch komt dat lijden en dat bloed van Christus eens over Israel in de of ferkist. Straks zal dat bloed die kist doen openbarsten. En de muren van den tempel zullen ineenstorten, aangegrepen door onheilige handen, die er den brand fakkel in slingeren. Het bloed van Chris tus, waarmee de vrome priesters in het wegnemen van den bloedprijs en dooi het koopen van den akker des bloeds, geen uitstaan wilden hebben, scheurt eens Jeruzalem. Het zal de kreten van het wee eens doen opklimmen uit de gebroken muren en de vaneengerukte lichamen aan de folter kruisen Het zal den schat van Jeruzalem rooven. Israel heeft in die overpriesters geen deel willen hebben aan den bloedprijs van Jezus. En toch komt hijHet oude Volk is over de wereld verspreid. De 73) „Maar wat dan „Hou jij je maar zoo. Zou jij niet wetenKort en goed, ik moet van jou m'n driehonderd pop terug, die ik je heb voorgeschoten, 't Spijt me wel, dat ik je allicht in 't moeilijke zet, maar charité bien ordonnée je weet wel wat er volgt." „Maar dat kim ik niet, dat hèb ik niet... „Da's jouw zaak. Ik móet er uit „Had me dan aan m'n lot overgelaten Zot, die ik wasik maakte me zelf nog wel wijs, dat je 't uit collegialiteit deedt „Daar hebben we al eens eer dispuut over gehad saam. Ik vind het nog ellendiger dan jijdenk niet, dat ik zóó'n laag sujet ben maar 'k móet." ,,'kllèb niet. Begrijp je toch óók wel „Dan moet je maar zien het te krijgen, 'k Geef je een' paar dagen. En dan móet 'ter zijii. Kijk maar eens uit. Misschien Wat is er dan met den bloedprijs geschied P Nu, de overpriesters hebben een goeden uitweg gevonden. Ze hebben er voor gekocht den akker des pottenbakkers. Daarmee hebben ze onbewust het pro fetische woord vervuld. Dat stuk land van dien pottenbakker, onder dien naam algemeen bekend in Jeruzalem wordt door den bloedprijs van Jezus een be graafplaats voor vreemdelingen. En de volksmond heeft van denzelfden stond aan den akker herdoopt. Voortaan, nog tot op den dag der te boekstelling door Mattheus, heette hij kernachtig Akkel- dama, Akker des bloeds, omdat hij voor den prijs des bloeds werd gekocht. Dat is dan nu de eenige vrucht in Israel van den bloedprijs Een begraafplaats voor vreemdelingen, die in menigte op de groote feesten te Jeruzalem kwamen en waarvan er soms daar stierven, liet stof van zulke menschen mocht natuurlijk niet rusten naast dat van den reinen Israëliet. Maar nu is er dan een ge legenheid ter begrafenis van hen, die onder het vleeschelijk nakroost van Jacob -geen rechten hadden. 'Die geen prijs of geld hadden om zichzelf een rustplaats te bereiden. Die konden geen recht laten gelden op een offer uit de schat kist, de offerkist, die daar in liet heilig dom stond maar om vleeschelijke eigen gerechtigheid en eigen heiligheid. Die menschen zullen nu begraven worden in den akker van Jezus bloed. Dat mocht voor den tempel geen dienst doen. Maar arme vreemdelingen, rechteloozen in Israel rusten zoo in het offer door Christus gebracht. Heilige teekenspraak ziet hier het gezalfde oog. De Christus, met wiens lijden en dood, gewijde priesters niet te maken willen hebben, wordt gepredikt aan hen, die niet uit Israel zijn. Aan de vreemdelingen, aan de heidenen. Voor lien is zijn lijden een licht geweest en zal het zijn. Een rustplaats voo. het moede hart, de moede hand! Wie den Man van smarten niet kent, niet lief heeft, die heeft de wereld lief. In die wereld wordt zeker om een loon, j een prijs gediend. Men doet het niet I voor niets, maar zooals Judas. Om een loon in de hand te krijgen voor het ver zaken van Christus. Ónze God weet of ge daaraan misschien schuldig staat. Maar wie den Heere niet wil, die derft ook de vrucht van het lijden, van den akker des bloeds van Christus. Die wint misschien veel loon, huizen en akkers. Die verzadigt zich met grootheid. Die grijpt bijeen wat hij van den stoffelijke schat hier grijpen kan. Die smaakt hier 't goede. Waan echter niet, dat ge dan met het lijden van den Heiland iets te maken hebt. Het komt wel tot hen, die levend onder 't Verbond toch de tegenwoordige wereld hebben liefgekregen. Zeker komt hetIn het einde. Dan rooft dat lijden Uw aardsche loon, de dertig zilverlingen, 't Moet alles uit de opengebroken hand worden geworpen. En alsdan niets meer van het loon der ongerechtigheid over is, komen voor de Godverzakers. de Christusverachters de eeuwige vlammen, het knersen der tanden, de worm, die niet sterft, het onuitblusschelijk vuur. De poel der hel onsluit zich door het lijden van Christus voor Zijn verlaters O neem daarom deh bloedprijs van den Smartenman aan. Werp dien niet weg. Dan zal. zijn Naam, Jezus Christus voor U schitteren als een vuurzuil in donkeren lijdensnacht. Dan komt de prijs zijns dierbarens bloeds U ten goede. Dan ontsluit zich voor U de poort van den tempel der gerechtigheid, door dat bloed gebouwd. Zalig zijn zij, die hier gezaaid worden in den akker des bloods van Christus Daar wassen de vruchten der eeuwig heid Brouwer. Het verzekeringswezen In Oude Paden verdedigt I)s. J. J. Knap het verzekeringswezen op Bijbelsch- orthodoxc gronden. De bekwame schrijver beroept zich o. a. op de graaninzameling van Jozef in Egypte. Dit bedoelde, de aanwezigheid van voldoende brood in de door God voorzegde zeven jaren van hongersnood, te verzekeren. Velerlei voorschriften geven ons ook de wetten togen de besmetting der weer loosheid. „Het beginsel der weerloosheid tegen over de nooden, die uit het leven, of, zoo men liever wil, uit Gods beschikking opkomen" z.egt, Ds. Knap wordt nergens in de Heilige Schrift aangepre zen". Veeleer moeten we als kloeke mannen bestrijden, wat gevaar oplevert voor goed en lijf. Niemand houdt het dan ook voor on geoorloofd, dijken en zeeweringen aan te leggen, otn ons te beschermen tegen het water. Niemand keurt af, dat we als't regent, een paraplu opzetten of een regenjas aantrekken. En wie vindt niet goed, dat de over heid lijders aan besmettelijke ziekten laat afzonderen, om zoodoende uitbrei ding der ziekte tegen te gaan? Waarom zouden we ons dan ook niet mogen verzekeren tegen schade door brand of hagelslag? Tegen gebrek lijden op den ouden dag, bij ongelukken of werkeloosheid Het een zoowel als het ander komt ons van God toe. 't Is een gevolg van de zonde. Maar de rnensch, die tegen de zonde moet strijden, mag ook wel ter dege kampen tegen de gevolgen der zonde. Dat doet hij immers ook, wanueer hij bij ziekte-den dokter laat. roepen.. Volkomen waar is, dat door verzeke ring sommiger godsdienstig leven schade kan lijden. Het gevoel van afhankelijkheid van zijn God, kan verflauwen, bij wie zich door allerlei polissen gevrijwaard acht voor allen nood. De gebedsbehoefte kan er door ver minderen. Toch zijn dergelijke dingen niet het gevolg van het verzekeringswezen, maar komen ze voort uit het hart van den mensch, die van nature zoo licht andere steunsels zoekt, dan de rots Israels. Gaat iemand door verzekering achter uit in godsvrucht, dan blijkt die gods vrucht niet van een edel gehalte te zijn, en maakt de verzekering haar eigenlijk alleen maar openbaar in haar innerlijke zwakheid. Wie waarlijk God vreest, doet wat hij kan om de gevolgen van allerlei rampen te bezweren, en beveelt daarom niet minder, na aldus te hebben gedaan wat hij kon, zijn leven en goed aan de hoede des Almachtigen aan. Wie zóó zich verzekert zondigt niet, maar doet een goed werk. Geen positief bezwaar In het Zeeuwsch-Nieuwsblad van 2 Maart komt een artikel voor, getiteld „De openbare school". In dat artikel komen verschillende onjuistheden voor, waarop we even wil len wijzen. De schrijver beweert, dat alle ouders hun kinderen naar de openbare school kunnen zenden, zonder vrees voor schen ding of krenking van hun beginsel. Zelfs gaat hij zoover te verklaren, dat onze bezwaren tegen de openbare school slechts negatief zijn. Volgens hem zijn wij niet tegen wat er geleerd wordt, maar wel hebben wij bezwaar tegen hetgeen fcr niet geleerd wordt, tegen het ontbreken van het dogmatische in het onderwijs. Deze beschouwing nu is niet alleen oerconservatief, maar ook totaal onjuist. De zoogenaamde neutraliteit van de ope'nbare school is een onmogelijkheid. Wij willen ditmaal den schrijver alleen bestrijden met liberale wapens, met uit spraken van linksche schrijvers. Mr. S. v. Houten zegt, dat geen school absoluut neutraal kan zijn. Dr. A. Bruining uit zijn bezwaren te gen de openbare school aldus: „Het onderwijs mag niet zijn godsdienstloos. Dat is een kanker.en een pest:" En Thorbecke, de geestelijke vader van het liberalisme sprak„Zijn onze scholen godsdienstloos, dan mogen zij verdwijnen, dan is het beter dat ze niet bestaan." Toen tijdens de Juliaim-fëesten de so cialistische onderwijzers weigerden over het Oranjehuis te vertellen, deden de liberalen 'daarover erg verontwaardigd, en beweerden ze in den Haagschen ge meenteraad, dat zwijgen over het Oranje huisbeteekende partij kiezen ertegen. En zou dat ten opzichte van God niet evenzoo wezen De souvereiniteit Gods gaat óók over het kinderleven. Met Dr. Ovink zeggen we„In de ken jij wel den een of ander, die je uit de prutsen helpt. Adieu Hij wachtte geen nader bescheid af vertrok. Botter kon het niet. Randers liep zijn bekrompen studeer kamer op en neer. Nu bevond hij zich in grooter verle genheid dan ooit'. Wat hij had gevreesd, had zich bewaarheid. Hoe had hij zich ooit kunnen inbeelden, dat het anders zou loopen Onwillekeurig kwam hem Betjes waarschuwing te binnen. Ze kende Bremer dan wel dóór en dóór. „Ik zou het je niet lastig gemaakt hebben," had ze hem toegevoegd, toen hij, om van haar toch niet geholpen te worden, Bremers hulp had aanvaard. Zóó was haar woord geweestzoo zou evenzeer haar daad geweest zijn. Maar in zijn trots had hij haar aanbod (afgeslagen. Hij moest van geen fijne geholpen zijn. En dan bij het afscheid had ze hem, in weerwil van zijn kwetsende weigering, nog beloofd: „Als je soms nog in onge legenheid mocht komen, kun je op me rekenenAls. Had ze er een voorge voel van gehad 't Gold thans geen onderstelling meer, J't was harde werke lijkheid. En als hij nu Bremer liet wachten Niet teruggaf Herman zat deerlijk in 't nauw. En weer dacht hij aan Betjes waarschuwing„zou hij je sparen Neen, hij moest van Bremer zien af te komen. Koste wat kost. Zelfs stonden hem daartoe twee wegen open. Maar in beide gevallen zou hij een geduchte overwinning moeten behalen op zichzelf, op zijn trots. Hij kon zich wenden tot Cato èn tot zijn zuster. Dat Betje woord houden zou, stond bij hem onomstootelijk vastdaarvoor waren hem haar prin cipes borgbij haar althans, waartoe zou hij het loochenen, waren leer en leven in overeenstemming. Maar ook Cato zou haar belofte wel [gestand doen. Bleef de stap, dien hij doen moest, in beide gevallen zwaar, kreeg op beiderlei wijze zijn hoogmoed een gevoeligen knak, daar was, richtte hij zich tot zijn zuster, nog een element in, dat het voor hem nóg pijnlijker maakte. Want wel kwam hij in dit laatste geval niet tot een vreemde, doch hij zou het bovenal voelen als een nederlaag van zijn beginselte moeten aankloppen bij haar, die hem gemaand had, uitkomst te zoeken bij den Heere, die hem nog in een der laatste gesprekken op zijn schimpend beweren, dat „hij niet tot de kudde behoorde", met zulk een nadruk er aan had herinnerd dat hij „een kind des Verbonds" was. Moest zij nu zijn red dende engel worden, hij zou zich er óók daarom diep vernederd door achten Maar stond de zaak bij Cato Bremer gunstiger voor hem Zijn hart zei hem, dat Betjes aanbod gansch belangeloos was kon liij dat, zonder zichzelven te misleiden ook van Cato's getuigen. Ver moedde liij met terecht, dat daar eenige bedoeling achter lag? Hij ging wikken en wegen. Kort be raad was hem slechts gegund. Hij begreep dat, koos hij van het aanbod van Bre mers zuster gebruik te maken, zulks nog iets méér te beteekenen zou hebben, en hij moest de consequenties dan óók aanvaarden. Welnu, waren die zoo ge heel verwerpelijk Berekening was hém nooit vreemd geweestwas ze in elk geval geen goede partij Haar uiterlijke verschijning was geen schitterende, maar bood een mogelijke verbintenis geen aanmerkelijke voordeelen Omhoog was immers zijn ideaalEen rijke vrouw te trouwen, waarnaar hij, volgens zijn mee ning, slechts een vinger had uit te steken, kon dat geen belangrijke schrede voor waarts heeten op een weg, die nü dreigde dood te loopen. Straks wellicht zijn graad halen, een positie zich. veroveren, schoon maar daarbij man van vermogen, d. i. van invloed te worden, was het niet der'overweging waard? Hij kwam tot een besluit. Het moest dan maar dadelijkhij zette zich tot schrijven aan Cato Bremer. Hinderde hem de aanblik van-moeders portret, dat hij het met een haastige beweging achter een stapel boeken uit het gezicht schoof Las hij in haar zachte oogen afkeuring, verwijt? „Vertrouwelijk", plaatste hij, gansch overbodig, boven zijn brief aan „mejuf frouw C. Bremer". Hij deelde haar den stand van zaken mee, zinspeelde op hun laatste onderhoud en vroeg haar „in déze kiesclie zaak" om „advies." Dien avond nog postte hij het ge wichtig epistel. (Wordt vervolgd.) ZEEUWSCH-VLAANDEREN DOOR ZELANDIA. |Tïadruk^^rbodenJ

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1