Orqaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-lllaanderen.
No. 14.
Zaterdag 16 Februari 1918
Jaargang.
Uit de Schrift.
FEUILLETON.
OMHOOG!
ABONNEMENT:
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitseaondeni op Feestdagen,
LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20.
bij den Uitgever D. H
Per drie maanden
bij bezorging f 1,Franco per post
voor Nederland f 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiön over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
DE TWEE ZONEN.
Ge vindt hier een sober verhaal van
den Christus, zooals in het dagelijksch
leven telkens verhaald kan worden, om
dat het dikwijls zóó gebeurt.
De Heiland vertelt het met een bij
zonder doel. 't Is vooral voor de brave
menschen onder zijn tjjdgenooten en on
der ons.
En ook wel voor de slechten, voor de
booze en misdadige menschen.
Beide soorten, die ook in deze streken
van ons vaderland, dit kleine stukje van
de wereld, gevonden worden, mogen hier
beluisteren de dringende roepstem van
den ZaligmakerBekeert uKomt tot
verandering
Let maar eens op de hierboven ge-
schrevon gelijkenis, dat alledaagsche ver
haal.
Daar is een liefhebbend vader, die het
wel met zijn kinderen meent, het goed
met hen voor heeft. Vriendelijk zegt
hij tot één van z'n zonenZoon, ga
heen, werk heden in mijn wijngaard. Ilij
laat zijn kind niet luieren. Hij geeft
hem eon dagtaak. Want: Arbeid is een
zegen
Zoonlief heeft er echter geen lust in
en zegt brutaalIk wil niet. Hij noemt
den vadernaam niet. Geen titel, die
van eerbied getuigt beluistert ge als
weerklank van het teedere woord Zoon,
kind Bruusk en ruw klinkt het'k Heb
er geen lust in.
Hij steekt het niet onder stoelen of
banken, maar schijnt nog een eer te
stellen in zijn ongehoorzaamheid. Hij
gaat liever de strat op, zijn tijd in beu
zeling en misschien in slechtheid door
brengen. Of wat in eigen hof werken.
Intusschen begrijpt hij wel, dat vader
toornig is. Hij zal natuurlijk [gestraft
worden. Blijft hij onwillig, dan allicht
verstooteu. Aan eigen lot overgelaten.
Nu kan dat verzet van dezen zoon
soms doorgaan. Tot het bittere einde!
Dat is de volkomen breuke tusschen
zijn vader en hem. Maar ook kan het
wezen, dat straks zijn overmoed het
toppunt heeft bereikt. Dat hij de span
kracht van zijn boozen onwil tot het
uiterste toe heeft gebruikt.
In het laatste geval zinkt hij dan in
een. Een siddering doorhuivert hem.
Hij gevoelt, hoe grievend hij zijn vader
heeft beleedigd. Wat zal er van hem
terecht komen
Zóó teekent Jezus hem „en daarna
berouw hebbende".
Hij schreit misschien heete tranen.
Wat echter 't voornaamste is, hij komt
tot verandering. Eu dan uit zich zijn
berouw niet in veel woorden (woorden
zijn goedkoopmaar in een daad. Hij
gaat naar 's vaders wijngaard. Hij gaat
66)
„Precies wat vader zei't zelfde, wat
ook zoo dikwijls in mijn hart opkomt
Als Hij. dien mijn moeder vreesde, een
God is van liefde, waarom deed Hij
't dan Waarom liet Hij ze dan niet
bij ons?"
Hij keek haar aan, voelde sympathie
voor haar, die woorden sprak, welke
immers ook zijn overtuiging weergaven.
„Juist," zei hij, „zóó is het."
Zij keek hèm aan, opnieuw. Hij ver
stond haar. Ze voelde zich meer tot
hem aangetrokken. In de eenzaamheid
van haar bestaan had ze zoo weinig ge
legenheid te spreken over dingen, die
toch haar hart zoo geheel konden ver
vullen. Haar vader hield niet van zulke
gesprekken, en, begón ze, dan ging hij
er nooit op inHij, Randers
sprak zoo beslist, op een toon van zeker
wéten.
„En toch," begon ze weer, „blijft het
er werken. Het vaderoog zal hem daar
straks wel ontdekken. En 't zal van
vreugde glinsteren over die verandering...
Ge begrijpt welke menschen hiei>|be-
doeld worden. Van die booze, onwillige
menschen. Die op het bevel des Heeren
voor Hem te arbeiden, Hem te vreezen,
Hem te dienen in liefde, zeggen Ik wil
niet. Brutale mannen en vrouwen.
Zoo war^n er in Jezus' dagen de tol
lenaars, de bedriegers en afpersers. En
de slechte vrouwen hier en daar. Die
toonden 't in alles, dat ze met God en
Z'n dienst niets te maken wilden hebben.
Ze werden dan ook door de brave, gods
dienstige menschen met den vinger na
gewezen.
Doch daar verschijnt Johannes de
Dooper, de boetprediker.
Het bliksemde hun tegen uit zijn mond
„de bijl ligt aireede aan den wortel der
boomen." En toen begonnen die men
schen te beven voor de strenge en recht
vaardige straffen Gods. Ze zagen hun
schande, die uitliep in eeuwige smart
en afgrijzen.
Ziet dan zoo 'n tollenaar Gebogen is
z'n hoofd, z'n handen slaan tegen zijn
borst van groote droefheid. In angst,
met beving roept hij, schreit hij, kermt
hij„O God, wees mij zondaar genadig 1"
En hij bekeert zich.
Of ziet elders zoo'n slechte vrouw
Vol berouw komt zij tot den Meester.
Met tranen van droefheid besproeit ze
's Heilands voeten en maakt ze droog
met de haarlokken van haar hoofd. En
ze dient Jezus van hare goederen en
gedenkt zijn armen en nooddruftigen.
Zijn er onder U ook nog van die slechte
menschen Ongehoorzame zonen Af
dwalende dochters? O, laat de schrik
des Heeren hen bewegen om in ver
brijzeling der ziel tot Christus te gaan.
Bekeert U! En gaat werken! Werken
voor den HeerIn Zijn wijngaard. Die
heel de aarde omvat en alle beroep en
bedrijf. Nog kan het. Jezus neemt de
zondaars aan
Neen, dan is die tweede zoon toch
een [heel ander kind. Als tot hem het
vaderlijk bevel komt, zegt hij aanstonds
Heer, ik ga.
Hij spreekt met kinderlijken eerbied.
Ge beluistert de hoogachting voor zijn
vader in dat Heer
En dan legt hij nadruk op het woord
ik. Ja, hij heeft het gehoord, dat zijn
broeder sprak Ik wil niet. Dan dacht
hij er anders over. Hij wil zoo onge
hoorzaam niet zjjn.
Hij is een brave, gezeggelijke zoon.
Minaehtend ziet hij op dien slechtaard
van zoo even neer. Het is verschrikkelijk
zooals die doet!
Hij doet het anders.
Zijn vader heeft maar te gebieden, en
hij gaat reeds
Een goed kind
Maar droeve, wreede ontnuchtering.
Als ge naar den wijngaard u spoedt om
hem ijverig te zien werken, dan is hij
nergens te ontdekken. Ge kunt hem maar
niet vinden. Ge vertrouwt uw oogen
niet. Toch is het zoo
Hij zeide wel, dat hij ging (nog eens:
woorden zijn goedkoop), hiaar deed het
niet.
Huichelaar roept ge uit, verontwaar
digd, bitter
Ja, een huichelaar! Maar past op
Hij heeft heel veel broeders deze zoon
me onverklaarbaar, dat moeder zóó rus
tig, zóó vredig sterven kon. Ze liet
toch vader èn ons achter
Het*was, al of ze van Karei de op
lossing van dit raadsel wachtte.
„Overspanning, dweperij, verbeelding,
anders niet," oordeelde hij.
Ze antwoordde er niet op. Peinzend
bekeek ze het oude portret, herlas ze
de woorden, door de dierbare eens ge
schreven. Kon overspanning, kon ver
beelding die heerlijke rustige kalmte
schenken, die verspreid lag over het
lieve gelaat Maar hierin had Randers
gelijk, Lièfde kon God niet heeten
tenminste niet voor hèm, voor haar
Karei werd stil.
De herinnering aan moeders verschei
den had pijnlijke voorstellingen weder
wakker geroepen, hem min of meer wre-
velig gemaakt. Want hij mocht hoog
hartig óók moeders laatste woorden toe
schrijven aan ziekelijke overspanning, de
macht van haar zéker verwachten moest
hij telkens weer aanvechten, om niet
onder den invloed er van te komen
Maar tegelijkertijd deed het hem goed
iemand ontmoet te hebben, die hem ver
stond en wier overtuiging strookte met
de zijne. Hij begon Cato minder onaan
Bij de vleet
O, daar zijn er zooveel van die ge
hoorzame zonen en dochteren. Lieve
menschen. Braaf en goed. En gods
dienstig óók Of ze
Ze zijn zoo gewillig. Zoo gehoorzaam.
Dat zijn wellicht de meeste menschen
die dit lezen. Ze zijl. niet zoo slecht als
die bedriegers, die afpersers, die wind
handelaars die smokkelaars, of die
straatloopende, brutale, ongure, slechte
vrouwen
Zij zijn gehoorzaam. Laten we eens
zien. Hoevelen van U zeggen het. Eri
hoevelen van U doen het.
Als God tot IJ spreektWees heilig,
want Ik ben heilig" legt ge dat dan
soms uit op deze wijzeIk moet eou
fatsoenlijk meusch wezen. Zorgen, dat
ik ieder het zijne geef. Er voor oppassen
dat ik mij niet te buiten ga. Dan is 't
wel gemakkelijk om te zeggenHeer,
ik ga. Maar wat hebt ge dan de blin
kende, reine, smettelooze heiligheid van
Uw hemelschen Vader naar beneden
gehaald Alsof«wat gij fatsoenlijk noemt
alles was
O ja, Gods dienst vraagt |U heelemaal
en overal! Nu, gij gaat.
Gij gaat naar de kerk. Liefst een
maal, zoon of dochter
Gij gaat opvoeden uw kinderen in
godsdienst. En toch geeft ge ze soms
over aan menschen, die God niet kennen,
op school, in het werk, in den loondienst.
Zonder schroom. En als 't moeilijk uit
komt, dan kunnen ze ook het kerkelijk
onderwijs missen. Tot ze trouwen gaan.
Zelfstandig worden. Dan in een oogen-
blik er wat in stampen om belijdenis te
doen. Een mooie belijdenisEn dat door
kinderem*van brave, godsdienstige men
schen, die zeiden! Heer, ik ga!
Ge weet wel, dat ge te kort komt.
Maar ge zijt toch gewillig geweest. God
zal het dus bij U zoo nauw niet nemen
den wil voor de daad denkt ge. Maar
dan vraag ik U, brave, menschen men
schen, die toch fatsoenlijk en één dag
minstens per week nog wat godsdienstig
zijt ook, dan vraag ik U „Wie heeft 0
aangewezen te vlieden van den komen
den toorn
God zal het juist met U zeer nauw
nemen.
Zeker, daar zijn onder ons die dit le
zen, wellicht niet veel dieven, geen ruwe,
bandelooze echtbrekers, geen dronkaards
misschien.
We zijn braaf.
Komt de vraag bij sommigen uwer
niet eens opMoet ik mij nog verande
ren, moet ik mij nog bekeeren
Dat die slechte medeburgers dat moe
ten is wel duidelijk. Maar gij hebt de
bekeering toch niet van noode
Weest niet hooggevoelende, maar
vreest.
Voor den eisch des Heeren: Wees
heilig, want Ik ben heilig bezwijken
allen.
En wilt ge eenigszins daarmee in over
eenstemming komen, dan moet ge van
uw braafheid, van uw godsdienstigheid,
die er buiten op zit, geen grond maken
voor uw tijdelijk en eeuwig heil.
Uw hart moet veranderen, veranderd
worden.
En gij brave menschen moest liever
maar naast den tollenaar gaan staan met
de bede O God, wees mij zondaar, zon
dares genadig."
En uw leven moet van zulk een hart
gesteldheid getuigenis afleggen. Niet
in een hoogmoedig neerzien op anderen.
Niet een zweren bij uw fatsoen en
deugd. Maar in nederig dienen van uw
Heiland in een eenvoudig, onopgesmukt
vreezen van God.
Anders zouden slechte menschen de
plaats eens kunnen bezetten, waarop gij
zoo vast gerekend had. De plaats in
Gods Koninkrijk
Allen hebben we te aanvaarden den
eisch der bekeering
Die onwillig zijt. laat de Vader, de
Heilige, U brengen tot berouw
Zoodat wij u mogen zien werken in
Zijn wijngaard.
Gij, gewilligen, die met mij zegtIk
ga, Heer, laat ons dan ook gaan.
Vertragen we niet!
Dan baart het werk in den wijngaard
vruchten. Die we zullen eten, die we
zullen genieten, ons tot verheuging, den
grooten Wijngaardenier tot eer
Brouwer.
van opgave aan ons blad. Dan kunnen
de anderen daarmee rekenen. Zoo voor
komt men, dat de voorloopige lijsten te
veel uiteen loopen. Want dat zou ver-
vfftrring stichten, en van het doel af
voeren.
V De kiezerslijsten.
Bij de samenstelling der lijsten moet
met allerlei belangen gerekend worden.
Ook in onze partij zijn verschillende
stroomingen.
De plaats nu, waar op de vaststelling
der lijsten invloed kan en mag worden
geoefend, is de kiesvereeniging.
Zoodra we weten, hoe de lijsten wor
den verbonden, kunnen onze kiesver-
eenigingen met de candidaatstelling be
ginnen.
Het lijkt ons het beste, dat óók de
kiesvereenigingen in Zeeuwsch-Vlaaude-
ren ieder afzonderlijk een aantal van 10
candidateu stellen. Dan wordt in de
Staten-Centralen Hulst en Sluis daaruit
een lijst van 10 gemaakt.
Daarna vormen de afgevaardigden op
den kieskringcentrale van Zeeland aan
de hand van de lijsten der Staten-Cen
tralen, een lijst van 10 voor Zeeland.
Dan moet nog overleg worden gepleegd
met de andere kieskringen, met wie
Zeeland samen één lijst zal indienen.
Nu spreekt het vanzelf, dat elke kies
vereeniging van zijn mannetjes zal moeten
laten vallen. Maar dat is niet erg.»
Op de manier als wij aangaven, zal
op volkomen organisatorischen weg, een
jst verkregen worden.
Alle stroomingeu hebben gelegenheid
gehad, hun invloed op de vaststelling
der lijsten te doen gelden.
Zijii er b.v. verscheidene kiesvereeni
gingen die een Zeeuw naar de Kamer
willen afvaardigen, dan komt er ook
stellig een op de lijst.
Ook kan men zóó, als men wil een
deskundige op landbouwgebied, een vóór
man van de arbeidersbeweging enz. op
de lijst krijgen.
Alleen, clit moet vast staan, is de lijst
eenmaal langs den weg der organisatie
opgemaakt en goedgekeurd, dan mag
er ook niet meer van afgeweken worden.
Dan geen lijsten er meer naast. Dan
er met geestdrift voor in 't vuur. Alle
kiesvereenigingen moeten meeweiken,
alle kiezers van rechts moeten er op
stemmen.
Met terzijdestelling van alle bijzondere
wenschen alle gevoeligheden, is dan de
lijst onze lijst.
Natuurlijk geven alle kiesvereenigingen
in Zeeuwsch-Vlaanderen, zoodra hun
voorloopige lijsten zijn vastgesteld, daar-
genaam te vinden enjjiet streelde hem
eenigermate, dat ze aan zijn oordeel
scheen te hechten, hem daardoor, en
dat schonk hem de meeste'voldoening,
als meerdere erkende. Hier geen te
genspraak, maar instemming, eensge
zindheid
„Is jullie hoogst belangrijk gesprek
geëindigd kwam Herman op sarcas-
tischen toon er tusschen, geeuwend zich
oprichtend uit zijn lustelooze houding.
Hij kreeg van geen van beidpn ant
woord.
Karei vond hem bepaald onaange
naam de vergelijking, welke hij onwil
lekeurig maakte' tusschen broeder en
zuster, viel in het voordeel der laatste
uit, gelijk de schaal te zijnen gunste
oversloeg in Cato's vergelijking tusschen
hem en haar broeder.
Herman had het gesprek niet gehoord,
dat Karei en Cato gevoerd haddende
wijn en de overvloedige maaltijd hadden
hem doen slapen. Zijn sarcastisch vra
gen of het belangrijk gesprek al beëin
digd was grondde zich alleen op zijn
waarneming, dat nóch Karei, noch Cato
bij zijn ontwaken, een woord spraken.
Hij vermoedde, dat beiden zich gruwe
lijk hadden verveeld, en hij gunde het
aan zuster en vriend.
„Waar is pa?" informeerde hij.
„Pa slaapt nog," antwoordde ze.
,,'t Zal den ouwe goeddoen," zei hij
ruw. „Wat was jij bezorgd, zeg!"
Ze verwaardigde zich niet hem een
aJBtwoord te geven.
Ze stond op, zette album en portret
terug op de plaats, wïfar ze behoorden.
„Wordt het onze tijd nog niet?"
waarschuwde Randers, die hartelijk be
gon te verlangen, weg te komen.
„'s Kijken, nou, nog een uurtje."
Hij keerde zich plotseling geheel om.
„Cato
„Nou
„Jij moet me helpen, hoor-je
■Ik?"
„En waarmee
„Waarmee, waaraan, moet je vragen
Je weet nou, dat ik gespeeld heb en dat
ik geld noodig heb. Je moet me aan
een duizend gulden helpen."
Ze keek hem recht in de oogen en
wenkte, dat hij om Kareis wil niet ver
der gaan zou.
„O, denk je, dat hij het niet weet?
V Volksberoerders.
Wij leven in een ernstigen tijd.
Rondom ons woedt een wereldoorlog,
als nooit de historie nog meldde. Op de
slagvelden van Europa bloeden de vol
keren dood. Ontelbaar vele van haar
jonge, bloeiende zonen, liggen in de kou
de, sombere massa graven, of wankelen
verminkt en voor het leven gebroken,
door de straten der steden.
En achter de fronten, waar de ma
chine's in de fabrieken rusteloos dreu
nen, om aan kanon en geweer voortdu
rend munitie toe te voeren, werken nacht
en dag vrouwen en mannen. Alles staat
in dienst van het leger, alles werkt om
toch maar den oorlog te kunnen vol
houden.
En alsof al die ellende, onpeilbaar en
«chier ondraaglijk, nóg niet genoeg is,
zweepen allerlei volksberoerders de mas
sa op, tot oproer en revolutie.
't Valt hen niet moeilijk, in dezen tijd
van gebrek en wantoestanden, de me
nigte, die door 't prediken van onge
loofsprofeten, het geloof in alle hoogere
beginselen verloor, tot verzet te bewe
gen. Gebrek en revolutie gingen ook in
de historie steeds samen.
In Rusland gelukte het 't eerst en
ook het vreeselijkst.
Daar ratelen de machinegeweren op
de straten, daar heerscht plundering en
moordtooneel. Volslagen anarchie maakt,
dat niemand er zeker is van leven en
goed.
't Geweld slechts heerscht er.
Wie de macht heeft, is er heer.
Alle ander gezag is verworpen.
De revolutie, de geest van verwerping
van alle gezag, viert er haar hooggetij.
En buiten Rusland is ook schier over
al het volk in beroering gekomen.
Stakingen zijn aan de orde van den
dag.
Zóóver is die geest doorgedrongen, dat
zelfs niet weinige Christus-beleiders van
die stakingen en volksbewegingen den
vrede verwachten.
En zeker, God kan daardoor een einde
maken aan den bloedigen en onmensche-
lijken krijg onzer dagen. Maar vergeten
we dan niet, dat Hij door het eene oor
deel het andere doet ophouden. Want
revolutie is evenzeer een oordeel als
oorlog.
En nu heeft het menschdom door zijn
ten hemel schreienne zonden zeker ook
dat oordeel wel verdiend. Doch daarom
blijft het toch zijn karakter van straf
behouden. We mogen er nooit onze
hope op bouwen.
Dat mag een*thristen alléén op Hem,
die met Zijn vinger de historie der vol
ken schrijft, en op Zijn tijd den vrede
zal geven.
Zou, waar óók in onze kringen, zoo
dikwijls in verband met de vredeskansen,
het gesprek loopt over onlusten in
Duitschland, verzet der arbeiders in
Italië en Frankrijk, staking in Engeland
en revolutie in Rusland, het gebed om
vrede tot den Allerhoogste, niet menig-
vuldiger en inniger kunnen en moeten
zijn
En het protest tegen den revolutie
geest krachtiger
Hij weet er alles van.
Geen geheim hoor, volstrekt niet.
Mag het weten ook. Geneer je maar
niet."*
Ergernis stramde in haar oogen. Had
hij alle schaamtegevoel afgeschud
Boosheid belette haar te antwoorden.
„Nou," begon hij weer, op knorrigen
toon, „Je hebt het gehoord. Je moet
me helpen. Papa mag ik er niet meer
om lastig vallen. En ik heb het geld
noodig. Kan niet wachten. Help me
dan."
„Ga even mee," zei ze.
„Welnee," hernam hij, koppig, „Waar
om Of wil je niet
Hij meende haar in Kareis bijzijn, eer
der te kunnen pressen, dan met haar
onder vier oogen.
„Ik kan je onmogelijk daaraan hel
pen," zei ze op zachten, maar boozen
toon.
„Moet ik dan
Hij vulde zijn vraag aan, met een zeer
ordinair werkwoord.
„Ik heb 'tjiiet."
„Dan moet jij bijspringen, Randers!"
Karei verbleekte. De aanval kwam
zóó onverwacht.
(Wordt vervolgd
no.
3 t? r» TP T? T TT 1\T T T TT KT
„Een mensch had twee
zonen, en gaande tot den
eersten, zeide hijZoon,
ga henen, werk heden in
mijnen wijngaard. Doch
hij antwoordde en zeide
Ik wil nieten daarna
beronw hebbende, ging
hij henen.
En gaande tot den twee
den, zeide hij desgelijks,
en deze antwoordde en
zeideIk ga, heer en
hij ging niet.''
Matth. 2128-30.
DOOR ZELANDIA.
„Ja, jij-"