Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. No. 9. Woensdag 30 Januari 1918. le Jaargang. De Nieuwe Tijd. FEUILLETON. OMHOOG! fiiiitenlandsch Overzicht. ABONNEMENT: Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. Par drie maanden bij bezorging 1,—, Franco per post voor Nederland 1.10. ADVERTENTIE N. Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Ilandelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel; Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. VIII. DE VERDEELING DER ZETELS. We gaan wee aan het „veronder stellen." Allereerst nemen we aan, dat er 1,400,000 stemmen zijn uitgebracht. Er zijn 100 zetels te verdeelen. Dus is de kiesdeeler 14000. Als er nu op al de Anti-revolutionaire lijsten samen 196,800 stemmen zijn uit gebracht, heeft onze partij dus recht op 14 zetels. Stel nu bet geval, dat wij drie ver schillende lijsten hebben ingediend. B.v. voor Zeeland, Noord-Brabant, Limbuig en Gelderland een gelijkluidende lijst, die we lijst A zullen noemen. Voor Noord- en Zuid-Holland en Utrecht een gelijke lijst B. XT Dan geldt lijst C dus voor de 4 Noor delijke provinciën. Stel nu verder eens, dat op lijst A zijn uitgebracht 46000 stemmen, op lijst B 80800 stemmen en op lijst C 70000 stemmen. Natuurlijk zijn de 3 lijsten verbonden en vallen ons dus zeker 14 zetels toe. De overschotten op de 3 lijsten worden weer bij elkaar geteld. De vêrdeeling is nu als volgt Lijst A 46000 stemmen, is 3 X 14000, dus 3 zetels, overschot 4000 stemmen. Lijst B 80800 stemmen, is 5 X 14000, dus 5 zetels, overschot 10800 stemmen. Lijst C 70000 stemmen, is 5 X 14000, dus 5 zetels. ,JO™ De 3 „overschotten" zijn samen 14800 stemmen, en geven dus recht op eew zetel. Omdat lijst B het grootste over schot heeft, krijgt deze die eene zetel er bij. Op lijst B worden dus 6 zetels verdeeld. De 800 stemmen, die er in totaal overblijven, hebben geen waarde. IX. WIE GEKOZEN ZIJN. Wc onderstellen dat lijst A, (die 3 zetels krijgt) er als volgt uitziet Van Voort van Zijp 30000 stemmen. De Wilde 6000 Diepenhorst 4000 Smeenk 6600 Van der Molen 80 Rutgers 1- Beumer 28 Schouten 280 Nu is direct gekozen Van Voort van Zijp. Deze heeft echter stemmen over. Hij had maar 1400Q noodig, en daarom komen de overige 16000 bij nummer twee op de lijst. Dan heeft De Wilde er 22000, en is dus óók gekozen. Nu heeft deze er weer over, en wel 22000 14000 8000. Tellen we deze 8000 stemman, die De Wilde nu over heeft, bij de 4000 van Diepenhorst, dan haalt die den kiesdeeler niet. Daarom kijkt het centraal-stémbureau eerst of er ook een naam op de lijst staat met méér stemmen. En ja, Smeenk heeft 5600 stemmen op zich vereenigd, en daarom is hij en niet prof. Diepenhorst gekozen. 't Resultaat is dus, dat van lijst A gekozen zijn de nummers 1, 2 en 4, te 61) Hij was recht overeind gaan zitten. „Zij heet óók Randers. Zuster Ran- ders. Ezel, dat ik dat niet éér snapte." „Hoe ken je ze „Eerst zeggen, of ik gelijk heb." „Nou ja, 't kan zijn 'k heb tenminste een zus, die verpleegster is." Hij hoefde nu niet te ontkennen. Te gen Bremer niét. „Zie je 't. Hoe ik ze ken Gauw ver teld. 'k Ben een jaar of wat geleden er maar naar aan toe geweest, 'k Moest naar het Ziekenhuiseen operatietje. Nou, daar heb ik ze leeren kennen. Eén, met een hart van goud. Had ze gewild 't Deed Karei toch goed, Betje zoo te hooren prijzen, al verblijdde het hem ook, dat zij zich van een individu als Bremer afkeerig had getoond. „Maar ze moést je niet," spotte hij. „Ze was wat te fijn, en ik wat te weten de heeren Van Voort van Zijp, De Wilde en Smeenk. Had, in plaats van Smeenk, b.v. Beumer ruim 5000 stemmen gekregen, dan was deze gekozen verklaard. Had de Wilde 2 stemmen gehad, dan was deze toch gekozen geweest, want hij kreeg de 16000 die nummer 1 over had er bij. Onze lezers begrijpen wel, dat men met lijst B en C net eender handelt. Uit deze uiteenzetting blijkt, dat er veel afhangt van de plaats, die iemands naam op de lijst heeft. Wie onderaan staat, doet mee voor „spek en boonen". Die is telcandidaat, en kan alleen in aanmerking komen, als de anderen, die hoven hem op de lijst staan, minister worden, bedanken of sterven. Want tusschentijdsche verkiezingen zullen voortaan tot de historie behooren. Zou van lijst A b.v. De Wilde minister worden, dan is de beurt aan prof. Diepenhorst. Of er dan voor de personen, wier naam onderaan staat, heelemaal geen kans is, een plaatsje te verkrijgen op de kussens Ja, maar de kans is niet groot. We hebben boven aangetoond, dat Smeenk, die lager op de lijst stond dan prof. Diepenhorst, tóch verkozen was. Als dus een aanzienlijk deel der kiezers zich met de volgorde niet vereenigen kan, dan kunnen ze door op een lager op de lijst staande persoon te stemmen, deze er brengen. Maar regel zal wel zijn, dat bijna alle stemmen op nummer 1 uitgebracht worden. Dat is het gemakkelijkst, en voorkomt verwarring. Maar, we zeggen het met nadruk, door anders te handelen, gaat geen stem voor de partij verloren. Mits men maar oppasse, dat er één, en niet meer dan één hokje van onze lijst wordt zwart gemaakt. Hiermee meenen we het nieuwe kies stelsel vrij volledig behandeld te hebben. Over de gemeente spreken we later nog wel eens afzonderlijk. Die verkie zingen komen toch eerst in 1919. We zullen nu eerst nog iets zeggen over onze partijorganisatie, in verband met de „Nieuwe Tijd." Daarover dus een volgend maal. V De Christelijke School. Men poogt wel eens, ouders te bewe gen om hunne kinderen niet naar een christelijke school te zenden, met, de be wering, dat de kinderen nog veel te jong zijn om den Bijbel te begrijpen. Die kleine kinderhersentjes mogen nog niet gepijnigd worden met godsdienstige kwes- tie's. Wat toch een medelijden met onze kleinen, hé? Vooral valt het wonderlijke daarvan op, als men bedenkt, dat de leerstof voor de school steeds wordt uitgebreid. Op niet-godsdienstig gebied kan het kind nooit te veel leeren. Dan huldigt men de leuze„Jong ge wend, oud gedaan." Dan vreest men niet voor overlading. Maar kom niet met den Bijbel aan Foei neen, dié is veel te moeilijk. Dié moet ver gehouden van bet kind grof, geloof ik. Oók een verschil met jou, Randers. 'k Heb tenminste an jou nooit iets fijns gemerkt." Hij lachte een onaangenamen lach. En Karei lachte, gedwongen, mee. Herman leunde weer achterover. Hij had een sigaret opgestoken en blies na» denkend de blauwe rookwolken de be perkte ruimte in. Voort rolde de trein. Het gesprek was weer onderbro ken. En aan beide kanten bestond blijkbaar weinig lust, bet voort te zetten. Ieder was vervuld met zijn eigen gedachten. Die geleken niet van de aangenaamste soort, te oordeelen naar de gelaatsuit drukking. „Nou zit ik er wéér in," begon Bre mer opnieuw. „Hé?" kwam, opgeschrikt uit zijn overpeinzingen, Karei onwillekeurig. „Natuurlijk alles is er weer door. En nog schuld bovendien, 't Zal taai gaan den ouwe te bewegen, wéér af te schuiven. Maar 't moét." Karei wist niet, wat hierop te ant woorden. Hij gevoelde zich alles behalve op zijn gemak. onzes volks. Met deze beschouwing kan geen chris ten meegaan. Allereerst niet, omdat we niet wijzer mogen wezen dan God, .lie in Zijn Woord ons zegt: „Want Hij hééft een getuige nis opgericht in Jacob, en een wet ge steld in Israël, die Hij onzen vaderenge- boden heeft, dat zij ze hunnen kinderen zouden bekend maken, opdat het navol gende geslacht die weten zoude, de kin deren, die geboren zouden worden en 'zouden opstaan en vertellen ze hunnen kinderen." Hij vraagt van ons een opvoeding on zer kinderen „in de leering en verma ning des Heeren." En ook voor u geldt, als de leeftijd voor uw kinderen is gekomen, dat ze naar school moeten, en de School met den Bijbel uw kinderen vraagt, het Woord van den grooten Kindervriend: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet." Maar ook de praktijk stelt de voor standers van de christelijke school in het gelijk. Op onze scholen hebben we een cen traal leervak van hooge waarde de Bij- belsche geschiedenis. En dat de kinderen den Bijbel niet zouden kunnen begrijpen, weten onze christelijke onderwijzers wel beter. Ook, wie in zijn jeugd een christelijke school bezocht, weet, van hoeveel waarde het onderwijs in Bijbelsche geschiedenis is. En zijn de kinderen van onze school soms achterlijker dan die van de open bare Of suffer, omdat ze zooveel meer moeten leeren Och kom, geen verstandig mensch, die het zal beweren. In de derde plaats hebben tal van ge leerden het onomwonden uitgesproken, dat de Bijbel voor he* kind niet te moei lijk is. Erasmus getuigde: „De II. Schrift is voor de kleinen klein, voor de grooten reusachtig groot." Comenius zegt„Het is een valsche klacht, dat de Schrift al te hoog en bo ven de bevatting der kinderen ligt." En de bekende Engelsche prediker Spurgeon schreef: „Juist de Bijbel is voor de kleinste kinderen geschikt." Wij laten ons dan ook onze christelijke school niet rooven. Want voor onze kinderen geldt nog altijd dat heerlijke woord van den Hei land „Wie Mij vioeg zoeken, zullen Mij vinden." Dat woord houdt een belofte in voor de kinderen onzer christelijke scholen. V Onze School. Een openbaar onderwijzer sprak me eens van„onze school." „Wiens school bedoelt u?" vroeg ik hem. „Wel, onze school, de openbare school", was het antwoord, „Zóó, noemt u dat uw school was mijn bescheid. „Ik dacht, dat u geen school had. Wij hebben een school, die we grootendeels zelf betalen. Maar uw school is de onze ook mee. Wij worden gedwongen mee te betalen." Dat gesprek, hoewel reeds lang ge leden gehouden, zou ook nu nog grooten deels gelden. „En jij," ging Bremer voort, „je moet me daarbij wat helpen." „Ik?" „Ja. jti „Hoe zou ik dat kunnen „Dat kun je uitstekend 1" „Ik ben je papa ternauwernood, 'k Heb 'm nog maar eenmaal ontmoet." „Toch kun-je me helpen. Je kent 'ra genoeg, om te weten, dat-ie danig inge nomen is met z'n eigen. „Geen smoesjes. Hij bluft, in 't bij zijn van vreemden, altijd op z'n geld. Ik zal 'em in jouw bij zijn weer eens laten uitpakken. En jij moet dat zien aan te wakkeren. We zullen 'm dan zoo ver zien te krijgen, dat-ie niet meer terug kan krabbelen." „Och, laat er mij liever buiten." „Wel zeker, 't Is even goed in jouw voordeel." Karei begreep de toespeling hij voelde den toorn rijzen. Maar wat kón hij er tegen in brengen „En de tweede dienst, dien je me moet bewijzen vandaag, is, zus Cato wat in goeden luim te houen, of liever, juis ter uitgedrukt, haar kwaden luim wat te temperen." Het onrecht, de Christelijke school aangedaan, geldt nog. Het is nog slechts gedeeltelijk opgeheven. En uit den toon van liberale Kamer leden blijkt u nog dikwijls de haat tegen baar. In de Liberale Unie zijn de voor vechters der openbare school den laatsten tijd weer op 't gestoelte der eere ge komen. Al lijkt de Bevrediging dicht bij, we vreezen, dat voor onze school dezen zomer nog een heete strijd ons wacht. Het vuur, waarmede links thans voor de Rijks Hoogere Burgerscholen opkomt, wettigt die vrees. Eveneens de afwij zende houding, die de liberale couranten aannemen tegenover het wetsontwerp- Lohman e. a., waarbij weer een stukje recht aan onze inrichtingen geschonken zou worden. Welnu, als men er ons toe dwingt, dan vertrouwen we dat het Christelijk volksdeel nog met onverzwakte trouw den strijd voor onze school zal voeren. V Beschaving. Onze tijd is er eene van beschaving. Ieder is of wil beschaafd zijn. Voor de beschaving vechten de vol keren. Lees er de redevoeringen van Wilson en Lloyd George maar op na. Zóó hoog is onze beschaving reeds geklommen, dat men meent den Bijbel niet meer noodig te hebben. Dat is de valsche beschaving. Of eigenlijk is beschaving er nog niet zoo'n slecht woord voor. Beschaving komt van beschaven. Een ruwe plank wordt onder de hand van den timmerman glad. Wat onooglijk was, wordt mooi voor 't oog. Maar de structuur, de samenstelling, het wezen verandert niet. De plank blijft een dood stuk hout. Is het zóó ook niet met den modernen mensch Een vernisje er over heen, meer niet. Als monsters woeden die „beschaafde" mensclien tegen elkaar op 't slagveld. De leugen wordt schaamteloos uitge sproken. De laster tiert welig. De „beschaafde" moordt en rooft en ver nietigt. Het hart van den mensch wordt door de beschaving niet verbetert. Alleen uitwendig verandert ze den mensch, soms zelfs nog niet eens in zijn voordeel. Alleen het Christendom verbetert het hart des mensclien. Onze Christelijke school met den Bijbel werkt de echte, ware beschaving, die het hart verandert. Die Bijbel is no°( niet verouderd. Ze is nóg het beginsel der wijsheid. Dat toonde de bekende Duitsche dichter Goethe te voelen, toen hij sprak „Hoe hooger de eeuwen in beschaving toenemen, des te meer zal de Bijbel ten deele als fundament der opvoeding, zeker niet van waanwijze, maar van waarachtig wijze menschen gebruikt kunnen worden." Het antwoord van von Hertling den Duitschen Rijkskanselier, is dan nu eindelijk gekomen. In zijn rede volgde hij die van presi dent Wilson op den voet. „Heb je nog meer P" „Niet boos worden. Zoo maken we goeie mazzels. Zouen we niet „Een mooi karweitje," zei Karei on willig. „Wat is er tegen En zélf heb je er profijt van." Wéér die toespeling, die hem boos maken moest. „Profijt Als Herman iets beleedigends bedoel de, moest bij bet maar ruiterlijk zeggen. „Ja, profijt. Dat snap je toch wel Hee beter ik geholpen wordt door papa, hoe beter het voor jou is." Kareis eigen belang moest hem raden, wat voorzichtig te zijn; maar zijn trots dreef hem tot doorzetten. „Waarom „Je wilt me niet begrijpen, merk ik," zei Herman, door Kareis woorden ge prikkeld. Ik zal het dan duidelijker zeggen. Ik heb je geld voorgeschoten." „Ik heb er je niet om gevraagd!" „Nou, goed maar „Je hebt het me zélf aangeboden op gedrongen." „Ha-ha! Opgedrongen! Maar goed, opgedrongen of niet, ik heb een schuld- Uit de rede blijkt, dat Duitschland verzoeningsgezind is. Wat betreft den eisch van een vrije zeestemt von Hertling met Wilson's leuze hartelijk in. Maar zou Engeladd hier met de spelbreker zijn Beperking der bewapening vindt ook Duitschland goed. Trouwens, de ver armde volkeren, zullen het wel moeten. Maar dan geldt zeker ook hier gelijke monniken, gelijke kappen. Zoowel be perking van de landmacht, als van de vloot. En nogeenswat zegt Lloyd George hiervan Ook kan Duitschland zich vereenigen met terzijdestelling van alle economische beperkingen. De handel voor allen vrij! Ten opzichte van de koloniën merkte von Hertling leukjes op, dat Wilson maar eens bij Engeland ('tgroot- ste koloniale rijk) moest informecren, of zijn leuze van zelfbeschikkingsrecht voor de koloniën, in de practijk uitvoerbaar was. Ons dunkt, dat Engeland het maar liever bij 't oude zal laten. Er konden anders eens gekke dingen gebeuren Over de ontruiming van Rusland moesten volgens von Hertling de Entente- staten maar liever zwijgen. Ze zijn in de gelegenheid geweest, om mee te onderhandelen te Brest-Litowsk, maar wilden niet. De kwestie's met Rusland betreffen thans alléén de centrale rijken en Rus land. En, zóó sprak von Hertling, er is alle kans, dat de zaak daar in 't reine komt. Een belangrijk punt was het, waar de rijkskanselier Duitschlands standpunt ten opzichte van besprak. Als de Entente beslist uitspreekt, dat ze afziet van veroveringen, dim zal Duitschland België ontruimen. Maar éér ook niet. De Belgische kwestie staat niet alléén. Ze is een onderdeel van heel den oorlog. En er is alleen over te spreken aan de tafel, waar de onderhandelaars voor den vrede zitten. Evenals Noord-Frankrijk is België voor Duitschland een waardevol „vuistpand". Het legt gewicht in de schaal, als straks over de Duitsche kolonies moet worden beslist. Maar onomwonden sprak von Hertling het uitinlijving van België is nooit ons doel geweest, en staat ook nil niet op het program. Over EIzas-Lotharingen is Duitschlands standpunt nog hetzelfde Nooit staan we het af, zoolang nog één soldaat een geweer kan omklemmen, zoolang de Entente ons niet totaal heeft verslagen. De bewoners spreken \oor 87 pCt. Duitsch, ze voelen zich Duitsch, ze willen en zullen het blijven. Nog altijd blijft Elzas Lotharingen dus het groote struikelblok. Over alles is te praten, over dit alleen niet. 't Fransche„wij willen het hebben", staat tegenover Duitschlands „wij geven het nooit." bekentenis van je in mijn zak. Je be grijpt toch „Je deedt het voorkomen, of je me wat wou voorschieten, puur uit collegia liteit," viel Karei uit, „ik had niet kun nen deuken, dat „Tut tutnatuurlijk deed ik het uit collegialiteit. Dacht je anders Ik beu geen sjacheraar. Maar als ik nu op mijn beurt in de penarie zit, moet jij me, óók uit collegialiteit, helpen. En als je dat niet kimt of niet wilt, wat ik moet toch geld hebben? Nou dan!'" Een paar „krachttermen" moesten zijn betoog klemmender maken, en zijn ver ontwaardiging aantoonen. Karei krabbelde wat terug. Hoe moeilijk hij ook Bremers uitval kon verkroppen, de voorzichtigheid ge bood hem, dit niet al te duidelijk te doen blijken. „Wie zegt, dat ik niet helpen wil! Moet je daarom zoo uit vallen „Al weer goed. Neem me 't niet al te kwalijk, Randers; maar kerel, 't is ook zoo'n lamme historie. Ik ben tegen jou wat onredelijk geweest, laten we d'r niet meer over praten. Als je ook zoo in 't nauw komt." (Wordt vervolgd.) o DOOR ZELANDIA. Nadruk verboden. »Nou

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1