Antirevolutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
De Utrechtsche Vergadering.
FEUILLETON.
OMHOOG!
Uit de Pers.
No. 1478.
Zaterdag 27 October 1917.
I5e Jaargang.
Franco
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,
per post: voor Nederland ƒ100.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. L1TT00I.1 Az. te TER NEUZEN.
ADVERTENT1ËN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
44)
Ze had voor mijnheer nog een heel geschikte
kamer; wel wat iioog, ziet u, maar overigens
ruim en zindelijk en stil. En, wat de hoofd
zaak was, voor weinig geld. Mijnheer was
heel gemakkelijk in den kostals zij maar
zorgde, 's morgens voor oen zeer eenvoudig
ontbijt en 's avonds voor wat koffie of thee,
was alles in orde. De weinige penningen,
die hem restten, minderden evenwel onrust
barend. In een volksgaarkeuken verorberde
hij 's middags of 's avonds zijn zuinige portie,
hoezeer het hem ook tegenstond daar te moe
ten verschijnen, maar er was geen keuze.
Te ijveriger studeerde hij, maar ook, hoe
veel had hjj niet in te halen! En zoo,.hard
werkende en slecht gevoed, voelde hij, dat
hij het niet zou kunnen volhouden, niet lang
meer. Hij voelde zich soms ziek en ellendig
waarbij de voortdurende kwelling, dat ooi dit
sober leven nog boven zijn liuanciëele kracht
ging, hem vaak lusteloos en futloos maakte.
I)e enkele schuldeischers trachtte hij te
ontrloopen. llij was vertrokken, maar had in
zijn oude pension met opzet geen adres ach
tergelaten. En toch verscheen na verloop van
eenige weken er één, die tamelijk dringend
op betaling aandrong.
Zoo werd de toestand steeds meer nijpend.
Hij had reeds getracht zich tenminste eenige
inkomsten te verzekeren was zich wezen aan
bieden bij een uitgever, tot het nazien van
drukproeven. Zoo had hij wat werk bekomen,
maar wat geestdoodend, afmattend, versuffend
baantje was het. Eu hoe luttele inkomsten
leverde het op. Als hij een ganscheu avond
er aan had besteed, (verloren tijd voor studie,
welke hij op zijn nachtrust moest verhalen
was de verdienste inderdaad allerbedroevend.-1.
Toch hield hij het werkje aan 't leverde toch
nog wat op. Maar op den duur was het voor
hem niet vol te houden. Hij vergde te veel
van zijn krachten, die toch al niet zoo groot
waren. Het turen op de drukproeven be
zorgde hem hoofdpijn, deed zijn oogen vaak
branden en gloeien.
Bij zijn vroegere makkers wekte zijn te
ruggetrokkenheid bevreemding. In het begin.
Spoedig waren ze met de oorzaak volkomen
bekend. Eenigen keerden hem geheel den
rug toe, andereu maakten bedekt of meer
openlijk toespelingen. Hij moest liet wel ver
dragen hij had voorheen wel eens opgegeven
van zijH familie, die „erg warmpjes 111 zat, al
waren het ook plattelanders"nu bleek wel
voor elk zijn opsnijderij. Vrienden, in den
waren zin" van het woord, had hij niet. Een
zaam was nü zijn bestaan. En zijn toekomst
Kon hij zijn examens met goed gevolg af
leggen, dan had hij ten minste de kans, zich
een min of meer voordeelige betrekking te
verzekeren. Maar af en toe twijfelde hij
er aan, of hij in korten tijd zijn schade wel
zou kunnen inhalen. Steunend op Van Da
lem, had hij den laatstpn tijd een leventje
geleid, waarin de studie al een zeer onbe
langrijk élement uitmaakten. Bovendien, hij
was niet een der meest begaafden zijn oude
leermeester had het bij het rechte eind ge
had. Gewis zou hij, bij ijverig en volhardend
werken leeds het doel van zijn studie hebben
kunnen bereiken, maar hoeveel had aan het
vervullen dier voorwaarde niet outbroken.
De scherpe prikkel van de noodzakelijkheid
had zijn scherpte vrij wel voor hem verloren.
Door Van Dalem daartoe eer aangezet dan
er van teruggehouden, had hij zich een leef
wijze aangewend, waarbij de naam student
slechts de eigenaardige en vergoelijkende
aanduiding was van een, die alles deed, be-
Verschil van meening.
We lezen reeds jaren lang wat ons politiek
hoofdorgaan schrijft en in den regel met erken
telijke waardeering. Wat er instaat over Zee
land, ontgaat onze aandacht niet gemakkelijk
zooals licht te begrijpen valt. Het is ons echter
wel eens opgevallen dat het niet juist ingelicht
is en daarom vroegen we ons meermalen af,
wie zou over ons gewest aan de Redactie
daarvoor de gegevens verschaffen „De
Zeeuw" heeft dan weieens de roeping gevoeld
een nadere toelichting te geven. Nu stond
er onlangs in de Standaard iets over het 4e
en 5e district, waartegen het wakkere Blad
„Luctor" opgekomen is en later nog de oud-
Buégemeester van Sluis, de heer Dommisse
en zoo komt dan de waarheid aan 't licht.
Waar we zelf zeven jaren in 't laud van
Axel gewoond hebben, daar licht het voor de
hand, dat we een dergelijke wisseling van ge
dachten op prijs stellen en we voor ons zouden
wel willen dat er eens meer over die streken
geschreven werd, want het blijkt telkens weer,
dat meenigeen tóch niet weet, welk eene be
volking daar woond en welke belangen ons
land daarbij heeft. Over de vraag, welke het
laatst aan de orde is gekomen, kan men niet
een volledig antwoord geven in een klein ar
tikel. Daartoe is naar het me voorkomt de
zaak te ingewikkeld. Het land is door de
breede Schelde gescheiden van het overige
deel van ons vaderland en de reisgelegenheden
maar het Noorden zijn in de laatstejaren heel
wat verbeterd, maar langen tijd waren ze veel
minder dan naar Antwerpen en Gent. Vroeger
gingen er tien naar Belgie tegen een naar
Vlissingen. Die drukke gemeenschap met onze
zuidelijke bureïi heeft gevolgen gehad. Dit
kon niet anders. Het waren over't algemeen
Vlamingen, met wie men zaken deed en voor
en na hebben zich heel wat Belgen in dit land
gevestigd. Dit heeft geloof ik geen schade
gedaan aan de liefde onzer Koningin welke in
deze oorden hoog geacht wordt, maar men
vergete niet, dat ook onder de Vlamingen,
welke in Belgie wonen, de Sympathie voor
onze Vorstin groot is. Als de vroegere Koning
Leopold in Antwerpen of in Gent was, was er
weinig geestdrift, maar voor onze Koningin
kunnen zij vol enthousiasme zijn.
De landbouwende stand, welke er zeer wel
varend is, is er althans in 't land van Axel
zeer gehecht aan onze rijke historie en aan
ons land. Dit kan ook wel zoo zijn in het
land van Cadzand, maar dit weet ik niet zoo
zeker, omdat ik die bevolking minder goed
ken. Zeer zeker zijn er nog vele Belgen
grondeigenaars, maar dit is in de laatste jaren
niet toegenomen. Als er landerijen verkocht
werden, kwamen deze meestal in handen van
Nederlanders. In dit opzicht is er eerder
vooruitgang van "verachtering.
Waar onze regcering in de laatste jaren
meer rekening gehouden heeft met de belan
gen van dit land, daar is reden tot de ver
wachting dat het in de toekomst nog verbe
teren zal. Deze oorlog heeft aller oog meer
dan tot dusver gevestigd op de vruchtbare
halve juist studeeren. Nu was die prikkel
scherper dan ooit komen steken. Maar thans
was de taak oneindig ^zwaarder geworden.
Ook dezen avond had hij doorgebracht met
het corrigeereu van eenige vellen. Hij wilde
ze thans terug brengen. Hij moest toch
eenig geld zien machtig te worden, ten einde
voor de volgende week zijn „kamer" weer
te kunnen inhuren. Want de juffrouw had
den vasten regel aangenomen, nooit op voor
schot te werken.
Hij voelde zich ellendig.
Zoo kou hij het niet lang meer volhouden.
Er moest verandering, verbetering komen.
Of, hij moest de studie opgeven en met zijn
verkregen kennis zich gaan aanbieden op de
arbeidsmarkt.- Licht was er hier of daar een
plaatsje op een kantoor of iets dergelijks!
Zou het zoo ver met hem moeten komen.
Dat wilde hij niet. Hij moest niet zakken
hij wilde, als immer, omhoog!
Kon hij het nog slechts een maand drie,
vier, volhouden. Dan was wellicht, na har
den dobber, de veilige haven bereikt, kon hij
althans minder bezorgd de toekomst tegen
gaan
Hij had het groote uitgeverskantoor be
reikt.
(Wordt vervolgd.)
ho JJNO oJJ n
Inzending* van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN~DREDACTIE; ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
„Moge het aantal bezoekers zeer groot zijn.
Dit was de wensch, uitgesproken in het laatste
nummer van het „Correspondentieblad," door het
Hoofdbestuur van de Vereeniging voor Chr. Onder
wijzers en Ond.essen in Ned. en O -I. Bezittingen.
Deze wensch is in vervulling gegaan.
Reeds -om 1 uur, een half uur vóór den aanvang
der meeting, had zich een betrekkelijk groot aantal
onderwijzers en onderwijzeressen verzameld in de
ruime zaal van het concertgebouw „Buitenlust"
aan de Maliebaan.
De bezoekers stroomden weldra in zulk een mate
toe, dat, toen de vergadering een aanvang zou
nemen, de plaatsen omtrent de deur hen niet meer
konden bevatten. Tot buiten toe stonden ze.
De Voorzitter, de heer Jonkman van Amsterdam,
liet zingen Ps. 123 1 „Ik hef tot U, die in den
hemel zit" enz. Daarna ging hij voor in gebed.
Vervolgens liet hij door den Secretaris voorlezen
Matth. 6 vs. 24—34, aanvangende met de woorden
„Niemand kan twee heeren dienen Gij kunt
niet God dienen èn den Mammon".
In zijn rede, getiteld „De Chr. onderw. en de
salarissen", stelde de voorzitter eerst in het licht,
dat het voeren van een actie voor salarisverhooging
geen dienen is van den Mammon, maar integendeel
een behaitigen van geestelijke belangen een ijveren,
dat niet slechts geoorloofd, maar plichtmatig is.
Een nieuwe actie is ingeluid, waarbij de Vereeniging,
en met name haar Hoofdbestuur op de bres zal
staan. Of het noodig is, zulk een actie te voeren.
Ten zeerste. Er is noodstand. op zeer enkele uit
zonderingen na. Uit vele particuliere gesprekken,
mededeelingen, mondeling en schriftelijk, blijkt het
voortdurend. Spreker herinnert er aan, hoe reeds
een onderwijzer moest aankloppen bij de diaconie,
hoe anderen vallen in handen van woekeraars, die
geld leenen tegen 20 pet Het verschil met.de
salarissen der openbare collega's wordt al grooter
en was stèèds groot. Een schoolhoofd op een
kleine plaats, die 40 jaar dienst had, kon naar
waarheid verklaren, dat hij in die 40 jaar juist
twintig duizend gulden minder had ontvangen, dan
zijn collega aan de openbare school. Hulde bracht
spreker aan de huismoeders, die haar taak als ware
heldinnen, onder de zwaarste zorgen vaak gebukt,
blijven verrichten.
Intusschen waren pogingen in 't werk gesteld,
ruimer lokaliteit te bemachtigen, opdat alle opge-
komenen ook toegelaten konden worden. Het
verblijdend bericht kwam, dat de Geref kerk aan
de Maliebaan [vaste kerk] welwillend afgestaan
was- Nu werd de vergadering geschorst en be
gaven zich de stellig meer dan duizend bezoekers
naar dit ruime kerkgebouw, dat weldra beneden
en ten deele zelfs [op do gaanderijen dichtbezet was.
Nu trad op de heer J. v. d. Molen (wethouder
van Rotterdam,) om te spreken over het Rijk en
de salarissen.
Spreker ving aan mette zeggen, dat hij tot nu
toe steeds standvastig geweigerd had op salaris-
meetings te spreken. Thans echter, zoo verklaar
de hij, was voor hem de tijd van aarzelen voorbij.
De nood dringt. Sprekers houdt veel van cijfers.
Hij toonde met de officiëele gegevens aan, hoezeer
de uitgaven voor de bijzondere school gestegen
waren.
Aan elk kind der openbare school wordt gemid
deld van rijkswege te koste gelegd een bedrag van
f 53,35 voor eiken leerling der bijzondere school
een van ongeveer f 24, dat is een verschil van f29.
In de groote steden is de verhouding nog on
gunstiger. Bijv. in Rotterdam legt de gemeente per
kind van de openbare school veertig gulden toe,
boven de rijkssubsidie, terwijl voor de leerlingen
DOOR ZELANDIA.
Nadruk verboden.
der bijzondere school niets van gemeentewege
wordt uitgekeerd.
Hoe is het mogelijk, vraagt spreker, dat toch de
bijzondere scholen den strijd kunnen blijven voe
ren Dat is ten deele te danken aan de besturen,
die telkens nieuwe wegen en middelen wisten te
vinden tot dekking der steeds wederkeerende te
kosten, maar dat is, zegt spreker, overal en in de
eerste plaats te danken aan de onderwijzersdie, door
hun te lage salarissen de grootste contribuanten der
school mogen genoemd worden.
Spreker vraagt zich af, of reeds alles gedaan :s,
door de schoolbesturen, om den nood der onder
wijzers te lenigen. Hij durft zulks niet te beves
tigen, lofwaardige uitzondering daargelaten. Hij
wekt de Besturen op, alles te doen wat maar
eenigszins mogelijk is. Intusschen, ze kunnen niet
alles. Daarom moet er een noodwet komen. De
Minister zegt telkens neenals het er op 'aankomt
de bijzondere onderwijzers te helpen. Maar voor
de openbare zorgt hij wel. Zijn ambtenaren de in
specteurs schrijven Viieuwe regelingen voor voor
het [openbaar onderwijs, öf Gedeputeerden [b.v.
Zeeland] werken in dezelfde richting. Thans zijn
er gemeenten te over, waar het verschil der sala
rissen van bijzondere en openbare onderwijzers, die
onder volkomen gelijke omstandigheden werken,
zal loopen van f300, f400 tot f850 toe Daarom
Daarom een noodwet, waarin aan het Rijk veroor
loofd wordt aan de schoolbesturen- zulk een extra
toelage te verschaffen als noodig is om de salarissen
der bijzondere onderwijzers gelijk te maken aan die
hunner openbare collega's.
(Zie nader de motie hieronder.)
De heer Gerretson sprak in gelijken geest. Ook
hij wilde thans van ganscher harte helpen mede
ijveren voor beter salarieering. Voor alle mogelijke
terreinen worden noodwetten gemaakt, opdat het
nationale leven niet zal inzinken. Waarom dan
geen noodwet ten behoeve der in dubbelen ziD ge
schoolde arbeiders, die zuchten onder den druk der
tijden
De verschillende redevoeringen werden herhaal
delijk door krachtig applaus onderbroken.
Ten slotte sprak de heer Wirtzover: De school
besturen en de salarissen. De schoolbesturen heb
ben, voor het grootste deel, nog niet gedaan wat
ze kunnen. Voor God en hun geweten kunnen ze
niet Alle verklaren, dat letterlijk elk middel is be
proefd. Laten ze het gaan doen. Laten ze zich
ook vereenigen in adres en actie. Laten onze
rechtsche Kamerfracties flink optreden. Met moties
en beloften alleen komen we er niet. Wij, chr.
onderwijzers, zegt spreker, houden er niet van de
groote trom te roeren. Maar we kunnen de groote
trom wel roeren, en we zullen het ook doen, waar
het noodig is, voor het oor van Alle rechters we
zullen aanhouden als de weduwe in de gelijkenis
van den onrechtvaardigen rechter.
En als dan, zoo vraagt spreker, ten slotte Alles
falen mocht Als geen uitkomst in den nocd komt,
wat dan? Wat zullen onze christelijke onderwijzers
dan doen? Ontrouw aan hun vaandel worden ze
nooit 1 [Donderend applaus.] Eenigen, die uit ons
niet zijn, mogen overloopen, dat zal een uiterst*
klein getal zijn.
Spreker stelt een geval, dat de vrouw van den
onderwijzer, gebukt onder de zorgen en geen uit
weg meer wetend, haar man ten slotte voorstelt,
maar naar het openbaar onderwijs te solliciteeren.
Dat zal licht f 500 schelen! Wat, zegt spreker,
zal hij dan antwoorden? Hij zal in Westersche
taal antwoorden, wat Job in Oostersche zeiGij
spreekt als een der zottinnen spreekt[Daverend
applaus.] Zouden wij het goede van God ontvan
gen en het kwade niet ontvangen En dan zal
hij straks zich zetten aan zijn huisorgel [indien hij
dat althans rijk is] en aanheffen mèt vrouw en
kroost
Als ik, omringd door tegenspoed
Bezwijken moet, schenkt Gij mij leven
Is, 't dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand zal redding geven
Do Heer is zoo getrouw als sterk
Hij zal Zijn werk voor mij vol-edden,
Verlaat niet wat Uw Hand begon
O, Levensbron, Wil bijstand zenden'.
Thans volgde een ontroerend moment. Geheel
spontaan verrees de gansche vergadering van haar
zitplaatsen en, onder begeleiding van het orgel
zong zij dit lied des vertrouwens, deze bede om
uitredding!
Eindelijk werd onderstaande motie rondgedeeld
en voorgelezen
De Buitengewone Algem. Verg. der Vereeniging
van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen
in Nederland' en de Overzeesche Bezittingen, ver
gaderd op 24 Oct. 1917 in „Buitenlust" te Utrecht
overwegende, dat door de actie der Inspecteurs
van het Lager Onderwijs in de Ie en Ille Inspectie,
en van de colleges van Gedeputeerde Staten in
onderscheiden provincies belangrijke bedragen uit de
Gemeentekassen worden of zullen worden besteed
tot verbetering van de salarissen der Openbare
Onderwijzers
overwegende, dat het bepaalde bij art. 3, derde
lid der Wet op bet L. O. aan de gemeentebesturen
verbiedt gelijkheid te betrachten ten opzichte van het
Openbaar en Bijzonder lager onderwijs
overwegende, dat door de nieuwe salarisrcgelingen
voor de Onderwijzers van de Openbare Scholen op
den grondslag van de normen, door de Inspecteurs
van het Lager Onderwijs gesteld, die krachtens
het negende lid van art. 26 der Wet op het L. O.
in dit of het volgende jaar tot stand moeten komen,
de reeds bestaande ongelijkheid in salaris tusschen
openbare en bijzondere onderwijzers zeer wordt
vergroot
overwegende, dat deze ongelijkheid in buitenge-
gewonen zin ten laste komt van de onderwijzers
der bijzondere scholen en vooral in de tegenwoor
dige tijdsomstandigheden schrijnend wordt gevoeld
overwegende, dat de eisch des rechts „gelijkheid
van Openbaar en Bijzonder onderwijs ten opzichte
van de publieke kas" op 25 Sept. j.l. met alge-
meene stommen in de Tweede Kamer der Staten-
Generaal is bezegeld
overwegende, dat niemand meer het onrecht voor-
zijne rekening wil nemen, dat do onderwijzers en
onderwijzeressen, aan wie ruim 420.000 leerlingen,
of meer dan J/s van de kinderen van ons volk zijn
toevertrouwd, in salaris achter staan bij hunne
collega's van de openbare scholen
overwegende, dat de volledige uilwerking van het
nieuwe artikel 192 der Grondwet geen aanleiding
mag zijn, om 13000 ouderwijzers en onderwijzeres
sen van het bijzondere onderwijs op eene behoor
lijke salarisregeliug te laten wachten
besluit tot het voeren van eene krachtige actie,
om den noodstand van het bijzonder onderwijs met
de noodige klem onder de aandacht der Regeering
te brengen, opdat ma'atregelen worden getroffen,
waardoor althans voor de onderwijzers de zware
druk wordt weggenomen en rekent op den [krach-
tigen steun van alle voorstanders van het bijzonder
onderwijs, opdat de besturen der bijzondere scholen
niet slechts door woorden, maar ook door daden
kunnen toonen, dat zij den arbeid hunner onder
wijzers op prijs stellen.
Toen de voorzitter om bewijzen Van instemming
hiermede verzocht., betuigde een levendig-en lang
durig applaus de goedkeuring der vergadering van
deze motie.
Daarna eindigde de heer Wirtz deze bijeenkomst,
die een opgewekt karakter had en een waardige
houding toonde, met dankzegging.