Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Staats-Vlaanderen.
OMHOOG!
binnenland.
No. 1470.
Zaterdag 29 September 1917.
l5e Jaargang.
\i0dk'i0Jkt.oIl fi
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOiJ Az. te TER NELZEN.
Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver-
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
„De Standaardvan 25 September j.l. bevat
een hoofdartikel over Staats Vlaanderen, dat
niet anders dan onze belangstelling trekkenjkon.
Hoofdbedoeling van het artikel is, de aan
dacht te vestigen op de noodzakelijkheid, om
tegenover liet annexionistiscli drijven van
sommigen te zorgen, dat „wij", in Staats-
Vlaanderen, „met voldoende weermacht op
onzen post gereed te staan."
„De Standaardbetwijfelt het, of dit reeds
liet jffcval is.
„Van den kant van Walcheren", zoo
luidt liet, ziin we meester van de positie, en
ook op de Schelde zelve is door liet leggen
van mijnen gedaan, Vvat gedaan kon worden.
Aan de overzijde van de Schelde, daarentegen,
in wat nog steeds Staats-Vlaanderen heet,
staan we zwak. De bezetting door onze troe
pen is er onbeduidend, en de versterkingen
die we er nog hebben, zijn uit den tijd.
Hierin nu kan voor ons land hoog ernstig
gevaar schuilen." „En hoe vriendschappelijk
nu ook de Koning van België zich in Le Havre
moge uitlaten, niet wat hij beoogt, maar wat
do Entente in 't zin zal -hebben, kan vroeg of
laat ook over Nederlauds positie beslissen.
En al mocht liet dan zijn, dat we ten leste
voor overmacht bezwijken moesten, onver
geeflijk en'niet te verdedigen zou't zrjn, indien
van achteren bleek, dat Nederland verzuimd
had de vereisclité maatregelen te nemen, om
tot de verdediging van zijn positie in Staats-
Vlaanderen in staat te zijn.
Hierop nu dient gewezen, niet alsof we
oen cindtriomf van de Entente ondeistelden.
Een volkomen triomf staat noch rechts, noch
links te wachten. Maar wel zijn we verplicht
tc rekenen met de zeer gereede mogelijkheid,
dat de Entente, zoo ook Amerika straks mee
doet, voor tijd en wijle bij Yperen doorbreekt,
en over Brugge en St. Nicolaas in Staats-
Vlaanderen invalt.
Dit zal de Entente niet licht doen, zoo ze-
weet, dat wij er met voldoenden weermacht
op onzen post gereed staan. Bleek daaren
tegen, dat liet zoo noodige verweer hier ver
zuimd werd, zoodot van een krachtig verzet
geen sprake kon zijn, clan zou 'taan onver
geeflijk verzuim onzerzijds te wijten zijn, zoo
de Entente in Staats-Vlaanderen binnendrong
en straks weigerde het voor ons te ruimen.
De positie hij Yperen kan door één ge-
duchten tegenslag binnen minder dan een
week over oen week terugspringen. Dit zou
tot een binnendringen in een onbezet Staats-
Vlaaiidercn kunnen leiden. En gelukte liet
aan do Entente, er eenmaal niet overmacht
van troepen binnen 'te dringen, dan zou Ne
derland zeer ernstig gevaar loopen, bitterlijk
zijn onbezorgdheid te moeten hoeten.
Niet weinig danken we voorzeker nu reeds
40)
Bezorgdheid en verontwaardiging waren ge
mengd in den blik, dien Betje hem toewierp.
„Nu ja," voer hij uit, bij zijn ergernis lucht
to kunnen geven, al was liet dan ook tegen
over eene, die aan de oorzaak gansch onschuldig
was, „nu ja, dat klinkt niet zoo erg christelijk
hé. maar mij loopt ook alles tegen".
Ze deed, alsof ze zijn smalen niet bemerkte,
en vroeg„Is liet iets ergs, Karei
„Iets ergs? 'I kan me nadeel genoeg bezor
gen. Hij zal natuurlijk denken, dat ik niets
om hem geef en
„Wie
„Oom van Dalem."
Hij vertelde haar in 't kort, hoe de zaken
stonden. En daar hij met niemand anders liet
geval kon bespreken, liet hij haar den brief
lezen.
„Jammer zei ze, toen ze van ch n inhoud
kennis had genomen, jammer, dat liet zoo
geloopen is. Had je dat kunnen dénken, jo
zou nog wel lieel even een boodschap hebben
aan de versterking die op Walcheren verrijst.
Maar toch, al handhaaft dit tijdelijk onze
heerschappij op de Schelde, voor Staats-
Vlaanderen volstaat het niet.
Hier moet beter doorgetast."
Tot zoover „De Standaard
We kunnen den geacliten schrijver niet
anders dan dankbaar zijn, dat hij op een
genoegzame versterking onzer militaire positie
in Zeeuwscli-Viaanderen, aandringt.
Niet, alsof wij zouden kunnen constateeren,
dat deze positie thans te zwak is.
De toestand is niet meer dezelfde als voor
eenige jaren.
Er is heel wat geschied.
Maar voor „De Standaard" toch niet genoeg.
Hier moet beter doorgetast'', zoo luidt
immers de conclusie.
In elk geval blijkt uit een artikel als dit,
dat ook hij onze voormannen liet gewicht van
een militair sterk Zeeuwscli-Viaanderen wordt
gevoeld.
Dat doet ons goed.
In liet Standaard-artikel komen evenwel
een paar zinsneden voor, die ons dunken voor
tegenspraak niet onvatbaar te zijn.
We bedoelen de volgende:
„In Staats-Vlaanderen wierd allengs de
bevolking gewijzigd. Sinds Glinderman er als
Antirevolutionair Kamerlid gekozen werd, is
steeds meer land door Belgische landheeren
in die streek aangekocht, en zijn er Belgische
boeren binnengedrongen. Zonder overdrijving
mag dan ook gezegd, dat liet echt-Nederland-
sclie element er slonk, en dat het Belgische
er in toenemende mate won."
Terwijl we uit het bovenvermelde citaat de
volgende opmerking weglieten, die we in dit
verband nu naar voren brengen
„In de bevolking, die er woont, wordt
riiet meer het oude nationale overwicht ge
vonden. Dat vervreemde element is nu
reeds meerderheid."
Enkele uitdrukkingen hebben we gecursi
veerd.
Hier wordt niet meer of minder beweerd,
dan dat we als echte Nederlanders hier in
Zeeuwscli-Viaanderen in de minderheid zijn.
We meenen tegen deze voorstelling ten
sterkste te moeten opkomen.
Omdat zij bezijden de waarheid is.
liet doet ons leed, dat zelfs in een Standaard-
artikel een toon beluisterd wordt, die herin
nert aan wat men henoorden den Moerdijk
maar al te vaak als een onomstootelijk feit
aanvaardt.
Zeeuwscli-Viaanderen is voor een groot deel
der Nederlanders een stuk dat er hij hangt.
Die daar wonen zijn immers toch reeds
halve of lieele Belgen.
Hoe jammer, dat ook De Standaard dien
waan nog komt versterken.
kunnen sturen."
„Jammer, jammer", herhaalde hij. „Meer dan
jammer; schadelijk, heel schadelijk!
„Schadelijk verwonderde ze.
„Ja schadelijk. Ik ken oom. Hij zal het
als een beleediging opnemen liet aan onver
schilligheid toeschrijven en je hebt tocli
gelezen, wat daar, onderstreept was in den
brief: „in je eigen belang" Nu wat kan
dat anders beteekenen, dan
Hij zweeg. Gaf hij zich niet te veel bloot.
Waarom moest hij verder hardop denken
„Waar ben je bang voor?" vroeg ze.
„Och", weerde hij af, „het zal wel zou'n
vaart niet loopen. Uit den trein ga ik dadelijk
naar hem toe. Het zal nog wel terecht komen."
Zoo trachtte hij van haar vraag, die hij
zelf uitgelokt had, af te komen en zichzelf
moed in te spreken.
„Wat scheelde oom van Dalem? Was hij
al lang ziek En heeft hij nu wel genoegzame
hulp? IIij woonde immers zoo wat heelemaal
op zich zeif?"
Ilij zag ineens hij haar vragen zijn leelijke
eigenbaat. Wat oom scheelde, hoe hij 'het
maakte, of hij naar behooren verpleging vond,
hij had er zich nog geen oogenbhk mee bezig
gehoudenalleen de vrees voor schadelijke
gevolgen van zijn handelwijze had hem bezorgd
gemaakt. Hoe anders was Betje. Maar,
Het tegendeel van het beweerde is waar.
Aan deze zijde der Schelde gevoelt de be
volking zich zoo beslist mogelijk een Neder-
landsche.
Wie daaraan mocht twijfelen, stelle zich
door eigen aanschouwing op de hoogte.
Onze geliefde Vorstin vindt hier Haar ge
trouwe onderdanen.
Hoe geestdriftig is de ontvangst niet,
wanneer Zij Zich in ons midden-vertoont.
Met welk een opgewektheid wordt niet
telkens Haar verjaardag gevierd.
Wat wèl waar is, en in dit verhand mag
worden herinnerd, is, dat van officieele zijde
Staats-Vlaanderen steeds min of meer werd
veronachtzaamd en verwaarloosd.
Indien ooit de neiging in Staats Vlaanderen
had bestaan, als waarop liet Standaard-artikel
zinspeelt, dan zou niets haar meer hebben
versterkt en aangewakkerd, dan de houding
die de Nederlandsclm regeering meermalen
tegenover Zeeuwscli-Viaanderen aannam.
Maar dat, des niettegenstaande, Staats-
Vlaanderen zich zoo heslist mogelijk een deel
van Nederland gevoelt, bewijst jnist, dat waar
lijk het „oude nationale overwicht" niet ver
dwenen is, maar immer het overwegende
element is geweest.
pat het land in Zeeuwsch Vlaanderen, na
Glinderman steeds meer door Belgische land
heeren is aangekocht en Belgische boeren zijn
binnengedrongen, mag eveneens niet onweer
sproken blijven.
Wij weten beter.
Het omgekeerde is waar.
Talrijk zijn in de laatste jaren voornamelijk,
de verkoopingen, waarbij grondbezit uit
Belgische en Nederlandsclie handen overging.
Juist in het door De, Standaard genoemde
tijdvak neemt het bezit van buitenlanders ge
stadig af.
Hoe dankbaar we De Standaard dan ook
zijn voor het aandringen op een volledige
weerbaarmaking van dit deel van Nederland,
we moeten het betreuren, dat de noodzakelijk
heid daarvan werd aangedrongen met een
beroep op een vermeende onbetrouwbaarheid
van de bevolking, alsof deze haar nationaliteit
zou hebben ingeboet.
De Zeeuwsch-Vlamingen zijn en blijven
Nederlanders in merg en been.
We hopen, dat De Standaard do scheeve
voorstelling, die ze gaf, recht zetten zal, en
dat verhoed worde, dat annexionistisclie
strevers haar zullen uithuiten.
DE AARDAPPELVOORZIENING.
liet bureau voor mededeelingen in zake de
voedselvoorziening schrijft
Gelijk in vroegere mededeelingen is uiteen
gezet, is er ten aanzien van de aardappelen
daar was ze immers verpleegster voor, om
dadelijk aan zulke dingen te denken
„Oom sukkelde al een poos. Maar nn schijnt
liet toch wel ernstig te zijn, dat hij zoo dringend
schreef. Voor verpleging zal natuurlijk wel
gezorgd zijn, voegde hij er op luclitigen toon
aan toe.
Geen woord van deelneming met den zieke
was er in zijn zeggen. Zelfs de toon, waarop
hij over het geval sprak, getuigde niet van
medegevoel. De alles overheerschende factor
in zijn overleggingen scheen wel te zijn kan
uit een en ander ook schade of nadeel voor
mij persoonlijk voortvloeien?
Er was niet veel lust meer hij Betje tot
voortzetting van liet gesprek, óók, omdat zij
bemerkte, dat Karei liever niet meer dit
onderwerp aanroerde. Bovendien, er was ook
geen tijd meer- toe. De locomotief gaf het
sein, dat de trein het station naderde. Eenige
oogeuhlikken later stapten broeder en zuster
uit,
„Nu, bonjour," zei hij tot, haastig afscheid
Ze voelde al de kilte en koelheid ervan.
„Dag Karei," antwoorde ze, „zie ik je nog
dezer dagen? Als je lust hebt me 'op te
zoeken, je weet, ik zal er heel blij mee zijn".
Ze hoopte, dat hij zijnerzijds ook haar wel
uitnoodigen zou, hem te bezóekeli, al was die
liooji ook zeer gering.
geen reden tot bezorgdheid, al zal men wel
doen, zich niet aan overdreven optimisme over
te geven. De aardappeloogst iaat zich zoo
aanzien, dat gebrek aan dit voedingsmiddel
niet te verwachten is. Niettemin zou het, ook
hij ruim voldoenden voorraad, mogelijk zijn,
'dat de minder gegoede bevolking groote moeite
zou hebben, zich tegen redelijke prijzen aard
appelen te verschaffen, indien de handel werd
vrijgelaten. Op dien grond heeft de minister
van landbouw, nijverheid en handel besloten,
dat tot distributie van aard
appelen van rijkswege behoort te
worden overgegaan.
De distributie zal gepaard gaan met rant
soeneering. In verband met de verlenging
van den duur der broodkaart tot 11 dagen,
is liet aardappelrantsoen voorioopig bepaald
op 4 K.G. per hoofd en per week,
d. i. een K.G. meer dan het vorige jaar.
Deze hoeveelheid is meer, dan liet gemid
delde gebruik per hoofd bedraagt.
Wanneer later een volledig overzicht zal
verkregen zijn van de aanwezige voorraden,
zal kunnen worden nagegaan, ook in verband
met andere beschikbare voedingsmiddelen, of
en met hoeveel het rantsoen kan worden
verhoogd.
De vraag, of aan particulieren gelegenheid
behoorde te worden gegeven een zekere hoe
veelheid aardappelen als winterprovisie in te
slaan, is ampel overwogen. Zelfs tegea^een
beperkten en gecontroleerden inslag van
winterprovisie rijzen echter zóó ernstige be
zwaren, dat de minister gemeend heeft, dien
niet te kunnen toestaan. Indien toch, door
welke omstandigheden ook, op een bepaald
oogenblik de distributie mocht haperen
gedacht werd o. a. aan langdurige strenge
vorst of gebrek aan vervoermiddelen zouden
zij, die zich van winterprovisie hadden kunnen
voorzien, grootelijks bevoorrecht zijn boven de
minder gegoeden, die in het algemeen niet in
staat zijn voorraden in huis te nemen. Boven
dien zou een beperkte en gecontroleerde ge
legenheid tot liet inslaan van winterprovisie,
die dan in mindering zou behooren te worden
gebracht van de aan deze personen te distri-
bueeren hoeveelheden, voor de gemeentehe-
besturen groote administratie moeilijkheden
medebrengen. Het gevaar is ook niet denk
beeldig, dat bij ruime bevoorrading door
particulieren, hetzij door gebrek aan geschikte
bergruimte, hetzij door onbekendheid met de
verzorging van aardappelen, belangrijke hoe
veelheden zouden verloren gaan.
De minister heeft gemeend, rekening te
moeten houden met de nadeelige omstandig
heden, die van invloed zullen kunnen zijn op
den beschikbaren voorraad. De gevolgen van
ziekte onder de aardappelen zijn nog niet te
voorzien. Ook hij de scherpste controle zal
het nooit geheel te voorkomen zijn, dat aard-
Hij hield zich, alsof hij de vingerwijzing
niet bemerkte.
„Och, daar zal wel weinig van komen; ik
heli liet erg druk, weetje. Nu dag hoor!"
En zonder haar de hand gedrukt te hebben
of nog antwoord af te wachten, drong hij weg
door den drom van reizigers.
Zij wist, dat zijn weg gedeels dezelfde weg
als de hare was^ Ze begreep, dat hij van
haar af wilde zijn. Zijn ongevoeligheid en
hooghartigheid griefden liaar diep. Had moeders
sterven, en hun, gezamenlijk zijn in 't ouderlijk
huis dan geenerlei invloed geoefend, geen
enkel spoor ten goede nagelaten Onwille
keurig zuchtte ze. Terwille van haar broeder
dien ze, ondanks zijn onverschilligheid, tóch
liefhadZou hij nog eens wederkteren, de
afgedwaalde Opeens klonken haar weder
de stervenswoorden van moeder, helder en
duidelijk, in de ooren. „Karei, ik zal je een
maal wederzienDat bemoedigde. En zij,
zou voor hem bidden
Spoedig bereikte zij de stichting, waar de
arbeid van zelfopofferende fiefde en toewijding
haar krachten vorderde.
(Wordt vervolgd.)
DOOR ZELANDIA.