Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. De Actie der Boeren. FEUILLETON. OMHOOG! Binnenland. No. 1466. Zaterdag 15 September 1917. I5e Jaargang. ho 4 l^o (JLp ol n ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever. D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. ADVERTENTIEN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. ,jWie plant een wijngaard en eet niet van deszelfs vrucht Deze vraag vergt geen antwoord. Dat spreekt immers van zelf. Die deu wijngaard plant, snoeit en er alle mogelijke zorg aan ten koste legt, zou hij er niet van eten De vanzelfheid van zulk een handeling is dan ook de sterkte van het argument, dat Paulus in zijn Corintherbrief bezigt. Toch schijnt tegenwoordig deze regel niet meer te moeten gelden. Men kent de geschiedenis van den dag. Minister Posthuma heeft een maatregel ge troffen, die alom in den lande op groot verzet stuit. Hij laat aan de boeren, d. w z., aan degenen, die de gewassen verbouwen, welke menscb en dier aan voedsel moeten helpen, bij het beslag leggen op hun oogst, zelfs geen rede lijken voorraad van broodkoren. De boeren mogen het land bewerken, planten, zaaien, wieden oogsten, maar dan komt het machtwoord van den Minister, en neemt alles weg. Het-is werkelijk niet te verwonderen, dat tegen deze handelwijze verzet rijst en aller wegen de boeren in actie komen. Op verschillende plaatsen in de landbouw streken zijn reeds groote vergaderingen ge houden, om op te komen voor de belangen van den landbouwer en te protesteeren tegen het beleid van den Minister. We weten wel, dat algemeen de meening hecrscht, alsof de boeren de grootste O-W.'ers waren in het land, doch wie eenigszins nader met den toestand bekend is, weet beter. Niet, alsof de boeren, en zulks vooral in het begin van den oorlog, ge'en goede jaren hebben gemaakt. Doch daarin staan ze slechts gelijk met vele anderen in andere takken van bedrijf. Maar met name het laatste jaar kan werke lijk niet van buitensporige verdiensten worden gesproken. Wie alleen ziet op de hoogere prijzen en die vergelijkt met die van vóór den oorlog, vergeet daarbij, dat de exploitatiekosten ook naar evenredigheid zijn gestegen. Let alleen op de werkloonen, die ongeveer bijna verdubbeld zijn. We zeggen dit niet, omdat we den arbeider een goed loon misgunnen integendeel, in deze enorm dure tijden móeten, de inkomsten wel verdubbelen, wil men het hoofd boven water houden. Want ook bij de beduidend hoogere loonen blijft menigeen feitelijk op hetzelfde peil. Maar het is dan toch een factor, waarmede ,,'t Is goed." Hij zocht, zoodra 't locaaltje stil hield, een bezette coupézij een lege. Zo vond dadelijk wat ze zocht, opende zelf het portier. „Hier", noodde ze, Karei, hier zitten we rustig. Met tegenzin steeg hij in. Hij zette zich in slaap houding in een hoek, nog vóór de trein goed en wel in beweging was. Ze moest de oogenblikken benutten. Ze wou nog eenige minuten ernstig met hem spreken, zou anders de gelegenheid zich nog wel vaak aanbieden Hij scheen heelemaal geen acht te slaan op haar tegenwoordigheid hij had de oogen ge sloten en hield zich slapend. „Karei", begon ze. Ilij veinsde haar niet te hooren. Ze herhaalde. „Ja?" kon hij toch niet nalaten te antwoorden ook rekening gehouden moet worden. De grieven der boeren, gelijk die nu op de onderscheidene vergaderingen naar voren ge bracht en in scherpe formuleering aan het adres van den minister gericht worden, be perken zich niet tot die, welke we boven vermeldden. Dit is slechts één van vele. Maar deze is een, waarvan de rechtmatigheid in het oog springt. De landbouwers èn zijn arbeiders dienen in staat gesteld te worden te eten, van het graan, dat ze zélf hebben geteeld. Een ondervoeding van den landbouwenden stand zou toch zeker al een zeer onverstandige maatregel zijn. Het is te hopen, dat de minister zijn verbod als nog zal intrekken en zwichten zal voor den aandrang van zoovelen. Of de landbouw dan een bevoorrechte positie moet innemen Neen, maar de landbouw zou, meenen we, naar de eigenaardigheid van zijn eigen be staanswijze moeten worden behandeld en met zijn zeer bijzondere behoeften rekening ge houden. Men kan ook het onderste uit de kan willen hebben, 't geen vaak geen ander gevolg heeft, dan dat men het lid op den neus krijgt. Aan den landbouwenden stand, boeren èn arbeiders, heeft ons vaderland steeds en toch zeker thans wel, de grootste verplichtingen. Naast de velerlei verguizing mag ook wel eens een blijk van waardeering worden ge steld. Naar verkeerde handelingen en kwade prac- tijken van enkelingen, mag een geheelejstand niet beoordeeld worden. Hoor, hoe „Het Volkuitpakt naar aan leiding van de actie der boeren. Het is „niet ongevoelig voor het argument dat men aan de voortbrengers althans zooveel van hun eigen product dient te laten, als zij voor hun eigen gezin noodig hebben." Maar minister Posthuma spreekt in zijn antwoord op de vrageo. van den heer Van Vuuren uit, dat zulks niet mogelijk is, gelet „op de ervaringen ie 1916 opgedaan". Stel, dat de minister zich zulk een uitdruk king had vermeten bijv. tegen een socialitische corporatie, dan zou al spoedig een sommatie zijn gevolgd, om eens klaar en duidelijk te zeggen- wat werd bedoeld. Het had allicht een lcelijke verdachtmaking geheeten. En misschien was de minister wel telegra fisch uitgenoodigd, pardon, had men hem tele- gralisch den eisch gesteld, voor ecu of ander Fondsbestuur verantwoording af te leggen. Nu van dat alles geen sprake. Integendeel, nu wordt in dezer vroege ge concludeerd „Ik wou nog graag een woordje met je spreken. Je zult er toch niet boos om worden „Een aardig begin voor een gesprek. Waarom onderstel je dat? Ben ik dan zoo'n bullebak Ze deed, als stootte zijn norsche wijze van spreken haar niet af. „Welnee", zei ze. „Ik had het ook niet moeten vragen. Maar Karei, ik wou nog eens terug komen op wat moeder op haar sterfbed zei. Hij schudde onwillig het hoofd. „Waarom? Dat is immers afgedaan?" „Ik denk van niet", zei ze moedig. „Karei, denk je dat je moeders sterven niet hebt verzwaard „Is dat je doel met je praten ga je ver wijten doen. Had ik „Ik wil je volstrekt niets verwijten, Karei. Maar heb je vrede, met wat je daar heeft gezegd „Volkomen, huichelen wil ik liiet. Mijn be schouwing is nu eenmaal een heel andere dan de jouwe „En van moeder 1" „En van moeder, nu, 't zij zoo. Moest ik veinsen, en haarop valsche wjjze geruststellen?" „Neen, maar had het zoover moeten komen Had je zoo vèr mógen afdwalen, als je deedt „Je hindert me met je vragen. Laat me met rust. Ik ben geen kind meer. Eu aller- „Hoe kort die uitdrukking ook is, zij wekt de voorstelling van een onafzienbaar aantal vergrijpen, door de boeren gepleegd tegen den gemeenschapszin." En immers, minister Posthuma is nog wel, volgens Het Volk „de boerenvriend" Als die dan zoo iets zegt, moet het toch wel heel erg zijn We zouden zoo zeggen, als het zoo is, dat „een onafzienbaar aantal vergrijpen is gepleegd," dan ligt het op den weg van den minister, de schuldigen te straffen maar niet door een algemeenen maatregel allen onbillijk te treffen. Bovendien moet ook nog uitgemaakt, of er sprake kan zijn dat zulk een onafzienbaar aantal vergrijpen inderdaad heeft plaats ge grepen. Wellicht viel het nog wel mee. Een gansch andere toon beluisteren we in het open schrijven van den bekenden heer Kruseman te Halfweg aan Z.Ex. minister Posthuma. Hij zegt, dat de minister het platteland tot wanhoop en daarmee tot verzet brengt. De zandboeren moeten al hun rogge afstaan maar zekerheid dat zij voeder voor hun vee en varkeus kunnen bekomen, bestaat niet. De bouwboeren moeten al hun producten afstaan en voor zaaigoed andere waar koopen tegen veel hoogeren prijs. De varkenshouders moeten hun beesten laten doodhongeren. De minister komt, zegt de heer Kruseman, zijn beloften niet na. Hij is van oordeel, dat er geen vast ver trouwen op 's ministers regelingen mogelijk is. De heer Kruseman staat in dezen niet alleen. Op de groote protestvergaderingen, ook die in Goes gehouden 1.1. Woensdag, waar 500 landbouwers tegenwoordig waren, beluistert men eenzelfden toon. De ontevredenheid en het lijdelijk verzet zijn algemeen. Moge het gezamenlijk protest van den land bouwenden stand een geopend oor vinden bij den Minister. Er is geen enkele reden, waarom de boeren op zoo onrechtvaardige wijze zouden moeten behandeld worden. Inwilliging hunner wenschen is niet maar een stowdsbelang, maar grootendeels ook een landsbelang. EEN PROTESTVERGADERING VAN BOEREN. Zaterdagmiddag vergaderde de Provinciale Overijsselsche Boerenbond te Almelo, ten einde minst hoef ik jou rekenschap te geven zei hij laatdunkend. „Van rekenschap te geven is geen sprake," antwoordde Betje. Mij allerminst behoef je rekenschap te geven van je daden, ik weet het. Ook moet je niet denken, dat bemoei zucht me drijft, om met je te praten. Ik denk aan moeders laatste woorden, dat ze je zou wederzien. Mocht dat waar zijn mocht je nog terugkeeren." „Geen gepreek, asjeblieft. Ik ben dat al lang beu." „Heb je reden, om zoo te spreken, Karei Schuw je dat onderwerp, omdat je niet sterk staat Omdat je je niet zeker voelt „Mijn levensbeschouwen „Is die zóó, dat je zo niet eens durft ver dedigen vroeg ze scherp. Ze had iets van moeder, die de zachtmoedig heid zelve was geweest, maar op het stnk van beginselen, en wanneer het er op aankwam haar christelijke belijdenis te verdedigen, van geen schipperen wist. „Waarom zou ik niet? Maar het lust me niet. Waartoe zou het dienen? Je zou me toch niet begrijpen, of niet willen begrijpen. Maar dit wil ik je wel zeggen je geloof aan een God, die liefde is, lijkt me a! heel onnoo- zei. Ik erger me, als ik bedenk, hoe je kruipt voor zulk een God, die zijn liefde toont in te protesteereu tegen do Regeeringsmaatrege- len in zake graanbouw, graanprijzen en voeder- nood. Ouder de (alrijke aanwezigen was ook de heer A. II. J. Engels, lid der Tweede Kamer voor het district Almelo In zijn openingswoord somde de voorzitter de heer L. baron van Voorst tot Voorst, van Zwolle, de grieven der zandboeren op, waarna het Kamerlid de heer Engels, een rede hield. Na langdurige discussies, waarin door vele aanwezigen in schrille kleuren de nijpende toestand geschetst werd, werd punt voor punt een motie somengesteld en met algemeene stemmen aangenomen. Als wenschen worden daarin neergelegd lo. dat de graanboeren een prijsverhooging der rogge f25 de 1Ü0 K.G. beslist noodzakelijk achten, niet alleen om te komen tot een vol doenden productieprijs, waardoor de bestaande verbouw gehandhaafd blijft, doch ook als aanmoediging van de boeren om den graan bouw uit te breiden, wijl dit in het algemeen belang is met het oog op den steeds geringer wordenden toevoer uit het buitenland 2o. dat 't noodig is, tén einde het geschokte vertrouwen in de Regeering te herstellen, reeds bij den oogst van 1917 die verhooging toe te kennen 3o. dar alle veevoederartikelen in de distri butie worden opgenomen en beschikbaar ge steld tegen prijzen, geëvenredigd aau de voedingswaarde en den prijs van de producten, die de boer heeft afgestaan 4o. dat, indien de productiviteit van het door het vee in gebruik zijnde roggeland ge handhaafd zal worden en de uitbereiding van den verbouw opnieuw zal worden bevorderd, het noodig zal zijn, dat de Regeering grootere kwantums superphosfaat en beendermeel ter beschikking stelt tegen meer normale prijzen en de gelegenheid tot bestellen spoedig opene. Wat betreft de distributie van aardappelen geeft de vergadering als hare overtuiging te kennen, dat het in het algemeen belang beter is den handel in aardappelen geheel vrij te laten minstens tot en met de maand Decembe r Het stellen van maximumprijzen is eerst dan noodig, wanneer misbruiken gebleken zijn. En werd voorts lang gediscussieerd over de quaestic van het eigen broodkoren. De ver gadering was er sterk voor, dat aan de boeren eigen rogge voor brood werd gelaten, maar in aanmerking nemende, dat de Regeering in dit opzicht voor een moeilijke quaestie staat, besloot zij dezen eisch in het algemeen belang te laten varen. De vergadering meende, dat onbarmhartigheid; die je het liefste ontneemt en zijn beste kinderen loont met den dood. En als dan." hij wond zich op, „als dan do zwaarste slagen jullie treffen en het onrecht tastbaar is, dan temen jullie nog van liefde, dan kruipen je in ootmoed, zoo dat heet; in gedweeheid, die wee maakt Is God liefde Hij is, als Hij al bestaat eerder een monster van liefdeloosheid!" „God rekene je deze woorden niet toe," zei ze ernstig, zóó ernstig, dat hij er door werd getroffen. „Maar- al eer je zoo spreekt, vraag ik je: heb jij recht, jij, omdat te zeggen? Heb je zélf liefde getoond voor moeder En was je haar niet alles verschuldigd? Moet jij de liefde van God hoonen, daar je zelf, terwijl moeder leed, en leed, je wierp van het eene vermaak in het andere, zelf haar laatsten brief ongeopend liet Heb jij zooveel liefde ge toond, tegen wie dan?" Ze had heftig gesproken, ze liet door haar ijverende verontwaardiging zich meesleepen. Haar woorden waren olie in het vuur. Naarmate bij minder er iets steekhoudends tegen in kon brengen, naarmate hij voelde, verslagen te zijn, steeg ook zijn wrevel. „Heb je me daarvoor hier gelokt?" zei hij schramper. „Moest je me eens Hink vol schelden. Wat verbeeld-je je wel Wien denk je, dat je voor hebt zou ik me van jou Ze viel hem in de rede. (Wordt vervolgd.) Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. DOOR ZELANDIA.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1917 | | pagina 1