Antirevolutionair
voor
nieuws» en Advertentieblad
Zeeland.
De Kermis.
FEUILLETON.
OMHOOG!
Binnenland.
m was uit den armstoel opgestaan, stapte
voortdurend niet kleine passen heen en weer,
draaide zenuwachtig aan de punten van zijn
knevel. Maar terwijl hij met zijn tegenwerping
zich gerust trachtte te stellen, keek hij onder
het heen en weer loopen telkens tersluiks
zijn zuster aan, als om van haar bevestiging
voor zijn voorgewend vermoeden te ontvangen.
„Ik zou graag willen, dat het zoo was",
Zaterdag 21 Juli 1917.
Jaargang.
1450.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INOEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
li.
Het tweede argument, door de heeren voor
standers der kermis te berde gebracht is, dat
een jaarlijksche ontspanning, als de kermis
geeft, niet gemist kan worden. Ieder mensch
moet toch wel eens den geest verzetten
Ter Neuzen biedt te weinig gelegenheid daartoe,
derhalve is de kermis een aanvulling, door de
achterlijkheid van Neuzen als plaats van ver
maak geëischt.
Ongetwijfeld is het waar, dat de behoefte
aan jaarlijksche ontspanning, werkelijk bestaat.
Ook de anti revolutionairen zouden dat niet
gaarne ontkennen. Indien men naleest, wat
omtrent dit punt door onze vooraanstaande
mannen is geschreven, zal men waarlijk niet
tot de conclusie komen, dat onzentwege voor
gestaan wordt een weren van alle uitspanning
en een zoo ver gedreven „puriteinsch" be
doelen, dat op alle feestviering in het open
bare leven de domper wordt gezet. In
tegendeel. Zelfs Calvijn stond voor, dat voor
het volk op zekere dagen in het jaar gepaste
en leerzame tooneelvoorstellingen werden ge
geven. De oud-IIollandsche kermissen werden
in onzen bloeitijd door ieder meegevierd.
Doch, het misbruik is ook hier al spoedig
storend en verdervend ingeslopen.
De zoogenaamde volksvermakelijkheden en
kermissen hebben hun oorspronkelijk karakter
al te spoedig ingeboet en bovendien zijn ze in
den nieuweren tijd overbodig geworden door
de meerdere gelegenheid tot ontspanning.
De feitelijke toestand is nu deze geworden,
dat de kermis is ontaard in een gelegenheid
tot het bedrijven van allerlei ongerechtigheid.
Met name treden twee zonden hierbij op den
voorgrond de drankzucht en de ontucht. De
kermis, we wezen er reeds den vorigen keer
op, laat zicli niet denken zonder drank een
kermis met gesloten kroeg behoort tot de
onmogelijkheden.
Wanneer dus de voorstanders der kermis
als argument aanvoeren, dat de ontspanning
er door wordt bevorderd en dat dit een loffe
lijk streven is, moet daarbij onmiddellijk
worden opgemerkt, dat dan toch een bijzonder
soort van ontspanning wordt bedoeld een
ontspanning, welke dien naam niet verdient.
En op gevaar af, van vervelend te worden,
moeten we toch met nadruk herhalen, dat de
kermis in zijn huidigen vorm niet anders dan
■volksverlagend en demoraliseerend kan werken.
Het drankverbruik stijgt in de kermis dagen
zeer sterk, en onder den invloed van dit
stijgende drankverbruik spelen zich de erger
lijkste en meest schaamtelooze tooneelen at,
viert brooddronkenheid hoogtij en neemt do
30)
En moeder, hij zou haar nu schrijven, welja,
dadelijk en haar geruststellen, 't Zou wel
alles recht komen, ondanks Betjes zwart
galligheid....
Zijn stappen door de lange gang klonken
hem als feestmuziek in de oorenvrij! En
hij hunkerde als een kind naar de pret, om
dadelijk achter zich te hebben dit heele gebouw
met al zijn somberte en ellendeom het dan
te vergeten, gehéél
In het portaal wachtte hem Betje.
Hij merkte haar bijkans niet op.
Ze trok hem aan de mouw.
„Karei, ik moet je spreken", zei ze dringend.
Haar gezicht was betrokken en ze keek buiten
gewoon ernstig. „Ga mee I" drong ze.
Hij voelde zijn blijheid verkillen.
HOOFDSTUK XI.
Hij volgde haar in haar kamertje. Eén groot
raaui liet een zee van licht binnen een boe-
ontucht toe. Dat dit maar niet algemeene
beschuldigingen zijn, maar goed controleerbare
werkelijkheid is, kan slechts ontkend worden
vooj wie willens blind ervoor is. En nu kan
men dit niet erg vinden en er luchtig over
heen praten, een feit is het niettemin. Elk
ernstig bestrijder van de verwildering, die
zich in ons volk openbaart, noemt ook de
kermis als een der meest schadelijke invloeden
dier verwildering. Wil men werkelijk het
„volk" iets gunnen, dan is een beter middel
te bedenken, dan de kermis. Aan zulk een
ouderwetsche opvatting, als zou het „volk"
eens in het jaar zich in uitspattingen maar
eens moeten verliezen, omdat het toch eens
„wat hebben moet", moesten verlichte naturen
toch reeds lang zijn ontgroeid.
De kermis heft niet op, maar verlaagt zij
biedt geen ontspanning, maar uitspatting zij
werkt dronkenschap met haar aankleve inde
hand; zij bevordert de ontucht; zij vervult
menig ouderhart met bange zorg zij verstoort
den vrede in vele huisgezinnen.
De kermis voor te staan als tegemoetkoming
aan een tekort van gelegenheden voor ont
spanning, is derhalve zeer oppervlakkig en
eenzijdig.
Dit alles klemt te meer in onzen benauwenden
tijd. Er is een streven, te doen alsof er niet
de minste reden is, ook maar eenigermate
zich in te binden. Men moet liever, waar de
tijden zoo buitengewoon ernstig zijn, de leuze
aanheffen laat ons eten en drinken, want
morgen sterven wij.
Maar op de overheid rust, dunkt ons, toch
de taak, als dienaresse Gods, dien zondigen
trek althans niet aan te wakkeren. De over-*
lieid kan het hart des volks niet veranderen,
maar de overheid kan wel, zooveel het aan
haar staat, de gelegenheid tot het botvieren
van verkeerden lust, zooveel mogelijk inperken.
En dit kan ze zeer stellig in dit geval, door
de kermis althans vu op te schorten.
DE BESCHIETING DER DUITSCHE
VRACHTSCHEPEN OP DE NEDER-
LANDSCHE KUST.
Bergen aan Zee, den 17 Juli 1917.
De Noordzeedorpen Bergen, Schoorl en Eg-
mond. met de daarbij behoorende omgeving
zijn ternauwernood aan een groot onheil ont
snapt. Ziedaar in korte bewoordingen onzen
algemeenen indruk van een bezoek aan deze
vriendelijke kustplaatsjes, die nu door een
wezelijk zegevecht plotseling uit hun rustige
dagelijksche doen zi]n opgeschrikt. Wjj had
den het genoegen met verscheidene autori
teiten en ooggetuigen een onderhoud te hebben,
kenkastje was meer dan gevuld met keurig
gebonden werken, op een glimmend gewreven,
wél onderhouden hoekkastje prijkten eenige
portretten ook het zijne, toen hij nog school
jongen wasmiddenin een paar schilderijen
opgehangen,bijbelsche tafereelen voorstellende;
een groen kartonnen tekst bevatte in helder
witte letters de opwekking „dient elkander
door de liefde."
Hij zag het alles met één oogopslag. Hij
voelde deze omgeving een passende voor haar.
Maar toch was de indruk slechts een vluch
tige. Andere gedachten legden beslag op zijn
geest. Wat had Betje? Waarom deed ze zóó
ernstig, waarom drong ze zoo aan
Ze nam plaats bij de tafel haar eigen ge
makkelijke stoel schoof ze hem toe en duwde
hem, bij zijn lichte weerstreving, er in.
„Is er begon hij.
Een zweem van schaamte aarzelde in zijn
stem. Moest er dan noodzakelijk „iets zijn",
om hem hier binnen te brengen
„Ja" zei ze, op haar kalme manier. „Er is
veel. Ik heb zoo even dezen brief van huis
ontvangen. Hjer, lees hem maar."
Ze reikte hem het schrijven toe. Hij her
kende reeds op een afstand de groote, on
regelmatig gevormde letters van vader.
„Och, zeg het maar", weerde hij af. „Jij
waarbij we nog tal van bijzonderheden verna
men die tot dusver niet werden gepubliseerd.
Eenparig luide echter het feit, dat slechts
eene onaanzienlijke materieele schade werd
aangericht en dat geen kustbewoners gedood
werden, enkel en alleen aan een gelukkig toeval
of wel aan eene voorbeschikking moet worden
toegeschreven. Doch laten wij ónze zegslieden
aan het woord.
Een onderofficier der Nederlaudsche kust
wacht, die even ten Noorden van Bergen
eene wacht had betrokken, en 't voorgevallene
van het begin tot het einde medemaakte gaf
ons het volgende overzicht der gebeurtenissen.
Evenals reeds zoo vaak passeerde gisteren
een konvooi Duitsche koopvaaardijschepen
onze post; ik telde er zes. Plotseling kwam
een groot aantal Engelsche torpedojagers in
't zicht, die de Duitschers onder vuur namen.
Het gelukte aan drie der Duitsche schepen
op de kust te loopen, doch een der schepen
werd door drie torpedojagers weder losgesleept.
De bemanning van de „Lavinia" en de „Renate
Eeonhardt" begaf zich toen in de booten, en
niettegenstaanden deze schepen reeds vast
op de kust zaten, gingen de Engelschen voort
met vuren, waarbij de vluchtende bemanning
voortdurend bedreigd werd. Ook onze kust
wacht maakte spannende oogenblikken mede,
ten deele konden de manschappen eenige
dekking zoeken achter de duinen, doch ik
moest bij het telefoonhuis blijven. De kogels
en granaten vlogen ons om de ooren, en wij
zagen hoe zij in het verder gelegen duinterrein
in den grond sloegen. Het. is een wonder, dat
niemand getroffen werd. Ziedaar in het kort
den loop der gebeurtenissen, zooals ik die
heb waargenomen, zonder overdrijving of
opsmuk weergegeven.
Wij dankten onzen zegsman voor zijne
medcdeelingen en richtten onze schreden naar
een lunchroom, waar naar ons was medege
deeld, de kapitein van de „Renate Leonhardt"
verblijf hield. Deze nuttigde juist in gezelschap
van een tweeden machinist, den stuurman en
den timmerman zijn ontbijt, doch na onze
aanbevelingsbrieven ingezien te Imbben, bleek
hij onmiddelijk bereid lot het geven van de
meest uitvoerige inlichtingen. Wij laten
Kapitein M e t h 1 i n g thans aan
het woo r d,
doch hebben reeds bekende bijzonderheden
uit het onderhoud geschrapt:
„Wij voeren op ongeveer twee en een half
mijl afstands van de Nederlaudsche kust,
echter binnen de territoriale wateren, Plot
seling zag ik twee schepen van ons konvooi
recht op de kust aanstevenen, en in hetzelfde
oogenblik kregen wij de Engelsche torpedo
jager in 't zicht. Ik wendde ook de koers
weet toch immers, wat er in staat."
Instinctmatig voelde hij, dat de brief slechte
tijding moest bevatten en hij bezat den moed
niet, er kennis van te nemen.
Ze keek hem met eenige verwondering aan.
„Maar stel je er dan geen belang in?" kon
ze niet weerhouden te vragen.
„Wel ja, maar als je nu toch al gelezen hebt,
wat vader schrjjft, kun je het immers veel
gauwer en korter zeggen
„Nu, zoo je wilt. 't Gaat over moeder"....
Ze wachtte weer.
„Is moeder ziek
„Ziek Is ze dat niet al bijna heel d'r
leven! En je weet toch, dat ze sinds veertien
dagen zoo hard achteruitging. Zélf schreef
ze het immers nog in haar laatsten brief.
Dien heb jij toch ook wel ontvangen
Ze wist, dat moeder de gewoonte had, ge
regeld om de veertien dagen óók aan Karei
te schrijven. Ze wist, hoe na Karei moeder
aan het hart lag.
Bij haar laatste vraag had hij in verwarring
de oogen neergeslagen en een licht rood rees
op zijn voorhoofd.
„Ja,.... ikja.... och", stotterde hij, niet op
zijn gemak onder haar dringend staren, „ik
heb dien brief wel ontvangen, maar ik had
het wat druk met de studie, en heb hem toen
landwaarts, en werd onder vuur genomen,
doch na eenige oogenblikken bewogen de
torpedojagers zich in Zuidelijke richting, en
veronderstellende, dat zij zich zouden terug
trekken, aangezien wij op het strand geloopen
waren, liet ik ten einde het. schip te redden
het anker vallen. De bemanning wilde van
boord, doch ik wist hen te overtuigen, dat
thans geen gevaar meer dreigde, en gelastte
hen het ontbijt gereed te maken. Nauwelijks
had ik dit bevel gegeven, of twee torpedojagers
keerden terug, naderden mij op drie kwart
zeemijl afstands het schip was toen circa
acht honderd meter van de kust verwijderd
en opende een snelvuur op ons. Nu werden
de booten uitgezet, en juist wilde ik het schip
verlaten, toen een voltreffer mijn eerste
machinist van mijne zijde wegmaaide. Hij
riep nog: „Au"... een licht gekreun, en toen
was het gedaan„II i e r".
Hier hield kapitein Methling even op, en
stil wachtten wij af tot hij zijn treurig relaas
zou vervolgen. Na eenige oogenblikken ging
hij voort„Enfin, wij trachtten zoo goed mo
gelijk in de booten te komen, wat echter nog
aan twee leden der bemanning het leven kost
te De Engelschen bleven onafgebroken door
vuren en ik zag hoe het-schip herhaaldelijk
getroffen werd. In de open booten hadden
wij het hard te verduren, de kogels en schrap-
nells kwamen overal om ons heen terecht,
en toen wij eenmaal geland waren, moesten
wij plat over den grond verder kruipen, want
het vuren hield aan. Wij zijn door de bevolking
goed verzorgd, en waardeeren dit natuurlijk
zeer, doch veel lust in eten of drinken hadden
wij niet, zooals u zich wel denken kunt. Aan
boord van het schip is thans een soort wacht,
de bevolking meent echter het schip als
strandvondst te mogen beschouwen, wat ik
ten zeerste bestrijdt, aangezien de „Renate
Eeonhardt" niet gestrand is, doch ik het schip
verankerd en daarna door oorlogsnoodzaak
verlaten heb. Ik zal nu trachten met mijn
stuurman, den tweeden machinist en den
timmerman het schip te bereiken en weder
in bezit te nemen."
Of wij wellicht den kapitein op z ijn
tocht mochten vergezellen? en de
aangerichte schade met eigen oogen mochten
aanschouwen
„Met genoegen antwoordde de heer
Methlinger als ik zelf maar eerst aan boord
ben 1"
Wij begaven ons daarop in gezelschap van
den zeer tegemoet komenden Duitschen kapitein
naar het strand waar een vlet wachtte. Een
stoere zeeman droeg ons door het water naar
't dobberende schuitje, enjeenige oogenblikken
later schommelden wij over de kalme zee in
de richting van de
in mijn portefeuille gelegd. Later heb ik er
niet meer aan gedacht en zoo zal hij nog on
geopend er in zitten."
„Karei, hoe kon je. Een brief van moeder
verontwaardigde ze.
„Nu ja", hervatte hij, wat kregelig, „kan
toch weieens gebeuren".
„In elk geval, Karei, die brief had je kunnen
voorbereiden en daarom spijt het me óók."
Hij voelde onder haar ernstig spreken de
onrust weer steken.
„Is het zóó erg?"
„Vader schrijft, dat moeder héél ernstig is."
„o, Vader zai weer wat overdrijven," onder
stelde hij, om zich wat moed in te spreken.
Vader is altijd zoo zwaartillend.
luidde ernstig haar antwoord,
zoo niet."
,Maar hel is
(Wordt vervolgd.)
DOOR ZELANDIA.