Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. De Kermis. J. de Feijter Lz. A. de Ruijter. Binnenland. 1449. Woensdag 18 Juli 1917. 15" Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. ADVERTENTIEN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. In Ter Neuzens gemeenteraad kwam liet kermisvraagstuk weder aan de orde. Echter slechts gedeeltelijk. Immers, er werd niet principieel de vraag besproken, of de kermis al dan niet geoor loofd is, maar meer rechtstreeks met liet oog op de bijzondere tijdsomstandigheden, welke wij beleven, werd gehandeld over de vraag zullen we nu de kermis laten doorgaan of niet. Daarom kon het peil van het debat ook niet zoo hoog komen, als het ongetwijfeld zou gestegen zijn, indien de quaestie aan de orde ware gesteld afschaffen of handhaven. Nu moesten de argumenten tegen en voor hoofdzakelijk ontleend worden aan den toe stand van het oogenblik. De voorstanders van het laten doorgaan der kermis wezen in hoofdzaak op twee dingen. Ten eerstede kermis levert een groot voordeel op voor den middenstand. Ten tweedeieder mensch heeft af en toe behoefte aan ontspanning-; de gelegenheid daartoe bieden de groote steden voortdurend in schouwburg en bisoscoop; Ter Neuzen mist deze grootendeelsderhalve moet de kermis dit tekort of gebrek aanvullen. We kunnen, bij het wegen dezer beide ar gumenten, tot geen andere conclusie komen, dan deze, dat ze zeldzaam oppervlakkig en eenzijdig zijn. Het eerste argument, met veel ijver door de heeren De Ridder en Nolson naar voren gebracht, is al zoo oppervlakkig mogelijk. Die heeren volgen deze redeneering Bij gelegenheid der kermis komt er veel geld onder de menschen, vreemdelingen doen dan bun inkoopen, enz. Verneemt men zoo'n redeneering, dan zou men bijna geneigd zijn te meenen,menschen uitden tjjd der middeleeuwen te hooren, toen aan de jaarlijksche messen of missen verbonden werden groote jaarmarkten met enormen toevloed van kooplui, die dan hun fijnste en vreemdste waren uitstalden, om een ieder in de gelegenheid te stellen, inkoopen te kunnen doen of handelsbetrekkingen aan te knoopen. Zijn nu de heeren werkelijk van oordeel, dat daarvoor nu nog kermis noodig is? Wie koopen wil, hoeft niet naar Ter Neuzen, nommer één; en behoeft dat dan in elk geval niet ter gelegenheid der kermis, nommer twee. Wat een leuterpraat toch, heel dat argument dat de kermis zoo voordeelig is voor den middenstand. Juist omgekeerd blijkt immers, dat de middenstand er de nadeelen van onder vindt. De winkelier, moet maar wachten op zijn geldhet is immers kermisDat is de rêdeneering en de practijk, die wordt gevolgd. Als waarlijk de kermis een zoo bij uitnemend heid uitstekend middel is, om den middenstand er boven op te helpen, dan mogen de heeren wel eens bedenken in welk een dwaze wereld men dan, bijv. in de groote steden toch nog leeft. Wat heeft men daar zien gebeuren? Dat in de eene stad na de andere de kermis, en heusch niet bij partij-meerderheidis af geschaft. Zou men daar inderdaad de bevoordeeling en de krachtig-making van den middenstand als een onder geschikt punt behandelen en verwaarloozen Bij dit gelegenheids argumentje van de heeren voorstanders van de kermis kunnen we ten slotte de vraag niet weerhouden, of, waar de kermis zulk een doeltreffend middel heet tct opheffing van den middenstand, hun ook eenig artikel eener middenstandscongres bekend is, dat aandringt op in-het-leven-roepen óf instandhouden der kermis? En zoo niet, zouden ze dan op hun gloed nieuwe economische uitvinding maar niet octrooi vragen Het zou evenwel kunnen zijn, en we wagen de onderstelling met zekeron schroom, dat dit paradepaardje alleen van stal werd gehaald ten believe en ten gerieve van een zeker soort, een zekere klasse dier lieden, welker belangen hun zoo na aan het harte schijnen te liggen. Want, als een paal boven water, staat het vast, dat de kermis ontegenzeggelijk en on- wedersprekeljjk van groot voordeel is voor degenen, die bij den drankhandel zijn be trokken. Stel u een kermis voor met kroegsluiting Het dierbare middenstands argument schijnt wel in 't bijzonder gepast voor heeren kaste leins. Zoo meenen we gerechtigd te zijn tot de uitspraak, dat het eerst aangevoerde argument is oppervlakkig en éénzijdig. En daarom is het een valscli argument. Het snijdt geen hout. Wat het tweede argument betreft, we hopen er in ons volgend nommer ook nog even nader op in te gaan. V Zaamslag. Wat. in Zaamslag bij de laatste gemeente raadsverkiezing plaats greep, is zeer betreu renswaardig. Daar viel bij de herstemming het aftredend anti revolutionair lid uit. En zijn plaats zal worden ingenomen door een „wilde". Rechts heeft derhalve in Zaamslag een zeer ernstig verlies te boeken. Het aantal rechtsche leden is met één ver minderd. Daardoor staat de Raad feitelijk op het doode punt. De heer Koopman is wel oorspronkelijk door een groep rechtsche kiezers gesteld, maar kan toch kwalijk bij Rechts worden gerekend. In ieder geval staat hij buiten het partij verband. Het moet toch wel de uiterste verbazing wekken, indien men ziet, hoe eerst de heer Koopman zich candideeren liet door een club daarna zelfs, toen de zetel van een aftredend rechtsch in gevaar kwam, toch zijn candidatuur handhaafde en ten slotte werd gekozen dooi de hulp der liberalen. De houding door den heer Koopman aan genomen, is kortweg ergerlijk. En practijk en, als thans in Zaamslag werden toegepast, zijn er opgericht om het organisch leven onzer partij te ontzenuwen. De verantwoording blijft voor degenen, die, uit welke oorzaak dan ook, aan dit onwaardig spel hebben meegedaan. Meene men toch niet, zooals in ongeteekende advertenties in de „Tem. Ct." en in onge teekende strooibiljetten werd beweerd, dat de heer Koopman gekozen moest worden, en ook is, als arbeiderscandidaat. Dat is maar een trucje uit een donker hoekje. Hier werkten, maar natuurlijk in het duister, andere drijfveeren. Het moet voor den heer Koopman een eigenaardige gewaarwording zijn, als hij straks zijn plaats inneemt, te bedenken, dat die zetel listiglijk ontwrongen is aan iemand met wien hij zich, krachtens zijn beginsel eensgeestes moest wetendat hij dien zetel voorts te danken heeft aan de hulp der liberalen. Welk beginsel zal hij nu in den raad ver tegenwoordigen Van elk een beetje? V Axel. In Axel dreigt het gevaar, dat niet minder dan twee a.-r. zetels verloren gaan. Die van wijlen den heer Dregmans en die van den heer J. de Feijter. Intusschen zijn de stemmencijfers niet ont moedigend. De lieer A. de Ruijter kwam reeds dadelijk hooger dan in 1915. Beseffe thans elk man van rechts in Axel toch, waarom het gaat. Geen stemmetje mag verloren gaan. 'tVerlies van twee zetels kan heusch niet lijden. Als één man stemme daarom gansch rechts Axel a.s. Vijdag op de H. H. DISTRIBUTIE VAN HUISBRANDKULEN EN TURF. VASTSTELLING VAN RANTSOENEN. De door de Brandstoffen-commissie volgens het distributiestelsel voor brandstoffen ver zamelde gegevens zijn thans door de Rijks- Kolendistributie verwerkthet resultaat is als volgt Groep A. (Particuliere personen) omvat: klasse Iwoningen met 1 haardstede 400,000 gezinshoofden klasse Iawoningen met 1 haardstede met kookgas 215,000 gezinshoofden klasse II: woningen met 2 haardsteden 365,000 gezinshoofden klasse Hawoningen met 2 haardsteden met kookgas 235,000 gezinshoofden klasse III woningen met 3 haardsteden 153,000 gezinshoofden klasse IV woningen met 4 haardsteden 51,000 gezinshoofden klasse V woningen met 5 haardsteden 25,000 gezinshoofden klasse VIwoningen met 6 haardsteden 10,200 gezinshoofden klasse VII woningen met 7 en meer haard steden 14,600 gezinshoofden klasse VIII: woningen met centrale ver warming 8800 gezinshoofden. Groep B. (groote magazijnen, winkels, parti culiere kantoren) omvat klasse I en Ia: 1 haardstede 12,700 per- ceelen klasse II en Ila: 2 haardsteden 12,600 perceelen klasse III: 3 haardsteden 6600 perceelen; klasse IV: 4 haardsteden 3000 perceelen; klasse V 5 haardsteden 1450 perceelen klasse VI: 6 haardsteden 850 perceelen klasse VII7 en meer haardsteden 1325 perceelen klasse VIII: centrale verwarming 1500 perceelen. Voor groep C (Openbare gebouwen (niet voor publieke vermakelijkheden) ziekenhuizen, rijks-,,gemeente- en provinciale kantoren, ge stichten van weldadigheid of algemeen nut, kerken, gevangenissen, kazernes, scholen, hotels en restauranis) en D. (Gebouwen voor publieke vermakelijkheden) is als behoefte opgegeven in totaal 360,000 ton. Groep A. Basis voor de vaststelling van de rantsoenen is de hoeveelheid, welke klasse I (de woningen met 1 haardstede) gedurende het stookseizoen (1 October1 April) bij een normalen winter en bij een tot het uiterste doorgevoerde zuinigheid behoeven. Deze hoeveelheid wordt bepaald op 10 H.L. steenkool, (onder steenkool te verstaan kachel- koleu, anthraciet en eierbriketten). Klasse Ia ontvangt dezelfde hoeveelheid, terwijl klasse I tot 1 October nog zoo noodig tot een maximum van 2 H.L. kan ontvangen (dit echter niet in mindering van rantsoen volgens brandstoffenkaart). Uitgaande van het feit, dat klassen II en Ila als regel niet meer dan één kachel zullen stoken, ontvangen klassen II en Ila zeer weinig meer dan klassen I en Ia. De rantsoenen worden als volgt klasse 110 H.L. (event, vóór 1 Oct. 2 H.L. toeslag) klasse Ia 10 H.L. klasse II12 H.L. (event, vóór 1 Oct. 2 H.L. toeslag); klasse Ila 12 ILL. klasse III: 22 H.L. klassa IV 30 H.L. klasse V 36 H.L. klasse VI42 H.L. klasse VII48 H L. Het systeem is, dat in het algemeen de klassen 1, Ia, II en Ila geen kolen ontvangen vóór 1 October, maar dpor de Brandstoffen- commissies voor haar de noodige kolen worden gereserveerd. Deze worden dan geregeld vanaf 1 October a.s. bij kleine hoeveelheden ver strekt. Voor de klassen Ia en Ila wordt het koken op gas niet op het rantsoen in mindering ge bracht. Wel bij de klassen III en hooger en wel voor het tijdvak 1 Mei1 October pol maand 1 H.L., steenkolen. Op gas kokend, bedraagt dus het rantsoen voor klasse III 17 II.L., voor klasse IV 25 H.L., enz. De distributie van gas voor verwarming gedurende het stookseizoen (1 Oct.1 April) vormt een onderdeel van de brandstoffendistri butievoor het gebruik van een gaskachol of gashaard wordt van het rantsoen 6 H.L. afge trokken. Getracht zal worden aan de Klassen III en hooger vóór 1 October a.s. een deel van het rantsoen te verstrekken echter eerst nadat door de Brandstoffen-commissies voor klassen I, Ia, II en Ila een evenredig deel van' de winterbehoefte is gereserveerd. Voor klasse VIII (centrale verwarming) wordt het rantsoen bepaald op de helft van het gebruik gedurende het vorige stookseizoen. Geroep B, C en D. Voor deze groepen dienen do rantsoenen te worden bepaald op 75 pCt. van de voor het stookseizoen 1917/T8 opgegeven behoefte. In de eerste plaats dier.t thans door de Brandstoffen commissie te worden voortgegaan om aan groep C. oen gedeelte van haar rant soen te verstrekken, daarna aan de groepen B. en D. Met de bovenstaande regelen tot leiddraad moeten thans de brandstoffen-commissies on middellijk voor iedere persoon of instelling, behoorend tot een der vier groepen, de brand stoffenkaart het rantsoen vermeldend uitschrijven. Iedere brandstoffen commissie kan alsdan overzien, welke hoeveelheid zij tot 1 April a.s. noodig heeft en de Rijks-Kolendistributie zal dan het mogelijke doen 0111 deze hoeveel heden te doen leveren. Vóór 4 Augustus a.s. dient thans elke brandstoffen-commissie aan de Rijks-Kolendi- stributie de navolgende opgaven te verstreken Noodig voor groep A tot 1 April 1918 Noodig voor groep B tot 1 April 1918:.... Noodig voor groep C tot 1 April 1918:.... Noodig voor groep D tot 1 April 1918:.... Hiervan door brandstoffen commissie, gedistribueerd vanaf 1 Mei 1917 tot. Augustus 1917 In voorraad op 1 Augustus 1917 (gespecificeerd in soorten) Inmiddels wordt tot het uiterste doorge voerde zuinigheid dringend aanbevolen de voor de klassen III en hooger thans vastgestelde rantsoenen staan alleen wat het minimum van 12 H.L. betreft, vastimmers eerst zal voor het minimum rantsoen van ieder en de voorziening van de groepen B. C en D worden gezorgd. Men vergete verder niet, dsjt voor de rantsoenen noodige hoeveelheden, ook niet ten deele, bij de brandstoffen-commissie in voorraad zijn, maar dat de brandstof voor het grootste deel nog in Limburg moet worden gedolven en uit het buitenland moet, worden ingevoerd. Verhooging van de rantsoenen van klassen III en hooger is uitgesloten. Zij zijn gebaseerd op de tegenwoordige productie uit Limburg ad 225,000 tot 550,000 ton per maand en den aanvoer uit Duitschland van ca. 350,000 ton per maand. Om deze hoeveelheden te kunnen verstrekken, dient de industrie zich thans niet alleen tot het uiterste te beperken, maar zal wellicht een of andere taak van industrie geteeltelijk moeten worden stopgezet. Wel ligt het in het voornemen, deze rantsoenen ook dan nog te handhaven, ten nadeelc van de industrie in eigen land mocht teruggaan Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. EN

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1917 | | pagina 1