Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Binnenland.
Buitenland.
1448.
Zaterdag 14 Juli 1917.
Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,101
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Provinciaal Comité.
De Buitengewone Vergadering van het
Provinciaal Comité van Anti Revolutionaire
Kiesvereenigingen in Zeeland, te houden te
Goes op Woensdag 18 Juli 1917 in „De Prins
van Oranje", zal niet aanvangen des voor-
middags te half twaalf, maar
Namens het Moderamen,
De Secretaris,
HEEMSKERK.
TWEE MAASSLUISCHE LOGGERS TOT
ZINKEN GEBRACHT.
De stoomtreiler „Holland III" heeft Dinsdag
middag te IJmuiden de 24 opvarenden aange
bracht van de twee Maassluische loggers
Handel en Visscherij „MA 103", van de reederij
H. J. van Kossem, en van de Piet Hein „MA
16", van de N. V. Reederijkantoor v/li M.
Dirkzwager Gzn., welke beide loggers Vrijdag
middag te 5 uur door een Duitsche duikboot
op 56" 50' N.B. en 5° 20' O.L. (deze opgaven
volgens de journaals der schippers) met brand
bommen tot zinken zijn gebracht. De opvarenden
hebben 70 uren in de booten rondgedreven en
werden eerst Woensdagmorgen nabij het
lichtschip „Doggersbank Zuid" door den
"IJmuider treiler aangetroffen en opgenomen.
Allen zijn ongedeerd.
Volgens verklaring van den duikbootcom-
mandant zouden de loggers zich hebben bevonden
15 mijlen binnen het versperde gebied, welke
bewaring door beide schippers, die nog pas
gelood hadden en 35 vaam water hadden be
vonden, ten stelligste werd ontkend. De duik-
bootcommandant weuschte niet in te gaan op
het verzoek van een officier van den onderzeeër
om een nader onderzoek in te stellen naar de
juiste plaats.
DE BELGISCHE VLUCHTELINGEN.
Blijkens een Regeerings-Nota is het aantal
vluchtelingen, dat thans (Juli 1917) in Neder
land verblijft niet met stelligheid op te geven.
Naar ruwe schatting zullen er vermoedelijk
ongeveer 30.000 a 40.000 door de Regeering
ondersteund worden. Daarvan zijn er in de
vluchtoorden te Nunspeet 6902, te Uden 6233
en te Gouda 1210. In verband met het hier
boven medegedeelde over de ruimte in de
vluchtoorden en ter verduidelijking, diene dat
te Nunspeet en te Uden ook vele gezinnen
van Nederlandsche arbeiders, die uit Duitsch-
land overkwamen zijn gehuisvest.
Samengevat zjjn alle uitgaven ten bate van
's Rijks kas voor de vluchtoorden en de
ondersteuning buiten de vluchtoorden tot einde
van Juni 1917: f20.600.000.
Deze kosten kunnen niet (zooals die van de
geinterneerden) van de Belgische regeering
teruggevorderd worden.
LOOPGRAAF GEWEREN"
Naaa de „Avp." verneemt, zullen aan de
korpsen worden verstrekt z. g. loopgraafge
weren, d. z. geweren met een verlengde kolf,
voorzien van 'n periscoop waarmede uit stel
lingen kan worden [gevuurd, zonder dat de
schutter zijn hoofd boven de dekking behoeft
uit te steken om het doel te zien. Een oefening
met deze geweren is bevolen
DE OORLOG.
Door Majoor E. Moraht, Berlijn.
Het groote Fransch-Engelsche voorjaars
offensief is ten oosten en ten westen van
Reims, zoomede bij Arras, in het niet gezonken.
Aan den Italiaanschen aanval, alsook aan het
vijandelijke Orient leger is een zelfde lot ten
deel gevallen. Een zomeroffensief van den
tegenstander verlamde reeds in den aanvang
dicht ten oosten van de voormalig-Duitsche
Wytschaete-bocht, terwijl Frankrijk sedert het
aftreden van Nivelle niet besluiten kon tot
het weder opnemen van het doorbraaksinitia-
tief. Sedert het ontstaan dezer vermeerderde
activiteit, die op 9 April 1917 een begin nam,
en thans bereids bijna een kwartaal duurt,
liooren wij onze tegenstanders de vraag stellen,
of het oogenblik voor een Duitsch offensief
gekomen is. Hierin komt een bezorgdheid
voor het toekomstig verloop van den oorlog,
alsook eene ontevredenheid met de verkregen
eigen resultaten tot uitdrukking, en bovendien
verraadt het een gevoel van zwakte, dat zich
in de FranschEngelsche formule: „Het kan
zóó niet langer gaan" laat samenvatten. Doch
ook van Duitsche zijde wordt de vraag naar
een offensief opgeworpen. Zoo kon men
kortelings van de hand van een militairen
schrijver het navolgende lezen: „Doch ééne
opvatting schijnt toch gerechtigd, namelijk, dat
de legerleiding der Centrale Mogendheden bij
een voortdurend welslagen onzer verdediging,
het tot dusver gevolgde defensief voor eene
tegenovergestelde tactiek zou kunnen ver
wisselen." Het vraagstuk is overigens van
voldoende gewicht om ook diegenen, die „een
vrede tot iederen prijs" wenschen, en daar
mede toonen het wezen van dezen oorlog niet
te kennen, belang in te boezemen.
Graaf Schhessen, de geniale opvolger van
den Veldmaarschalk von Moltke, heeft eens
over zijn voorganger sprekende, het navolgende
gezegd: „Hij hield zijnen eeuwig rustigen blik
voorwaarts gericht, en kende de toekomst,
niet als een ziener of profeet, doch als iemand,
die geleerd heeft uit het boek van het Ver
leden te lezen, wat komen zal, en wat komen
moet Toen Generaal Koeropatkin, tij
dens zijn leiderschap in den Russisch-Japan-
schen oorlog eindelijk het besluit had geno
men, de Japanners ernstig weerstand te bieden,
geschiedde dit met een overmacht van 50,000
man en 240 kanonnen.
In zijne „Bedragen tot de psychologie van
den oorlog" herinnert Freytag-Loringhoven
verder aan de dagen van Liaoyan, en voegt
hieraan de beschouwingen van een voortref
felijk beoordeelaar van den oorlog toe.
Hoe staat het thans bij ons'in het Westen?
Tegenover millioenen legers, van eene over
machtige getalsterkte, hebben wij onsjarenlang,
en thans weder in eene verdedigingslag van
maanden strategisch kunnen handhaven. Echter
moeten wij ons de vraag stellen of wij tezijner-
tijd eene dermate overmachtige getalsterkte
op de been kunnen brengen, als toch nood
zakelijk is. Zouden de Duitsche troepenonder
deze omstandigheden niet het gevaar loopen
„vermoeid" en „zonder feitelijke aanvalskracht"
voor het doel te blijven steken? Wij houden
niet van aanvallen, die geen zekere kans op
welslagen bieden. Wij eindigen niet gaarne
met een terugtocht, zooals eens het Russische
millioenen legers, en het Engelsch-Fransche
leger bij zijne aanvallen in 1914. Meer geven
wij er de voorkeur aan onze strategische
operaties met eene vervolging te besluiten,
zooals in Masoeren, Polen, Litauen, Servië,
Albanië en Roemenië. Men moet hierin echter
geen gebrek aan ondernemingsmoed zien.
Want deze is tot op den huidigen dag, in den
grooten oorlog der techniek, die de wereld
tegen ons voert, nog steeds de basis van iederen
strijd, zoowel in de verdediging als bij den aanval.
Ook kennen wij geene waarde toe aan eene
zoogenaamde „ongemoeide terugtocht," zooals
de Russen, volgens Engelsche aanwijzigingen,
voortdurend omtrent hunne vlucht in 1915
moesten melden.
Is de verdediging nooit ons uitsluitend doel,
de aanval is dit ook niet. Wij trachten steeds
naar het bereiken van eenig militair en
militair-politiek doel. Het voeren van eene
strategie waaiyjan overmatige eerzucht ten
grondslag ligt zou niet in overeenstemming
zijn met den ernst en het verantwoordelijk
heidsgevoel der Duitsche legerleiding. Tot
welke gevolgen eene krijgskunst leidt, waarbij
de aanval als uitsluitend doel geldt, blijkt uit
het lot, dat aan het voorjaarsoffensief, dat
generaal Nivelle ten oosten en ten westen
van Reims ondernam, ten deel is gevallen.
Honderdduizende soldaten, zooals voor Frank
rijk, Engeland en Italië in het afgeloopen
kwartaal hebben gebloed, wil het Duitsche
legerbestuur niet op zijn geweten hebben. Wij
schatten de sterkte van den tegenstander
juister* dan hij ons en onze bondgenooten.
Terwijl men dan ook thans in het kamp van
den tegenstander de grootste moeite heeft,
het gezonken vertrouwen in de legerleiding
aan te wakkeren, is daarentegen het ver
trouwen den Centrale Mogendheden op
Ludendorff en Hindenburg slechts toegenomen.
Wij weten dat zij onze kracht niet over
schatten.
Waar onze legerleiding tot dusver nog niet
lot een groote offensief in het Westen besloot
heeft zij zich rekenschap van gegeven, dat
onze algemeene toestand den beslissenden aan
val te land nog niet vereischt. Onze marine
voert den aanvalsoorlog' en'wel met een zeer
positief resultaat. Ook op politieke overwe
gingen behoeven wij niet hals over kop tot
het offensief over te gaan. Dat zou gelijk
staan met dobbelspel. Kleine successen,
waaronder ik in de lijn van het geheel ook
het optreden van meerdere divisies zou willen
verstaan, kunnen wij iederen dag hebben.
Deze kleine plaatselijke uitkomsten zoeken
wij, en hebben wij ook noodig om aan het
aanvalselement voedsel te geven, zonder het
welk ten slotte iedere verdediging verlamt.
Doch offensieven, die niet absoluut doortastend
zijn, worden door ons vermeden. Naast de
zekerheid van een bloedoffer moet ook de
gewisheid van een groot succes staan. Ook
onze legerleiding verstaat, evenals Moltke,
die hare leermeester is, de kunst in het
boek van het Verleden te lezen. De wereld
oorlog is eene nog ongeschreven geschiedenis,
doch de mannen van het leger, die in Duitsch-
land de geschiedenis maken, lezen niettemin
uit de losse bladen van den dag, „wat komen
zal en wat komen moet."
BERLIJN, 11 Juli, Wolff.) Officieel. Leger
groep RupprechtIn het duinvak, dat door
het marine korps wordt bezet gehouden, hebben
gisteren afdeelingen beproefde mariniers, na
een stelselmatige en werkzame vuurvoorbe-
reiding, de verdedigingsstellingen tusschen de
kust en Lombartzijde, die door de Franschen
zeer sterk waren aangelegd en kortelings
door de Engelschen warer. overgenomen be
stormd.
De vijand is over den IJser geworpen.
Ruim 1250 gevangenen, o. w. 27 officieren,
zijn ingeleverd.
De Engelsche verliezen in de streek tusschen
de zee en de rivieren zijn zeer hoog. De buit
is nog niet geteld. Wederom hebben onze
vliegers, niettegenstaande den hevigen storm,
krachtdadig bijgedragen tot het volledige
succes van den dag.
Bij de andere legers op het Westelijke front
is tengevolge van het regenweer de gevechts
bedrijvigheid beperkt gebleven.
Verkenningsondernemingen van Saksische,
Rijnlandsche en gardetroepen bij Reims, in de
Oostelijke Argonne en tusschen Maas en
Moezel hebben goede resultaten opgeleverd.
Philip Gibbs beschrijft in de Daily Chronicle"
een episode uit den strijd bij Avion, in welken
deze voorstad van Lens door de Canadeezen
werd veroverd.
„Tijdens een hevig onweder, dat zijn donder
slagen en zijne bliksemschichten op angst
wekkende wijze paarde aan het tnmult en de
vlammen der zware kanonnen, begon een
kleine slag om Lens heen en ten zuiden van
Ik zag het begin van den slag en bleef het
vreeselijke kanonvuur aanzien, totdat de
duisternis en zware wolkbanken deze mijn
werkerssteden onzichtbaar maakten, waarin
menschen tusschen de barstende granaten
met elkander vochten. Dat begin was angst
wekkend en men voelde in de ziel de ellende
van dit ontzettende treurspel, getroffen door
de vreemde atmosferische verschijnselen en
die aangrijpende mengeling van donderslagen
en artillerievuur.
Ik stond een poos naast „Oud grootmoe
dertje", een van onze geweldige houwitsers
en zag haar met hevige schokken vlammen
blazen uit haar groote stalen snuit, waarop
dan dreuningen volgden, die iemand het hoofd
van de romp leken te scheuren. En dan een
hoog klokkend geluid als de monsterachtige
granaat wegvliegt naar de. vijandelijke stel
lingen.
Maar op een uur, waarop in deze zomer
dagen de zon anders helder en warm schijnt
op de roode daken van de mijnstad, begon
de lucht vreemd donker te worden. De at
mosfeer was stil. De blauwe schemering kroop
over het landschap. De boomen van het
Zwaluwenbosch en de torens van Lens werden
zwart. De ruïnes, verwog achter Vimy die
van Souchez en Ablain St. Nazaire zagen
er spookachtig wit uit.
Graten van onze zware houwitsers, die nu
achter ons waren, vlogen over onze hoofden
heen met een geluid zooals kometen met lange
staarten moeten maken. Ik zag ze in Avion
en Lens uiteenbarsten, en massa's zwarte
rook verspreiden.
In de stille lucht klonk het gezoem van
vele machines. De duister wordende lucht
was vol zwarte stippen, Engelsche vlieg
machines, die boven Avion en Lens verken
ningstochten uitvoerden.
Het was toen precies zeven uur. Onze
kanonnen hadden bijna opgehouden te vuren.
Hier en daar heerschte langs het slagfront
een vreemde, onheilspellende stilte, slechts
onderbroken door een enkel schot of het
snerpend gegil van een Duitschen chrapnell,
of een doffen slag van een niet-ontploffend
Duitsch projectiel.
Het was bijna donker geworden. De kleine
Souchesrivier was niet blauw meer. Lens en
Avion waren door hel duister opgeslokt.
Een lange rollende donderslag deed den
hemel trillen en de bliksemschichten zigzagden
boven de Vimy hoogten en lieten de openge
scheurde aarde wit glanzen. En toen kwam
een woeste regenbui opzetten.
Inlusschen was het tien minuten over zeven
geworden en wij hadden gehoord, dat de slag
om zeven uur zou beginnen. Misschien was
hij uitgesteld. Maar juist op het oogenblik
begon het.
Eerst een geweldig gedreun van onze
kanonnen, niet alleen achter ons. maar ook
ver weg naar rechts en links. Massa's granaten
vlogen over ons heen. Ver weg om Lens heen
ontploften zij met hoogopslaande vlammen en
veroorzaakten er branden.
Buiten de Cito des Moulins, aan den weste
lijken zoom van Lens, steeg een lange keten
van gouden fonteinen op, alsof er kleine mijnen
waren opgeblazen en daarna niets dan een
hooge bank van witte, ondoordringbare rook.
Het Zweedsche blad „Aftonbladct" van 3
Juli bevat eene interessante beschrijving van
de nieuwe Duitsche reuzenduikbooten, die,
naar het blad meldt, eene lengte moeten
hebben van 140 M., terwijl de grootste breedte
11,3 M. bedraagt; de diepgang boven water
7,35 M., en onder water tot aan den top van
den uitzichttoren 9,5 M.
De waterverplaatsiug zou 5,500— 6,500 ton
bedragen, zoodat Aftonbladet" dan ook wel
terecht spreekt van onderzeekruisers. De
motoren voor de beweging boven water ont
wikkelen eene kracht van 20,000 H.P., terwijl
de electroinotoren voor de beweging onder
water 5,000 H.P. sterk zijn. De snelheid boven
water wordt op 28—30 knopen berekend en
die onder water op c.a. 15 knopen. Het
aantal torpedobuizen is tot 40 verhoogd,
waarvan er 18 aan iedere zijde zitten, 2
vooruit en 2 achter.
Het aantal torpedo's, dat bij iedere expeditie
kan worden meegenomen, bedraagt ongeveer
76, wier kaliber 45 c.M. bedraagt. Bovendien
zijn deze duikbooten ingericht voor het leggen
iOil IVO (f )Q
des namiddags te half twee.
Is het oogenblik voor een Duitsch offensief
gekomen.
Over den IJzer.
De strijd om Avion.
Oppy-
De nieuwe reuzenduikbooten.