Antirevolutionair
voor
nieuws» en Advertentieblad
Zeeland.
Binnenland.
Sm. 1429.
Woensdag 9 Mei 1917.
14" Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LIT'iOüIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIÊN:
Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzeifde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
V Woningbouw.
Het woningvraagstuk heeft op Prinsessedag
onze vroede vaderen in Ter Neuzen weder
eenige uren bezig gehouden.
In behandeling was een „ontwerp-besluit
tot vaststelling van een bouwplan en in ver
band daarmede voorloopige goedkeuring van
plannen en teekeuingen tot onteigening van
grond in het belang der Volkshuisvesting.
Daarover zijn heel wat woorden gevallen.
De voorzitter meende te kunnen vaststellen,
dat, verklaarde de Raad zich vóór, daarmede
nog niet ten principale werd uitgemaakt, of
dan tot onteigening zal worden overgegaan
of niet.
Dit lijkt ons een redeneering, die geen steek
houdt.
Wie a zegt, moet ook b zeggen.
En wie zich thans in den Raad vóór ont
eigening uitsprak, moet straks zijn woord niet
eten.
De heer Dees wees daar terecht opeven
als de heer D. Scheelc.
Ook de overweging, dat het onteigende ter
rein niet uitsluitend voor woningbouw zou
behoeven te worden gebruikt, is, dunkt ons,
niet juist.
De oneigening geschiedt in het belang der
volkshuisvesting en wordt dan ook op dien
grond uitgesproken. Een Mulo-school daarop
te stichten zou waarlijk van averechtsche op
vattingen blijk geven.
Trouwens, daar zijn de heeren ook nog niet
aan toe.
Dien zal eerst een volledige H. B. S. door
het Rijk moeten zijn overgenomendaarna
kan de vraag naar een Mulo-school pas ter
sprake komen.
Waarschijnlijk was dit, maar een proef-
balonnetje, dat werd opgelaten.
Door de thans genomen beslissing heeft de
Raad zich zedelijk gebonden, zonder meer, om
tot onteigening uitsluitend ten behoeve der
volkshuisvesting over te gaan.
In verband daarmee is onzerzijds vroeger
reeds opgemerkt, dat dit heele plan wel een
mooi ding kan zijn, doch dat men rekening
moot houden met de financiën.
En nu kunnen wel groepeeringen van cijfers
gemaakt worden, die den toestand véél
schooner voorstellen, dan hij is, daarmede
bereikt men niets anders, dan dat de teleur
stelling later te grooter is.
Feit is, dat de lasten in Ter Neuzen
zwaar zijn.
Feit is, dat het beroemde „onding" jaarlijks
een dikke tienduizend gulden verslindt.
Feit is ook, dat de ervaring nu toch wel
geleerd heeft, hoe gevaarlijk het is, groote
dingen te doen zonder op de finaucieele zijde
der zaak te letten.
„Spring niet verder, dan uw stok lang is,"
is een waarschuwing, die ook gelden mag, als
er sprake is van het besteden der belasting
penningen.
En daaromtrent moet in de allereerste
plaats gerekend worden.
Was te voorzien, dat Ter Neuzen een bloei
ende toekomst tegenging; dat belangrijke uit
breiding te wachten stond, wijze voorzorg zou
dan ,het financieel bezwaar minder kunnen
doen wegen.
Maar zoo staan de zaken niet.
En we kunnen den tegenstemmers niet
anders dan gelijk geven, dat ze zóó ïiun stem
uitbrachten.
Bij hen zat niet de bedoeling voor, zich
per sé tegen bevordering der goede volkshuis
vesting te kanten, maar wel deze de tering
naar de nering te zetten.
V Hebben de Raadsleden óók een
roeping
Het debat in Terneuzens Raad op 30 April
geeft ons aanleiding op iets te wijzen, dat
o. i. niet van belang ontbloot is.
Aan de orde was het woningvraagstuk.
En nu trof ons, hoe de heer Geelhoedt eerst
begon eenige vragen te Hoen aan den voor
zitter omtrent deze zaak, waaruit bleek, dat
deze volksvertegenwoordiger zich de moeite
niet had gegeven, haar eens ernstig te be-
studeeren.
Eveneens kwam de heer Waalkes later met
een paar vragen, die hij voor zich zelf had
kunnen beantwoorden.
Wanneer ingrijpende zaken aan de orde
komen, zaken, waarmee groote uitgaven en
beginselen gemoeid zijn, mag toch worden
geëischt dat de Raadsleden eerst grondige
studie ervan hebben gemaakt, te meer waar
deze zaak nu reeds een jaar aanhangig is.
Het is een heel gemakkelijke manier den
Voorzitter maar eenige uitspraken te ontlokken
en zich daaraan vast te klampen om een
achterdeurtje -open te houden.
Zoo verklaarde de heer Geelhoedt, dat hij
nota nam „van de pertinente verklaring van
den Voorzitter dat de leden door het thans
te nemen besluit nog hun volle vrijheid van
handelen behouden" enz.
Dat is geen houding, een Raadslid waardig.
Laat ze uit eigen oogen zien.
Ieder lid is verantwoordelijk voor zijn eigen
siem niet de voorzitter voor hèrn.
Waar is men anders raadslid voor?
Ligt voor een raadslid niet de roeping, zélf
zich met de zaken op de hoogte te stellen?
Gewis, en vooral, waar het zulke belangrijke
onderwerpen geldt, als die nu aanhangig
waren.
De voorzitter moge dan verklaren „steeds
te zullen trachten in opvoedenden zin de leden
te winnen voor zaken, die naar zijn meening"
(heel subjectief gesproken„goed zijn", we
mogen toch verwachten, dat de Raadsverga
dering geen school worde, waarin de voor
zitter de rol van onderwijzer, en de Raadsleden
die van kinderen vervullen.
Raadsleden gelooven niet op gezag.
Ik ben het, vreest niet.
Neen, jongren, al moog' ook de storm om u
[loeien.
Zij zwak ook de steun, dien het scheepje u
[biedt,
Ai moog' het gevaar met het oogenblik groeien,
U nadert de Heiland, Hij is het, vreest niet!
Neen, Christen, al moog' u de wereld ver-
[varen,
Al zucht gij bij wat gij rondom u al ziet,
Reeds wandelt de Heer op de bruisende baren,
U nadert de Heiland, Hij is het, vreest niet
Zij donker de nacht van deez' droevige tijden,
Al schijne geen ster in het duister verschiet,
Weldra zal de Heer door Zijn komst u ver
blijden,
U nadert de Heiland, Hij is het, vreest niet!
Moog Satan u kwellen met drukkende zorgen.
Al fluistert zijn stem, dat de Heer u verliet,
Werp weg al uw angst, want reeds schemert
[de morgen,
U nadert de Heiland, Hij is het, vreest niet!
GeïllChr. Scheurk.
Voorhoeve).
REDE VAN Mr. TH. HEEMSKERK.
Een belangrijke rede hield Mr. Heemskerk
te Haarlem. De N. R. C. bevatte het volgende
verslag er van
Mr. Th. Heemskerk, lid van den Raad van
State, heeft te Haarlem een redevoering over
Orde en Verwoesting gehouden, op uitnoodi-
ging van de gereformeerde jongelingsvereeni-
ging aldaar. Mr. Heemskerk wees er op, dat
bet vreemd was, dat hij in zijn tegenwoordigen
werkkring als spreker optrad, maar bij doet
dit hier, zonder eenige politieke bedoeling.
Na omschrijving van de begrippen orde en
verwoesting, paste mr. Heemskerk deze be
grippen toe op den huidigen wereldoorlog.
Hij deed opmerken, dat, wanneer men elkan
ders rechten eerbiedigt, er is een ruilhandel
tusschen de volkeren en een samenwerking
aan de gemeenschappelijke welvaart, orde op
internationaal gebied. Nu echter is die orde
verbroken en valt een verwoesting waar te
nemen. Jarenlang echter waren naar zijn
meening de kiemen van wanorde aanwezig
anders zou er nu niet een verwoesting zijn
ontstaan.
Een van de voornaamste kiemen van wan
orde was naar het inzicht van spr. de welvaart
op economisch gebied die er in Duitschland
was. Dat maakte, dat een concurrentie op
handelsgebied en van nijverheid den toestand
ging beheerschen. Een concurrentie, die
ongebreideld voortging.
Een andere kiem van wanorde was, dat de
landen groote legers gingen vormen en de
krijgslieden zijn in den regel oorlogszuchtig.
Men zegt wel eensde beerschers willen den
oorlog en laat' maar het volk beslissen, dan
zal er geen oorlog komen. Maar spr. gelooft
daaraan niet. De menscblmid, aldus spr. zit
vol van kiemen van haat, nijd, afgunst en
tweedracht. Die kiemen schoten welig en
brachten ons do verwoesting, die men nu
aanschouwt. Er is daarbij niet sprake van
een wanbeheer van de vorsten. Amerika is
het land van de democratie en wat nu Amerika
wil, is het verst reikende oorlogsdoel van alle
volken: feitelijk komt het neer op een inmen
ging in de binnenlandsche zaken van den
Vijand. Op den democratischen weg is Amerika,
wat aangaat een oorlogsdoel, het verst ge
komen.
Daar is in den huidigen wereldoorlog een
verwoesting. Verwoesting, betoogde spr., aller
eerst op het gebied van de rechtspraak. Daar
had plaats een schending van neutraliteit van
België door Duitschland. Met het doen treden
van zijn troepen op het gebied van België
ging Duitschland verder dan geoorloofd is.
Wel was er eenige reden toe. Maar er is
niets van gebleken, dat de Belgische regeering
zelf de neutraliteit zou hebben geschonden en
dat dus rechtmatig het Duitsche leger op
Belgisch grondgebied ging. Misschien was
dat strategisch gewenscht; maar men heeft
Parijs niet kunnen bereiken. De neutraliteit
van België had moeten worden géëerbiedigd.
Het in den grond boren van onze graan
schepen door Duitschland kan niet worden
verdedigd, al is dat dan niet opzettelijk
geschied. En met het in beslag nemen van
onze visschersschepen door Engeland is even1
eens een rechtsbeginsel verwoest. Het is nu
in den oorlog geworden meer dan ooit een
strijd niet van overheid tegen overheid, maar
een van volk tegen volk.
Te midden van velerlei, dat lijnrecht tegen
het recht strijdt, is één vast punt en dat is
een eerlijke neutraliteit. En spr. verheugde
zich er in, dat onze regeering steeds een
eerlijke neutraliteit wist in acht te nemen, al
ging dat dan niet altijd zonder moeite. Meer
malen werden door Engeland en Duitschland
handelingen gepleegd, die eigenlijk een casus
belli opleverden. Maar spr. verheugde zich
er over, dat de regeering niet overging tot
een oorlogsverklaring. Want dan had men
het aan beide kanten moeten doen en dan is
het beter, het aan niet een te doen. Wij
moeten aan een eerlijke neutraliteit vast
houden. Er is geen reden voor ons tot
inmenging in den wereldkrijg, een inmenging,
die niets dan schade aan ons kan opleveren.
Verder deed spr. opmerken, dat in ons
volksleven ook kiemen van wanorde aanwezig
zijn en dan dacht spr. aan de verhouding van
staat en maatschappij en den toestand op
economisch gebied in ons land. Hij stelde in
het licht, dat de tijden maken, dat een aantal
maatregelen door de overheid wordt genomen,
die z. i. feitelijk socialistisch zijn, en dat de
staat de maatschappij in zich opslokt. Er is
een uitbreiding van de staatszorg. De maat
regelen van defensie en van mobilisecring en
de millioenen, die de sociale wetgeving vordert,
maken, dat 's lands financiën ernstig worden
bedreigd. En, zeide spr., het kan nog erger
worden, wanneer het mocht komen tot de
invoering van de ouderdomsbedeeling, die men
wel eens staatspensioen noemt een bedeeling
van ouden van dagen van staatswege, die
niet noodzakelijk is, waar er een bedeeling
van een openbaar armbestuur is.
Dat al, concludeerde spr., werkte mede tot
een door hem niet gewenschte verzwakking
van de maatschappij en een opslorping van
de maatschappij door den staat. Hij oor
deelde voorts, dat in ons land het constitutio-
neele leven is verzwakt en in vreemden toe
stand gekomen' en dat de verhouding tusschen
het kabinet en de volksvertegenwoordiging
van dien aard is geworden, dat de normale
werking van liet partijleven is verstoord. Het
leven van de partijen is een verbrokkeling
geworden. Men. is nu in de Kamer in zake
Grondwetsherziening tot een overeenstemming
gekomen, maar, achtte spr., feitelijk is dat
een kunstmatige overeenstemming en eigenlijk
is niemand tevreden over wat is bereikt, want
in het wezen van de zaak is bij die Grond
wetsherziening niet één quaestie tot een
geheele oplossing gekomen.
Na nog over kiesrecht en evenredige ver
tegenwoordiging te hebben uitgeweid, gaf
spr. te kennen, dat de vrede herstel moet
brengen van de vele kiemen van wanorde op
politiek en economisch gebied. Wij echter
kunnen den vrede niet maken, maar moeten
op een handhaving van onze neutraliteit
bedacht zijn. Spr., die de actie naging, die
voor een duurzame» vrede en een internatio
nalen statenbond met een raad van verzoening
wordt gevoerd, meende, dat het voor Nederland
zaak is om met deelneming daaraan zeer
voorzichtig te zijn. Hij betoogde, dat van
velen de leus is, dat de democratie den vrede
zal brengen en erkende, dat de soc.-dem. er
naar streeft om den vrede te brengen. Maar
hij geloofde niet, dat een duurzame vrede, die
in den geest der volkeren zal zijn gevestigd,
nu mogelijk is. Naar zijn meening zal iedere
gedachte aan een duurzame vrede blijken een
illussie te zijn en is de democratie niet een
waarborg voor dien vrede.
Ten slotte zeide mr. Heemskerk, dat er een
recht iii het internationale leven is, dat van
Goddelijke» oorsprong is en dat een wijzen
daarop vruchten kan dragen. Verder dient
men in eigen kring de kracht van de maat
schappij te handhaven, daar een niet hand
haven daarvan wrange vruchten zal opleveren.
Wi; moeten de dingen afwachten, die komen
zullen en inmiddels ten bate van het recht
werken en doen, wat in dezen onze hand
vindt om te doen.
CENTRALISEERING VAN DE LEIDING
VAN IIE'J GOEDERENVERVOER NAAR
HET BUITENLAND.
Er js een wetsontwerp ingediend betreffen
de maatregelen ter eentraliseering van de
leiding van het goederenvervoer naar het bui
tenland.
DE SCHEEPVAART.
Het Neder!. Correspondentie-bureau in Den
Haag meldt
Wij meenen te weten, dat de na 1 Mei nog
in Engelsche havens achtergebleven Neder"
landsche transatlantische stoomschepen gele
genheid znllen krijgen omstreeks de helft van
deze maand naar Nederland terug te keeren.
TARWE EN MEEL AANGEKOMEN.
Het stoomschip „Beukclsdijk"is Vrijdagmid
dag met 8700 ton tarwe en 275 ton meel voor
de regeering van New York te Rotterdam aan
gekomen.
PETROLEUMSCIIIP AANGEKOMEN.
Naar wij vernemen is liet tankschip „Ame
rican' van de Amercan Petroleum Company
uit Amerika te Rotterdam aangekomen met
een lading, welke voor het grootste gedeelte
bestaat uit petroleum en voor een klein ge
deelte uit benzine.
De Toewijzings-Commissies voor Petroleum
en Benzine verzoeken er de aandacht op te
vestiigen, dat deze relatief geringe vermeer
dering van voorraad naulijks aanleiding kan ge
ven tot het toekennen van grootere rantsoenen
aan hen, die tot nog toe voor toewijzing in aan-