Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. De ware Historie van een Scheepje, of„Berouw komt te laat!" FEUILLETON. OMHOOG! No. 1413 Woensdag 14 Maart 1917. 14° Jaargang. Waterleiding Zeeuwsch-Vlaanderen. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Alle stukken, voor de Redactie van dit blad bestemd, te adresseeren „Aan de Redactie van Luctor et Emergo te Ter Neuzen." Aanname van Advertentiën tot 1 uur op den dag der uitgave. Daar was eens een Vereeniging van reeders, die een bestuur hadden gekozen. Vele scheepjes hadden ze reeds varen. Maar met alle was de reederij niet even gelukkig geweest. De Bruno" had hun indertijd nog al wat geld gekost. Maar daar kon men niet over blijven treuren. Andere reederijen zagen ook niet altijd op zulke kleinigheden. Wel waren er onder de leden enkele, die uitentreuren waarschuwden om toch wat voor zichtig te zijn met de dubbeltjes, maar naar zulke menschen behoorde men toch niet al te veel te luisteren. Zulke pessimisten zouden wel eiken maat regel, die geld kost, willen tegenhouden. Aan zwartgallige menschen kan men zich niet altijd storen. Die durven niet. Die wagen niet; die win nen dus óók niet. En bovendien, men moet toch met zijn tijd mee, „De tering naar de nering zetten", mag toch werkelijk een heel verouderde spreekwijze lieeten. Daar ontwaakte in den kring van het be stuur der vereeniging een nieuwe geest. Een geest van frischheid, van originaliteit, van durf, van moed. Een wind, die de dufheid en mufheid der conservatieven zou wegwaaien. Een geest, om groote dingen te doen :tWas als een opwaking uit een versuf- fenden slaap. Het nieuwe leven ritselde niet slechts, het bruiste Een nieuwe onderneming diende op touw gezet. Een onderneming, die een monument zou worden voor de koene doortastendheid van het college. Vele vragen konden gesteld. Was de onderneming noodig Was ze mogelijk? Kon de vereeniging ze dragen, financieel Een zot kan immers meer vragen, dan zeven ■wijzen kunnen beantwoorden Wie stelt zulke onnoozele kwesties, als het geldt groote dingen te doen 15) Karei had ooms hart gestolen in den tuin. Oom was een groot liefhebber van bloemen het was zijn grootste genot er over te praten ze te bewonderen; haar groei en ontwikkeling van dag tot dag gade te slaan een nieuwe loot, een nieuwe knop kou hem iu verrukking brengen. En Karei was evenals hij. Wat had Van Dalem verrast toegeluisterd, toen zijn achterneefje hem vóór was bij elk nieuw bed, om de namen der vreemde planten te noemen, of de familie te bepalen hoe ver baasd was hij geweest, toen Karei de Latijnsche plantnamen even vlug en flink keude als oom zelf. Karei was steeds een dankbaar leerling geweest van meester Raamsma, wanneer deze, een aartsliefhebber van de natuur, hem on derwijs gaf in plantkunde. Hier kon hij zijn Wie vraagt dan naar mogelijkheden Naar den financieelen kant der zaak Immers, geen vooruitstrevend man, geen gemoed, dat den ontembaren lust voelde ont waken om groote dingen te doen Het grootsche plan, dat gerijpt was in de hoofden van de mannen van vooruitgang en ondernemingsgeest, móest uitgevoerd worden. Waarin het bestond Een nieuw scheepje, een nieuw schip moest op stapel gezet. Een nieuwe lijn wilden de vooruitstrevende leden van het bestuur openen. Een lijn op de schoone stad „Accidentia." Voeren er niet prachtig ingerichte stoomers, echte salonbooten op, van uit Amsterdam, Rotterdam, Utrecht En zou dan Ter Neuzen achterblijven Neen, met bekwamen spoed moest worden voortgevaren om den bouw van een pracht schip te bespoedigen, dat aan den kop, op de schoorsteenen, en aan den achtersteven het kloeke devies zou voeren H. B. S. Intusschen hadden de leden der Vereeniging ook kennis gekregen van de nieuwe uitvinding. Sommigen kon echter het nieuwe plan in het geheel niet bekoren. Maar dat waren menschen, die nooit anders dan met de nachtschuit hadden gereisd. En die nachtschuit was dan nog wel een trekschuit geweest, zoo smaalde men. Een van hen, een ervaren schipper, die al cenige jaren dienst deed op een scheepje, door particulieren uitgerust en die hot vaar water goed kende, die verstand van loeven en laveeren had, beweerde, dat het plan op een fiasco moest uitloopen. Zulk een lijn had naar zijn zeggen, geen levensvatbaarheid. Er zouden geen passagiers zijn. En het onderhouden van de lijn zou finan cieel de ondergang der vereeniging worden. Vele leden der vereeniging vielen hem bij en vonden, dat hij groot gelijk had. Maarer waren ook sommige leden, die zoontjes hadden, welke naar „Academia" moesten, en die vonden het een verrukkelijk idee, dat van uit de plaats der inwoning zelf een lijn zou worden geopend. Anderen voerden daar tegen aan, dat men toch ten gerieve van enkelen zulk een kost bare onderneming niet kon beginnen In elk geval, de geest, om „groote dingen te doen, afgezien van de financieele zijde van het vraagstuk," was niet over allen vaardig. Er hadden tot in den kring van het Bestuur toe, warme discussies plaats. Intusschen was een nieuwe president aan gewezen, die verklaarde, dat het openen dei- nieuwe lijn, een daad zou zijn in het „welbe grepen eigenbelang" der stad. De mannen van de vooruitgang juichten. Ze konden wel tegen de argumenten der tegenstanders niet op, maardat was hart eens recht ophalenplanten, die hem slechts bekend waren uit meester Raamsma's boeken en planten albums, zag hij hier in natura. Al spoedig verdiepten Van Dalem en neef Karei zich in de beschouwing van Flora's kinderen de middag vloog voorbijde stijfheid, die Van Dalem eerst zoo had gehinderd in zijn neefje, was geheel verdwenen. Van perk tot perk dwaalden ze, het bekijken en op merken nooit moetelkens nieuwe wonderen en bijzonderheden ontdekkend en, als oude bekenden middelen beramend, om een kwij nende plant weer aan den groei te krijgen, of door verplaatsing en bijplanting de perken te verfraaien. Geen verveling kwelde dezen middag Van Dalemeer hij er erg in had, eer ook Karei er om dacht, kwam Mina waar schuwen, dat het tijd was om te middagmalen. Met een heel ander gevoel, dan eenige uren te voren Karei oom in den tuin was gevolgd, steeg hij nu achter Van Dalem aan de trap weer op, die naar de veranda leidde. Hij voelde zich reeds veel meer eigen aan oom'. En toen hij weer plaats had genomen in dezelfde kamer, waar hij dezen morgen een uurtje alleen had doorgebracht in duizenderlei minder. Want... ze hadden immers in het Bestuur de meerderheid In een sedert beroemd geworden vergadering, besloot de meerderheid van het Bestuur, na geenerlei bestrijding van een klemmend betoog van een lid der minderheid, tot exploiteering der lijn over te gaan en daartoe te doen aan besteden den bouw van een schip le klasse, type H. B. S. Een vermogend bevorderaar van de nationale scheepvaart zou stellig de zaak financieel bevorderen. Hij zou rijke subsidies schenken en met raad en daad helpen. „Zouden er passagiers genoeg zijn voor het nieuwe schip begonnen toch ook de mannen van de „groote dingen-zonder op de financieele- zijde-der-zaak-te-letten", te vragen. Als „Maar we kunnen de kajuit wel vol krijgen", vonden ze uit. De groote quaestie is maar, dat straks de boel vol is. Waarmee doet er minder aan toe. We konden ook een heele partij jongens en meisjes mee laten varen tegen verlaagd tarief, die eigenlijk niet naar „Academia" moeten. We zetten ze dan onderweg maar ergens af. Als de boot maar vol zit, als ze afvaart. Zoo geschiedde. De boot kwam klaar. Ie en 2de kajuit. Elk met aparte bediening. Voorop de deftige lui, die regelrecht naar „Academia" moesten. Want voor die was eigenlijk het schip gebouwd. En achterop de rest, de vulling. Het werd zelfs een schip met twee kapiteins. Die voorop stufirde regelrecht op „Acade mia". Maar die van achterop richtte den steven telkens weer op het tusschenstation. Soms werd het achter zoo druk met de passagiertjes, dat de kapitein daar, hulp moest hebben van de bemanning vóórop, die het heel niet druk had, aangezien in de groote kajuit slechts een elftal passagiers vertoefden. - Toen verordende het Bestuur der reederij, dat de twee kapiteins zich moesten verstaan en dat de equipage van vóór, die van achter moest assisteeren. Dat gaf aanleiding tot veel geharrewar. Tot over een touw, een haak, een anker toe. Kwamen die van kajuit I in kajuit II, dan gedroegen ze zich als zulken, die aan den kapitein van II geen gehoorzaamheid waren verschuldigd, wat dien kapitein vertoogen en telkens nieuwe vertoogen deed richten aan het Bestuur. Ook over den koers verschilden beide kapi teins. En, wat óók lastig was, telkens vroeg de equipage van het schip, om verhooging van gage, en toelage wegens bijzonder diensten. De reeders krabden zich achter het oor. Want één ding was zeker: de onderneming kostte geld, enorm veel geld. overleggingen, zat hij volkomen op zijn getnak. Er was maar weinig twijfel meer in zijn hart zeker zou oom wel toestemmen, hem te helpentusschen al de gesprekken, tusschen al het botaniseeren door dien middag, had telkens de overweging van berekening zich laten gelden doe je op je voordeeligst voor, tracht zijn gunst te winnen zetje beste beentje voorNu, nu hij weer zat, op den zelfden stoel, kwam liet gevoel over hem, alsof hij reeds meer dan ten halve had gewonnen ongetwijfeld zijn kansen stonden gunstig. Waar hij zoo tegenop gezien had, was hem honderd procent meegevallen. Het eten stond opgediend. Hij watertandde. Dat was andere kost dan thuis. Er waren zelfs gerechten bij, waarvan hij don naam niet kende, maar de geur was uitlokkend genoeg voor zijn grage maag. „Schuif aan, Karei," noodigde oom, „en tast toe!" En terwijl hij zoo sprak begon hij reeds aan den maaltijd. Even aarzelde Karei. Hij was niet gewoon zóó aan te vallen. Onwillekeurig had hij de handen gevouwen, uit kracht der gewoonte. 't Was wel aardig zoo'n schuit, maar de lijn rendeerde niet. Die passagiers in kajuit II kon men wel op een andere wijze vervoeren, heel wat minder kostbaar. Tengevolge van al deze droeve omstandig heden gebrek aan passagiers, krakeel tus schen de bemanning, het tweehoofdig kapi teinschap, raakte het schip II. B. S. aan den grond. Net, zooals ook de oude schipper had voor speld. Toen kwamen de bestuurders nogmaals samen. Van de mannen, die „groote dingen willen- doen - zonder op de financieele zijde te letten", waren er intusschen enkele geëclipseerd Lang en breed werd gediscussieerd. Tot ten slotte besloten werd tot het plaatsen van een advertentie in een veelgelezen blad Ter overname aangeboden EEN ZINKEND SCHIP, type H. B. S. Spoed vereischt Te bevragen ten kantore der Reederij. V Biddag. In verscheidene kerken wordt den 14den Maart biddag gehouden. De biddag van thans heeft een bijzonder Iwtrakter. De tijdsomstandigheden geven aan dezen bededag een bijzonder cachet. Wanneer werd ooit beter verstaan de af hankelijkheid van den mcnsch. Wanneer bleek duidelijker do waarheid, dat God regeert Wanneer drong zich sterker aan ons besef op, dat we leven moeten van gegeven, van genade En dat het brood, 't welk wij eten, 't zij we rijk zijn of arm, is, genadebrood Onze voedselvoorziening loopt gevaar. Onze schepen vergaan of stranden. Alle kracht moet thans ingespannen om den nationalen bodem tot de hoogste productivi teit te brengen. Maar in dit streven zijn we ten diepste afhankelijk van onzen God. De smeeking om Zijn gunst, Zijn zegen, verinnige zich, niet alleen bij den landbouwer, maar bij ons allen. In 's Heeren hand ligt ons lot. Zijn gunst beschikke ons een voorspoedig opwassen van het gezaaide. En straks een rijken oogst. Bij de onderscheidene gemeenteraden in Zeeuwsch-Vlaanderen is onderstaand request ingediend Maar oom bad nietbediende zich reeds van de gerechten, en schreef Kareis wachten toe aan zekere schroomvalligheid. „Ga je gang, jongen, 'tis je gegund." Hut lag op zijn lippen, om te zeggen „We hebben nog met gebeden, oommaar hij herinnerde zich plotseling, dat oom niet „fijn" was, dat het geen onopzettelijk verzuim was, dat hier niet werd gebedendat dit regel was in dit huis. Maar kon hij daarom niet bidden. Moést hij het niet doen Zou moeder het goedvinden, als hij het naliet Eu hoe zou oom het opnemen, indien hij bad Zou hij niet zijn kansen verminderen, 'den goeden dunk, dien hij zich voorstelde bij oom te hebben gemaakt, niet wegnemen, minstens er afbreuk aan doen In één ondeelbaar oogenblik flitsten hem deze gedachten door het hoofd.' Eén oogenblik maartoen nam hij vork en mes ter hand en bediende zich, zooals hij het oom had zien doen. 't Was vreemd, te eten, zonder gebedon te hebben't maakte hem min of meer onrustig maar dat ging spoedig over. Ineens houdt Van Dalem op, kijkt hem aan. „Ik dacht, dat ze bij jullie altijd baden voor den maaltijd(Wordt vervolgd.) DOOR ZELANDIA. pJadrulTTêrbodên7|

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1917 | | pagina 1