Antirevolutionair voor nieuws» en Advertentieblad Zeeland. Uit de Pers. Binnenland. Zaterdag 24 Februari 1917 Jaargang. 1 ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de piijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Alle stukken, voor de Redactie van dit blad bestemd, te adresseeren „Aan de Redactie van Luctor et Emergo te Ter Neuzen." Aanname van Advertentiën tot 1 uur op den dag der uitgave. V Recht besef van den ernst der tijden Wordt de ernst van den tijd, welken wij beleven, wel voldoende beseft Er zijn aanwijzingen, om aan te nemen van niet. De bidstonden, dezer dagen gehouden, be wijzen, dat de leidsliedén onzes volks niet blind zijn voor de bange omstandigheden, waarin wij ons bevinden. Maar toont de opkomst, dat het besef van dit hachlijk tijdsgewricht algemeen is Is er ecu „aanloopeu" van den genadetroon, „als een waterstroom" Kon al eens een geheele dag tot biddag worden afgezonderd Moest nog niet volstaan met een bid stond Eu slaan wij den blik wat wijder rond, in het maatschappolijk saamleven, moet dan niet bange zorg ons hart vervullen over het gemis van inzicht in den nood onzer tijden Is het niet veelszins 'een dansen op den krater Een „eten en drinken, want morgen sterven wij 1" En dat waar hongersnood dreigt Reeds heerscht in verschillende streken van ons werelddeel Vanwaar dit gebrek aan ernst? Is er een oordeel der verharding Is het onkunde Is ujen er algemeen wel van doordrongen, dat, indien niet alle voorteekenen bedriegen, nog donkerder tijden ons wachten Gods roede geeselt de volkeren. Ook Neder land wordt bezocht. Maar wordt pijn gevoeld Mocht Gods roepstem tot bekeering toch weerklank vinden. Mochten we ons verootmoedigen en verne deren onder de krachtige hand Gods. Mocht Nederlands volk den nek niet ver harden. De burgemeester van Amsterdam, een vrij zinnig man, zag zich genoodzaakt, de burgerij te wijzen op den ernst van den toestand en te manen tot het betrachten van groote so berheid. Uitnemend. Maar meer dan dit, is noodig. Een schuldbelijden. Een aanroepen van den Ileere. Een bukken voor Hem. Eeu losma ken van de koorden der goddeloosheid. In eiken kring. In eiken stand. Op elk terrein. Geen farizeewsch neerzien op „de groote massa." Maar een steken van de hand in eigen boezem. Op Jona's prediking bekeerde zich het wufte Ninivé. Meer dan Jona is hier. De goden van den tijd moeten neer en weggeworpen. Dan kan ingestemd met rustig vertrouwen in het ook voor onze dagen nog zoo beteeke- nisvolle lied van onzen Christendichter Da Costa Of zijn het andre tijden, Die God voor ons bewaart? Een donkrer lotsbedeeling, Waarvoor wij zijn gespaard? Gij zult ons tocii niet hebben Gij goden van den tijd Wij blijven, ook bij i zinken, Der vaadren God gewijd. V Op rantsoen. Het broodrantsoen bedraagt thans 400 G. per dag. Een gerucht, dat velen ontstelde, meldde, dat dit zou worden 250 Gram. Algemeen gaf dit ontsteltenis 's Anderen daags kwam een ofticieuse tegen spraak. De vermindering staat nog niet vast. Wat is nu zoo teekenend Dat onmiddellijk bij velen de gedachte post vatte, alsof waarlijk geen vermindering zelfs is te wachten. 400 Gram, zoo redeneert men, is toch waarlijk al niet te veel. En dan 250 Gram Maar alweder moet de vraag gesteld beseft ons volk wel waarlijk, hoe hachelijk het ook met de voorziening van brood er in ons land voorstaat Men weet toch, hoe Engelands nieuwe eischen luiden Men heeft toch wel iéts vernomen van de meedoogenlooze duikbootactie Zeer juist maakte de N. R. C. de vergelij king Duitschland wil ons guilliotineeren en Engeland schuift ons hoofd onder de valbijl. Is dan waarlijk het vooruitzicht rooskleurig En möet, gaat het zoo voort, geen vermin dering van rantsoen komen Laten we ons liever er op voorbereiden, dan reeds bij voorbaat te niurmureeren. De belemmering van onze scheepvaart. ITet Handelsblad schrijft o.m. Het zijn geen geruststellende berichten, die ons den laatsten tijd bereiken ondanks alle vertoogen heeft Engeland volhardt bij zijn weigering om de „Westerdijk" een betrekkelijk geringe hoeveelheid steenkolen te geven om het graan, dat noodig is voor de voeding van het Nederlandsche volk, in Nederlandsche haven te brengen. Nog altijd heeft de N. O. T. geen toestemming weten te krijgen om de vaart naar Oost en West te heropenen, zonder een Engelsche haven aan te doen. Eenige tientallen schepen liggen in de Rotterdamsche haven gereed om in ballast te vertrekken ten einde in Amerika graan te halen het wachten is alleen op de bereidverklaring van Engeland dezen schepen geen moeilijkheden in den weg te leggen Die bereidverklaring blijft nog maar steeds uit. De Engelsche Regeering talmt en draalt, blijkbaar met de bewuste wetenschap, dat daardoor de moeilijkheden in ons land met den dag grooter worden. Men zou dit kunnen noemen een soort re- volverpolitiek de dood van je scheepvaart of je tonnage. Deze eisch gaat zelfs zoo ver, dat Hollandsche schepen, die naar Engeland vertrokken, om steenkolen te halen, worden gedwongen om eerst een lading naar Frankrijk of Italië te brengen alvorens zij steenkolen thuis kunnen brengen. Dat is geen fair play! ARTIKEL 192. Het Partijbestuur der S. D. A. P. besloot een commissie te benoemen tot uitwerking van art. 192 der Grondwet. Het rapport dezer commissie moet zoo tijdig gereed zijn, dat met Kerstmis zal worden ge houden, een onderwerp van bespreking kan uitmaken. (Volk.) BROODRANTSOEN. Het blijkt, dat het verontrustende bericht der „N. R. Ct." over de verlaging van het broodrantsoen tot 250 gram onjuist, óf althans voorbarig is. Maar men make zich geen illusies. De toestand is ernstig, en het voorbeeld van Zweden dat nu al tot 200 gram daalde, toont aan, hoever het met neutrale landen kan komen. De toestand is zoo ernstig geworden door nieuwe scheep vaartmoeilijkheden MINISTER VAN GIJN GAAT HEEN. Mr. Dr. Anton van Gijn heeft, op grond van een gebleken diepgaand verschil met den Ministerraad omtrent de taak en verantwoor delijkheid van den Minister van Financiën, zijn ontslag aan de Koningin aangeboden. Wij meenen te weten, aldus het Vad., dat voor den heer Van Gijn reeds een opvolger is gevonden, wiens benoeming spoedig is te verwachten. MINISTERIE VAN FINANCIËN. Het Nederl. Correspondentiebureau in Den Haag meldt: Omtrent de aanleiding tot de crisis aan het departement van financiën vernemen wij nader, dat deze gelegen is in een meeningverschil betreffende de crisisuitgaven, hetwelk in den ministerraad is gerezen en tot een schrifte lijke gedachtenwisseling heeft geleid, welke den minister van financiën ten slotte bewoog tot indiening van zijn verzoek om ontslag. Naar wij vernemen, wordt in de plaats van mr. Van Gijn weer benoemd als minister van financiën zijn voorganger prof. m r. M. W. F. Trc u b. Verwacht wordt dat deze heden of Zater dag zijn ambt zal aanvaarden. Naar wij vernemen, wordt in Unie-liberale kringen de verrassende benoeming van den heer Treub tot minister van financiën met met instemming begroet en heerscht daar de opvatting dat de concentratie tot plicht heeft hem ten krachtigste te steunen. Het vraag stuk van het verband lusschen pensioenbelas ting en ouderdomsrente (iederlijd de twistap pel) schijnt thans geenszins van actueele be- teekenis. Trouwens, de ouderdomsrente blijft onder minister Lely ressorteeren. N. R. C. ONZE GRAANSCHEPEN VAREN UIT. Met groote voldoening zal worden vernomen dat de door de N. O. T. met de Britschc Re geering gevoerde onderhandelingen, om liet uitvaren mogelijk te maken van onze graan schepen, welke op liet oogenblik gereed liggen om in ballast naar de Vereenigde Staten te vertrekken, tot het resultaat hebben geleid, dat het vertrek is t o e g e s t a a n onder voor waarde dat deze schepen Halifax aandoen en dat zij voor het tegenwoordige geen havens binnenloopen ten zuiden van Kaap Ilatteras. Hierbij dient opgemerkt dat de verleende toestemming niet is te beschouwen als een algemeenen regel voor de toekomst, maar dat over elk verder geval afzonderlijk zal worden beslist. ZILVERBONS. Bij Koninklijk Besluit is bepaald, dat naar gelang daaraan behoefte blijkt te bestaan, zullen worden uitgegeven acht millioen zilver bons van twee en een halven gulden en twintig millioen zilverbons van een gulden. MINIMUMPRIJZEN LANDBOUW PRODUCTEN. De minister van landbouw, nijverheid en handel heeft, gezien het rapport der com- missiën belast met het doen van voorstellen in zake het vaststellen van minimum prijzen voor van regeeringswege aan te koopen land bouwproducten van den oogst 1917, gelet op de dienaangaande ingewonnen ambtsberichten I. vastgesteld de volgende minimum prijzen voor de hieronder genoemde landbouwpro ducten, alles per 100 K.G., levering en quali- teit volgens bestaande gebruiken tarwe f 18 rogge f 18 zomergerst (twee- rijige) f 17,50; wintergerst f 16,50haver f 16,50 kleiaardappelen (geleverd in hel najaar) f 6 zand- en veenaardappelen (geen fabrieks aardappelen) geleverd in het najaar f 5 groene erwten f 30 paardenboonen, Waalsche boonen, wierboonen f21;'bruine en witte boenen f30. II. bepaald, dat de onder I genoemde prijzen zullen worden verhoogd, indien de omstandigheden zulks noodzakelijk maken, de voormelde commissie gehoord. (St.ct.) DE OLDAMBT. (Officieel.) Op 29. December j.l. werd het Nederlandsche stoomschip Oldambt door Duitsche zeestrijdkrachten aangehouden en opgebracht naar Zeebrugge. De minister van Buitenlandsche zaken heeft terstond, nadat hij hiervan had kennis gekre gen, aan Hr. Ms. gezant te Berlijn opgedragen, bij de Duitsche regeering om inlichtingen nopens déze opbrengiug te vragen. Uit het onderzoek naar het gebeurde, inmiddels op last van den minister van marine ingesteld bij den terugkeer van de opvarenden hier Ie lande bleek, dat zich bij de opbrenging een ernstig incident had voorgedaan. Het vaartnig was, varende met eeu Duitsche prijsbemanning een onder Duitsche oorlogsvlag, aan de Bel gische kust uil door Duitsche strijdkrachten beschoten, waartdoor de eigen bemanning en de prijsbemanning genoodzaakt waren geweest zich tot lijfsbehoud in de booten te begeven. Een der sloepen was tengevolge van een in de nabijheid ontploffende granaat omgeslagen; alle opvarende werden ten slotte door te hulp gekomen Duitsche torpedobooten opgeno men, doch de 2de stuurman overleed korten tijd, nadat hij aan boord was gebracht. Een stoker had een granaatwond bekomen en moest met drie anderen, die ten gevolge van het te water liggen ongesteld waren, in België achterblijven, waar zij in een hospitaal wer den opgenomen. Inmiddels deelde de Duitshe regeering bij nota van 13 Januari j.l. mede, dat het stoom schip Oldambt naar Zeebrugge was opgebracht, verdacht van het vervoer van contrabande. De minister van buitenlandsche zaken droeg hierop aan Hr. Ms. gezant te Berlijn op, onder overleging van het van Nederlandsche zijde opgemaakt procesverbaal, aan de Duitsche regeering opheldering te vragen nopens de beschieting en daarbij de bevreemding der Nederlandsche regeering uit te spreken over het feit, dat de Duitsche regeeriug niet alleen had nagelaten om, gelijk de Nederlandsche regeejing verwacht had, uit eigen beweging haar veiontschuldigingen voor het gebeurde aan te bieden, maar zelfs in haar bovenvermelde nota met geen woord er van melding maakte. Het Duitsche ministerie van buitenlandsche zaken heeft hierop bij nota dd. 9 dezer ge antwoord, dat het vóór de ontvangst van het door de Nederlandsche regeering overgelegd procesverbaal geen kennis had gedragen van het betreurenswaardig incident, dat zich bij de opbrenging van de Oldambt had voorgedaan. Het terstond ingesteld onderzoek had de lezing, gelijk die van Nederlandsche zijde van het voorgevollene was gegeven, bevestigd de beschieting was het gevolg van een mis verstand aan de Duitsche kustbatterij, die het ten gevolge der weersomstandigheden uit zijn koers geraakt schip voor een vijandelijken mijnlegger had aangezien. De marine-attaché te 's-Gravehage had op last van den admiraal, commandant der Duitsche zeestrijdkrachten in Vlaanderen, de ouders van den 2en stuur man van diens droevig uiteinde verwittigden hun de betuiging van rouwbeklag en leedwe zen van den admiraal overgebracht. De Duitsche regeering verklaarde het on geluk, teweeggebracht door overmacht en een noodlottigen samenloop van omstandigheden, ten zeerste te betreuren, te meer, waar het incident aan een onderdaan van een bevriende mogendheid het leven had gekost, en verschei dene andere aan lichaamelijk deel had bloot gesteld. De Duitsche regeering voegde hieraan toe, dat zij niet zou gedraald hebben aan de Nederlandsche regeering opheldering over het gebeurde te verschaffen en haar oprecht leed wezen uit te spreken, indien het voorgeval lene haar tijdig ware gerapporteerd geweest. Zij verklaarde zich bereid aan de nagelaten betrekkiugen van den 2en stuurman en aan de andere gewonde of ongesteld geworden schepelingen een schadeloosstelling uit te be talen, indien de Nederlandsche regeering de uitkeering van zoodanige schadeloosstelling passend zou oordeelen. DE DRIEBERGEN GETORPEDEERD. Het stoomschip Driebergen (1884 ton), van

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1917 | | pagina 1