Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
FEUILLETON.
OMHOOG!
Binnenland.
No. 1405.
Woensdag 14 Februari 1917
I4e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOÖIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken, voor de Redactie van
dit blad bestemd, te adrcsseeren
„Aan de Redactie van Luctor et Emergo
te Ter Neuzen."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uitgave.
V Distributie ellendegeen ende.
De buitengewone omstandigheden,waarin ons
vaderland belaas sinds 21/3 jaar verkeert;
eischen, dat spreekt als een boek, ook buiten
gewone maatregelen.
Ook op het gebied van de voorziening der
levensmiddelen.
Dat dit een terrein is vol klemmen en
voetangels, heeft menigeen reeds ondervonden.
De toestand, door den oorlog geschapen, is
een zoo ingewikkelde, en staat telkens voor
zulke moeilijke vraagstukken, dat mistasten
niet altijd te vermijden is.
„Oplossingen", op het eerste aanzien vaak
de eenvoudigheid zelf, blijken dikwijls al spoe
dig geheel faliekant te werken.
Een gouden tijd mag het nu wel heeten
voor de mannen van de socialistische theorie.
Vader Staat regelt thans immers bijna alles.
Eenvoudiger kan het toch niet.
Zooveel brood moogt ge eten zooveel zeep
gebruiken zooveel dit en zooveel dat.
Dit is de maximumprijs voor deze, dat voor
gene waar.
Komt het u te duur uit, ik, Staat, pas de
rest er wel bij.
Ik ben er goed voor.
Ik geef toeslag op alles en nog wat.
Ik bedeel arm en rijk gelijkelijk.
Want gelijkheid behoort er te zijn.
Als een werkelijk behoeftige een vermin
derden prijs moet betalen, opdat hij zal kunnen
blijven leven, dan geef ik den rijke hetzelfde
recht.
Ik geef een toeslag van zooveel centen op
uw melk, man van een inkomen met f G00
maar ook aan U, O W'er, met f6000.
Ik lever goedkoop brood aan den peblcjer
en aan den patriciër.
Goedkoope rijst heb ik voor elk.
Goedkoope boonen idem.
Goedkoope aardappelen eveneens.
Want gelijkheid moet er zijn.
Het geld komt terecht.
Ik zend u straks uw biljetje wel thuis.
En gij hebt simpel te betalen en de zaak
is gezond.
Dat is de frissche, blijde theorie.
Is er ook een grens
11)
„Wat ga je doen? Vertrekken? Welnee je
blijft hier eten. En, kun je vandaag nog
weer thuiskomen
„Vandaag niet meer, oom morgen met den
eersten trein."
„En waar wou je dan vannacht blijven.
Kun-je denken. Je bent vandaag mijn gasten
mijn huis is groot genoeg om je vannacht
logies te bieden."
„Nee, oom, dat is waarlijk
„Kom, kom, 'tis al afgesproken. Je hebt
immers geen familie of kennissen hier; waar
wou je heen „Mina 1" (zijn hoofd door de
deur stekend)kom eens even
Een oogenblikje later trad de gedienstige
binnen.
„Je helpt mijn nicht wel eens even naar
de logeerkamer hé en reken vanmiddag op
een eter meer. We hebben een logée tot
morgenochtend."
„Ja meneer. Wil de juffrouw me dan maar
even volgen
Vrouw Randers maakte geen tegenwerpingen
meer.
„Aan de schatkist zijn ten slotte ook grenzen
gesteld," laat minister Posthuma een officieus
communiqué zeggen.
Amsterdam en andere gemeenten met over
wegend socialistische besturen is het niet
mooi genoeg.
Tot eiken prijs dienen lage prijzen gehand
haafd te worden.
Zelfs al is het daghelder, dat er op den
duur geen geld voor aan te sleepen is.
Want, liet volk verhongert immers.
En daarom, als er van een grens gewaagd
wordt, raakt al wat rood is op de been.
Meeting, meeting voor en na.
„Aan ons zal het niet liggen, als de massa
door al dit leed niet wordt gevormd tot
onverbiddelijken strijd tegen liet kapitalistisch
stelsel," zoo luidt de slotzin van een artikel
in „Het Volk".
Neen, aan „ons" zal het niet liggen.
„Al dit leed" zullen we ten bate van ons
ideaal behoorlijk uitbuiten.
We vreezen, dat inderdaad de verderfelijke
gedachte al meer en meer en in al wijder
kringen post zal gaan vatten, dat de Staat
maar voor alles moet zorgen.
Er kan geen kronkeltje, hoe gering ook, in
de lijn komen, of men hoort het tegenwoordig
onmiddellijk daar moest de Regeering voor
zorgen.
En al ziet men het telkens zoo duidelijk
mogelijk, dat de velerlei Overheidsbemoeiing
de zaken niet eenvoudiger maakt, vlotter doet
marcheeren, maar vaak, hoe kan het ook an
ders, ze hopeleos in de war stuurt, toch is
het zulk een verleidelijke gedachte laat Staat
maar zorgen.
Dat in werkelijk bestaanden nood doeltref
fend en mild wordt voorzien, wie juicht dat
niet toe
Maar de methode, thans gevolgd, brengt
hoe langer hoe verder van den weg af.
DE VERSCHERPTE DUIKBOOTOORLOG.
De D e r i k a.
Uit IJmuiden meldt men aan de N. R, C.
Het door een Ouitsche duikboot tot zinken
gebrachte Nederlandsche stoomvisscliersvaar-
luig is de stoomtreiler Derika, YM. 265,
schipper L. Pronk, van de recderij M. B.
Osendarp te IJmuiden.
De Derika was een nieuw stoomschip, eerst
einde 1916 in de vaart gebracht. Het was
Woensdag den 31sten Januari des namiddags
tusschen 1 en 2 uur ter visscherij vertrokken,
Ze was blij, dat het zóó geschikt was. Ze
had er tegenop gezien als tegen een berg,
om een logement op te zoeken zij, die nooit
van huis was geweest en bijna nooit uit het
cirkeltje van haar druk geslaaf uitkwam.
'tWas een dag van ontspanning voor haar.
En toch, met haar gedachten toefde ze telkens
in den kring van haar huisgezin. Hoe zouden
de kindereu het maken, vooral het kleintje.
„Je bent niet waard, dat je je gemak kan
liouen", verweet oom lachend, toen ze blijk
gaf van de afwezigheid barer gedachten tijdens
den maaltijd. „Ik geloof zelfs, dat je me niet
eens ziet. Waar zit je
Ze lachte.
„Nee, oom, ik ben het niet waard."
Oom was allerhartelijksthij scheen den
onaangenamen indruk van het eerste gesprek
te willen uitwisschen. En vrouw Randers'
hart was vol dankbaarheid; vol,hoop en ze
vermeiddo zich al in de goede tijding die ze
straks Karei zou kunnen meededen.
HOOFDSTUK VI.
Kareis hoofd en hart was vol van liet groote
feit, dat zou gaan gebeuren. Moeder had bij
haar terugkomst, door hem met ongeduld
verbeid, hem op de hoogtegesteld van hetgeen
tusschen haar én oom Van Dalem was ver
handeld. In hoofdzaak ten minste. De be
jegening, die ze. had ondervonden, voorzooverre
die haar pijnlijk was geweest, had ze hèm
dus vóór te IJmuiden iets bekend was van
den verscherpten Duitschen duikbootoorlog.
J.l. Donderdagmorgen 10 uur, toen het schip
zich bevond op ongeveer 52 graden 35 min.
N. B. en 3 graden 20 min. O. L., in ieder
geval dwars van IJmuiden bij de bruine bank,
wou de schipper, alvorens naar huis te stoomen,
nog een laatsten trek doen. Reeds was een
goede vangst gedaan.
Geheel onverwacht en zonder dat iets anders
zichtbaar was dan op tamelijk grooten afstand
een aantal zeilloggcrs, klonk een schot en
vloog er een granaat voor het schip langs.
De schipper nam den kijker en ontwaarde
toen op grooten afstand een duikboot, die, al
naderende, nog zes schoten op de Derika loste.
De schoten vlogen gedeeltelijk langs, gedeel
telijk over het schip heen! Het laatste schot
ging over de brug, nam de kompasinrichting
mee, doch liet wonder boven wonder drie
leden der bemanning, die op de brug stonden,
ongedeerd.
De Derika voerde behalve de gewone natie-
vlag, de ijzeren vlag in den mast en den naam
Holland.
Onder liet schieten was de duikboot den
stoomtreiler genaderd. Der bemanning werd
toegeschreeuwd, dat zij het schip moest ver
laten, terwijl een handbeweging duidelijk
maakte, dat het schip tot zinken gebracht
zou worden. In allerijl namen de elf opva
renden van de Derika in de scheepsboot plaats,
(de schipper had de scheepspapieren bij zich
genomen) en er werd naar de duikboot geroeid.
Bij den onderzeeër gekomen, gelastte de
commandant, dat 9 man bij hem aan boord
moesten komen. Bij do 2 achtergeblevenen
namen in de scheepsboot plaats een officier
en twee matrozen van de duikboot, welke op
een koperen plaat gemerkt was A. O. 42 De
schipper van de Derika overhandigde den
duikbootcommandant de scheepspapieren, ver
zocht dringend die in te zien, doch zonder
dat aan dit verzoek werd voldaan, werden
aan de twee Nederlandsche zeelieden in de
boot twee bommen toegestoken en werd den
Duitschen officier gelast, daarmede de Derika
tot zinken te laten brengen. Toen gevraagd
werd waarom de Dtrika vernietigd moest
worden, werd geantwoord, dat men daar niét
mocht visschen. Het bescheid van den schipper
dat hem daarvan niets bekend was, werd
beantwoord met de opmerking Dat doet niets
ter zake, het schip moet zinken. De officier
in de scheepsboot merkte op, dat de Derika
reeds 9 dagen in zee was, dus met de nieuwe
bepalingen niet bekend kon zijn, maar ook dit
bracht geen verandering in de order van den
verzwegen maar toen hij 's avonds op het
kleine zolderkamertje te bed lag en door de
veelheid der gedachten niet zoo spoedig als
gewoonlijk den slaap had kunnen vatten, had
hij een deel van een gesprek afgeluisterd,
neen, dat niet, maar onwillekeurig aangehoord
eerst en daarna met klimmende belangstelling
gevolgd, dat moeder met vader lird gehouden.
En zoo was hem tamelijk helder geworden,
dat moeders reis naar oom Van Dalem nu
niet in alle opzichten een plezierreis voor
haar was geweestbegon hij er iets van te
beseffen, dat moeder zich heel wat moeite
voor hem had getroost, dat ze zelfs een ten
deele zeer onaangename behandeling zich had
moeten laten welgevallen. Moeten? Ja immers
voor hèm En ook was hem duidelijker ge
worden, wolk een man oom Van Dalem was
iiet had hem aan 't denken en plannen maken
gebracht
Volgende week zon hij de reis ondernemen
ter „kennismaking" met oom Frank. Hij
voelde hethij gmg op proef. Van deze ont
moeting zou veel afhangen. Hij moest zich
van zijn besten kant laten zienhij moest
trachten oom voor zich in te nemen probeeren
alles te vermijden, wat hem onaangenaam kan
wezen. Hoe? Eén ding was er, dat had
Karei reeds spoedig vastgesteld na hetgeen hij
aan brokstukken van liet beluisterde gesprek
en uitlatingen van vader en moeder was te
weten gekomen: oom Van Dalem was met
duikbootcommandant; het bevel bleef: liet
Nederlandsche stoom visschersvaartuig moet
tot zinken gebracht worden.
Toen de scheepsboot bij de Derika was
teruggekeerd, werden de twee Nederlandsche
zeelieden geprest, de bommen te plaatsen in
het. achterschip en in de machinekamer. Nadat
de Duitschers uit de sehippershut een doos
met likeur, glaasjes en ecnige stukken zeep
hadden meegenomen, werd de Derika in haast
verlaten. Kort na do ontploffing van de bommen
zonk liet schip. Ook werd er visch van liet
schip meegenomen, doch hiertoe was eerst
verlof gevraagd.
Toen men weer bij de duikboot was terug
gekeerd, moesten de elf opvarenden van de
Derika weer in de scheepsboot plaatsnemen,
die vervolgens door de duikboot naar den
dichtsbijzijuden zeillogger, de Michiel Adriaensz.
de Ruyter K.W. 73 gesleept werd. Deze
logger keerde onmiddellijk naar IJmuiden terug
en bracht de bemanning van de Derika
aldaar aan.
Men acht dit feit te IJmuiden daarom zoo
ernstig, omdat, ondanks de mondelinge mede-
deeling en de meegebrachte scheepspapieren,
die den duikbootcommandant de overtuiging
moesten schenken, dat de Derika vóór I
Februari van IJmuiden vertrokken was, de
commandant er op bleef staan, dat het Neder
landsche vaartuig tot zinken werd gebracht.
Van de bemanning waren enkelen bij aan
komst te IJmuiden nog zeer onder den indruk
van het gebeurde.
SCHEPEN VAN DE PAKETVAART-
MAATSCHAPPIJ VASTGEHOUDEN.
Het Nederl. Correspondentiebureau in Den
Haag meldt
Naar wij vernemen, wordt een groot aantal
booten der Paketvaart-Maatschappij in de
havens van Singapore en Penang door de
autoriteiten vastgehouden. Men heeft eerst
thans hiervan bericht ontvangen en heeft
reden om aan te nemen, dat de eerste
telegrammen van den gouverneur-generaal
aan den minister van koloniën over deze
aanhoudingen niet door de censuur zijn door
gelaten.
Daar liet geregelde scheepvaartverkeer in
Nederlandsch-Indië in liooge mate stoornis
ondervindt van het stilliggen van een groot
gedeelte der vloot van de Paketvaart-Maat
schappij, heeft de Nederlandsche regeering
bij de Britsche regeering op onmiddellijke
vrijlating van de schepen aangedrongen.
DE GAMMA.
Wolff seint uit
rliju, dat tusschen de
„vroom". Eer onverschillig. Moest bij met
die wetenschap rekening houden er profijt
van zien te (rekken
Hoe zou hij den meest gewenschten indruk
op oom kunnen maken. Welke houding zou
hem het voordeeligst zijn
Het werd een berekenen, overleggen in dat
jonge hoofd, telkens weer telkens opnieuw.
Eindelijk was de langverwachte dag daar.
Veel te vroeg stond Karei gereed, naar den
trein te vertrekken. Hij moest maar alleen
gaan moeder kon onmogelijk mee, en vader
evenmin.
Hij had de Zondagsche plunje aan al wat
oud, maar toch heel en net. Een welgestevcn
boordje bezorgde hem met de warmte wel
wat last, maar die hij zich gaarne getroostte
dat hoorde er immers zoo bij. Moest hij er
niet als een heer uitzien? De stofjes, ook
de denkbeeldige, worden voor de laatste maal
door de zorgzame moeder weggeschuierd
nog eenmaal monsterde Karei zijn voorkomen
in den kleinen spiegel: hij vond ook het jasje
wel wat versleten, de gloed van liet nieuwe
was tamelijk ver verbleektmaar bet boord,
hard en hoog en wit vergoedde veelnu, liet
zou wel gaan liet moést gaan en later, later
zou hij immers een échte groote meneer zijn
dan konden ze hem nakijken hier op het dorp,
als hij er dan tenminste nog eens een enkelen
keer zou komen.
(Wordt vervolgd).
DOOIl ZELANDIA.