Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Onze vijfde Schooldag.
FEUILLETON.
OMHOOG!
1
No. 1403.
Woensdag 7 Februari 1917.
G.0 y~Jioi4-,(i0,y Si
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag= en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken, voor de Redactie van
dit blad bestemd, te adresseeren
„Aau de Redactie van Luctor et Emerge
Ie Ter Neuzen."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uitgave.
li.
Een groote schare vulde in het avonduur
het kerkgebouw. Hoe plechtig klonken die
woorden van den 113en Psalm
„Wie is gelijk aan onzen Heer?
Aan God, die, tot Zijn eeuwig' eer,
Zijn troon gevest heeft in den hemel
De Voorzitter behoefde niet veel te spreken,
om de aandacht te vragen voor het onderwerp,
dat zóo gelukkig gekozen was. De Spreker
was bij allen bekend en de hoorders wisten
bij ervaring welk een genot het is hem te
hooren. Ds. II. J. Kouwenhoven van Leiden
trad op met het onderwerp„De opvoeding
van de kinderen des verbonds.''
Geen wetenschappelijk betoog, verdeeld in
een historisch, dogmatisch en principieel
gedeelte, zou Spreker houden. De volle nadruk
moest hier vallen op het practische deel. Op
twee zaken zou de aandacht gevestigd zijn.
Op het huisgezin en het onderwijs, beide als
middel voor de opvoeding van de kinderen
des verbonds.
Het huisgezin is een erfstuk uit het
paradijs. Velen echter beschouwen het in
onzen tijd als een lastpost, een blok aan het
been, omdat een groot gezin een beletsel is
om weelderig te leven. Vandaar het streven,
dat helaas ook onder belijders van den
Christus niet onbekend is, om een klein gezin
te hebben. Reeds in het paradijs gaf God
de belofte, dat de mer.sch de aarde bewonen
en die bebouwen zou en was de zonde niet
gekomen, dan zou het leven getinteld hebben
tot in verre geslachten tot eere van Hem.
Maar ook nu de zonde kwam over het
menschelijk geslacht was het eene gunst van
God, dat het huisgezin bleef. In psalmen,
als 113, 127 en 128 toont de Heere, dat Hij
het huisgezin geeft als een zegen. Daarop
drijft het bestaan der natie. Reeds van de
stoffelijke zijde beschouwd, is het van hoog
belang. Of zou Frankrijk in deze dagen niet
wenschen eenige tienduizenden gezinnen meer
te bezitten Maar van nog liooger belang is
het huisgezin voor de kinderen des verbonds.
Als wij die kinderen aanzien, als ons van
God geschonken, om er Zijne genade in voort
10)
Ze moest doortasten.
„Oom," zei ze, „ik ben eigenlijk gekomen,
om u iets te vragen."
„Zoo, en wat mag het zijn
„Ik heb zeven kinderen op te voeden
„Zeven herhaalde hij „zeven jijZeg,"
viel hij zichzelf in de rede, „dat je vroeger
ook mijn voorslag niet wou aannemen. Je
liadt het nu licht heel wat gemakkelijker
gehad en de zorgen waren gewis minder ge
weest. Maar ik was niet fijn genoeg."
Zijn schampere toon smartte en prikkelde
haar. Hij was haar het bewijs, dat het af
wijzen van zijn bescherming indertijd, hem
diep gegriefd had. Maar tóch, kon ze deze
redeneering ongewraakt laten?
„Zou geld tegenspoed kunnen wezen
wierp ze tegen. „En God den weg voor
schrijven, dien hij met ons houden wil
„Wat fatalisme!" riep hij uit, geërgerd.
„Geen fatalisme," weerlegde ze, „maar
te planten, dan komt er een hemelsche glans
over het huisgezin. Dan is het ons eene
stichting Góds.
Ongeloovigen hebben durven spreken over
het uitdooven van de lichten des hemels
zonder dat zij het nochtans vermochten, maar
bij ons schijnen de lichten in het huisgezin
altijd. Het is ons een tempel, waarin God
wonen wil; eene kweekplaats voor den hemel,
waaruit God de teedere plantjes soms jong
wegneemt, omdat Hij zich uit den mond der
zuigelingen lof heeft toebereid, maar ze ook
vaak laat opgroeien lot eikeboomen der ge
rechtigheid.
Elke goede opvoeding komt voort uit ware
liefde. Die liefde nu laat zich gemakkelijk
voorschrijven, maar is moeilijk in practijk te
brengen. Gemakkelijk valt het der moeder
haren eersteling lief te hebbenmoeilijker
gaat het, als een kind den verkeerden weg
opgaat. Die liefde moet geleerd worden en
dat gaat niet op de markt, maar daarvoor
is het huisgezin de oefenschool voor de ouders.
Maar ook voor de kindereD. Van nature zijn
wij allen egoïsten geboren, en nu moeten de
kinderen leeren om het ego ik) er onder
te krijgen. Die strijd tegen het ego, dat het
reeds gewaagd heeft in het paradijs om het
op te nemen tegen God, valt niet mee. Hoe
heerlijk, als het Christelijk huisgezin zulk een
stempel draagt, dat ieder daarin nog iets kan
zien van het paradijs, eene weerkaatsing van
heiligheid
In het huisgezin geschiedt het grootste deel
der opvoeding. Die opvoeding is niet iets aparts.
Eene enkele maal mag dat zoo zijn, in bij
zondere omstandigheden, als het kind Voor
het eerst gezonden wordt naar de Christelijke
school, als het ouderlijke huis verlaten wordt
en de jongeling de wijde wereld ingaat, maar
overigens is zij niet opzettelijk. Zonder preekjes
te houden, moeten de gesprekken met zoutend
zout doortrokken zijn. De Zondagsviering
moet van der jeugd aan worden geleerd. Wee
het kind, dat van een Christen den indruk
krijgt als van een barsch en stuursch mensch,
terwijl hij misschien om zich heen ongeloovige,
vriendelijke menschen ziet. Waar geen liefde
is, wordt veel in'tjonge hart bedorven. Waar
liefde woont en waar vader en moeder daar
over niet praten, maar ze beoefenen, wordt
veel gewonnen. Daarvan zal een indruk
achterblijven, zelfs als de kinderen onverhoopt
de verzenen tegen de prikkelen mochten slaan.
Die liefde moet betoond worden met wijsheid.
Ze moet soms straffen, tuchtigen, mits niet
in toorn en met mate. Ook God is een Tucht
meester. Maar men bedenke, dat in de natuur
niet altijd noordenwinden en najaarsstormen
woeden, maar ook de Meimaand haar bloemen-
„Hè viel hij uit, verwonderd, dat ze zich
wagen wou aan de weerlegging vai: een ziens
wijze, waarvan hij meende, dat zelfs de naam
haar vreemd zou zijn.
„Geen fatalisme", herhaalde ze, maar een
gelooven in Gods voorzienig bestel".
Hij haalde eenigszins meewarig de schou
ders op.
„Zeven kinders, zevenIn elk geval Oud-
Testamentisch genoeg! Maar dat zijn zaken,
die mij niet aangaan," vervolgde hij, zijn
grofheid trachtende te vergoelijken. „Lena,
je was nooit sterk, meid, je ziet er naar en
ik ben bezig, je nog wat van streek te brengen
met mijn Nu, wat was er dan, mijn kind.
Je liadt me wat te vragen, hé?"
Ze voelde de warmte van zijn hart onder
zijn spreken, afwisselend bitter en onverschillig.
Het gaf haar wat meer vrijmoedigheid met
de zaak voor den dag te komen. En boven
dien, ze moest, om Kareis kans te bevorderen,
zich niet te prikkelbaar toonen.
„Ik had wat te vragen, oom. Het geldt
mijn oudsten zoon, Karei, die bijna veertien is.
Hij heeft veel lust tot de studie, maar
„Ik begrijp al. Er is gebrek aan dat, niet
waar Oom Van Dalems duim gleed eenige
malen over den wijsvinger. En wat wou de
jongen worden
„Zoo heel bepaald is zijn keuze nog niet.
pracht ten toon spreidt. De zachte gloed der
liefde kan de hardste ijskorst doen smelten.
Bovenal moet de opvoeding gedragen worden
door het geloovig gebed. Bij de ouders zelf
is de bekwaamheid niet de Heere moet de
grendelen van het hart der kinderen weg
schuiven. Maar voor de ouders zijn de be
loftenissen, bezegeld door den H. Doop. Daarop
mag hun vertrouwen zijn. God zal zijn ver
bond voortzetten in de linie der geslachten
en de vreeze Gods gaat vaak van de onders
op de kinderen en kleinkinderen over.
Zelfs als reeds de ouders zijn ingegaan in
de eeuwige ruste, ontkiemt soms het zaad, in
geloovig gebed gestrooid.
Dan het onderwijs.
Dat onderwijs is voor het kind even nood
zakelijk als brood en lucht. Tegenstanders
zeggen vaak, dat onze leiders het volk dom
willen houden, omdat anders het bedrog van
den godsdienst aan 't licht zou komen. Maar
de feiten doen zoo machtig het tegendeel zien.
Van Dollard tot Schelde zijn meer dan 1100
Christelijke scholen gebouwd, tonnen gouds
zijn door ons Christenvolk geofferd, de Unie
collecte bracht meer op dan ooit te voren.
Onze catechisaties, onze Universiteiteu en
gymnasia, onze boeken en geschriften van
de Christelijke pers bewijzen, hoe wij ons
beijveren om kennis onder het volk te ver
spreiden. Hier slaan de feiten onze tegen
standers in het aangezicht, gelijk zij het de
feiten trachten te doen.
Eer bekruipt ons de vreeze, dat de belijders
van 's Heeren Woord tegenwoordig al te
intellectualistisch worden. Bij het onderwijzen
heeft allereerst de Kerk eene dure verplichting
tegenover de kinderen des verbonds en de
ouders moeten dan ook hunue kinderen trouw
ter catechisatie sturen.
Maar ook de Christelijke school is een
machtig middel in het werk der opvoeding.
Daar leert het kind niet alleen, dat het eene
plaats op aarde heeft, maar dat het ook de
belofte bezit op een plaats in den hemel.
Daar wordt de gezichtseinder verwijd, tot
hij aarde en hemel beide omvat.
Beweert de tegenstander vaak, dat wij de
kinderen alleen op den hemel wijzen met
voorbijzage van de aardsche belaugen, wij
weten wel, dat onze Chr. school geen bekee-
ringsinstituut is. En feiten toonen aan hoe
onze scholen den toets met de openbare kunnen
doorstaan, zooals uitkomt bij examens, op kan
toren en overal waar de poisslag van het rijke
leven klopt.
Vroeger mochten wij intellectueel achteraan-
komen, toen onze baanbrekers in slechte
scholen, zonder goede leermiddelen, onder den
druk van het liberalisme en tegen een trac-
Kon hij voorloopig een II. B. S. afloopen of
een gymnasium, we konden dan later verder
zien. Misschien was het mogelijk, dat hij aan
zulk een inrichting later als leeraar werkzaam
zou zijn."
„Niet kwaad bedacht, niet kwaad bedacht.
Eu heeft de jongen er zin in, werkelijk zin
En aanleg voor de studie
„Hij heeft er veel ziu in en naar het oordeel
van zijn onderwijzer is zijn aanleg voldoende,
om zijn doel te kunnen bereiken. Het eenige
bezwaar is het geld."
Het eenige Maar moest zij hier ook de
andere noemen of zelfs maar er op zinspelen.
Ze zouden immers tóch niet begrepen, veel
min gebillijkt worden
„En
Hij wilde het haar toch niet te gemakkelijk
maken.
Vragen moest ze.
„Ik had er eens over gedacht, of U ons
zoudt willen helpen, oom
„Op welke wijze?"
„Door ons het geld
,,'t Zal een heel bedrag worden, licht wel
een vijfhonderd gulden 'sjaars en dat een
jaar of vijf, zes."
„Als u het geld zou willen voorschieten
hij kon het dan later aflossen, als hij zelf ging
verdienen."
tement, dat wij nu niet meer durven noemen,
met een bewonderenswaardige toewijding huu
arbeid verrichtten, maar thans is daarvan
geen sprake meer.
De openbare school, die enkel in het in
tellectualisme opgaat, laat de harten bevriezen.
Laten er daarom bij de 1100 Chr. scholen
gerust nog eenige honderden gebouwd worden,
het zal ons volk niet schaden. Het vormen
van hart en gemoed, van karaker en innerlijk
bestaan, heeft meer waarde dan het dorre
verstandswerk.
Hoe moeilijk is echter die taak. Zij eischt
inspanning, wijsheid, tact en voorzichtigheid
en het is noodig, dat de onderwijzers daarvan
hebben een diep besef.
En vraagt ge, hoe dat alles tot zijn recht
komt? Misschien door hygiënisch gebouwde
scholen, door goed gesalarieerde onderwijzers,
door rechtsgelijkheid, subsidie en veel leer
middelen O zeker, die alle zijn noodig met
nog vrije examens erbij, maar liooger dan dat
alles te zameu staat het gebed der onder
wijzers en der ouders.
Dat gebed is de kern, de veer, de vuur
haard, die de drijfkracht levert.
Dan zal ons werk niet uitdrogen, als er
gebeden wordt. Dan zal God van den hemel
het ons doen gelukken. Dan zullen onze
kinderen met beide voeten op de aarde staan,
strijdende den goeden strijd des geloofs, met
het hoofd omhoog, ziende op aarde en hemel
beide, staande in Zijne kracht en onder Zijnen
zegen.
Mogen dan de ouders, die kinderen ont
vingen, daarmede gaan naar den voet van het
Kruis. Mogen huisgezin, kerk en school een
drachtig samenwerken, wijsheid puttend uit
Gods Woord, opdat op dezen drievoudigen
arbeid een zegeu nederdruipe van geslacht
tot geslacht.
Als ouders, leeraren, onderwijzors en be
stuurders vereenigd zijn in êén groot ideaal,
zullen de kinderen der 20e eeuw met Gods
hulp niet afzakken in den weg der verkeerd
heid en wereldzin.
En wanneer de oude strijders dan het
hoofd neerleggen en hun de banier ontzinkt,
zal telkens weer het volgend geslacht die
banier omhoog heffen, opdat al wie buiten
staan zouden zien, dat Gods genade over ons
is en Hij zich verheerlijkt in onze werken.
Onder ademlooze stilte was deze gloedvolle
rede aangehoord. Na het zingen van Ps.
78 3 mocht de Voorzitter constateeren, dat
de 5e schooldag schitterend geslaagd was.
Het 9e vers van Ps. 103 werd aangeheven
als slotzang, waarna Ds. Kouwenhoven het
dankgebed uitsprak.
„Als, als. Maar als hij eens half onderweg
in de studie blijft steken Als hij eens niet
komt, waar hij wezen wil
„Ik denk, dat hij er wel komen zal, oom.
Ik hoop het tenminste. Méér zekerheid
't Is heelemaal geen zekerheid, Lena, 't Is
hopen, hopen meer niet. Kijk eens, ik doe
iemand graag een pleizier en vooral jou, dat
weet je van vroeger. Had toen maar
Maar kom, daarover niet verder. Ja, wat zal
ik zeggen. Nou, ik wil er wel eens over
denken, 'k Zou den jongen, Karei heet-ie,
zei-je, eerst nog wel zélf eens willen zien en
spreken, al eer ik besliste. Of heb je daar
soms op tegen kwam er in eens weer scherp
achteraan.
„Nee, oom, heelemaal niet. Ik heb dat zelf
ook liever zoo. Dan kunt u zelf eens zien."
„Juist, goed. Nou, dan stuur je Karei van
de week maar eens hé. En als ik er wat in
zie, beloof ik je, je te helpen. Om jou, Lena,
om jou. En we zullen dan maar hopen."
„Dank u wel, oom", zei ze hartelijk, innig
dankbaar voor liet welwillend antwoord op
haar vragen.
Ze stond al op, bang onbescheiden te zijn
met nog langer te blijven, nu het doel var,
haar bezoek bereikt was.
(Wordt vervolgd).
DOOR ZELANDIA.
Nadruk verboden.