Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
F E U I I. 1, K 'I 0 N.
OMHOOG!
Binnenland.
Buitenland.
No. 1395
Woensdag 10 Januari 1917.
Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN
DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken, voor de Redactie van
dit blad bestemd, te adresseeren
„Aan de Redactie van Luctor et Emergo
te Ter Neuzen."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uitgave.
V Een juiste opmerking.
liet „Christelijk Schoolblad" maakte in zijn
laatste nommer een opmerking, die waard is,
overdacht te worden.
In dezen felbewogen tijd ontmoet men
telkens menschen, die zich door allerlei, vaak
fantastische berichten, geheel en al van de
wijs laten brengen.
Ze hebben liet „in de krant" gelezen, ergo,
't is zoo.
Welke waarde hebben vaak die alanneeronde
berichten
Hoe komen ze in de wereld
Het Clir. Schoolblad herinnert er aan, dat
er „overschatting van de wezenlijke waarde
van woorden uitspreekt, wanneer de bladen
de telegrafisch overgebrachte adviezen en
waardeeringsoordeelen tot uit de Nieuwe
Wereld opnemen, als waren die wat meer
dan enkel persoonlijke uitingen van enkele
menschen. Men mocht", zoo gaat liet blad
voort, „toch wat meer bedenken, dat menige,
in alle richtingen weerklinkende persstem
menigmaal de uiting is van een enkel menseh,
wiens moreele waarde men niet eens kent.
Zoo is het.
En het is nuttig, van uit dit gezichtspunt
do verschillende beschouwingen, onderstellin
gen en oordeelvellingen te bezien.
V Een waardeerend woord.
Een waardeerend woord van een tegen
stander doet goed.
Onze christelijke school ondervindt maar al
te Vaak een zeer onbeusche bejegening van
de zijde barer tegenstanders.
Allerlei ongunstig oordeel wordt geveld,
meesttijds door dezulken, die haar niet
hennen.
De opinie van degenen, die meer van
nabij do christelijke school kennen, ook al
behooren ze principieel tot haar tegenstanders,
is in doorsnee heel wat gematigder, ja, getuigt
niet zelden van groote waardeering.
Daarvan zouden treffende staaltjes zijn aan
te halen.
Een bijzondere waaide hechten we aan liet
getuigenis, dat pas een Joodscli journalist en
0)
Vrouw Randers antwoordde niet dadelijk.
„Ik heb nog een oom, een broer van mijn
vader", zei ze, „die zit er warm genoeg in
hij was altijd erg op me gesteld en heeft
moeder zelfs wel voorgesteld mij geiieel voor
zijn rekening te nemen en me te laten leeren,
want hij was van meening, dat ik een helder
hoofd had. Maar moeder heeft daar nooit
in kunnen toestemmen, omdat oom Jan een
man midden uit de wereld was. Dat was
liet beletselze wou haar kind, om stoffelijk
voordeel niet overgeven aan een kring, waar
vijandschap heerschte tegen den Heer."
„En zou je denken
„Ik weet het niet. Misschien. Maar ik zie
er erg tegen op, het hem te vragen."
„Je kunt er eens over praten met je man.
't Is misschien toch de eenige uitweg, als
Karei studeeren zal."
„Ja, ik zal er over nadenken. Mocht ik
maar licht ontvangen in dezen moeilijken weg."
letterkundige, Bernard Cantor, gaf.
Deze schrijver bezocht als kind een Cli ris -
telijke school.
„'De School met den Bijbel" bevat er liet
volgende over
„Het geïllustreerde weekblad Het Leven
gaf deze week eer, interessant intervieuw met
Bernard Canter, thans hoofdredacteur van liet
weekblad Holland Express, schrijver van o. a.
„Een Droomer ter Haringvangst", „Kalver-
straat", „Op Water en Brood", indertijd
verbonden als buitenlandscli correspondent
o. m. aan De Telegraaf.
Interessante bijzonderheden vertelt deze
begaafde journalist-literator uit zijn veelbe
wogen leven, deze Nederlandsche schrijver,
„die vijf-en-twintig oorspronkelijke werken
heeft geschreven, maar daarvan niet zóóveel
matereel voordeel heeft, dat hij een schrijftafel
kan koopen". Hij, zoon van een deftig Joodscli
winkelier uit Utrecht, opgevoed aldaar" en in
Amsterdam, verklaart de veelzijdigheid van
zijn geschriften aldus; „Als ik, zooals nu, in
liet kort m'n leven resumeer, dan zie ik
duidelijk, waarom in mijn werken zooveel
richtingen vertegenwoordigd schijnen. Ik kan
geen dogmaticus zijn. Mijn moeder zoogde
mij met liet kind liarer Katholieke vriendin
ik ben op de Christelijk-Gereformeerde school
en later door den streng Gereformeerden lieer
De Vries liefdevol opgevoed. Nog later heb
ik van de weduwe Douwes Dekker, van
enkele voormannen van de Nieuwe Gids en
van de sociaal-democraten Gerhard en Penning
veel goeds ondervonden. Hoe zoudt ge dan
willen dat ik partijganger kon worden? Ik
heb immers ondervonden, dat goede men
schen, van welke richting ook, hoven hun
partij staan, of minstens, juist hun partij op
ideale wijze vertegenwoordigen! Daarom kan
ik er mij niet van onthouden, hoezeer dat ook
soms aan mijn rasgenooten aanstoot geeft, te
getuigen van mijn eerbied voor liet Evangelie
en toch ook kan ik weer niet nalaten, ik, de
leerling uit de school van de Koo, een open
oog te houden voor sociale misstanden".
Van zijn verblijf op de Christelijke School
te Amsterdam vertelt Bernard Canter
„Toen ik negen jaar was, vertrok mijn
vader naar Amsterdam en zette een zaak op
in No. 181 in de Kalverstraat, een groot
koopmanshuis. De zaken floreerden. Ik
moest naar school, maar op de openbare
scholen was geen plaats. Dichtbij, in de
Doelenstraat, was een „School met den Bijbel",
ouder leiding van P. Grand. Daar werd ik
dns maar ter schole gedaan het eenige
Jodenjongetje op een school, waar de kinderen
van de voorname doleerende families, zooals
de Wormsers, de Hattinks, de Groenewegens,
„Dat zij je toegebeden, Lena," besloot mees
ter Voortman, terwijl hij opstond.
Hij reikte haar vriendelijk de hand ten
afscheid.
HOOFDSTUK IV.
Karei trad binnen, juist toen meester Voort
man den hoek der straat omsloeg. De doos,
die aan een riem over zijn schouder hing,
was gevuld met allerlei planten, die hij op
wandeling had verzameld. Hij stalde ze op
de tafel uit, na een haastig „dag moeMoe
der verheugde zich met haar zoou, in den
schat van frissche veldbloemen, waarvan de
geur zich door het vertrek verspreidde.
Toch wijdde Karei niet zijn gewone aan
dacht aan de planten als auilers; dan werd
bloem voor bloem in de handen genomen
plant na plant hekekenkelk en kroon be
schouwd, meeldraden en stampers werden
geteld en moeders belangstelling vuurde hem
nog meer aan.
Thans was het anders.
Slechts een paar planten werden vluchtig
bekeken. Toen vroeg hij
„Is meester hier geweest, moe?"
„Ja, Karei".
„Om met u te spreken over
„Juist, over jou."
Karei wachtte naar nadere medcdeolingcn
enz. heen gingen. Op die school heb ik als
kind indrukken opgedaan, die mijn leven
grootendeels hebben beheersclit. De lieer Le
Grand en de lieer Yserinckhuysen toonden
voor liet Joodsche knaapje een waarachtige
Christelijke liefde. Ik mag niet uitvoerig
worden," dat kan ik altijd later nog in een
roman, laat ik slechts zeggen, dat de lieer
Le Grand toen reeds zag, dat er in den
9-jarigen knaap eeu schrijver stak. Zijn
verpoozingsuurtje tusschen 12 uur en half 2,
waarin De Standaard van Kuyper van a tot
z moest gelezen, werd, het liep toen tegen
1880, gehalveerd en ik kreeg gratis extra les
in taal en stijl. Op deze school leerde ik ook,
vroeg rijp als ik was, het wezen van de Neder
landsche reformatie kennen. Er heerschte op
school een goede toon, er was beschaving en
wijding, er was liefde. Later kwam zusje
ook op de school, zusje, die twee jaar ouder
was dan ik en die zooveel talent voor de
muziek toonde. En als er dan zangles was,
kwam zij met haar kwartviooltje en ik met
mijn dwarsfluit en wij moesten samen het
orkest vormen hij de zangles. Nu nog is een
der liederen, die ik het liefst speel, het
bekende lied van Gerdes„Er ruischt langs
de wolken
Dit is een gansch andere toon dan dien de
lieeren frontmakers in verkiezingstijden doen
liooren.
Leerzaam voor hen, als ze niet zoo bijzonder
hardleersch waren.
DE STAATSLEENING.
(Officieel). Op de nieuwe staatsleeninggroot
f 125.000.000, is in totaal ingeschreven voor
f 143.019.500. Preferentie is gevraagd voor
f22.889.400, zoodat overblijft niet preferent
f 120.130.100daarvan wordt 85 pCt. toege
wezen met afronding naar boven voor elke
toewijzing tot het naasie veelvoud van f 100.
BEVORDERING VAN DE VREDE.
Het lid van de Tweede Kamer, de lieer
Van Best, had 27 Dec. betreffende stappen
ter bevordering van den vrede, de volgende
vragen ingezonden
Is het den minister hekend, dat de presi
dent der Vereenigde Staten van Amerika een
nota ter bevordering van den vrede aan de
oorlogvoerende staten heeft overhandigd
Is het d n minister hekend, dat van het
verzenden dier nota aan don Zwitserschen
Bondsraad is kennis gegeven
die evenwel niet kwamen.
Ilij had wat water gekregen, en was bezig
zicli de handen te reinigen, die hij liet planten
steken wat vuil waren geworden.
Het ergerde hem eenigszins, dat Moeder
niet meer uitliet. Zeker geen goed nieuws
te wachten.
Hij droogde de handen met een doek, bleef
ongeduldig staan en wachtte.
„Zet het water weg, Kareiwaar wacht
je op
„Kunt u toch wel hegrijpen", sprak hij drif
tig en op onnoodig luiden toon „ik wou na
tuurlijk graag weten, wat er nog van komen
zal."
„Zacht wat, jongen doof ben ik niet. Je
moet wat geduld hebben."
Eenigszins beschaamd zweeg Karei. Ilij
bracht de kom water naar liet keukentje
kwam weer in de kamer en zette zich mis
noegd op een stoel hij de tafel. Naar zijn
bloemén keek hij zelf niet meer om.
Moeder keek iiem met bezorgden blik aan.
Zijn gedrag, zijn prikkelbaarheid stonden haar
gansch niet aan. Toch kon ze aan den anderen
kant er wel in komen, dat hij brandend nieuws
gierig was te weten, hoe over zijn toekomstig
lot zou worden heslistmaar kon hij niet op
bescheidener wijze spreken
„Moeder," begon hij weer, en het was haast
Is het don minister hekend, dat de Bonds
raad eeiï nota van sympathiebetuiging heeft
verzondeu aan de oorlogvoerende staten
Kan dc minister mededeelen, of ook de
Nederlandsche regeering naar aanleiding van
de voorgenoemde gebeurtenissen stappen ter
bevordering van den vrede heeft gedaan en
indien zulks niet geschiedde, kan de minister
mededeelen, waarom die niet werden gedaan
Het antwoord van den heer Loudon, minis
ter van buiteulandsche zaken, ingezonden 5
dezer, luidt
Ten antwoord op de vier gestelde vragen
diene
1. op de eerste vraag ja.
2. op de tweede vraagneen.
3. op de derde vraagja.
4. op de vierde vraag de Nederlandsche
regeering heeft geen stappen ter bevordering
van den vrede gedaan naar aanleiding van de
in de vragen 1 tot 3 genoemde gebeurtenis
sen zij deed zulks niet, omdat zij overtuigd
was, dat zoodanige stappen harerzijds onder
de omstandigheden van het oogenblik liet be
oogde doel niet zouden dienen.
DE OORLOG.
Westelijk Front.
HAMBURG, 5 Jan. (V. D.) Van de Rus
sische grens wordt aan 't Hamburger Fremden-
blatt" gemeld, dat de Parijsche correspondent
van de „Nowoje Wremja" meedeelt, dat op
het Westfront een liergroepeering plaats hoeft
van hot Engelsclie en Fransche leger. Men
is reeds begonnen liet geschut, hetwelk in
liet gebied van Somme en Ancre is geconcen
treerd, op andere sectoren van het front te
concentreeren, wat op schitterende wijze
verloopt. Waarschijnlijk zal aan de aanstaan
de operaties ook actief worden deelgenomen
door de Engelsclie vloot.
Te Parijs verwacht men belangrijke onder
nemingen in het Maasgebied. Ook het Engel
sclie leger maakt zich gereed tot een energieke
actie. Generaal Niveile keerde van de inspectie
van liet gehcele Fransche front terug en liet
zich zeer voldaan uit.
De verovering van de Roemeensche stad Braïla
en haar gevolgen.
Door het bezit van Braïla zijn nu de een-
tralen tot de beneden-Sereth doorgedrongen,
want de stad ligt vlak hij de moerassige uit
monding van deze rivier in den Donau. Van
grooter gewicht is nog, dat liet bezit van deze
een overwinning op zicli zelf, dat hij over dit
onderwerp nog weer éérst wilue spreken,
„moeder, weet u nu al iets naderszou het
kunnen
„Meester en ik hebben do zaak eens samen
besproken het stuit altijd maar weer op de
kosten je weet, we ziju arm, Karei. Etijdan
is er r.og iets mijn kind, waar ik eerst eens
over wil spreken met je."
Ilij keek zijn moeder vragend aan. Nog iets?
Maar immers, indien slechts de kosten be
streden konden worden, wat ter wereld kon
dan nog een beletsel wezen
„Nóg iets? vroeg hij.
„Ja, en iets heel ernstigs."
Wat mocht er zijn? Moeder deed zoo ge
wichtig.
„Nu moeder, als liet met liet geld maar
gevonden kon worden, denk ik, dat de grootste
zwarigheid toch wel zou zijn opgelost", meen
de hij.
„lli wil het je wel zeggen mijn jongen. Ver
tel me nu eens eerlijk, rechtuit, waarom wil
je eigenlijk zoo graag studeeren
Hij keek een beetje verbouwereerd.
„Natuurlijk," begon hij, „omdat ik er veel
zin in heb, omdat ik liet graag doe."
(Wordt vervolgd).
DOOR ZELANDIA.
j Nadnil^verbodeiJ