Antirmlutionair voor i) nieuws- en Advertentieblad Zeeland. 7 FEUILLETON. Binnenland. Uit de Pers. No. 1382. Woensdag 22 November 1916. Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1, Franco ner post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. L1TT00U Az. te TER NEUZEN. RICHTEN STUKKEN INGEZONDEN REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE ADVERTENT1EN: Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver- tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Alle stukken, voor de Eedactie van dit blad bestemd, te adresseeren „Aan de Redactie van Luctor et Emergo te Ter Neuzen." Aanname van Advertentiën tot 1 uur op den dag der uitgave. V Vereeniging voor Vrouwen kiesrecht. In de TweedeKamer hield de heer Van Nispen tot Sevenaer een rede tegen het rou- wenkiesrecht. Naar aanleiding daarvan ontvingen alle Kamerleden een fraai gedicht, bun toegezonden door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, officieel gewaarmerkt met liet stempel der Vereeniging. „Fraai" is het te noemen, als men het kunstloos gerijmel wil kwalificeeren. De inhoud is evenwel zoo profaan, zoo God onteerend, als maar mogelijk is. Men oordeele „God schiep 't heelal in luttel perken En 't laatst een mannen-exemplaar. Dat God vermoeid was van Zijn werken, Bewees hij daarmee zonneklaar. En toen hij alles eens beschouwde, Ontbrak nóg dit, mishaagde dat, Maar 't was de man, die 't meest hem rouwde Eén enk'le rib slechts deugde wat. Dié werd hem ook nog afgenomen! En na veel studie en beraad, Is eind'lijk toen de „vrouw" gekomen Door overleg kwam zij zoo laat. Daarom is zij voor mannen, knapen 't Ideaal van het aardsch geluk. De man werd slechts als proef geschapen, Zij is des Scheppers Meesterstuk." Als dit een proefje is van den geest van beschaving en ontwikkeling, waarvan door de voorstanders van het vrouwenkiesrecht zoo "hoog wordt opgegeven, is het een treurig voorteeken. En even treurig is het onderschrift dat „Het Volk", dat zoo voor vrouwenkiesrecht ijvert, er bij plaatst. Geen woord van afkeuringalleen wordt geconstateerd, dat „het gedicht nu niet be paald een meesterstuk is." „Maar de dames hebben het blijkbaar goed- feministisch bedoeld," zoo luidt de conclusie. Godsdienst is immers slechts privaat-zaak Profaan. Telkens en telkens weer wordt van socia listische zijde verzekerd, dat het social.sme niets tegen den godsdienst heeft. Zij, die met bewijzen van het tegendeel komen, ontleent aan de geschriften van i e geestelijke vaders van het socialisme worden teruggewezen, met de opmerking, dat zulke bewijzen de weerlegging niet waard zijn. Ze zijn 'immers reeds lang verouderd, liet. socia lisme is geheel en al ontwassen aan die oude theorieën. Wanneer men evenwel geregeld de socia listische lectuur nagaat, bemerkt men, dat de anti-godsdienstige geest waarlijk nog me bezworen is. Zoo leest men in een feuilleton in Het Volk," een feuilleton geschreven door den bekenden Italiaanschen letterkundige Gabrielle d'Annunzio, die vooral in de dagen van Italië s trouweloozcn omkeer de geesten bewerkte, een passage als deze Jezus zou tranen over mij gestort hebben want onder al de menschen ben ik liet wel, die den bodem, den diepsten bodem der ver nedering heeft bereikt." Dat laat d'Annunzio een ellendigen zwak keling zeggen. Kan hot profaner? Dat is de literatuur, waardoor een volk mede moet wórden-Verlicht De Nieuwe Courant Wij vroegen ons af of, dank zij de bij zondere belangstelling onzer vroede vaderen in de Nederlandsche Tooneelspeelkunst m den Koninklijken Haagschen Schouwburg dit nu een gesubsidieerde groene krokodil is geweest Een grof dier was 't in elk geval wèl 1" De Roomsch-Katholieke Residentiebode voe^t er een vraag aan toe; „Waar blijft gij, vroede vaderen der Koninklijke residentie, die liet vuil der straten telken dage zoo netjes laat wegbezemen, maar uw Koninklijken Schouw burg kalmweg laat bezoedelen?" Een Engelsch soldaat over den oorlog. 3) (S l o t.) Voor het overige worden wij afgeschilderd als vroolijke moordenaars, ons verheugende in de gelegenheid voor een „kloppartij", waarin wij weten, dat meer dan driekwart van onze kameraden zullen worden verminkt of gedood uitgelaten over de taak van menschelijke wezens te veranderen in klompen mismaakte kleiluchthartig als kinderen, die in een tuin met een nieuw luchtdrukgeweer op musschen schieten en in de handen klappen, wanneer ze vallenuit een voorbijgaande kinderlijke zwaarmoedigheid weggehaald door een spel voetbal of een pakje sigaretten. Van de eerste stoffelijke werkelijkheid van den oorlog, waaraan al het andere zijn kleur ontleent, de eindelooze en afschuwelijke licha melijke uitputting, zegt hij weinig, want het zou het prikkelende, de „verve" van het beeld verstoren. Van het innerlijke leven van uw soldaten, de voortdurende botsing van tegen strijdige zedelijke maatstaven, de noodzakelijk heid dat de ziel door werktuigelijke eentonig- Het Tooneel. We lezen in „De Rotterdammer" v Het veredelend programma. In Den Haag is het er weer bar naar toegegaan. T Avond aan avond is in den Koninklijken schouwburg, door de gemeente gesubsidieerd, opgevoerd een walgelijk stuk „Hotel de groene krokodil". Drie Haagsche couranten van verschillende richting gaven deze oordeelvellingen Het Vaderland schreef „Schuchter sloegen we den omslag van het weelderige programma op. Daar stond het uitdagend en verwijtendKoninklijke Schouwburg. De schaamte hebben we toen maar op zij gezet." De Residentiebode „Zoodat ieder, die zichzelf respecteert, zich zorgvuldig zal wachten het onbeschaamd gedoe te gaan zien." heid wordt gekneusd, de moeilijkheid van iets te krijgen om ons te verfrisschen, het gevoel van een nuttelooze rol te vervullen in een spel, gespeeld door apen en geleid door krank zinnigen, daarvan begrijpt gij, geloof ik, niets. Zijt gij zoo oppervlakkig, u te verbeelden, dat iemand geen ontroering voelt, waarvan hij zelden spreekt? Of onderstelt gij, dat, gelijk een beschaafd burger mij eens zeide, die ge voelens beperkt zijn tot „lieeren", en „gewone soldaten" daarin niet deelen En achter de beschrijving van den oorlog, die in uw bladen wordt gegeven, schijnt er soms iets ergers dan zijn onwaarheid, hoezeer hiermee ver bonden, om den hoek te kijken, het ontzettende denkbeeld nl., dat de oorlog ten slotte toch nog veredeltdat, zoo hij al niet de ware taak van den man is, hij er ten minste een is, waarin hij een volledigheid van zelfverwezen lijking vindt, die in den vrede onmogelijk is dat, in kliaki gekleed en een geweer dragende, die jongens in waarheid meer „man" zijn, dan wanneer zij op het kantoor of in de fabriek werken. Misschien doe ik u onrecht. Maar 1 die gedachte schijnt mij uit sommige van uw achtenswaardige artikelen het hoofd op te steken. Wanneer ik ze lees, denk ik aan de vrienden, die, na verschillende graden van foltering te hebben geleden, stierven in den waan, dat de oorlog niet het laatste woord van Christelijke wijsheid was. En ik heb een „CHRISTELIJK VROUWENLEVEN". Reeds in het voorjaar van 1914 werden plannen gemaakt om te komen tot uitgave van een blad voor de Christelijke Vrouw. Het uitbreken van den wereldoorlog bracht echter ook hier stoornis. Thans zijn de plannen zoover gevorderd, dat met 1 Januari a. s. liet eerste nummer van het maandschrift „Chris telijk Vrouwenleven" kan worden tegemoet gezien. De uitgever E. J. Bosch Jbzn. te Nijverdal vond de dames: Anthonia Marga- re'tha, Joukvrouwe F. Bare van der Borcli van Verwoldo, Johanna Broevoort, A. C. Diepen horst-de Gaay Fortman. M. M. Havelaar-van Beeck Calkoen, A. van Iloogstraten-Schoch en W. Klinkert bereid in de redactie zitting te nemen, terwijl meerdere bekende Christelijke vrouwen vaste medewerking hebben toegezegd. De bedoeling is een positief Christelijk (geen politiek) blad' te stellen tegenover de vele z.g.n. „neutrale" Vrouwenbladen. DE „KONINGIN REGENTES". Uit Vlissingen meldt men aan de Iel. dat de drie achtergebleven leden van de beman ning van de „Koningin Regentes" nog niet uit Brugge zijn teruggekeerd. De Duitscliers hebben den voorraad levens middelen en wijn aan boord van de mailboot in beslag genomen en betaald. Het „Hand." meldt dat de door de Duit scliers van boord der „Koningin Regentes" gehaalde post via Zevenaar teruggezonden is. De meeste mailzakken waren bestemd voor New-York. Ze zullen per eerste gelegenheid worden doorgezonden. INCIDENT IN DE TWEEDE KAMER. Donderdag heeft in de Tweede Kamer een incident plaats gevonden, als slechts zelden in dat Parlement vroeger is aanschouwd. De overzichtschrijver van de „Tel." beschrijft het aldus De heer Nierstrasz heeft het uitgelokt. Wi'e is de heer Nierstrasz? Een Kamerlid, maar daarmee is dan ook zijn parlementaire figuur al genoegzaam aangeduid. Gewoonlijk is hij afwezig. En nu heeft hij daar eensklaps een schandaal ontketend, dat als een snel- naderend onweer in hevigheid toenam, dat hem als een lawine overviel Het ging over het nieuwe art. SJ der Grondwet, waarin de Regeering voorstelt verhoomng van schadeloosstelling van de leden der Tweede Kamer, toekenning van presentie geld, vergoeding van reiskosten en pensioen. Ilii was er tegen. De functie werd zoodoende te' aanlokkelijk, vond hij. Maar onder stijgende onrust en groeiend rumoer begon lig de houding te critiseeren, die verscheidene Kamerleden aannemen. .Hij had hier in de Kamer zijn idealen verloren, vertelde lig. Kamerleden hunkeren naar bijbaantjes en laten zich in commissies benoemen, om de emolumenten. Of dat al niet erg genoeg was, gaat de minister hun nu met royaal gebaar, zonder motivcering, eenige rijksdaalders presentiegeld in de hand stoppen, en dan strooien de lieeren hun kiezers zand in de oogen en stellen het voor, dat zij komen om plicht. Maar zij komen om de rijksdaalders Zoodoende wordt het mandaat een bestaan, waaraan zij zich wanhopig vastklemmen. Maar, mijne lieeren, ieder volk heeft de regeering, dié het verdient en zoo ondervindt ook de Kamer van de Regeering de behande ling, welke zij verdient. Aldus de heer Nierstrasz. Tijdens zijn speech had het al telkens onheilspellend gerommeld. In desocialistischen hoek van den parlementairen hemel trokken zich donderwolken saam. Scherpe inten upties, als felle bliksemschichten, schoten door de zaal. De heer Troelstra trok het zich bijzonder aan. Hij zag aanstonds doodsbleek, beefde over zijn geheele lichaam, schoot telkens vinnig een interruptie op den spreker af. Scharrelaar! riep hij hem herhaaldelijk toe. Na de rede barstte de bui plotseling met ongekende hevigheid los. Eerst scheen het, dat ze luwen zou. Want de heer Loeff kreeg I het woord en maakte zich al gereed. Mr. Troelstra wilde gaan zitten luisteren. Toen zag men plotseling een oploopje bij den lieer Nierstrasz. Niemand anders dan Mr. de Savoruin Lobman trad op hem toe en maakte hem blijkbaar ernstige verwijten. Dadelijk daarop kwam ook Minister Cort van der Linden, die met booze, dreigende gebaren stond, en diep verontwaardigd was. gewaarwording als van puntige ooren, harige klauwen en een afschuwelijke apetronie, die mij aangrijnst zonde na zonde, elleftde na ellende, tot aan het einde der wereld. O vriendelijk publiek want gij waart eens vriendelijk e'n kunt het weer worden zet al die waandenkbeelden uit uw hoofd. De^ werkelijkheid is verschrikkelijk, maar niet zoo verschrikkelijk als het grijnzende fantoom dat gij u hebt voorgesteld. Uw soldaten zijn noch zoo dwaas, noch zoo braaf, noch zoo slecht als de werktuigelijke poppen, die in de ko lommen van uw nieuwsbladen grjjnzen en dooden en grijnzen. Ongetwijfeld zijn er, hier en daar, jongens, voor wie de vrijheid van hun ouders, hun schoolmeesters, of hun pa troons een verheuging is en wier eerste in drukken hoe snel vergaandoor goed- geloovige redacties worden afgedrukt als weer gevende „den geest van het leger erruk- kelijke kinderen! Voor mannen, wier ziel zelfs door de modder is verduisterd, zijn zij zoo verfrisscheud als lentezonneschijn na eindelooze kou en regen. Maar in de brieven van do minderen, die een winter in de loop graven hebben doorgebracht, zult gij den oorlog niet als „sport" beschreven vinden. Het, is een last, dien zij met pijnlijk gebeente dragen, dien zij haten, terwijl zij, niet onbewust van haar monsterachtigheid, vaag hopen, dat zij, door hom nu te torsen, er anderen in de toekomst voor zullen behoeden, en met een zelfs overdreven tcederheid aan de zegeningen van den vrede terugdenken. Zij dragen hun last met weinig steun van u. Want een leger leeft niet bij munitie alleen, maar ook bij kameraadschap in een zedelijke gedachte of doel. En die kunt gij ons niet geven. Gij kunt haar ons niet geven, omdat gij haar niet bezit. Gij zijt, miar ik zie, in uw ziel meer verdeeld dan gij waart, toen ik soldaat werd gjj krijt de ajiostelen van den oorlog uit, maar zijt toch niet geheel ongeneigd te gelooven, dat de oorlog iets verhevens is half neemt gij aan, dat onze zaak de zaak is van de menschheid in het algemeen en van de democratie in het bizonder, toch durft gij het niet stoutweg uitspreken, opdat gij later niet gedwongen zoudt zijn uw geloften na te komen gij zijt meer voldaan en zelfgenoegzaam naarmate gij meer vertrouwt op de overwin ning en minder andere volkeu noodig hebt, verlaat u meer op de groote machine die gij hebt geschapen en minder op de onzienlijke krachten, die, als gij ze laat begaan, aan uw zijde zullen werken. En gij zijt meer geneigd dan vroeger om u aan haat over te geven. Haat voor den vijand is niet gewoon, geloof ik, onder soldaten die tegen hem hebben ge vochten. Het is onveroenigbaar met de be hoorlijke vervulling van onzen plicht. ant om i'u haat te dooden is moord, en wij zijn O '1 1I ILO c „zending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1916 | | pagina 1