Uit Stad en Provincie. WEENEN, 21 Oct. (W.B.) De minister-pre sident Stürgkh is lieden bij liet middagmaal door den uitgever van een tijdschrift alhier, Adler genaamd, doodgeschoten. WEENEN, 21 Oct. (W.B.) De minister- (iresident graaf Stürgkh, werd hedenmiddag iet slachtoffer van een aanslag. Toen graaf Stiïrgkh in Hotel Meisel Schadn het middagmaal gebruikte, trad de letterkundige Friedrich Adler op zijn tafel toe en loste in snelle opeen volging drie schoten op den minister-president. Graaf Stürgkh werd aan het hoofd getroffen en was onmiddellijk dood. Karl, graaf Stürgkh, Oostenrijksch minister president, werd den 30n October 1859 te Graz geboren. Hij trad in 1881 in staatsdienst. Door het graafschap Stiermarken, waar hij grondbezitter was, werd hij naar het Oosten rijksche Parlement afgevaardigd hij sloot zich bij de partij der constitutioneele groot-grond bezitters aan. In 1906 maakte hij deel uit van het Kabinet-Brenerth als minister van onderwijs. In 1911 aanvaardde hij het voor zitterschap van het huidige Kabinet. Kort na het uitbreken van den oorlog deed hij tengevolge der heerschende obstructie het Parlement op reces gaan en regeerde sedert zonder volksvertegenwoordiging met behulp der Keizerlijke besluiten. WEENEN, 22 Oct. (Korr, Bür.) De Kor- respondenz Wilhelm verneemt over den moor denaar van den ministerpresident het volgende: Dr. Fritz Adler is in 1879 te Weenen geboren. Hij is buitenkerkelijk getrouwd. Hij heeft t.e Weenen en voor zijn studie ook in Zwitserland gewoond. Zijn vader is dr. Viktor Adler, lid van den Rijksraad. De familie van den moordenaar bevindt zich sedert twee jaar in Zwitserland. Fritz Adler was hoofdredacteur van het tijdschrift Das Volk, dat bij het uitbreken van den oorlog ophield te verschijnen. Sedert gaf hij een maandblad Der Kampf uit, waarvan hij hoofdredacteur is. Der Kampf is een wetenschappelijk tijdschrift, dat olie vraag stukken in de sociaal-democratische beweging behandelt. Fritz Adler was ook sekretaris van de Duitsche sociaal-democratische partij in Oostenrijk, maar stond in vele opzichten met haar op gespannen voet. Hij is zeer bemiddeld en gaat door voor een zeer radikale en opgewonden zonderling. Met zijn radikale opvattingen had hij bij zijn eigen partij slechts weinig aanhang. Daardoor was hij tot werkeloosheid gedoemd, waaronder hij zeer gebukt ging. Zijn meeningen waren bijna altijd met die van de leiders zijner partij in strijd. Zelfs met zijn vader lag hij overhoop. Uit al zijn epvattingen en zijn gedrag kan slechts de slotsom worden getrokken, dat de moord de daad van een dweper was. De dader toonde bij zijn inhechtenisneming geen spoor van berouw. Morgen zal de gerechtelijke schouwing van het lijk geschieden. Baron Rassner, Hongaarsch minister bij het hof, heeft zich op het eerste bericht naar het departement van den minister-president be geven om in naam der Hongaarsche regeering zijn diepste deelneming te betuigen. ATHENE, 20 October. (Reuter.) De Fransche militaire attaché heeft vanmiddag den koning een nota van eischen ter hand gesteld. Een der eischen is de overbrenging van de geheele in Thessalië liggende Grieksche legermacht naar de Peloponmesus en overgave aan de geallieerden van het oorlogstuig, bestemd voor deze legermacht. De andere eischen zijn onbekend. De oorlogscorrespondent van de Germania In het Westen schrijft: Op weinige plaatsen langs het geheele Som- me-front is zoo lang om een voetbreed gronds gevochten als in den moerassigen hoek tus- schen Hem, Feuillères en Cléry. Hier lag tamelijk dicht bij den oever van de Somme een kleine Picardische boerenhofstede, de Monacu-ferme. In den tijd, dat de Monacu-ferme dagelijks in de legerberichten genoemd werd, was van haar niets meer over, want reeds bij het begin van de voorbereidingen tot het Somme- offensief werd zij, open als de dorpen, door de Franschen stukgeschoten. Een vlakke uit holling in den grond, vol brokken steen, een uitholling die misschien eens de kelder ge weest is, en waarboven een stuk van de door granaten verwoeste fundamenten uitstak en een dikke, zwart verkoolde balk of boomstam dat was het middelpunt van de woeste plek vol steenen, puin en granaatkuileu. Zoo heb ben onze soldaten de Monacu-ferme gezien, toen deze naam in de wereld bekend raakte. De Franschen zaten in het naburige Hem en in het dicht tegenover de Somme gelegen Feuiilères. De brug over de rivier was door ons opgeblazen. Elke poging een nieuwe brug te slaan, kon van de Monacu-ferme door een enkel machinegeweer of een koelbloedigen schutter verijdeld worden. Dagen lang hebben de Franschen steeds nieuwe regimentenjlaten storm Ioopen op deze plaats. Dagen lang heeft een compagnie van een Saksisch reserve regiment, die hier onder een commando van een luitenant lag, eiken aanval van de over macht afgeslagen. Daarna rieptten de Fran schen opnieuw een woedend geconcentreerd vuur uit dozijnen batterijen op de Manacu- ferme. Met de zwaarste mijnwerpers losten zij salvo's en wierpen eens tot voorbereiding van een grooten aanval 250 tot 300 mijnen binnen een half uur op de puinhoopen. Toen waren zij vast overtuigd, dat er geen levende Duitscher meer in kon zijn. Zoodra echter hun infanterie voortrukte, vond zij de gra naattrechters om de ferme bezet en zij werd met zoo'n geweervuur ontvangen, dat zij na een fpaar vergeefsche pogingen terug moest. De Fransche gevangenen erkenden, dat er spokerij in het spel moest zijn. De ferme, waarom allengs de bergen Fransche lijken zich opstapelden, was behekst. En toch was het geheim heel eenvoudig. In de Monacu-ferme was niemand. Daarheen werden slechts posten vooruit geschoven, die zoo goed als het ging dekking zochten in een granaatkuil, groot genoeg voor dertig tot veertig man. De rest van de compagnie lag als reserve in een stelling, waarvan de Fran schen niet vermoeden konden, dat menschen het er konden uithouden. Deze stelling lag nameljjk in het water. Een klein stukje bosch dicht bij den drassigen oever van de Somme was zoo gunstig gelegen, dat het bijna nog niet getroffen was door het vijandelijk vuur. De kruinen der boomen waren zoo dicht, (Jat zij dekking boden tegen nieuwsgierige vijan delijke vliegers. Zoodra de Fransche artillerie haar vuur voor een oogenblik verleggen moest, om haar eigen infanterie het voortrukken mogelijk te maken en het verschijnen van deze infanterie door de Duitsche posten ge meld wordt, bezetten de verdedigers de gra naattrechters om de Monacu ferme. De uit nemende bekendheid met het terrein, allengs verwerven, kwam hun hierbij goed te pas. Waren de Franschen weer teruggeslagen, dan lieten zij het mijnen en granaten hagelen op de puinhoopen van de boerderij. Maar dat wist men. Zoodra de eerste projectielen kwamen, had de meerderheid van de ver dedigers reeds tijd gevonden de ferme te ontruimen en zich terug te trekken in de na burige reserve-stelling. Dit heen en weer herhaalde zich dagelijks, dikwijls eenige malen binnen het uur. Enkele keeren gelukte het den Franschen met bijzonder sterke strijd krachten tot in de ferme binnen te dringen. De aanvoerder der Duitsche compagnie had zijn soldaten zoo in de hand, dat hij hen in zulke gevallen kalm kon terug nemen. De Franschen meldden dan blijde dat hun de verovering van - de ferme gelukt was. Doch als deze tijding in de Parijsche kranten ver scheen, was zij al niet waar meer. Want intusschen werd de ferme door een vluggen tegenstoot weer door de Duitschers veroverd! Eindelijk echter, bij een grooten aanval, die ook afgeslagen werd, moeten enkele Franschen zoo ver doorgedrongen zijn, dat zij de reserve stelling in het moeras zagen. Zij ondernamen nu geen stormaanvallen meer en schoten ook niet meer op de puinhoopen van de ferme, doch legden een ontzaglijk concentrisch vuur met de zwaarste kalibers op dit kleine hoekje van den oever. Huishooge waterzuilen stegen uit de bedding van de Somme op, krakend vielen de boomen om. Het was een ver- schikkelijke hel van water en vuur. Ver schillende afdeelingen werden zoo overgoten met slijkmassa's, dat zij met moeite het hoofd vrij konden maken. Men droeg de gewonden door het water, dat door de granaten siste, achter de boomen en legde hen zoo, dat tenminste de hoofden beschut waren tegen granaatsplinters. Geheele boomeilanden verdwenen, opgeslokt door de draaikolken, din de in het moeras ontploffende 28 centimeter granaten veroorzaakten. Vele mannen schreeuwden luid van pijn in de ooren en waren dagenlang nog zoo goed als doof. Ook de commandant kon bijna [niets hooren door het, heel merkwaardig, nog niet stukgeschoten telefoonapparaat. Eindelijk hoor de hij het bevel de stelling op te geven. De gewonden werden meegenomen. Men trok voorzichtig én stil weg. De Franschen schoten nog lang in het verlaten moerasstuk en nu ook in de puinhoopen van de boerderij, zoodat het steengruis opvloog als meelwolken. De korrespondent van de „Daily Telegraph" had een onderhoud met een vriend,van den Roemeenscheu generaal Averescu, die van raeening was, dat de strenge kritiek, op dezen Iaatsten uitgeoefend, gegrond was op een verkeerd begrip van hetgeen inderdaad plaats vond en hem verzocht zijn inzichten dienaan gaande bekend te maken, welke als volgt luiden Het opmaken van het veldtochtsplan werd beïnvloed door onbekende faktoren, zooals het gedrag van Bulgarije, hetwelk, naar men verwachtte, zich zou losmaken van de centrale mogendheden en niet den oorlog verklaren. Dat de Dobroedsja zou worden aangevallen, werd voor zeker gehouden, maar het gevaar van dien kant werd onderschat. Het was zeker dat de hoofdmacht van de voornaamste vijanden tegen Roemenië zou worden gericht door de passen van Transsylvanië. Generaal Averescu gebruikte om die redenen zijn voornaamste strijdkrachten om dit land binnen te vallen. Dit had aanvankelijk succes en de vijanden waren verrast, ofschoon zij wisten, dat Roemenië in Augustus den oorlog zou verklaren. Men wilde aldus de hand reiken aan de Russische troepen bij Dorna Watra, terwijl tegen Bulgarije een defensieve houding zou worden aangenomen. Dit plan kwam overeen met de nationale wenschen, ofschoon deze de beslissing niet aldus deden uitvallen. Men wist dat een inval in Bulgarije in den beginne weJ uitvoerbaar was, maar vreesde dat dan de Oostenrijksch-Duitsche troepen in hot noorden de overhand zouden verkrijgen. Aan den anderen kant kon, wanneer de Hongaarsche aanval was afgewend, de aanval van Bulgarije gemakkelijk weerstaan worden, en deze kon ook, als hij slaagde, geen ander deel van het land als de Dobroedsja in gevaar brengen, terwijl een verder doordringen dan tot de lijn Constanza Czernavoda niet mogelijk is, daar het moerassige land aldaar te ongunstig is voor de ontwikkeling van groote troepen massa's. Het offensief had kunnen worden voortgezet, wanneer men bij het plan gebleven was. Maar het verlies van Turtukai en Silistria en de nadering tot den spoorweg maakten op met-militaire zulk een indruk, dat het veld tochtsplan in de war gebracht werd troepen, noodig voor de operaties in Transsylvanië, werden haastig naar de Dobroedsja gezonden, met de bekende en nog te wachten gevolgen. Aldus van zijn reserves beroofd, kon generaal Averescu geen weerstand bieden aan den druk van uit het noorden. Ook andere oorzaken waren hierop van invloed, zooals minderheid in artillerie, sinds het leger van Von Falkenhayn zich had gesteld tegen den Roemeenschen linkervleugel. De rede van Ds. Van Empel over „De opvoeding der Opvoedersuitgesproken op de vergadering van den Schoolraad, te Middel burg, kwam volgens |de Midd. Crt. hierop neer Onder opvoeders verstaat spreker ouders en onderwijzers en het verwonderde hem, dat nog zooveel ouders zelf groote kinderen zijn. De praktijk der kinderwetten heeft aangetoond, dat men al veel kan misdoen alvorens er van verwaarloozing der kinderen kan worden gesproken. Anderzijds zijn er ouders die met overdreven liefde hun kinderen bederven. In deze materie zou men ook kunnen vragen een betere toepassing van het gezond verstand. De onderwijzer zal niet alleen moeten zien naar de verkregen resultaten bij proeflessen en dergelijke. Als opvoeder staat de onder wijzer in slechter conditie dan de ouders, omdat hij het kind krijgt, als het reeds ten deele gevormd of misvormd is. Hij moet zoeken naar den invloed, door ouders of anderen op het kind uitgeoefend en op goeden invloed voortbouwen en slechteren doen op houden. Daarbij komt dat de kinderen niet zijn eigen kinderen zijn, maar vreemde en hij daarvoor niet zoo veel liefde heeft als de ouders. De onderwijzer heeft zijn sympathieën en antipathieën de kinderen zijn voor hem objecten. De onderwijzer is beroepsopvoeder, waartegenover spreker niet wil stellen de ouders als amateuropvoeders. De onderwijzer heeft voor, dat hij het beroep vrijwillig koos, al is het met die vrjje keuze soms eigenaardig gesteld. Dikwijls ontbreekt nog veel aan de onderwijzers, die de akte hebben gekregen, maar zelf nog zooveel opvoeding noodig hebben. Tal van bijvakken zijn noodig om goede opvoeders, uitstekende menschenkenners te vormen, maar deze alle zijn niet, ook niet gedeeltelijk, te verwerken. De onderwijzer moet trachten, de kinderen steeds meer te brengen tot zichzelf, tot het kennen van zich-zelf, en om dit te kunnen doen moet de onderwijzer in de eerste plaats zijn „mensch", mensch in den besten zin des woords. Bestudeering der zedekunde en zielkunde acht spr. voor onderwijzers zéér noodig. Met het trouw lezen van den Bijbel kunnen geen actes behaald worden, maar de verwaarloozing van den Bijbel is de oorzaak, dat men niet voldoende den mensch leert kennen. Het christendom is een kracht van de eersto macht mits goed gebruiktin het algemeen is een christelijk opgevoed kind een goed kind. De opvoeding der opvoeders is een eerste eisch om hen gereed te maken voor hun toekomstige taak men moet hun leeren niet alleen te onderwijzen, maar ook te leeren de harten der kinderen te begrijpen. Vervolgens sprak de heer jhr. mr. W. H. de Savornin Lohman uit Utrecht over „Het Bevredigingsrapport"Spreker zeide niet te zullen behandelen de al of niet juistheid van de critiek op de voorgestelde wijziging van dewet op het lager onderwijs, maar zich te zullen bepalen tot de critiek op de wijziging van art. 192. Deze critiek acht spr. volkomen ten onrechte. De vraag die gesteld moet worden is waarom is de staatsschool anti-confessioneel en waarom moet zij dat zijn De staatsschool moest zonder godsdienst zijn, omdat dit in art. 192 is neergelegd. De staat houdt zich buiten de kerk en moet dat ook op onderwijsgebied doen. Spr. wijst er op, dat de onderwijzer iemand is met eigen ovetruiging en dit zal zich uiten bij het onder wijs zoowel bij den openbaren als bij den bijzonderen onderwijzer. Ieder hunner is propagandist. De staatsschool is een propa ganda voor haar zelf, evenals de christelijke school. Spr. duidt met een voorbeeld aan, dat zelfs bij aardrijkskunde de richting van het onderwijs naar voren komt. Waar de Bond van onderwijzers reeds vraagt om eerbiediging van ieders staatkundige beginselen meent de heer Lohman, dat duidelijk is waar men met de staatsschool heengaat. In 1848 werd alleen besloten, dat het bijzonder onderwijs zou worden geduld, doch zónder eenigen steun van staatswege. In liet liberale staatsrecht past de vrije school niet. De bedoeling van het bevredigingsrapport is, dat de staat niet meer zegt: ik ben de onderwijzermaarhet onderwijs zal door den staat worden gegeven of door anderen, zulks onder toezicht van den staat, en met financiëele gelijkstelling, Dat het overal in het rijk gelegenheid geven voor openbaar lager onderwijs een bewijs zou zijn, dat de staatsschool toch nog als de school bij uitnemendheid geschetst wordt, ontkent spreker. Men zal de kinderen niet kunnen dwingen naar een bijzondere school te gaan en voor hen, die dit niet willen, zal de overheid scholen moeten geven. Spr. acht het in het eigen belang van de voorstanders van de bijzondere school, dat de bewuste alinea wordt aangenomen en anders zou zij moeten worden voorgesteld door hem zelf; bestaat zij niet, dan zal men spoedig hooren spreken van gewetensdwang menzon de liberalen kunnen hooren klagen, dat er voor hunne kinderen geen school is. Ten sterkste ontkent spr. dat de overheid alles op het onderwijsgebied aan het particulier initiatief kan overlaten zij kan nooit ouders dwingen een school op te richten. Men kan de onwilligen toch niet in gijzeling brengen, bijv. met 10,000 te gelijk. Dat men niet iemand tot iets kan dwingen als hij beslist niet wil, bewijst de houding der dienstweigeraars. Men zet ze gevangen en nog eens gevangen, maar eindelijk moet men ze uit het leger zetten zonder dat zij gediend hebben. Spr. acht het artikel van de commissie niet minder dan dat van Minister Heemskerk, die sprak van bijzonder onderwijs regel en open baar onderwijs uitzondering. In de praktijk zullen beide artikels hetzelfde uitwerken. Het voorstel van de commissie is niet anders dan hetgeen Groen van Piinsterer reeds in 1865 als wenschelijk noemde. Nu de staat het bijzonder onderwijs betalen zal, moet hij ook toezicht en medezeggings- schap kunnen uitoefenen op de bijzondere scholen. Spr. komt op tegen hetgeen de heer Keuche- nius in de „Beukelaar" schreef en is het met Groen eens, dat de staatsschool is een nood zakelijk kwaad, dat zoo veel mogelijk door de bijzondere school moet worden bestreden. Spr. eindigt met er op te wijzen, dat bij de verzoening van twee tegenover elkaar geplaatste stelsels, beide wat moeten toegeven, maar dat dan ook geen van beiden heeft gezegevierd. Het is een onvergankelijke eer voor minister Cort van der Linden, dat, hij door het wets voorstel in te dienen erkend heeft, dat er onrecht is gedaan aan het bijzonder onderwijs. De schoolstrijd zal wellicht niet eindigen, maar men moet daartoe tocli pogingen aanwenden. In de op Donderdag a. s., des voormiddags 10 uur, te houden openbare vergadering van den gemeenteraad alhier, komen de volgende punten in behandeling 1. Notulen. 2. Ingekomen stukken. 3. Vaststelling dor begrooting voor 1917 en in verband daarmede a. Goedkeuring van de begrooting voor 1917 van het bestuur der brandweer. b. Behandeling van een adres van W. II. van Doeselaar, houdende aanvraag van een tegemoetkoming in een te sluiten pensioen verzekering. c. behandeling van een adres van den grafdelver De Rijk om verhooging van jaar wedde. d. behandeling van een adres van de afd. Ter Neuzen van den Ned. Bond van Onder wijzers, houdende verzoek om verhooging der wedden van Mej. v. d. Heijde en Mej. Nijssen. e. goedkeuring van de begrootingen van de commissie tot wering van schoolverzuim voor 1917. behandeling van een adres van de ver- eeniging tot ziekenverzorging te Ter Neuzen, houdende verzoek tot verhooging van het subsidie. g. goedkeuring van de begrooting voor 1917 van het burgerlijk armbestuur en toe kenning eener subsidie aan dat bestuur voor h. goedkeuring van de begrooting voor 1917 van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Zondagavond werden alhier na het in vallen der duisternis boven België Zeppelins waargenomen, die met zoeklichten werkten, waardoor de luchtschepen sommige oogen- blikken zeer belicht werden. Sluiskil. De leerling J. Oppeneer werd voor de Chr. school alhier dezer dagen door een fietser aangereden, waardoor hij zijn been brak. De fietser scheen er geen schuld aan te hebben. Hoek. In de laatst gehouden zitting van den gemeenteraad werd behandeld de gemeente- begrooting. Deze werd vastgesteld op een eindcijfer van f 29,955,77. De hoofdelijke omslag, die voor het loopende jaar f 5250 bedraagt, is uitgetrokken op f9900. O.m. is f1600 geraamd voor het wegnemen van een bocht in den weg naar Ter Neuzen, aan de buurt Knol. Dit zal echter alleen geschieden, indien de Ned. Automobielclub gevolg geeft aan hare toezegging, om daarin de helft dor kosten bij te dragen. Graaf Strügkh, de Oostenrijksche minister-president, vermoord. Griekenland en de entente. De strijd om de Monacu-hoeve. Roemenië in de knel. De gehouden redevoeringen op den Schoolraad. TER NEUZEN, 24 October 1916. 1917- - «wr,

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1916 | | pagina 2