Hieum- cn Advertentieblad Zeeland. Een „ingezonden" on een antwoord. Uit de Pers. Binnenland. Woensdag 13 September 1916- Jaargang. No. 1362. ABONNEMENT: Kamerlid en bezoldigd staatsambt. 1 v to? 1' Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, - bij den Uitgever D. H. LïTT*0 0IJ Az. te 1LR NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver^ tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN"Ën ADVERTENTIEN TE DEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Alle stukken, voor de Redactie van dit blad bestemd, te adresseeren „Aan de Redactie van Luctor et Emergo te Ter Neuzen." Aanname van Advertentiën tot 1 uur op den dag der uitgave. We ontvingen van Dr. Van Nes onderstaand ingezonden over wat we schreven omtrent het verworpen schorsing-voorstel inzake de kermis te Ter Neuzen. We voegen er een paar aanteekeningen ten antwoord aan toe. Geachte redacteur. In de „Luctor" van 6 September j.l. werden mij een paar verwijten gedaan betreffende mijne houding als gemeenteraadslid inzake schorsing der kermis. Hoewel ik meen dat in 't algemeen een raadslid niet verplicht is rekenschap of ver klaring te geven van zijn stemmen of van zijne uitlatingen in de raadsvergaderingen, zoo stel ik er toch prijs op in dit geval eenige verklaring te geven. Ik heb in 't vorig jaar mijn best gedaan om het zóóver te krijgen dat in onze plaats in geen geval nieuwe vergunningen zouden mogen worden opgericht. Ik heb dat gedaan omdat ik overtuigd ben dat niet alleen dik wijls herhaald misbruik, maar ook aanhou dend matig gebruik van alcoholhoudende dranken onberekenbaar veel kwaad sticht, dat het de volksgezondheid ondermijnt en dat het een van de oorzaken, misschien de voornaamste oorzaak is van de bij het tegen woordige geslacht veel voorkomende degene- raties, vooral van het zenuwstelsel. Mijn betreffend voorstel is in den raad niet aan genomen. Indien ik in mijn pogen geslaagd was, zou niemand daardoor schade geleden hebben in zijn tegenwoordig bedrijf. Was dat vvel het geval geweest dan had ik het voorstel niet willen doen. Terwijl ik niet geslaagd ben in hetscheppen in de toekomst van een toestand waarin het alcoholgebruik in deze gemeente zonder twijfel zeer sterk zou verminderd zijn, zonder iemands rechten aan te tasten, zie ik geen heil in het nu en dan tijdelijk verminderen van het alcoholgebruik of in het tegengaan van het bij sommige gelegenheden sterkere gebruik. Zulke maatregelen zullen de schade lijke invloed op volksgezondheid en op de nakomelingschap niet verminderen. Tot bedoelde gelegenheden waarbij bet alcoholgebruik sterker is dan gewoonlijk behoort o a. de kermis. Doch niet de kermis alleen. Denk b.v. aan nieuwjaarsdagen, verjaardagen van vorstelijke personen, nati onale herinneringsdagen. Ik heb zelf dikwijls kunnen zien dat op zulke dagen heel wat meer dronkenschap heerscht dan tijdens een kermis. Zoudt gij daarin een grond vinden om al die feestvieringen te verhinderen Er bestaat een rubriek ingezetenen die voordeel hebben van een kermis en daarop rekenen als op een jaarlijks weerkeerende bron van inkomsten. Het niet doorgaan is voor hen een teleurstelling cn zij lijden in direct schade. Dit acht ik ook een reden om de kermis niet te schorsen. Dat ik onder die ingezetenen de herbergiers noemde schijnt u vooral gehinderd te hebben (cur- siveering in uw artikel). Al zag ik het bedrijf der herbergiers gaarne anders, n.l. dat zij geen schadelijke dranken verkochten, zoo is dit voor mij toch geen reden om een herbergier per sé als een midderwaardige te beschouwen die men op alle manieren zijn bedrijf mag belemmeren. Misschien zal u, na kennisneming van het bovenstaande, mijne houding als raadslid niet zoo inconsequent en onverantwoorde lijk voorkomen. Hoogachtend, Da. II. B. VAN NES. Ter Neuzen, 7 September 1916. De heer Dr. Van Nes doet een ons zeer sympathieken toon liooren, waar hij positief uitspreekt, dat het alcoholisme, ook in zijn voor velen onschuldigsten vorm, het „matig" gebruik, de volksgezondheid ondermijnt dat het „misschien de voornaamste oorzaak is van de bij het tegenwoordig geslacht veel voor komende degeneratics". We zeggen accoord Daarom wilde de heer Van Nes ook de vergunningen beperken, althans trachten te voorkomen, dat nieuwe vergunningen zouden worden verleend. Opnieuw accoord Dr. Van Nes meent, dat zijn voorstel, ware het aangenomen, niemand, d. w. in casu zeg gen, geen herbergier, schade zou hebben ver oorzaakt. Evenwel, eenige regels verder,spreekt lnj uit, dat het alcoholgebruik „in deze ge meente zeer sterk zou zijn verminderd"Dat rijmt zich niet wel te zamen. Immers, ver minderd alcohol-gebruik zou terdege door de herbergiers als schade gevoeld worden. Bo vendien is het toch vreemd, dat een voor stander van drankbestrijding, die zoo kras het alcohol-kwaad veroordeelt, als Dr. Van Nes terecht doet, zich tevreden zou stellen met het treffen van maatregelen, die feitelijk zelfs geen tapper schade zouden doen lijden in zijn bedrijf. Wellicht werpt de heer Van Nes tegen, dat hij gesproken heeft over het „tegenwoordig bedrijf", 't welk wel niet anders zal kunnen beteekenen, dan dat Dr. Van Nes van meening is, dat een grooter aantal gelegenheden van drankverkoop drankverbruik (-misbruik) ten gevolge'heeft, m. a. w., dat ruimer gelegenheid ook meer doet drinken. Volgt men nu deze redeneering, dan ligt groote waarde in maat regelen, welke de gelegenheid tot drinken zooveel doenlijk beperken. Welnu, ook op dezen grond, is het wezen van kermis, uit een oogpunt van drankbestrijding, consequent. We hebben nog nimmer van ernstige drankbestrij ders gehoord, die er vóór waren, de gelegen heden tot drinken te vermeerderen. Dr. Van Nes voelt, dat hier zijn betoog een zwakke stee heeft, immers hij verklaart bij voorbaat, dat hij in het tijdelijk verminderen van alcohol gebruik of tegengaan van sterker gebruik bij sommige gelegenheden weinig heil ziet. Al zal nu door dergelijke maatregelen „de scha delijke invloed op' de volksgezondheid en de nakomelingschap niet verminderen", zoo mag dat toch voor een ernstig drankbestrijder geen reden zijn, om kortweg in zulke maatregelen „geen heil te zien". Omdat men dadelijk niet alles kan bereiken, laat men toch maar niet af van bet treffen van zulke maatregelen, die het kwaad helpen beteugelen. Bovendien, het is de heer Van Nes toch zeker wel bekend, hoe inzonderheid de kermis aanleiding geeft tot drinken en het onderden invloed daarvan plegen van velerlei kwaad. We herhalen „onder den invloed daarvan." Het is wellicht onnoodig te wijzen op het feit, dat tusscheu alcohol en misdaad b.v. een zeer nauw verband bestaat. In het standaardwerk van Dr. BaerDer Alkolohismus" schrijft deze omtrent dit punt „Hoe minder de gemeenschap zich tegen de toeneming der drankzucht verzet, hoe meer zij er toe bijdraagt het aantal misdaden te vergrooten". Dr. Baer was arts aan de groote strafgevangenis te Berlijn. Hij vond bij 32837 gevangenen 13706 drinkers of 41,7 pCt. Hier van waren 6437 gewoontedrinkers d. w. z. echte dronkaards, en 7269 gelegenheidsdrin kers d. w. z. menschen, die zich in den regel niet bedrinken, doch alleen bij bijzondere ge legenheid hun „maat" overschrijden. Waar schijnlijk zal Dr. Baer het met de conclusie van Dr. Van Nes wel niet eens zijn. Wij wijzen terloops op het verband van alcohol en ontucht. Dat nu ook op Nieuwjaarsdagen, nationale feestdagen e. d. méér gedronken wordt dan anders, is helaaseen feit. „Zoudt gij daarin grond vinden al die feestvioringen te verbie den?" vraagt Dr. Van Nes. We antwoorden we vinden daarin grond, den drankverkoop op dergelijke dagen, zoo mogelijk geheel te ver bieden, of ten minste zoo sterk mogelijk te beperken. Een strijd daarvoor is toch heusch geen dwaas idee en met name van anti- revolutionnaire zijde is meermalen in die richting een poging gedaan. Maar de kermis wordt speciaal door den heer Van Nes toelaatbaar, ja eenigermate gewcnscht geacht, juist ook met het oog op de herbergiers. Dat is een gansch ander geval. Nieuwjaar, een nationale feestdag zijn er niet in de eerste plaats om den herbergiers wat voordeel te bezorgen de kermis wordt hier aangeprezen juist mèt dat doel. Of herbergiers per sé als minderwaardigen beschouwd moeten worden Dit is een vraag, die in ons artikel geenerlei grond vindt. Het gaat niet over de herbergiers als personen. Het gaat over de vraag of bun bedrijf een zoodanig is, dat ze waarlijk nog wat gesteund dienen te worden, expresselijk, opdat hun een extra-voordeel te beurt valt. Mannen namelijk, die, zooals de heer Van Nes, ditmaal als hun pleitbezorger, opmerkt, schadelijke dranken verkoopen. Daar komt bij, dat het „voordeel" van de herbergiers, meestal een zeer groot nadeel is voor andere neringdoenden. Het is toch vaak zoo, dat bij gelegenheid van de kermis, een aantal neringdoenden kunnen „poffen." Bakker, melkboer, kruidenier moeten maar op hun geld wachten men moet immers uit, naar de kermisZóó wordt in zekere kringen, die hun aandeel leveren in de kermis pret geredeneerd en gehandeld. Het „voor deel" voor een zeer klein deel der bevolking wordt een groot nadeel voor een veel grooter ander deel. Een dubbele onrechtvaardigheid. We moesten in het kort Dr. Van Nes be scheid doen. We bleven bij waU-deze zélf aanvoerde ter verdediging zijner houding. Na kennisneming van zijn schrijven, kunnen we onze uitspraak dat óók zijn houding is inconsequent en onverantwoordelijk, niet terug nemen. Het spijt ons, dat Dr. Van Nes zelfs met geen enkel woord inging op wat wij in de derde plaats in ons artikel hebben aangevoerd. Voelt hij daar in het geheel niets voor Zijn ingezonden stuk richt zich hoofdzakelijk op een rechtvaardiging zijner houding ten opzichte der herbergiers. Vandaar, dat ons antwoord uitsluitend déze zijde van het vraag stuk onder de oogen tracht te zienniet, alsof wij van meening zijn, dat deze quaostie ook geene belichting van zedelijk en gods dienstig standpunt behoeft. De „Tijd" schrijft In art. 96 van de Grondwet luidt nog altijd de vierde alinea „Zij, die na hunne verkiezing tot lid van de Staten-Generaal een bezoldigd Staatsambt, dat zij niet reeds tijdens die verkiezing vervulden, aannemen, verliezen van regtwege het lidmaat schap, maar zijn herkiesbaar". Dit artikel heeft altijd een korruptieweronde strekking gehad. Daarom valt het zoo op, dat in den laatsten tijd eenige zonderlinge gebeurtenissen kritiekloos schijnen te kunnen plaats hebben. Voor ons ligt het Kon. Besluit van 1 Sept. 1916 no. 95, waarbij wordt inge steld een „Kommissie van Bijstand inzake de uitvoering der Distributiewet 1916". In deze kommissie zijn benoemd, zooals reeds werd meegedeeld, de heerenmr. M. H. Schim v. d. Loeff, lid van de Tweede KamerA. G. Ivrölier, van de firma Wm. Muller en Co.O. Reitsma, sekretaris van den Alg. Ned. Zuivelbond. In genoemd Kon. besluit werd tegelijk aan den eerst- en laatstgenoemde de heer Kröller schijnt daarvoor bedankt te hebben een „belooning" toegekend, „berekend tegen zeven honderd vijftig gulden (f 750.per maand." Toch schijnt het niet in de bedoeling van den afgevaardigde voor Dordrecht te liggen, om zijn mandaat ter beschikking te stellen. Waarschijnlijk zal hij zich daarvoor weer op do oude distinktie beroepen, dat. men geen staatsambt bekleedt, als men niet in ambte- naarsdienstverband is opgenomen. Toch blijft deze kumulatie van betrekkingen in menig oog bedenkelijk, en ware het misschien wen- schelijk, dat ook in officieele kringen op een en ander eens de aandacht werd gevestigd. EEN ERNSTIGE KLACHT. Wij lezen in liet N. v. d. D. De kapitein-luitenant ter zee Canters had van onze Regeering de opdracht gekregen, de behandeling der zaak van schipper Taal voor den krijgsraad te gaan bijwonen. De overste heeft aan deze opdracht voldaan, maar de heer Akkermans en schipper Taal verklaarden ernstige grieven te koesteren in verband met de wijze waarop genoemde lieer ginds is opgetreden. De overste heeft, volgens den heer Akkermans, hem en den schipper nauwe lijks te woord gestaan en heeft geen enkele poging gedaan om aan de zaak spoediger een goede wending te geven. Daarbij heeft de heer Canters herhaaldelijk opmerkingen ge maakt, die op den schipper, welke toch reeds in een zeer benarde positie verkeerde, een demoraliseerende uitwerking hadden. Zoo wist hij niets beters tegen schipper Taal te zeggen dan „Uit de verklaringen der Duitsche zeeofficieren neem ik aan, dat je een flater gemaakt hebt." Dergelijke onheusche en on welwillende opmerkingen heeft overste Canters ettelijke malen gemaakt. De lieer Akkermans deelde mede, dat hij voornemens was, zich bij het Departement van Buitenlandsche Zaken over het een cn ander te beklagen. (Men weet, dat overste Canters uit Duitsch- land is teruggekeerd en een bezoek heeft gebracht aan den Minister van Buitenlandsche Zaken). HET CONFLICT AAN DE HEMBRUG. 'lusschen de werklieden aan de Rijksinrich ting aan de Ilembrug bij Amsterdam en de directie is een conflict uitgebroken waarbij zelfs de hulp van den Minister van Binnen- landsche zaken is ingeroepen. Ook de werklieden-organisaties bemoeien zich er mee. Het comité dezer samenwerkende organisatie heeft aan den Raad van Ministers een adres gezonden, waarin gezegd wordt, dat de loonen ten minste een voorloopige verhoo ging van f200.— per jaar moeten ondergaan, willen de arbeiders in staat zijn, zich te kunnen voorzien van de meest noodzakelijke levens- benoodigdheden. Adr. dringen er op aan, dat zoo spoedig mogelijk de grieven van het personeel in overleg met het Comité opgelost worden en dat de reeds lang in vooruitzicht gestelde verbeteringen en positieregeling van 't Rijks personeel krachtig zullen worden aangevat en in afwachting daarvan zeer spoedig de voor loopige verhoogin te willen toestaan. EEN ONDERZOEK. Wij lezen in de „Vrijzinnig demokraat" Naar wij vernemen heeft de minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, de heer Posthuma op aandrang van den heer Tcenstra toegezegd een kommissie van onderzoek te benoemen naar de door twee geschorste expor teurs verspreide geruchten omtrent de uitgifte van konsenten door de aardappelvereeniging. AARDAPPELEN. De aardappelmeelfabrieken hebben aan-

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1916 | | pagina 1