Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
FEUILLETON.
Binnenland.
No. 1355.
Zaterdag 19 Augustus 1916
Jaargang.
Uit jonge Jaren.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Eeestdagen,
bij den Uitgever D. H. LI TT 00 IJ Az. te 1I.R NEUZEN.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONN^ENTEN^EN ADVERTENTIËN
ADVERTENTIEN:
Van 1 4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken, voor de Redactie van
dit blad bestemd, te adresseeren
„Aan de Redactie van Luctor et Emergo
te Ter Neuzen."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uiigave.
V Een manifest.
Het Partijbestuur van de S. D. A. P. heeft
een Manifest gericht aan „de Nederlandsche
Arbeiders."
In dit manifest worden de mannen en
vrouwen opgeroepen, om deel te nemen aan
een „Nationale Betooging voor Algemeen
Kiesrecht."
Het moet op Zondag 17 September worden,
gelijk het in het manifest luidt„een over
weldigende vloed van betoogers uit alle streken
des lands naar Amsterdam".
We gaan er nu maar niet op in, dat de
Zondag, de dag des Heeren, voor deze be
tooging moet worden misbruikt.
Nationaal kan zij alvast niet meer heeten,
nademaal een niet onbelangrijk deel der natie
den Zondag heilig wil houden.
Maar waarschijnlijk worden dusdanige indivi
duen, immers dompers en duisterlingen, niet
meer tot de natie gerekend!
Zoo zal het zijn
We wenschen even de opmerkzaamheid te
vestigen op éen der slotzinnnen van het
brallende manifest.
Het, mogelijk, durven verwerpen der voor
stellen tot Grondwetsherziening inzake het
Algemeen Kiesrecht wordt genoemd „een slag
in het aangezicht van die klasse, aan wier
geduld en beleid geheel Nederland de hand
having van zijn bestaan en de ongehinderde
voortzetting van zijn staats- en volksleven
verschuldigd is."
Zoo staat het er letterlijk
Mochten er nog bekrompenen zijn, die
meenden, dat de handhaving van Nederlands
bestaan aan Hooger Macht te danken is en
in Sterker Hand besloten ligt, dan wordt het
hun hier in duidelijke taal anders geleerd.
De handhaving van ons volksbestaan en de
voortzetting er van heeft Nederland te danken,
eenig en alleenlijk aan „die klasse"
Dit is weer wel een weinigje in tegenspraak
met een vroegere zinsnede van hetzelfde
manifest, waarin wordt verklaard, dat „de
socialistische arbeidersklasse de overwegende
politieke factor" moet worden in „ons staats
leven", maar op dergelijke kleinigheden moet
men nu maar niet te nauwkeurig letten.
43)
Een paar riemslagen brachten de roeiboot
buiten Kees' bereik.
„Hu-hu
„Kom niet weer hier, maat," dreigde Kees.
„Hu-hu 1"
Wim van Ree had z'n hengel neergelegd en
was bedaard groote steenen gaan zoeken. Hij
kwam niet een paar handen vol terug. Lei
ze naast zich op den kant. Zei niets.
Henk naderde weer. Wild liet hij de boot
dobbelen. De dobbers lagen geen 'oogenblik
stil; nu eens waren ze onder, dan weer boven.
„Je hebben beet, kerels! Haalt op!"
schreeuwde Henk. De jongens haalden op.
Maar met de hengels opgeheven in de hand,
stonden ze gereed tot den aanval.
Henk zorgde buiten hun bereik te blijven
roeide weer een eindje terug hield zich, alsof
hij weg wou roeien. Maar zoodra de jongens
zich weer gereed maakten in te leggen, na
derde hij opnieuw. De jongen weer vaardig
om hun belager te tuchtigen, maar deze op
We weten het nubij de gratie van de
arbeidersklasse bestaat ons Nederlandsch Volk.
Geen drievoudig onverbreeklijk snoer meer
God, Nederland en Oranje.
Maar een Nederland, dat geen God, geen
Oranje meer behoeft.
Dat bestaat en voortbestaat bij de gunst
eener bepaalde klasse van personen.
TWEEDE KAMER.
Indische legerhervorming.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van artikel 113 van het reglement op liet
beleid der regeering van Nederlandsch-Indië,
vastgesteld bi] de wet van 2 September 1854.
Het wetsontwerp beeft ten doel de mogelijk
heid te openen om voor Nederlandsch-Iudiü
geleidelijk over te gaan tot een ander stelsel
van legerhervorming, waarin de thans aan de
schutterijen of andere gewapende vereenigingen
in artikel 113 van het regeeringsreglement
toegedachte taak zal worden opgedragen aan
afdeelingen van liet leger.
Art. 113 zal dan aldus luiden: „Op den
voet, bij algemeene ^verordening te bepalen,
zijn de ingezetenen verplicht mede te werken
tot bewaring van rust en orde en, wanneer
zij Nederlandsche onderdanen zijn, tevens tot
handhaving van het Nederlandsch gezag in
Nederlandsch-Indië."
Het onderhavige ontwerp zal, wet geworden,
de gelegenheid aanbieden een stelsel in liet
leven te roepen, waarbij alle Nederlandsche
onderdanen, daartoe in staat, zich op doel
treffende wijze kunnen kwijten van hun zede
lijke verplichting om mede te werken, niet
alleen tot het bewaren van orde en rust,
maar ook tot het handhaven van het Neder
landsch gezag in Indië.
In dat stelsel zal het eerste gedeelte van
vorenbedoelde verplichting, d. w. z. de door
het tegenwoordige artikel 113 van het regee
ringsreglement aan de schutterijen opgelegde
hoofdtaak, worden opgedragen aan „de land
weer", bestaande uit de oudste lichtingen van
de bij de infanterie ingedeelde dienstplichtigen.
De bestaande verplichting van alle ingezete
nen om, desgevorderd, mede te werken aan
het bewaren van rust en orde, is in de nieuwe
lezing echter tevens behouden, zoodat als
het noodig is ook niet-onderdanen daartoe
zullen kunnen worden geroepen.
Het ligt in de bedoeling om zoo spoedig
mogelijk tot de invoering van den voors
hands tot den dienst bij de landmacht te
voldoenden afstand blijvende om niet geraakt
te kunnen worden.
„Ga je weg riep Wim.
„Dwergie!! Hu!!!" schreeuwde Henk als
eenig antwoord terug.
Het was Ilenks ultimatum geweest; een
laatste waarschuwing.
Een groote steen suisde door de lucht en
viel dicht bij de boot in 't water.
„Mis, mis!" riep Henk. Beter mikken,
manneke
„Daar dan brulde Kees. Een tweede steen
raakte beter doel, vloog tegen Henks arm aan
en kwam in de boot terecht.
„Is die dan raak schreeuwde Kees, triom
fantelijk.
Dit was het sein tot een algemeen gevecht.
De jongens bestookten het vijandelijk schip
met hun projectielen, Henk zocht dekking
achter de boorden van de boot en verzamelde
naarstig de steenen, die in de boot terecht
kwamen.
Toen de steenenregen een weinig minderde,
trok hij behendig, met een paar slagen van
de riemen, terug.
„Ga-je mee?" zei Kees. „Dan gaan we op
een andere plaats.
Hier vang je nu toch niets meer."
De anderen stemden er in toe.
Hij komt ons toch weer achterna," opperde
Wim.
beperken diensplicht voor alle groepen van
onderdanen over te gaan. Daar de voorbe
reiding van de invoering van een militie voor
de niet Europeesche onderdanen, laat het zich
aanzien, dat de eerstbedoelde spoediger tot
stand zal kunnen komen dan de laatste.
De dienstplicht voor Europeesche Neder
landsche onderdanen zal zijn „persoonlijk" en
„algemeen".
Aan gezinnen, die hulpbehoevend zouden
worden door de opkomst voor oefening of
bij mobilisatie van den kostwinner, zal een
schadeloosstelling zijn toe te kennen.
De dienstplicht zal ongeveer op eenzelfden
leeftijd moeten beginnen als hier te lande, de
diensttijd echter 13 jaar duren.
VROEG ER BIJ
Nu reeds heeft de centrale vrijzinnige kies-
vereeniging in het district Weststellingwerf
den Kamerkandidaat voor 1917 gesteld. Uit
een viertal werd de belastingontvanger P. J.
Oud te Ommen als zoodanig gekozen.
(„Volk.")
HET OPBRENGEN VAN VISSCHERS-
SCHEPEN.
Uit Grangemouth in Schotland hebben eenige
Katwijksche visschers, die daar geïnterneerd
zijn, aan hun familie in Katwijk brieven ge
schreven, welke door een ingezetene van deze
visschersplaats aan het N. v. d. D. ter inzage
verstrekt werden.
Onze visschers hebben het daar lang niet
naar hun zin, zooals uit hun brieven aan
vrouw en kinderen blijkt. Zij mogen niet aan
den wal vertoeven, zij mogen zelfs geen vic
tualiën inslaan en krijgen steeds hetzelfde
rantsoen. Bij het lezen van die brieven komt
men tot de conclusie, dat onze Katwijkers
liever in ruw en zwaar wedei in open zee
zijn, dan in Engeland in een veilige haven,
waar zij naar familie en vaderland verianeen.
Schippér Jan Plug, van de IJ. M. 295 schrijft
o.a. het volgende uit Grangemouth, dato 9
Aug.
Wij hebben eerst 17 dagen in Leith gelegen
en tóen zijn wij versleept naar hier, maar het
is overal niets gedaan hoor. Wij liggen hier
met z'n 21 vaartuigen, maar wij mogen den
wal niet op, alleen op den kant staan, meer
niet. Als je wat noodig hebt, dan halen de
soldaten het voor je. llet is een zuinige boel
aan boord. Het is vandaag al negen weken
en je begrijpt wel, dat het hier dun gaat
wordengeen suiker meer, alles is op. Het
is iederen dag boonensoep. Wij verdienen
geen cent en dan zitten wij hier met die
kostelijke 18 last haring die gaat ook hard
Moet-ie eens 't hart hebben," verklaarde
Free, vechtlustig.
„Hadden we 'm maar niet mee genomen,"
overlegde Kees.
„Dan was hij tóch begonnen," zei Bertus.
„Hij begint immers altijd!"
Ze liepen achter elkaar langs de vaart.
„Zou-d-ie ons achterna komen zei Cor.
Zo keken om. Neen, Henk was nog op het
zelfde plekje gebleven. Zijn boot lag nu dicht
langs den kant.
„Misschien loopt-ie weg en iaat de boot
drijven. Ilij is er gemeen genoeg voor," onder
stelde Free.
„Mijn visch I" riep Bertus op eens.
„Op een draf liep Inj terug.
„Wat?" riepen de anderen, „'k Heb m'n
netzak met visch laten liggen riep Bertus,
doorhollende. Ze volgden hem in den draf.
Plotseling schoot de boot uit het rietgat weg
naar het midden van het kanaal.
„Waar heb-je ze gelegd riep Kees.
„Hier aan den kantze hingen in 't water
daar bij dat paaltje."
De visch was verdwenen
„Hoeveel had-je er al vroeg Free.
„Twee en twintig, allemaal baarzen," ver
zuchtte Bertus.
„Ik begrijp nietzeker het touwtje door
getrokken of
De tranen stonden hem in de oogen.
achteruit. Wij zouden net nog een nachtje
visschen, toen wij opgepakt werden.
Het hangt me hier al lang de keel uit.
Als het nog een dag of acht is, zeg je vooruit,
maar het is vandaag al drie weken, en wie
weet hoe lang
Weet wel, dat ik zoo mager als een konijn
zal zijn, als ik thuis kom.
Een matroos schrijft aan zijn vrouw, dat hij
nieuwsgierig is, of zijn zoon ook opgebracht
is en gaat dan voort
Ik lig hier voor onbepaalden tijd. Ik hoor,
dat de vrouwen te Scheveningen f 9 per week
krijgen. Ik zal dus maar hopen, dat u ook
wat krijgt. Ik wensch dat u niet zoo kniest
als ik
Uit een brief van schipper Gijs van den
Oever het volgende
Toen kwamen er twee oorlogsschepen bij
ons, en er werd geschoten, dat wij stoppen
moesten en direct de vleet inhalen. Een der
schepen sleepte vier visschersbooten achter
elkaar naar Engeland. Iederen dag lig ik nu
maar uit te kijken, of er uitkomst komt
Wij mogen niet aan den wal komen. Wij
liggen wel aan den kant vast.
HET NIEUWE POSTTARIEF.
De St. Crt. en het staatsblad bevatten de
wet van 28 Juli waarbij de port wordt ver
anderd, en wel voor briefkaarten wordt ge
bracht van 2V2 op 3 cent en voor stadsbrief-
kaarten van IV2 op 2 cent, terwijl het port
voor brieven, dat nu boven 20 gram tot 200
gram 10 cent bedraagt, en dan van 200500
gram 15 cent, thans slechts van 20—100 gram
op 10 cents is gesteld, en met iedere 100 gram
5 cent stijgt. Voor stadsbrieven geldt dezelfde
regeling met 3 cent.
Verder is het tarief voor gedrukte stukken
bepaald op 1 cent per 50 gram of gedeelte
van 50 gram, inplaats van het tarief voor
groepen van gewicht dat nu geldt, en is een
nieuwe bepaling ingevoerd op de invordering
van postkwitanties.
Naar verluidt treedt dit nieuwe tarief 1
November a. s. in werking.
NEDERLAND EN DUITSCHLAND.
In een artikel, getiteld „Duilschland en
Nederland", schrijft, volgens een telegram aan
het Hull. Nb., de Lokal Anzeiger
Nederland biedt een eigenaardig beeld. Tot
1G48 waren de Nederlanden een deel van het
Duitsche rijk en konden zich onder Franschen
invloed onafhankelijk maken en voelden zich
toen zelfs sterk genoeg om een Europeesche
mogendheid te worden. Na eenige tientallen
van jaren verloren zij echter hun groote plaats
Zijn prachtige vangst, waarmee hij zoo blij
en waarop hij zoo trotsch was geweest, wèg
„Was het wel hier?" zocht Wim nog moed
in te spreken.
„Hier was hetzei Kees van Wal. „Maal
laten we nog eens goed zoeken."
Met weinig hoop in het hart zochten ze
stilzwijgend den kant af. Maar nergens was
een spoor van de visschen te zien.
Zóó werden hun gedachten in beslag ge
nomen met dit onverwachte, dat ze geen aan
dacht schonken aan Henk Dorsman, die met
een glans van boosaardig genoegen op het
gezicht rustig op de roeibank zat, en een
sigaret rookte.
„Wat zoeken jullie?" riep hij.
De jongens gaven hem geen antwoord.
„Heb je je vissehies verspeeld, Bertus
Jammer hè. 't Waren zulke mooie 1"
„Laat '111 maar praten," waarschuwde Free.
Maar in Bertus' hart kwam opeens een boos
vermoeden.
Zou Henk iets van de viscli afweten Hij
had hem zooëven juist van dit plekje zien
wegroeien. Zou het mogelijk zijn, dat hij de
visch had weggenomen Of luid weg laten
zwemmen? Hij was er zeer wel toe in staat,
vooral na wat er dien morgen was gebeurd.
Driftig keek hij in do richting der boot.
(Wordt vervolgd.)
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
DOOR ZELANDIA.