Binnenland. Buitenland. Kleintjes. Uit Stad en Provincie. dat allicht vrij spoedig tot 20 millioen zal oploopen. Ten tweede zullen de Gemeentebesturen voor allen bouw van schoollokaliteit hebben in te staan wat ook hun op millioenen zal te staan komen. En ten derde zullen de voorstanders van het Bijzonder Onderwijs hun bijdrage aan dit onderwijs wel bijna geheel terug kunnen houdendoch daartegeover zullen ze in de belasting, eeniglijk voor dezen tak van het onderwijs, een verhooging hebben in te boeten die hooger zal loopen dan wat ze thans aan het Schoolwezen, uit liefde en belanstelling kweten. Men voelt daarom nu reeds, hoeveel pro blemen zich hier opdringen. En dan nog, wanneer zal dit nieuwe para dijs zijn poorte ontsluiten Het duurt nog vier jaren minstens, terwijl dan altoos nog de vraag spannen blijft: Hoe zal 't Rijk, als de vrede niet spoedig hersteld wordt, het geld voor deze nieuwe regeling vinden kunnen Het gaat niet om een kleinigheid. En toch zou 't zoo hard zijn, zoo schitterende vooruitzichten aan onze onderwijzers te hebben voorgespiegeld, als 't er ten slotte op neer kwam, dat 't wel in de wet o, zoo prachtig geformuleerd stond, maar dat de Minister van Financien impotentie beleed. NOG MEER GEVAAR VOOR DE TARWE- AANVOEREN. Het Haagsche corr.-bureau meldt, dat bericht is ontvangen dat het stoomschip Itter- sum van de Stoomvaartmaatschappij Oostzee, bestemd naar Buenos-Aires, om met regee- ringsgraan naar Holland terug te komen, thans te Sunderland ligt om een lading kolen in te nemen, doch dat de Engelsche regeering de levering van bunkerkolen weigert, tenzij de maatschappij zicht deze boot met lading van la Plata naar Engeland te doen terugkomen. Terwijl dus de Nederlandsche regeering ge zorgd [heeft èn voor het koopen van tarwe èn voor het beschikbaar stellen van scheeps- ruimte voor het vervoer daarvan, schijnt de Engelsche regeering het thans onmogelijk te maken, tarwe in Nederland in te voeren, voorzoover de booten, voor den aanvoer daar van bestemd, in Engelsche havens zouden moeten bunkeren. TWEEDE KAMER. Art. 192 der Grondwet. (O n d e r w ij s.) Ingediend is een wetsontwerp tot het in overweging nemen van een voorstel tot ver andering van art. 192 der Grondwet. Voorgesteld wordt te bepalen, dat art. 192 voornoemd wordt gelezen als volgt 1. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regeering. 2 Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid, en bovendien, zou zoover het algemeen vormend zoowel lager als middelbaar onderwijs betreft, behondens her onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van den onderwijzerhet een en ander door de wet te regelen. 3. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen door de wet geregeld. 4. Overal in het rijk wordt van overheids wege de gelegenheid gegeven tot het ontvan- geu van voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs. 5. De eischen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten deele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, wordt bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zoover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. 6. Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen Vormend middelbaar en voorberei dend hooger onderwijs bijdragen uit de open bare kas worden verleend. 7. De Koning doet jaarlijks van een staat van het onderwijs aan de Staten Generaal verslag geven. In de toelichting tot het wetsontwerp wordt gezegd De commissie, ingesteld bij Kon. besluit van 31 December 1913, no. 10 is behoudens het afwijkend gevoelen van een der ledeu, tot overeenstemming gekomen ten aanzien der wijziging die art. 192 der Grondwet behoort te ondergaan. Dat resultaat, het gevolg van geduldig over leg en verzoeningsgezindheid, is in hooge mate verblijdend, omdat mag worden aangenomen dat daarmede de grondslag is gelegd voor een krachtige ontwikkeling van ons nationaal on derwijs in zijn ganschen omvang. Bij het aangeboden ontwerp is zoowel de door de Staatscommissie overeengekomen tekst als de toelichting zonder eenige wijziging overgenomen. De herziening van art. 192 kan thans gelijktijdig met die van art. 80 worden behandeld. STATENVERKIEZINGEN. Drente. Gedeputeerde Staten van Drente hebben bepaald, dat Dinsdag 0 Juni de verkie zing zal plaats hebben ter vervulling van de plaat sen der in dit jaar aftredende leden van de Provinciale Statende dagen der stemming en der herstemming, voor zoover noodig, zijn bepaald op Vrijdag 16 Juni en Vrijdag 23 Juni. Men seinde ons Zaterdag uit 's Gravenhage Officieel bericht van het Algemeene Hoofd kwartier In de Telegraaf van 15 April 1916, Ochtend blad van 1 uur, komt voor dat eene nieuwe verlofregeling zou zijn ingevoerd, waarbij dagelijks aan Vio deel van de presente sterkte vrijstelling van dienst zou worden verleend. En op Zon- en Feestdagen aan V8 gedeelte. Deze mededeeling is geheel onwaar. Geteekend Luitenaut-Kolonel-Adjudant MIRENS. DE VERLOF-KWESTIE. Aan de troepen is, naar de Asser Ct. meldt, het volgende telegram van den opperbevel hebber van land- en zeemacht bekend gemaakt „Regeering en ik verliezen geen oogenblik persoonlijke belangen van de militairen uit het oog, maar zoolang de regeering schorsing der periodieke verloven in staatsbelang nood zakelijk acht, moet particulier belang hiervoor wijken. De soldaten moeten vertrouwen hebben in regeering en opperbevelhebber en hierin berusten. Commandanten moeten hun duidelijk maken, dat de tegenwoordige toestand niet langer zal duren dan regeering in lands belang beslist onvermijdelijk acht." ZOMERTIJD. Op een schriftelijke vraag van het Kamerlid Van Doorn, heeft de Minister van Binnenland- sche Zaken geantwoord, dat een wetsontwerp tot vervroeging van den wettelijken vastge- stelden tijd mc-t een uur gedurende den a. s. zomer, zijn departement heeft verlaten. PEST OP JAVA. Ten vervolge op het bericht opgenomen in de Staatscourant van 1 April jl. wordt bekend gemaakt, dat bij het departement van koloniën het volgende van den Gouverneur- Generaal van Nederlandsch-Indië dd. 8 dezer betreffende pestgevallen op Java van 10—23 Maart jl. is ontvangen Pasoeroean 9 niewe gevallen, 10 dooden Paree 4 nieuwe gevallen, 5 dooden Soerabaja (afdeeling) 2 nieuwe gevallen, 1 doode Lamon- gan 3 nieuwe gevallen, 2 dooden Kediri 3, Toeloengagoen 6, Madioen 7, Magetan 1, Soe rabaja (stad) 18 en Soerakarta 15 doodelijke gevallen. Hierbij wordt aangeteekend, dat de totaal cijfers over bovenbedoeld tijdvak zijn68 gevallen en 68 dooden, en dat zij over het nagenoeg overeenkomstige 14-daagsche tijdvak van het vorige jaar (1252 Maart 1915) be droegen 326 gevallen en 295 dooden. Dn. KLJYPER NAAR BUDAPEST. De bijna tachtigjarige Dr. A. Kuyper is naar Budapest vertrokken, om aan zijn dochter, die in het Hollandsch hospitaal aldaar werkzaam is als ziekenverpleegster, een bezoek te brengen. SUIKERBIETEN. In antwoord op een door den heer J. ter Laan ingezonden vraag, omtrent eventueel te veel verbouwen van suikerbieten, zegt de Minister van Landbouw enz. o. a. het volgende De met suikerbieten beteelde oppervlakte bedroeg in 1912 64,812 HA. 1913 60,300 1914 63,234 1915 56,805 (voorloopig cijfer). Volgens een schatting, ontvangen van de zijde der beetwortelsuikerfabrikanten, de eeni ge zijde vanwaar, in het tegenwoordig stadium, positieve gegevens te verkrijgen zijn, zal de vermeerdering van de bietenteelt in 1916, in vergelijking met het voorgaande jaar, bedragen: in Friesland en Groningen pl. m. 12 pet. in Gelderland pl.m. 30 pel.; in Noord-Holland pl.m. 10 pet. in Zuid-Holland en Zeeland en Noord-Bra bant 16 a 20 pet. Over het geheele land schijnt te moeten worden gerekend op een uitzaai van circa 67,000 HA.een toeneming, die geenszins on rustbarend kan worden genoemd, te meer als men in aanmerking neemt, dat in 1915 de verbouw aanmerkelijk was ingekrompen. Omtrent de vraag, of er vrees bestaat, dat de landbouwers met wintertarwe bezaaid land zullen omploegen, ten einde dit land met suikerbieten te kunnen bezaaien, is een onder zoek door de rijkslandbouwleeraren ingesteld. Deze zijn eensluidend in hun oordeel, dat omploeging vau wintertarwe niet of niet van beteekenis méér plaats heeft dan in normale jaren, en dat het omploegen zich beperkt tot perceelen, die een minder goeden stand ver- toonen en dus geen uitzicht op een goeden oogst bieden. In sommige streken staat wel iets minder tarwe te velde dan in de vorige jaren, doch men wijt dit niet aan omploeging ten behoeve van de bietenteelt, doch aan de minder goede financieele vooruitzichten der teelt, in vergelijking met andere teelten. Dat echter een goed perceel wintertarwe wordt omgeploegd, zal in het geheel niet of slechts bij hooge uitzondering voorkomen. DE OORLOG. De inneming van Haucourt. Colin Rose beschrijft in de Vossische Zeitung de inneming van Haucourt. Hij is in een dorp tegenover deze plaats, dat op de Franschen veroverd is. De weg is er eens geweest. Nu is hij niets meer dan gaten en kuilen. Vuil en troebel glinstert het water, dat daarin staat tusschen het gele leem. Overal een warboel van prik keldraad, stuk geschoten, stuk geknipt. Daar achter liggen voor deu ingang van het dorp nog de mannen, die het bewaakten. Franschen met ingeslagen schedels en bloedige lichamen. Daartusschen Duitschers. Wie heeft hier tijd, om de dooden te begraven De Franschen hebben hun verdedigings werken zorgvuldig gebouwd. Schanskorven, vlechtwerk, schietgaten en steenen muren. Wat helpt dat alles tegen mortieren? Alles is stukgeschoten en vernield. De loopgraven liggen vol. Op het vrije veld moet men het dorp binnen loopen. Ternauwernood staat nog een muur in het dorp overeind. Wat was straat, wat was erf, wat vroeger woning Men kan niets meer onderscheiden. Alles is puin en losse steenen. Het gruwelijkste van deze ruïne is, dat men geen kleuren meer ziet. Waar is het rood vau de dakpannen, het groen van den tuin, het vriendelijke blauw en bruin van de gevels Niets, er zijn geen kleuren meer. Slechts één toon, die alles dekt. Een matte lijkkleur, grijswit. In de kelders liggen nog de onzen. En in de droge slooten aan den rand van het dorp de onzen. Zij hebben zich verschanst op de moeizaam opgestapelde steenen. Daartegen over ligt de vijand. Haucourt, verlaten en stil. Den volgenden dag, den 5en April, 's middags begint Haucourt te rooken. Plotseling stijgen overal rookzuilen uit de puinhoopen. Zwarte, witte, gele en bruine. Zware golvende, die als plompe monsters over de aarde rollen en spitse slanke, als levendige fonteinen. De heuvels daarachter rooken. Het steun punt ten Oosten van het dorp, de Termieten heuvel, de hoogte 3U4. In een grooten boog naar het zuiden, westen en oosten, legt het veldgeschut een krans van ontploffingswolken om de bedreigde plaats. Een muur van staal en vuur scheidt haar af van de haren. De bataljons van Haucourt en de steunpunten daarachter zijn aan zich zelf overgelaten. Voor hen de vijand, achter hen de muur van den dood. Het Duitsche trommelvuur is begonnen. De Fransche artillerie antwoordt, aarzelend en onzeker. Zij schiet op het bosch van Avocourt in de richting van Malancourt, op de hoogte ten noorden en ten oosten daarvan. Ze versnippert haar vuur. Blijkbaar weet ze niet, van welken kant de slag zal komen. De middag gaat voorbij. Haucourt rookt en rookt. Alleen maar rook, geen vuur. Wat zou er ook branden in het dorp, waar alles steen en puin is Toch vliegen de granaten naar binnen als wilde dieren. Rook en stof vliegen hoog op. Men zou hebben kunnen denken, dat er geen leven meer was in de puinhoopen voor de laatste en zwaarste be schieting begon. Schot op schot valt er binnen, meedoogenloos. Zoo plotseling als de rookwolken boven Haucourt verschenen, zoo snel verdwijnen zij ook. Plotseling barst geen granaat meer in het dorp. Daarentegen rook en knallen, dubbel zoo sterk op de hoogte daarachter. Tegelijkertijd verschijnt onze infanterie, als uit de aarde te voorschijn gekomen. Daar loopt een dunne reeks. Zij gaat over het land. Nu, is ze aan de boschjes. Nu is ze in een dooden hoek. Het gaat nu langzaam, uitblazend. Daar een groep, daar een paar man. Tusschen de puinhoopen komen ze te voorschijn, ze loopen man voor man achter de straten.. Slechts zeer weinig mannen. Als dwergen gaan zij den Goliath van het steun punt, die breed op de hoogte gelegerd is, te lijf. Kogels fluiten. In het dorp is de verdediger aan de stuk geschoten borstwering gekomen, aan de weinige onbeschadigd gebleven machine geweer-stellingen. Op het steunpunt echter moeten zij nog zoo onder den indruk van de zware beschieting staan, dat niemand het waagt het hoofd te voorschijn te brengen. Veilig nadert de eerste golf van de bestorming, over het land volgt de tweede en de derde. De eersten springen in de vijandelijke loop graven. Man na man verdwijnt in den grond, niemand ziet men meer. Daar komen gedaanten te voorschijn, blauwachtige mantels, en ovaal gebogen helmen. Het karakteristieke silhouet van de Franschen. Eerst slechts weinigen. Dan steeds meer. De Fransche artillerie heeft gemerkt wal er voorvalt en legt een vuur- gordijn beschermend voor Haucourt. Te laat. Reeds is de hoofdmacht van de onzen er doorheen. Het steunpunt is in onze handen, maar in het dorp wordt nog steeds gevochten. Aan den zuidoostelijken rand staat een huis, een stukje muur en de rest van het dak waren het. Twee granaten troffen het. De gele fonteinen spoten omhoog. Toen was het nog slechts puin en nu ratelt daar een machine geweer. In de een of andere veilige mijngang moet het verborgen geweest zijn. Zij hebben het nog tot vuren gebracht Puinhoopen, diepe gaten, een verward draden- net. Stormloopende soldaten komen er ter nauwernood doorheen. Nog steeds knettert het machinegeweer. De eene loopgraaf of juister de rest van een loopgraaf tusschen puin en steenen willen zij niet ontruimen. Een fel bliksemend vuurschijnsel bij het huis met het machinegoweer. Is een ammunitie- depot in de lucht gegaan Zware rookwolken stijgen omhoog. Wie schiet nog in het dorp, waar vriend en vijand man tegen man wor stelen Weer een vlam. Als een vurige slang loopt ze langs de loopgraaf. O zoo, de vlammenwerper. Het machinegeweer ver stomt. De mannen in de blauwe jassen komen te voorschijn, met de handen omhoog. Nu is het ook hier uit. De infanterie is weer in de aarde verdwenen. Men ziet niets meer. Sléchts ver terug de in colonnes aftrekkende gevangenen en dragers met baren. Ik koer op den heuvel terug. Boven Malan court en Haucourt en de heuvels daaromheen wapperen duizend rookvaandels. Het schemert reeds. De artillerie komt niet tot rust, ze schiet van beide zijden den geheelen nacht door. Boven op de hellingen is het stil. Slechts nu en dan slaat een granaat in. Als een bruine ronde struik staat haar wolk tegen het verbleekte groen. Maartsche viooltjes bloeien daar onder. Ze zijn bleekblauw en zonder geur. Uit Griekenland. BERLIJN. (Korr. Norden). Uit Athene wordt aan den Lokal-Anzeiger geseind, dat do politieke toestand onveranderd is. De gealli eerden hebben afgezien van nieuwe stappen, daar Skoeloedis geweieerd heeft, om, zelfs in principe, in discussie te treden over een even- tueele bezetting door de geallieerden van de spoorwegen Patras—Athene en Athene—La- rissa. De Wenizelistische pers, die de entente goed gezind is, meldt dat de geallieerden van hun voornemen zullen hebben afgezien met het oog op de sterke Grieksche oppositie. De pers legt er unaniem den nadruk op, dat Grieken land wil het verder voor een vrije natie doorgaan met alle middelen, desnoods met wapengeweld, elke poging van een militaire bezetting in het binnenland van Griekenland moet verhinderen. Een ultimatum van de Vereenigde Staten aan Duitschland NEW-YORK, 15 April. (Reuter). De Was- hingtonsche correspondent van de Evening Post meldtDe nota aan Duitschland zal een ultimatum zijn. Het kabinet heeft den tekst van de nota goedgekeurd. De nota ver langt, dat Duitschland den duikbootoorlog voorgoed zal opgeven, daar de onzijdigen er onder lijden, op straffe van een afbreken van de diplomatieke betrekkingen. De correspondent van de Associated Press te Washington meldt, dat er geen tijd is bepaald binnen welken Duitschland aan de Amerikaansche eischen moet voldoen. Zuid-Afrika. Bij de onthulling van het monument te Slaciiter's Nek, bijgewoend door 3000 per sonen, liet de stationschef aan de halte, waai de meeste bezoekers moesten afstappen, de Engelsche vlag hijschen. Deze uittarting be antwoordden enkele „seuns" met. de vlag af te trekken en te verscheuren. Hierover is groote verontwaardiging onder de Engelschen gekomen vooral de pers te Port Elizabeth is kwaad. (N. R. C.) Komt er geen nieuwe aanvoer van soda, dan worden de witglasfabrieken te Leerdam stopgezet. Te Plymouth (Eng.) is een 105-jarige vrouw overleden. De geschriften van Jan Ligthart worden in een volledigen bundel goedkoop uitgegeven. Van 19-22 Juli is er in den Dierentuin te 's-Gravenhage rozen-tentoonstelling door Bos- koopsche kweekers. In de groote plaatsen van ons land is een „vrouwendag" gehouden voor Alg. Vrouwen kiesrecht. Natuurlijk op Zondag. De lichting 1917 wordt in Roemenië onder de wapenen geroepen. In Frankrijk zjjn, naar een Fransch blad meldt, thans reeds 1 millioen en 400 duizend „oorlogs"weezen. Maandag 10 Apiil was het 333 jaar geleden, dat Hugo de Groot te Delft werd geboren. Waarschijnlijk zal mr. Troelstra ongeveer half Mei in ons land terugkeeren. De bevolking van Rotterdam bedroeg op 31 Maart 1.1. ruim 480.000 zielen. Dr. Straub, hoogleeraar in de oogheelkunde aan de Amsterdamsche Universiteit, is op 57-jarigen leeftijd overleden. TER NEUZEN, 18 April 1916. Zondag werd in het kerkgebouw der Geref. Kerk alhier de kerktelefoon in gebruik ge nomen. Op den lessenaar van het platvorm is een kleine hoorn aangebracht. De spreker kan zich vrijelijk bewegen, want het geluid wordt steeds opgevangen. Door hetgansche gebouw is deze telefoon te beluisteren. We ver-

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1916 | | pagina 2