Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Woensdag 19 April 1916.
Uit de Pers.
No. 1320.
Woensdag 19 April 1916.
Jaargang.
Vergadering van Aan
deelhouders der Naamlooze
Vennootschap „LUCTOR ET EMERGO" te
Ter Neuzen, D. V. op
V Er door gejaagd.
INGEZONDEN.
DES CHRISTENS TROOST.
Het Rapport der Bevredigings-
Commissie.
f>
Franco
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag» en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te 1 l.R NEUZEN.
Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENT1ËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver^
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
ll^ddlUClO.
CT,,„„PM TP PICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITOEVER.
Alle stukken voor de redactie be
stemd, te zenden aan den Uitgever,
Vlöoswijkstraat 21, Ter Neuzen, met vermel
ding „Aan de Redactie."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uitgave.
des voormiddags ten 10 ure, ten kantore van
den lieer P. J. SCHEELE, Markt, alhier.
De w/n Voorzitter,
D. E. WOLFERT Hz.
Er door gejaagd is de algemeene beraad
slaging der zoogenaamde Rente-wet.
In een nachtelijke vergadering.
Zou men niet denken, dat het heil van ons
lieve vaderland er van afhing?
Alle poging van Rechts, om de behandeling
uit te stellen, of, althans op wat bezadigder
wijze te doen plaats hebben, heette „obstruc
tie".
Het is niet tegen te spreken, dat vele leden
van Links speciale kenners daarvan zijn.
En waartoe dat gejaag
De verkiezingen staan voor de deur.
En met leêge handéh mag men niet komen.
Derhalve moet de „Rente"-wet aangenomen
en zoo spoedig mogelijk ingevoerd.
Wel poogt men de pil voor Rechts te ver
gulden, door te verklaren, dat de Regeering
de voorbereiding van de invoering der Talma-
wetten ter hand zal nemen maar wat voor
houvast biedt zulk een belofte
De heer Duymaer van Twist kwam, dit
punt besprekende tot de sombere conclusie
de Invaliditeitswet wordt aan de ouderdoms
rente ten offer gebracht.
Na Paschen komen de artikelen in behan
deling.
Men zal zorgen gereed te zijn.
Een liberaal hoofdorgaan gaf nog pas den
raad, de heeren van Rechts maar alléén aan
het woord te laten.
Zelfs van geen repliek te dienen.
Dan schoot het gauwer op.
Dan was de Staatsbedeelingwet zooveel te
eerder aangenomen.
Hoe de eindstemming zal uitvallen, is wel
te voorzien.
Maar evenzeer, dat Rechts in geen geval
zijn stem aan dit ontwerp zal geven.
Z.
Gaarne verleenen we aan onderstaand plaats.
I.
Het vuur der kanonnen
Verkondigt den dood,
Spreekt rouwo en smarte,
Brengt lijden en nood.
Demonisch geschater
Weerklinkt over d'aard,
De hel viert haar hoogtij
Bij 'tklettren van 't zwaard.
Do vrede der volken,
Wreedaardig verstoord,
Hij schijnt te versmoren
In roof en in moord.
Verdierlijkt als duivlen,
Belust steeds op wraak,
Zoo moorden de legers,
Als gold 't een vermaak.
't Is donker op aarde
En nacht in Euroop,
Geen lichtstraaltje glanst er,
Geen straaltje der hoop
't Gekerm der gewonden,
Gegrepen ter dood,
Het meldt ons een lijden,
Zóó nameloos groot.
Als d'aard moet verzinken
In stroomen van bloed,
Wie kan nog roemen
„De Heere is goed''.
II.
Maar uit den hemel komt geen antwoord,
Dan dit: Gods raad zal steeds bestaan,
Ondanks het woeden van de volken,
Zal d'ure Gods op Zijn tijd slaan.
Hij zal den raad der volken breken,
Als 't Hem behaagt, wordt alles stil,
Des Christens vast geloof moet rusten,
In 's Heeren Raad, in Zijnen wil.
En strijden thans de millioenen
In bittren haat. om geld en macht,
Gods arm zal eens den strijd doen enden,
En d'aard zal buigen voor Zijn kracht.
Wanneer die ure dan zal komen
Geen menscli op aard, die 't antwoord weet
Gods kind blijft, kalm verbeidend wachten,
Al buigt het hart, vaak onder 't leed.
Het ziet de teekenen der tijden
Als voorspel van der eeuwen end,
En bidt: o Heiland, die aan 't kruis stierf
Houdt gunstig 't oor tot ons gewend.
En hoor 1 bij 't gloren van de Paaschzon
Klinkt troostrijk 't liefdevol vermaan,
Heeft Jezus niet den dood verslonden
Is niet uw Heiland opgestaan?
Ligt in 't verrijzen uit de groeve,
Na 't bittre lijden, na den dood,
O, kind van God, geen profecije,
Dat Hij 't verlost uit allen nood
Gij zult toch eens, als Hij verrijzen,
Al daalt uw lichaam in het graf,
Totdat 't bazuingeklank zal klinken,
Door Hem, die 't eeuwig leven gaf.
Uw lichaam, schoon gedaald ten grave,
Wordt opgericht voor hooger sfeer,
En 't vindt, verheerlijkt en gelouterd,
De ziel, in God voor immer weer.
Zooals uw lichaam wordt gelouterd,
Zoo loutert ook de Heer deez' aard
Welaan, dan Christen, *t hart naar boven,
Wordt door geen wereldstrijd bezwaard.
Vindt bij het strijden van de volken
Uw vrede steeds in Christus weer,
Hoe Godes wil thans zal beslissen.
In Christus is geen lijden meer.
Uw leven en uw Heiland, Christen,
't Blijft toch verborgen in uw God,
En zoo geborgen, smaakt nw ziele
Bij strijd en smarte, heilgenot.
Al laait dan fel de oorlogsfakkel,
Al dondert rustloos het kauon,
In God geborgen, is er vrede,
Door Christus, die den dood verwon.
Doch wie dien vrede kent in Christns,
Sta af van ongerechtigheên,
En zoekt gemeenschap met zijn broedren,
En leeft zijn leven niet alleen.
Hij mijdt de twisten met zijn naaste,
Vergeeft in liefde, wie misdeed,
Zoekt 't afgedwaalde t'rug te brengen,
Verzacht, vertroostend, alle leed.
Hij leert zich zelf geheel verloochnen,
Gaat gaarne achter Jezus heen,
En draagt zijn kruis, in 't stil gelooven
Mijn Heiland laat mij nooit alleen.
Belevend zóó de leer van Christus,
Wacht hij de komst Zijns Meesters af,
En moet zijn leven eerder enden,
Zijn Jezus leidt hem over 't graf
Naar 't zalig oord, waar heel de schare
Van zielen, dankend saamvergaard,
Met 't lied des Lams op hunne lippen,
Verbeiden zal de nieuwe aard.
Die aard, waar eeuwig 't recht zal wonen,
Geen'oorlog zijn zal en geen strijd,
Maar altijd vrede zal regeeren,
Gods vrede tot in eeuwigheid.
FINIS.
Ter Neuzen, 17 April 1916.
Met het oog op onze beperkte ruimte is het
ons hoogst bezwaarlijk het volledig Rapport
af te drukken.
We meenen echter onzen lezers geen ondienst
te doen het oordeel van Dr. Kuyper over
genoemd Rapport mede te deelen.
Men heeft hier overzicht en aanvankelijke
beoordeeling.
Het Ondericijs rapport.
De waardeering van het grootc Onderwijs-
rapport zal, even als de critiek waartoe het
aanleiding geeft, eerst na eenige weken, met
genoegzame nauwkeurigheid, aan het woord
kunnen komen.
Toch moge nu reeds een eerste indruk
uiting vinden.
En dan zij die uiting vóór alle dingen een
woord van dank aan de Commissie, die het
Rapport uitbracht, voor de groote zorge en
de inspanning die blijkbaar van meet af door
haar aan de haar toevertrouwde taak gewijd is.
Er zit veelomvattende, er zit diepgaande,
er zit hoogst ernstige studie in liet Rapport,
en ook al mocht men er niet in slagen, wat
het wet wil zien worden, ook metterdaad
wettelijk vast te stellen, toch zal dit rapport
in liet Groot-Archief van onzen Schoolstrijd
een der gewichtigste en meest moedgevende
monumenten blijven.
We aarzelen dan ook geen oogenblik reeds
nu aan de Commissie ook onzerzijds niet alleen
liulde, maar ook dank te bieden voor haar
monumentaal gewrocht, waarvan het Rapport
ons de schets biedt.
Die hulde en dank komt baar te eer toe,
daar wel bijna niet één enkel lid in dit Rapport
belichaamd zal zien, wat de stilte wenschen
van zijn eigen persoonlijk inzicht waren. En
niet minder verstaan we, wat zelfbelieersching
het moet gekost hebben, om, waar schier niet
één lid kans zag de begeerte van zijn eigen
geestverwanten, en met name de verlangenis
van zijn eigen partij, in bet Rapport te doen
gelden, nochtans aan dit werk des vredes
weken en maandenlang een deel van zijn
beste krachten te wijden, en ten slotte zich
te voegen en te schikken in wat hem zelf nog
zoo veelszins onbevredigd liet.
De belangen die het hier gold, zijn en
blijven zoo veelszins tegenstrijdig, en waar
die tegenstrijdigheid niet is weg te nemen,
zou het zoo heugelijk geweest zijn, indien
het metterdaad gelukt ware, een volstrekt
neutrale derde macht te laten optreden, om
bij het geschil het geding uit te wijzen.
Juist dit echter is zoo bijna onmogelijk, en
van daar de teleurstelling die althans de
eerste vluchtige inzago van zulk een Rapport
steeds achterlaat.
In het willen scheppen van een Onderwijs
raad ligt van de ééne zijde iets treffelijks,
maar juist het postulaat van volstrekte on
partijdigheid zal ook hier nooit aan de hoogste
wenschen kunnen voldoen.
Zelfs zou de vraag voor de hand liggen, of
Onderwijs-raad niet een te weidsclie titel is
voor een college, dat slechts voor een zeer
beperkt deel van liet Onderwijs zal kunnen
optreden.
Dit toch vooral werpt reeds bij eerste inzage
een schaduw op het Rapport, dat liet slechts
voor een zoo klein deel van het geheole
onderwijs kon doortasten.
De Minister van Binnenlandsclie Zaken had
van meet af het Universitair Onderwijs buiten
gesloten. Een begrijpelijke reserve, maar toch
een reserve, die de Commissie belette geheel
liet geding te omvatten. Of wie erkent niet,
dat liet juist het hoogst eenzijdig karakter van
het Universitair Onderwijs is, dat zoo veelszins
heel den gang van liet overige onderwijs
beheerscht, en diep in heel ons vaderlandsch
leven ingrijpt.
Het is dan ook zoo goed te verstaan, dat
de Commissie, met den grendel op de deur
van liet Universitair onderwijs, ook van liet
Gymnasiaal onderwijs liefst de handen af hield.
Een teleurstellende conclusie die schier vanzelf
met zich bracht, dat men ook liet Hooger
Middelbaar Onderwijs liefst rusten liet. Een
inklemming van de Commissoriale taak die
bijna niet anders kon, deed dan ook het
Vakonderwijs op zij schuiven.
Juist hieruit echter ziet men, wat smal-
deeling ten slotte is toegepast.
Vooral toen we van drie Conceptwetten
hoorden, hadden we ons zoo gevleid, dat ook
wat hoven het Lager onderwijs staat, zou zijn
op orde gebracht, doch thans blijkt, dat deze
Conceptwetten zich alle tot liet Layer Onder
wijs, met insluiting van liet Bewaarschool-
onderwijs, bepalen. Een beperking die zelfs,
al vergelijkt men dit Rapport slechts met liet
Rapport van de Commissie Woltjer, teleur
stellend aandoet.
Toch belet dit ons niet, hetgeen ook in zake
Lager- en beneden Lager Onderwijs wordt
voorgesteld, in velerlei opzicht lioogelijk te
waardeeren.
De positie der onderwijzers zal er finantieel
stellig door beteren, en die betering zal ge
lijkelijk gaan voor liet Openbaar en Bijzonder
Onderwijs.
Met de finantieele betering zal de paedago-
gisclie betering reclitstreeksch verband houden.
Alle opleiding zal nu aan de kweekschool gaan,
en de examens zullen duchtig verzwaard
worden.
En zoo is er meer, waarop met instemming
en dank kan worden neergezien.
Maar dit alles raakt nog het teedere puntje
niet, en juist in dat teederste punt blijven wc
staan voor sombere vragen.
Ideëel komt 't nog geenszins tot nobel recht.
Immers liet Openbaar Onderwijs blijft eerste
klasse in titel en rang. De gelijkstelling be
reikt ge nog alleen in de geldzaak.
Het Openbaar onderwijs zal veel sterker
dan nu concurrentie aan de Christelijke school
kunnen aandoen, in zooverre du absolute
neutraliteit der Openbare school wegvalt. Iets
wat in onderscheidene deelen van liet land te
eer tot een gereedmaking van de Openbare
school voor de vrienden der Bijzondere zal
leiden, omdat de Gemeentebesturen bier belang
bij hebben, en meer nog belang krijgen, nu
aan haar de last wordt opgelegd, om de Bij
zondere school van do noodige gebouwen te
voorzien.
Al begrijpen we toch uitnemend wel, hoe
men tot die laatste, zeer zonderlinge bepaling
gekomen is, liet ligt toch in den aard der
zaak, dat juist hierin een der zwakste plekken
van het Rapport is gelegen, zóó zelfs, dat we
reeds nu twijfelen, of deze voorslag ten slotte
aannemelijk zal blijken.
Strikt en stipt uitgevoerd naar de bedoeling,
zou er een rijke gedachte in liggen maar wie
zich inbeeldt dat dit van zelf goed zal loopen,
vergeet te rekenen met den geest die vaak
in onze Gemeentebesturen voorzit.
Voor Artikel 192 is natuurlijk geen formule
gevonden, die geeft wat principieel volstrekt
recht zou zijn, en met name niet wat door
ons steeds begeerd werdmaar daarvoor
blijft de Sclioolquaestie dan open staan. Dit
eu vel kan in een latere periode worden wegge
nomen.
Docli ook afgescheiden hiervan zal degeld-
quaestie voor geen gering deel heel liet vraag
stuk blijven belieerschen.
Van de drie trappen Hooger, Middelbaar
en Lager Onderwijs, wordt ons hier een schema
van oplossing eigenlijk alleen voor den eersten
trap geboden, en toch zal dit reeds tot ernstige
financieele gevolgen van aanbelang leiden.
Ten eerste zal liet Rijk aanstonds 16 milli-
oen 'sjaars hebben bij te passen, een bedrag