p Antirevolutionair voor nieuws- en AdvertentieblaU Zeeland. Inzinking? Uit de Pers. No. 1316. Woensdag 5 April 1916 Jaargang. n. FEUILLETON. Uit jonge Jaren. Tncïezonden stukken te richten aan Ufc redactie, adu V Schiermonnikoog. Waar blijft Zeeland? Ons Land en de Oorlog. i Franco ADVERTENTIEN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver* tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. - ucnirTlF- "\iiONNEJVlENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1, Der oost: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdrrec- teuren en Brievengaarders Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. Alle stukken voor de redactie be stemd, te zenden aan den Uitgever, Vlooswijkstraat 21, Ter Neuzen, met vermel ding „Aan de Redactie." Aanname van Advertentiën tot 1 uur op den dag der uitgave. Laten we eens nagaan of en in welk opzicht op schoolgebied van inzinking kan worden gesproken. Wanneer we zeggen school gebied bedoelen we daarmee thans uitsluitend het terrein der christelijke lagere school. Nog niet lang geleden bereikte ons van een hoogstaand man de klacht van een algemeene inzinking, ook op dit gebied. De onderwijzers waren niet meer de mannen van voorheen, die uit en vóór hun beginsel leefden. W erd niet reeds meermalen gezien, dat christelijke onderwijzers solliciteerden naar betrekkingen bij het openbaar onderwijs? En trad niet allengs de stoffelijke zijde van het school- vraagstuk te zeer op den voorgrond Was er al maar niet een jacht van den kant eer onderwijzers op hooger, al hooger salaris. De klacht kan nog aangedikt worden. Onlangs gewerd ons van een onzer vom- mannen een schrijven, waarin op velerlei droef verschijnsel werd gewezen. We lichten er een en ander uit. De lijst van contribuanten wordt voortdurend kleiner, het bedrag der contributie vertoont een daling, die chrönisch is. De offervaardigheid vermindert staag. Wel spreekt en leest men over de kracht en de waardij van ons schoon beginsel, doch waar zijn de bewijzen, dat waarlijk vooruit gang te constateeren valt? Hoe gering is vaak de belangstelling, wan neer sprekers optreden, ter verdediging van het beginsel Hoe klein is in vele plaatsen liet getal leden der schoolvereeniging, dat de jaarlijksclie vergaderingen bezoekt? Hoe wordt zeer dikwijls maar alles en alles aan de leiding van het Bestuur overgelaten Het aantal verschijnselen van minder moed- gevenden aard kan nog wel te vermeci deren zijn. We meenen echter, dat met het boven genoemde voorshands wel Kan worden vol staan. i-i Een bijzonder aanlokkelijk tafereel is het zeker niet, dat ons hier wordt voorgehouden. En onwillekeurig zou men den indruk kunnen krijgen, dat liet zoo ongeveer roiidsomme misère en nog eens misère isdat liet mooie van onzen strijd er verre af is, en dat, waar „in den Geest" werd begonnen, nu is geëindigd „in liet vleesch." DOOR ZELANDIA. Nadruk verboden. 25) Bertha rilde er van. Zoo jong nogwat jammer toch, dat ze ook juist in liet water was gevallen. Maar je kon immers tóch wel een ongeluk krijgen, of ziek worden, al viel je niet te water. Er was verleden jaar ook nog een meisje uit haar klas gestorven. Ze herinnerde het zich nog heel goed; ze waren allen naar liet kerkhof mee geweest Als,nee, daar wou ze liever niet aan denken.... Dat meisje, Jo had ze geheeten, had op haar ziekbed zoo heerlijk gesproken. Meester had het hun verteld, met tranen in zijn oogen. Jo verlangde in den hemel te komen en toen ze ging sterven, had ze dat liedje nog ge tracht te zingen, dat ze op school geleerd hadden In den hemel is liet schoonToen meester dat in de klas had meegedeeld, was ze haast jaloersch geworden op Jo, die zoo gelukkig, zoo gemakkelijk sterven kon Ze keek op en zag Pietersen, als in na- Zich van deze klachten met een verwijt van pessimisme, zwartgalligheid af te maken, 7ou blijk geven van een al te luchtig optimisme, van verregaande oppervlakkigheid ja, zou allicht het vermoeden kunnen wekken, uat inderdaad de onmogelijkheid eener verdediging en wederlegging er toe leidde, zich met een hooghartig gebaar van de zaak af te maken. Bovendien zou aan de klagers geen recht geschieden, van wie toch mag worden onder steld, dat alleen liefde tot de school, en geenszins een soort leedvermaak, hen zóó deed spreken. Bezien we de geuite klachten eemgszins van naderbij, dan kan niet ontkend worden dat ze een grootere of kleinere kern van waai heul bevatten. Dat er christelijke onderwijzers zijn die solliciteerden naar een openbare school, wie zal het tegenspreken Dat er eveneens ge vonden worden, van wie moet getuigd, dat ze ons christelijk onderwijs niet uit volle overtuiging dienen, bewijzen de bovenbedoelden zoo duidelijk mogelijk.' Dat er ook onder de rangen der' christelijke onderwijzers gevonden worden, die ontrouw werden aan liet vaandel, is een feit. Dat de geest onzer oude voor trekkers niet steeds meer vaardig is over het geslacht der jongeren, moet worden toege stemd. Dat de belangstelling in de zaak van ons christelijk onderwijs op hooger peil kon staan, lokt geen tegenspraak uit, De vraag is nu maar, of 111 andere punten der acte van beschuldiging zonder meer kan worden berustof hier de tegenwerping van schromelijke overdrijving niet met ïecht kan worden 'gemaakt; óf sommige aangehaalde feiten wel waarlijk te wraken zijn. Of alles bijeengenomen, en tegen elkaar op gewogen, met recht en reden van algelicóle inzinking kan worden gewaagd. Wij vergeten Schiermonnikoog niet. Nog is liet volle bedrag, dat vereischt wordt, niet binnen. Gelukkig, dat ook ouder onze lezers nog meerderen gevonden worden, die ons herhaald aankloppen beantwoorden. We mogen thans weer een mooi bedrag verantwoorden. De heer J. R. te Zaamslag zond ons een bedrag van ƒ40,50, door hem onder eenige vrienden aldaar verzameld. Hartelijk dank We hebben in totaal ontvangen f 237,70. Zou er vóór Paschen nog niet iets bij kunnen? Gaarne nemen we nog giften in ontvangst. Z. denken verzonken. „Was uw zusje bang om te sterven zei ze opeeens. Pietersen scheen haar eerst niet gehoord te hebbentoen zei hij „Eerst wellater niet meer. Eu toen ze stierf, schreiden wij allen, maar zij juichte „Had u nooit ruzie gehad met uw zusje vroeg Bertlia. „Waarom?" zei Pietersen, glimlachend om haar zonderlinge vraag. „Wel," zei ze levendig, „wat zou dat dan akelig geweest zijn, toen ze weg was." „We hielden veel van elkaar, en ze kon veel van me verdragen, want ik plaagde haar wel eensmaar ruzie hadden we haast nooit." Bertha dacht aan thuis; aan Pietje vooral, met wie ze bijna eiken dag ruzie had, tot groot verdriet van haar moeder. Berthus kwam binnen. Hij had zijn bood schap gedaan en overhandigde Pietersen het zakje. „Dankje hoorzei de oude hartelijk. „Ik ben blij dat je even gegaan bent, want m'n tabak was op, en je weet, ik hou veel van een pijpje, 's Avonds waag ik me liever niet op straat." Bertlia keek liern verwonderd aan. „Ben u hang 'savonds?" vroeg ze. Hij lachte er om. Onder dit kopje verscheen j.l. Donderdag een driestar in „De Standaard" van den volgenden inhoud .Het is alsof 't Noorden alleen recht warm meeleeft, of in het Midden van ons land de actie van voorheen stillckens nawerkt, maai alsof liet in 't Zuiden allengs in een stilte des doods dreigt in te gaan. Friesland, Groningen en Noord-Hollanil gingen prachtig voor. Drente zong mee. En ook in Overijsel sprak iets van tintelend leven. Eenigermate zelfs ook in Gelderland, Ltreclit en Zuid-Holland. Maar van Zeeland hoort men zoo goed als niets. Is dit geen veeg teeken In de sclioone dagen van Nonhebei en Littooy was Walcheren schier 't brandpunt van geheel onze politieke actie. District na district won. En zelfs ver beneden de Schelde kregen we twee districten in onze macht. We hadden Walcheren en Goes. We wonnen er toen voorts zelfs Zierikzee hij. En Zeeland leefde in aller schatting als de provincie, die Friesland evenaarde. Het was of liet Noorde lijkste en Zuidelijkste district ons 't meest in het gevlij kwam Sinds echter bedroeft heel onze partij er zich over, zoo jammerlijk als we in Zeeland gehavend zijn. Het vijfde distriet ging te looi-, Zierikzee verloren we. Goes ging aan de Cliristelijk-Historischen over. En ten slotte verloren we in 1913 ook Middelburg. lil heel Zeeland heeft de Antirevolutionaire partij nu niets meer. Zelfs ook in de Eerste Kamer verloor het één van zijn twee leden. Bij dien droeven stand van zaken nu zou men immers dan toch verwacht hebben, dat Zeeland ditmaal tot liet cordaat besluit was gekomen, om met zoo jammerlijke slapheid te breken, en zich nu eens met alle kracht voor te spannen, en thans zóó zijn maatregelen te nemen, dat er niet alleen van geen verder verlies sprake kon zijn, maar dat in elk geval althans een deel van de geleden schade weer goed werd gemaakt. Doch, neen. Men hoort niets. Men keilt zelfs het later opgekomen idee van Zeeland, oui zichzelf financieel geïsoleerd te houden, en niet meer met liet land mee te doen. •Alle bedenkingen die tot niet anders dan tot steeds voortgaande vcrachtering geleid hebben. Moet dit nu zoo blijven Zal er nu in Zeeland geen enkel levens teeken zich vertoonen Moet 't dan geheel en al, voor nu en voor de toekomst, voor ons te loor gaan Is er dan geen Provinciaal Comité meer Of zoo dit slaapt, is er dan buiten dit Comité niemand die de koe bij de horens kan vatten, en Zeeland wakker schudt?" „Welnee meid. Bang, waarom „En u durft 's avonds niet op straat!" Hij lachte nog harder. „Mijn oogen vertrouw ik niet meer, weet je. Ik zou ergens in of tegen kunnen loopen, begrijp je Bertlia kleurde om haar vergissing, 't Was liaar ook zóó vreemd voorgekomen dat Pieter sen bang zou zijr., om alleen in den donker te wezen. Berthus stond nog een poosje met den papegaai te spelen. „Ga je mee, Berthus 't Wordt laat, hoor 1" „Ja," zei Berthus, „da's waar ook. Nou, dan gaan we maar hé Ze groetten Pietersen en vertrokken. „Was je bang?" vroeg Berthus. „Bang? Nee, of..., nou, bang wel niet, maar „Ja, ja, je was een beetje hang." „O, maar niet erg, hoor. Wat een aardige man is dat, hé „Vin-je niet? Ik ga er graag naar toe. En hij kan zoo mooi vertellen." „Ja," zei Bertlia, „hij kan in eens zulke vreemde vragen doen. 't Is toch een aardige man, besloot ze. Ze kwamen al spoedig thuis. „Je bent laat, hoor! zei Bertha's moeder. „Waar hebben je zoo lang gezeten?" \Ae zullen niet beweren, dat in Zeeland alles loopt, of het gesmeerd is. Toch lijkt liet ons toe, dat de toestand met de zwarte kool wordt geteekend. Wel degelijk wordt ook in Zeeland, zoo in de plaatselijke als in de Centrale kiesvereeni- gingen gewerkt. Wel was er meer of min een stagnatie in de laatst verloopen maanden, doch allerwege is in liet voorjaar met ijver de hand aan den ploeg geslagen. Wat echter ontbreekt? Bovenstaande driestar bewijst liet doorslaand. Het moest toch immers hij deugdelijke or ganisatie niet kunnen voorkomen, dat de Voor zitter van het Centraal Comité niet volledig op de hoogte van den gang van zaken, zelfs in een gelieele provincieja, dat hij nioet vragen, of er soms nog zoo iets als een Pro vinciaal Comité bestaat. Naar hoven èn naar heneden. Het contract tussclien de verschillende kies- vereenigingen is niet zóó, als liet leven uit écu beginsel, en liet streven naar één doel eisclit. De driestar van Dr. Kuyper is er een be wijs voor. In Stemmen des Tijds' motiveert de lieer Col ij n als volgt zijn bewering, dat sinds einde 1914 de internationale toestand zich zeker niet te onzen gunste heeft ontwikkelt: Nadrukkelijk wensch ik te doen uitkomen, dat ik de Engelsclie contrabande-politiek begrijpen kan. Ik billijk haar niet, want zij is niet uitvoerbaar zonder schending van de rechten der neutralen, maar ik kan ver staan dat Engeland liet wapen van liet van de overmacht ter zee hanteert. Altijd was ik sceptisch gestemd ten aanzien van de waarde van het z.g. oorlogsrechtdeze oorlog heeft thans afdoende aangetoond, dat men alleen die regelen nakomt, welker na leving geen schade doet aan het hoofddoel van eiken oorlogliet overwinnen der tegen- partij. Zoo begrijp ik dus ook Engeland's af- sluitingspolitick en kan ik met niet al te veel moeite berusten in de kwellingen die ons daardoor worden aangedaan. N ooral omdat de Engelsclie Regeering zich inderdaad beijverde met ons belang rekening te houden zoover als dat in het nu eenmaal aanvaarde systeem mogelijk was. Het voortbestaan van dit betrekkelijk bezonnen optreden is echter niet gewaar borgdintegendeel, reeds nu duldt men die bedachtzaamheid bij de Engelsclie Regeering meer dan dat men haar goedkeurt, en liet „o Moe, wc hebben zoo'n plezier gehad. We zijn hij den schoenmaker geweest en Berthus was schoenmaker en hij liet jlen steen op zijn voet vallen er. „Een aardig plezier," merkte Moe op. „Ben je daar zoo lang geweest," viel Pietje in, met een vreeselijken klemtoon op liet woordje daar." „Bij dien schoenellik hij dien Brand? Nou zègEn ze trok met de diepste minachting de wenkbrauwen op en de mond hoeken neer. Zulk gezelschap was haar véél te min. Bertlia had ecu vlijmscherp antwoord ge reed. Het lag haar al op dc tong. Maar ze hield zich in. „En dan zijn we ook nog bij don ouden Pietersen geweest, moe. at is liet daar leuk. Die heeft een papegaai, die „Wat een fijne vrinden heb jij, zèg!"sarde Pietje weer. „Een schoenmaker, en een ouwe matroos Weer lag éen even scherp wederwoord ge reed, maar weer hield Bertlia zich in. Ze dacht aan de geschiedenis van Pietersen en diens zusje. „Je moest je schamen, Pietje," zei moeder, zoo trotsch te zijn." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1916 | | pagina 1