a
Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Schoolvrede.
FEUILLETON.
Uit de Pers.
Woensdag 20 October 1915.
13e Jaargang.
Uit jonge Jaren.
No. 1268.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. L1TT00IJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENT1ÊN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEAfENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken voor de redactie be
stemd, te zenden aan den Uitgever,
Vloosvvijkstraat 21, Ter Neuzen, met vermel
ding „Aan de Redactie."
Aanname van Advertentiën tot 1 uur op
den dag der uitgave.
Eindelijk 1
De eerste sub-commissie van de z.g. „Be
vredigingscommissie" inzake het onderwijs, die
zich bezig had te houden met de redactie van
art. 192 der Grondwet, heeft, volgens „De
Telegraaf", den 20en September aan de leden
der volledige commissie haar voorstellen in
gezonden.
Dat deze commissie een zeer moeilijke taak
had te vervullen, stond vast.
Immers, juist over een wijziging van het
bekende Grondwetsartikel liep reeds jaren de
schoolstrijd.
Met name ook bij de laatste Tweede Kamer
verkiezing was dit een punt van het program
van actie der rechtsche partijen.
Van zekere zijde klampte men zich kramp
achtig vast aan de redactie van het huidige
artikel en wilde van geenerlei verandering
weten.
En aan de andere zjjde was men er van
overtuigd, dat een finale regeling van het
school-vraagstuk steeds zou moeten blijven
afstooten op een ongewijzigd art. 192.
Er was dan ook in veler hart groote twijfel,
toen de Bevredigingscommissie werd benoemd,
of zij wel tot eenig resultaat zou kunnen komen.
Welnu, zie hier dan den uitslag van haar
pogen, voor zoover het de bovengenoemde
sub-commissie aangaat.
Ze heeft een nieuw artikel 192 geformuleerd.
Ter vergelijking drukken we hier naast
elkaar af, art 192, zooals het thans luidt en
het art. 192, zooals de commissie het wil
Artikel 192 der Grondwet.
Zooals de commissie
het voorstelt
1. Het onderwijs is
een voorwerp van de
aanhoudende zorg der
regeering.
3. Het openbaar
onderwijs wordt, met
eerbiediging van ieders
godsdienstige begrip
pen door de wet ge
regeld.
Zooals het thans luidt
1. Het openbaar on
derwijs is een voor
werp van de aanhou
dende zorg der regee
ring.
2. De inrichting van
het openbaaronder wijs
wordt, met eerbiedi
ging van ieders gods
dienstige begrippen,
door de wet geregeld.
3)
„Als Henk Dorsman meegaat, heb-jc altijd
ruzie," zegt Wim van Ree.
„Wacht eens, daar komt dwergie ook
„Kom jongens," roept Bertus, „laat 'm maar
praten. Morgen brengen we allemaal wat
voor Free mee hoor, omdat-ie nou voor niets
meegegaan is. Doen
„Ja, ja," roepen ze, behalve Henk.
Henk zakt den dijk af. Daar staat het huis,
waar hij woont. Hij groet z n makkers niet,
maar laat ze stil doorloopen. Als ze een
eindje verder zijn, zegt Free„Nou jongens,
'k ga terug hoor. Tot morgen 1"
„Dag!" roepen ze terug.
Free neemt den terugtocht aan. 't Begint
al duister te worden. Als hij voorbij Henk
Dorsmans huisje is, vliegt hem rakelings een
kei langs de ooren, die een eindje verder in
de klei neerketst.
„Da's van Henk," denkt FredNbij zich zelf.
Een oogeublikje later hoort hij hard een deur
dichtslaan.
3. Er wordt overal
in het Rijk van over
heidswege voldoend
lager onderwijs gege
ven.
4. Het geven van
onderwijs is vrij, be
houdens het toezicht
der overheid en boven
dien, voor zoover het
middelbaar en lager
onderwijs betreft, be
houdens het onderzoek
naar de bekwaamheid
en zedelijkheid des
onderwijzershet een
en ander door de wet
te regelen.
5. De Koning doet
van den staat der
hooge, middelbare en
lagere scholen jaarlijks
een uitvoerig verslag
aan de Staten-Gene-
raai geven.
4. Overal wordt in
het rijk van overheids
wege de gelegenheid
gegeven tot het ont
vangen van voldoend
openbaar algemeen
vormend lager onder-
wijs.
2. Het geven van
onderwijs is vrij, be
houdens het toezicht
der overheid en boven
dien, voor wat het
algemeen vormend,
zoowel lager als mid
delbaar onderwijs be
treft, behoudens het
onderzoek naar de be
kwaamheid en de ze
delijkheid van den
onderwijzer het een
en ander door de wet
te regelen.
6. De Koning doet
jaarlijks van den staat
van hef onderwijs aan
de Staten-Generaal
verslag geven.
5. De voorziening
in de kosten van liet
bijzonder algemeen
vormend lager onder
wijs, dat aan de bij
de wet te stellen
voorwaarden voldoet,
wordt zoodanig gere
geld, dat do vrije keus
tusschen openbare en
bijzondere scholen niet
doorgeldelijke omstan-
heden wordt belem
merd.
Gelijk men ziet, hebben we, ter vergemak
kelijking van een vergelijking de overeenkom
stige bepalingen naast elkaar gehouden. De
volgorde der onderdeelen van het commissie
voorstel wordt door de cijfers aangewezen.
Men lette in het bijzonder op de punten 1,
waarin de commissie de bijvoeging „openhaar"
wil laten vallen en op wat thans in punt 5
(der commissie) wordt toegevoegd.
In hoeverre deze voorgestelde wijzigingen
overeenkomen met wat van de rechterzijde
sinds lang werd voorgestaan, hopen we een
volgend maal nader onder de oogen te zien.
Thans geven we nog even de redactie van
een grondwetsartikel (192), zooals die werd
voorgesteld in het gewijzigd Unie-rapport,
waaraan het Christelijk Ministerie in 1913
„Wacht maar, maat."
Hij raapt den steen op't is een ronde
platte keisteen. Hij steekt 'm in zijn zak,
nadat hij hem wat afgeveegd heeft.
Dan gaat hij op een drafje stadwaarts.
HOOFDSTUK II.
Het troepje dunde langzamerhand goed op.
Wim van Ree woonde maar een klein eindje
verder dan Henk Dorsman, aan den andereu
kant van den dijk. En dan nóg een eindje
verder had je een verzameling van huizen en
huisjes, te zamen een klein gehuchtje vormend,
dat we voor 't gemak maar Wegdorp zullen
noemen. Daar woonde de rest van de club
Bertus Halbers, Kees van Wal en Cor Brands.
„Kom je van avond nog op den hoek
vroeg Bertus Halbers aan Kees, toen ze, als
laatst saamgeblevenen, op het punt stonden
te scheiden.
„'k Weet niet, jó, ik mag haast nooit weg
's avonds. Weet-je wel, hé?"
„Nou, maar als je mag, dan gaan we naai
den ouden Pietersen."
„Ja, 'k zal zien, zèg. Daag I"
„Daag!"
Beiden naar hun huis. Kees op een draf
Bertus op z'n doode gemak.
Bertus heeft volstrekt geen haast. Zijn
thuis trekt hem niet aan. Hoe het komt
zijn zegel hechtte, en dat toen den inzet vorm
de van den stembusstrijd, voor zooverre die
het onderwijsvraagstuk betrof.
Dat voorstel luidde aldus:
1. Het onderwerp is een voorwerp van de
aanhoudende zorg der Regeering.
2. Het geven van onderwijs is vrij, behou
dens het toezicht der Overheid en bovendien,
■voor wat het lager en middelbaar onderwijs
betreft, behoudens het onderzoek naar de
bekwaamheid en de zedelijkheid van den on
derwijzerhet een en ander door de wet te
regelen.
3. Voor zoover zich eene behoefte aan
ander algemeen lager onderwijs openbaart
dan waarin door de ingezetenen wordt voor
zien, wordt dit onderwijs van Overheidswege
verstrekt. De inrichting van dit van Over
heidswege gegeven onderwijs wordt, onder
eerbiediging van de godsdienstige gevoelens
van de ouders der schoolgaande kinderen,
door de wet geregeld.
4. Het overige# onderwijs van Overheids
wege gegeven, wordt eveneens bij de wet
geregeld.
5. In de kosten voor het algemeen lager
onderwijs, op scholen door ingezetenen opge
richt, wordt, ouder voorwaarden en volgens
regels door de wet te stellen, door de open
bare kassen voorzien, op gelijken voet als
zulks geschiedt ten aanzien van dit onderwijs
op scholen van do Overheid uitgaande.
6. De Koning doet van den staat van het
geheele onderwijs jaarlijks een uitvoerig ver
slag aan de Staten Generaal toekomen.
Bij haar voorstel tot wijziging heeft de
commissie een toelichtinggevoegd, waaruit
we in een volgend nommer eveneens een en
ander wenschen mede te deelen. Z
Deed Duitschland met België wat
de Entente met Griekenland doet
Hieromtrent schrijft „De Standaard
V Saloniki.
Het landen van Fransche en Engelsche,
straks wellicht ook van Italiaausche troepen,
te Saloniki in Griekenland, gaf aanleiding om
nogmaals het gebeurde in België ter sprake
te brengen.
Eenerzijds achtte men, dat beide gebeurte
nissen objectief gelijk stonden. Anderzijds
daarentegen verwierp men elke gelijkstelling.
In beide deze oordeelvellingen nu school
eenzijdigheid en overdrijving.
Niet, zoo men - teruggaat op de eerste
Hij is het huis genaderd bij de deur zet
hij de klompen omgekeerd tegen den muur en
stapt naar binnen, 't Is een tamelijk groot
lluis voor een gehucht. Een lange gang loopt
recht door van voor naar achter langs een
voorkamer, en een achtervertrek, waartusschen
de trap, die toegang geeft tot den zolder
achter is aan de achterkamer een soort keuken
aangebouwd. Voor de deur staat een oude
lindeboom, tamelijk dicht bij den gevel, zoo
dat het 's zomers bij niet al te helder weder,
nog al duister kan zijn in het voorste vertrek.
Bertus begeeft zich de gang door, naar de
achterkamer.
„Dag tante!"
Aan de tafel, waarboven een groote, heider-
brandende lamp hangt, zit een vrouw van
ongeveer veertig jaar. Ze houdt zich met
naaiwerk bezig. Aan haar rechterkant zit
een meisje van een jaar of tien, tegenover
haar een ander van zoowat denzelfden leef
tijd als Bertus. Bij de kachel, met het hoofd
over een boek gebogen een jongen die mis
schien een paar jaar ouder is dan hij.
„Dag Bertus!" klinkt tante's wedergroet,
heel stijf en afgemeten. „Zijn er anders geen
menschen
Bertus haalt bijna onmerkbaar de schou
ders op.
„Dag Bertha, dag Pietje, dag Jan 1" zegt hij
voorstellen, die uit Berlijn naar Brussel werden
gezonden. Dezen toch hielden niet anders in,
dan dat verlof gevraagd werd voor een Duitsch
leger om door België's grondgebied naar
Frankrijk door te trekken, en zulks wel onder
beding, dat in België zelf geen schade zou
worden aangericht, en dat, mocht er schade
zich voordoen, deze ten volle zou worden
vergoed.
Met dit eerst gebeurde is natuurlijk wat
thans in Griekenland plaats greep niet alleen
zeer wel vergelijkbaar, doch zelfs kan gezegd,
dat het formeel zich aandient als identiek.
In beide gevallen toch is er sprake van het
vragen van verlof, om door een land, dat
buiten de zaak staat, te trekken naar een
land, dat men meent te moeten beoorlogen.
Zakelijk daartegen staan beide niet gelijk.
In België toch ging het verzoek uit van een
land, dat alleen door België van het vijandig
land gescheiden was. Thans daarentegen
gold het Frankrijk en Engeland, die in een heel
andere streek van Europa liggen, bood zich
tusschen deze twee landen en Griekenland
geen enkele grens aan, en kon er dus geen
sprake zijn van een doortocht, om zich tegen
het vijandig land te weer te stellen.
Zoo Frankrijk als Engeland kunnen alleen
per schip, van overzee, Saloniki bereiken, en
vandaar, dat hier de nog door Hugo de Groot
gestelde regel op geen manier toepassing kon
vinden.
Kanaan was van Godswege aan Israël als
zijn land toegewezen, en Israël stond er vlak
voor. Vandaar, dat toen Hugo de Groot, op
grond van wat de Schrift als eisch stelde, een
regel achtte te moeten aangeven, hij oordeelde
dat bij een ligging als hier zich voordeed,
doortocht, zelfs in weerwil van protest, ge
oorloofd was.
Van zoo iets echter was inzake Saloniki
geen sprake.
De doortocht werd nu niet alleen gevraagd
maar zelfs geforceerd, door twee legers van
landen die met Bulgarije elke gemeenschap
pelijke grens missen.
Alleen kan, en is terecht, van Engeland
gezegd, dat dit Rijk blijkbaar met twee maten
meet.
Inzake België achtte het, dat elke bezetting
tegen den wil van den landsheer een casus
belli opleverde, en thans past 't zelf geheel
gelijk procédé op Saloniki toe, niettegenstaande
de Koning, wien Saloniki toebehoort, openlijk
en zoo beslist 't kon, tegen het landen van
do troepen geprotesteerd had.
Toch hechte men ook hier niet te veel aan.
Uit de inbezitneming van Egypte en Cyprus
blijkt te over, dat Engeland zijn opkomen
voor de kleine Staten slechts als voorwendsel
heel vlug, als om er maar gauw van af te zijn.
Van de drie is er maar éen, die Bertus een
wedergroet waardig oqrdeelt. Alleen Bertha,
het jongste meisje, beantwoordt op hartelijker,
toon zijn groet, terwijl ze hem een vriende
lijken blik toewerpt. Pietje en Jan schijnen
het beneden hun waardigheid te achten, den
binnengetredene te groeten. Pietje is zoozeer
in haar haakwerk, Jan zoo erg in zijn boek
verdiept, naar het lijkt, dat ze Bertus' aan
wezigheid niet bespeuren.
Eu het schijnt tantes aandacht te ontgaan,
dat maar éen van de drie den groet beant
woordt.
Bertus zet zich aan den anderen kant van
de kachel, en wacht op do dingen, die komen
zullen.
Na een poosje staat tante op, en zet op de
tafel een schotel eten voor Bertus neer,
waarop deze spoedig aanvalt. Zijn gebed is
héél spoedig gedaan, slechts een oogenblikje
heeft liij de oogen geslotendadelijk bijna
begint zijn maaltijd. Zoolang hij bad heeft
Pietje de oogen op hem gericht gehouden, als
hij klaar is, slaat ze ze dadelijk neer.
(Wordt vervolgd.)
u
DOOR ZELANDIA.