Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. mmm Uit de Pers. Eerste Kamer. Binnenland. Buitenland. No. 1244. Woensdag 28 Juli 1915. 13e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN. Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qrootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Alle stukken voor de redactie bestemd, te zenden aan den Uitgever, Vlooswijkstraat 21, Ter Neuzen, met vermelding„Aan de Redactie." Aanname van Advertentiën tot i uur op den dag der uitgave. V Rumoervergadering. Zulk eene is verleden week gehouden in Amsterdam, waar het Comité voor algemeene oefenplicht in het Concertgebouw een verga dering samenriep. Op deze vergadering ging het meer dan ergerlijk toe. Den sprekers werd het gewoon onmogelijk gemaakt het woord te voeren. Vooral de anarchistische elementen roerden zich. Deze ervaring leert voor de zooveelste maal, dat men met dergelijke groot opgezette ver gaderingen o, zoo weinig bereikt. Meermalen is het geschied, dat op die wijze een vergadering door een of andere partjj werd gebruikt tot propageering, op de goed koopste wijze immers, van denkbeelden ge heel tegenstrijdig met het doel der bijeen komst. Ook uit den verkiezingsstrijd heugt velen wel een dergelijk verloop. Een zeker deel van ons volk blijkt voort durend niet genoegzaam opvoeding genoten te hebben, om ook den tegenstander het vrije woord te laten. En het zijn waarlijk niet alleen de anar chisten, die aldus optreden. Meer dan het roeren van de groote trom blijft ons dan ook aanlokken de dege, onver moeide, stage bearbeiding der massa door de pers. Vaak bederft een vergadering meer, dan dat ze profijt oplevert. De indruk naar buiten wordt dikwerf ge heel bedorven. En de zaak, waarvoor men strijdt krijgt meermalen een duw achteruit. Intusschen blijkt uit het gebeurde te Am sterdam eens weer, hoe de schoone theorie der „vrijheid" in de practijk de onredelijkste dwang brengt. Z. „Do Nederlander" merkt op: Oud-Hollandsch „Charivarius" is een man die opgeld doet in onzen tijd, die vrij geesteloos is en daarom elk sprankje van geest als iets buitengewoons savoureert. „Charivarius" is de geestelijke kleinzoon van den Schoolmeesterook die maakte kunst- looze gedichtjes op de dwaasheden van zijn tijd en zijn omgeving, maar „Charivarius" leeft in een tijd, waarin er meer behoefte aan zulke dingen is, omdat de menschen leeger worden naar het schijnt en dus is hij de veel be wonderde medewerker van een der groote (natuurlijk vrijzinnige weekbladen, en heeft hij ook bij de vrijzinnige dagbladen een streepje voor. Welnu, deze hoogst fatsoenlijke rijmelaar, die in het dagelijksch leven leeraar is aan eene Hoogere Burgerschool (natuurlijk eon openbare Burgerschooldichte dezer dagen in zijn weekblad een „autorijm", dat de eer der overneming genoot in de 'alweer nooit een onvertogen woord sprekende Nieuwe Cou rant.... Dit „auto-rijm" is een klacht over het schrikbarend geloei van autohoorns, waarover de dichter zijn verontwaardiging te kennen geeft, eene verontwaardiging, die zich, op haar hoogste punt, uit in ,,'t Oud-Hol landsch G. V. D. Deze opvoeder der jeugd schaamt zich der gelijke dingen niet in een tijd, waarin van Overheidswege gepoogd wordt het vloeken in het leger tegen te gaan, en de N. C t. schaamt zich niet om zoo iets in hare kolommen over te drukken. Sommige menschen houden er toch wel een merkwaardige volks-paedagogie op na. Mis schien verbaast „Charivarius" zich er nu nog wel over, dat er lieden zijn, die hun kinderen niet wenschen toe te vertrouwen aan leeraren die de „oud-llollandsche" ondeugden blijkbaar beter kennen dan oud-IIollandsche deugden. Zéker zal hij niet vermoed hebben, dat zijn „auto-rijm" een pleidooi tegen de „openbare" opvoeding zou kunnen zijn. Maar, ziet ge, w ij buiten ook alles uit wij kunnen nu eenmaal niets velen wij zijn oud-Hollandsch genoeg om een vloek een vloek te noemen, en dergelijke berijmde vloeken poenigheden, waaraan zich een fatsoenlijk man, naar wij meenden, nimmer te buiten zou gaan. De Eerste Kamer zal deze week in de af- deelingen onderzoeken de wetsontwerpen voor het langer in dienst houden van militie en landweer en het buitengewoon oorlogskrediet vari 90 millioen gulden, evenals de ontwerpen betreffende den vlootaanbouw en de nadere uitbreiding van den landstorm. De eerstgenoemde ontwerpen zal de Kamer waarschijnlijk in die week nog afdoen en de beide laatstgenoemde in Augustus, naar ver luidt niet zoo heel ver in die maand. De Tweede Kamer ging tot nadere bijeen roeping uiteen. Mr. REGOUT NAAR ROME. Behoudens onvoorziene omstandigheden is het vertrek van mr. Regout naar Rome, als tijdelijk gezant bij den Raus, bepaald op 8 Augustus. De heer Regout zal vergezeld worden door een zijner dochters en een bediende en zal voorloopig zijn intrek nemen in een hotel. HET NIEUWE GEBOUW VAN BINN. ZAKEN. De Minister van Staat, Minister -van Bin- nenlandsche Zaken, mr. Cort van der Linden, heeft Zaterdag j.l. het nieuwe gebouw voor zijn Departement in oogenschouw genomen. Het gebouw, dat thans reeds gedeeltelijk betrokken is en wel door de afdeeling onder wijs, zal 15 of 16 Augustus a.s. in z'n geheel in gebruik worden genomen. LANDSTORMWET. Tegen middernacht is Vrijdag het wetsont werp tot nadere uitbreiding van den land storm aangenomen met de stemmen alleen der socialisten tegen, 55 tegen 13. DE UITVOERING DER NIEUWE LANDSTORMWET. Ten behoeve van hen, die onder de bepa lingen der door de Tweede Kamer aangenomen Landstormwet vallen, of er door afgelost worden, laten we volgen, wat de Minister van Oorlog zei over de uitvoering der wet Gevraagd is hoe de keuring zal zijn. Met den passer is de omvang der verschillende deelen op de figuratieve schets na te gaan. Alleen het verloop onder de oudere lichtingen is niet aangegeven, omdat de Regeering stelsel matig heeft vermeden getallen te noemen. Den heer Tydeman moet hij teleurstellen, want hij kan geen cijfers gaan noemen. In 's lands belang is het niet gewenscht deze te geven. In de wijze van uitvoering zal de Minister trachten de ongerustheid weg te nemen. Gereed zijn de besluiten voor de keuring van de jaarklasse, die reeds tot den landstorm behoort. Dit is de klasse 1915, die zich spoedig zal kunnen laten keuren. Over deze lichting heeft de Regeering reeds de beschik king als zij dat wil. Zoodra deze wet van kracht is, zal het Koninklijk besluit verschijnen, om de jaar klasse 1914 en 1913 op te roepen. De op roeping zal twee maanden van te voren ge schieden, zoodat zij, die tot de jaarklasse be- hooren, twee maanden vooruit weten, dat zij zich gereed hebben te houden na twee maanden. Dat wil nog niet eens zeggen, dat zij dan dadelijk ingelijfd zullen worden. Zij kunnen echter ieder oogenblik worden ingelijfd. Bij deze wijze van uitvoering zal de onge rustheid wel verdwijnen. De lichting 1915 zal heel spoedig worden opgeroepen en vier maanden nadat deze is ingelijfd, zal de eerste landweerlichting naar huis gaan. De jaar klassen zullen niet telkens na vier maanden elkaar opvolgen, maar sneller, wellicht met tusschenpoozen van een maand. Komt half Augustus jaarklasse 1915 op, dan gaat half December de oudste lichting naar huis. De aflossing zal dus veel sneller plaats vinden. De Minister zegt vervolgens, dat hij niet wil oefenen bij het veldleger. In Duitscliland is dat ook niet het geval. Dat in het noorden van Frankrijk jongelui worden geoefend, is iets geheel anders. Dat zijn jongelui, die uit de recruten depöts zijn overgebracht naar het front. De Minister zal later wellicht over wegen of het ook mogelijk is bij het leger te oefenen, Met de vrijwillige landstormers zal de Minister handelen als met de andere. Het kader zal hij trachten als kader te gebruiken, desnoods na een korte opleiding. M. C. HET PERSGESPREK MET MINISTER CHURCHILL. Naar aanleiding van minister ChurshilI's verzekering dat Engeland afdoende bewezen heeft de onzijdigheid van Nederland te wil len in acht nemen, zegt de Köln. Ztg uit Nederlandsche bron vernomen te hebben, dat de Britsche gezant in Den Haag op hetoog- genblik. dat Antwerpen ook aan den Zuid westkant met insluiting bedreigd werd, te zamen met den Franschen en den Belgischen gezaut getracht heeft van de Nederlandsche Regeering te verkrijgen, dat aan de Belgisch Engelsche bezetting van Antwerpen zou wor den toegestaan zich op schepen uit de Ant- werpsche haven over de Nederlandsshe Schel de en langs Vlissingen naar zee te begeven. De Nederlandsche Regeering zou dezen aandrang als een schending der neutraliteit met alle gevolgen daarvan afgewezen hebben en de gezant der Vereeuigde Staten in Den Haag had haar daarin volkomen gelijk gegeven. Deze bijzonderheid zou, indien zij juist ware, geschiedkundig ongetwijfeld interessant zijn, maar naar ons voorkomt, niets afdoen aan het gezegde van minister Churchill dat Enge land op het kritiekste oogenblik de Nederland sche onzijdigheid stipt heeft ontzien. Immers Engeland zou zich dan bij het van onze Regee ring ontvangen afwijzende antwoord op zijn aandrang blijkbaar zonder meer hebben neer gelegd en dus onze onzijdigheid metterdaad hebben geëerbiedigd. Naar wij meenen te weten, heeft de zaak zich echter niet voorgedragen zooals van Ne derlandsche zijde aan het Duitsche blad werd verhaald. Wel moet Engeland in het begin van September 1914, toen Antwerpen door de Duitsche troepen werd ingesloten, aan onze Regeering verzocht hebben een deel der be volking van Antwerpen aan boord der Duitsche handelsschepen die bij den aanvang van den oorlog in die haven waren vastgehouden, over de Nederlandsche Schelde en langs Vlissingen door te laten ten einde naar Engeland te worden vervoerd. En het verzoek moet door onze Regeering niet zijn toegestaan op grond van den onbepaalden rechtstoestand der ge- questreerde Duitsche schepen, die naar haar meening overanderd blijven moest tot het einde van den oorlog. N. R. C. EEN BELANGRIJKE GIFT. H. M. de Koningin heeft wederom een bedrag van f 50,000 geschonken aan het Kon. Nationaal Steuncomité. DE OORLOG. DE TOESTAND. Het regent slagen op de Russische legers. Een nederlaag bij Schawli in Koerlandde Narewlinie door de Duitschers geforceerd en de beide aan die rivier gelegen vestingen Ostrolenka en Pultush gevallen het leger vóór Warschau op een oppervlakte van steeds kleiner aanvang samengedrongen de Zuide lijke Weichselvesting Iwangorod van haar communicatie met Warchau afgesneden tus- schen Weichsel en Boeg een schijnbaar liope- looze strijd tegen de legers van Von Mackensen en Von Woyrsch. Ziedaar in het kort geschetst den voor de Russen hoogst bedenkelijken toestand schrijft het Vad. Ér is alle reden om te verwachten, dat een- ontzaglijke veldslag aanstaande is. Want een algemeene terugtocht, die naar aanvankelijk scheen, in de bedoeling van het Russische legercommando lag, wordt als het ware van uur tot uur minder uitvoerbaar. De slag bij Schawli is naar allen schijn een treffen geweest tusschen de centrums van de beide Koerlandsche legers. De plaat sen Rosalin en Schadow, waartusschen de slag plaats had, liggen niet meer dan 20 KM. van elkaar, hetgeen van de lange frontlijn van 350 K.M. tusschen de Golf van Riga en de Memel slechts een onbeduidend deeltje is. Te oordeelen naar het getal gevangenen der Duitschers niet minder dan 2700Ö 1 en den grooten krijgsbuit zijn hier groote strijd machten samengetrokken geweest. Door de nederlaag, die de Russen hier hebben geleden, is hun in Koerland terug trekkend leger nu in twee deelen, verdeeld. Dat van de bevolking, bestaande uit Duit schers, Letten (Lithauers) en Russen, zich een groote angst meester maakt is te be grijpen. Dat een groot aantal Duitschers door de Russen zijn gevangen genomen en meegevoerd, wijst op verdenking van spionnage. Het is trouwens reeds meer dan eens verzekerd, dat velen onder de Duitsche bewoners der Rus sische Oostzeeprovinciën in geheime verstand houding stonden met Ruslands vijanden. Waar zullen, na dezen oorlog, Duitschers nog in den vreemde kunnen wonen, zonder verdacht te worden, geheime agenten van hun vaderland te zijn Het forceeren van de Narewlinie is in ver band met den toestand bij Warschau een mis schien nog grooter klap voor de Russen. Deze linie vormde de bescherming van de stelling van Warschau tegen het Noorden. Maar de val van Pultush bewijst, dat de Duitschers dien muur verbroken hebben niet alleen, maar dat zjj reeds niet meer dan 50 K.M. van War schau en niet meer dan 40 K.M. van de andere Weichselvesting, Nowo Georgijewsk af staan. Ook hier tellen de Duitschers hun krijgsge vangenen bij tienduizenden. Binnen het kleine bestek van het voor terrein van Warschau worden intusschen de daar staande Russische legers op steeds kleiner oppervlakte samengedrongen. Volgens de be richten was dit terrein door het opdringen der Duitsch-Oostenrijksche legers uit het Zui den reeds teruggebracht tot het stuk, dat besloten ligt tusschen de "Weichsel, den be nedenloop van de Bsura, de Utrata en verder de lijn Blone—Nadarschin—Gora Kalwarija. Dit geheele terrein is niet grooter dan de provincie Noord-Brabant, en daarbinnen is een leger, bestaande uit allerlei wapens, en te zamen wellicht een millioen tellende, samen geperst. Trouwens, als men nagaat, dat Von Mac kensen nog steeds Zuidelijk van den spoorweg Cholm—Lublin staat, en dat van Lublin het front der Russen naar Iwangorod loopt, dan klinkt het zeer onwaarschijnlijk, dat ten N.O. van die vesting, dat is dus rechts van de Weichsel, een Hongaarsch korps zich achter het Russische front zou bevinden. Ware dit zoo, dan zou het een uit het Zuiden langs den rechteroever van de Weichsel naar het Noorden voortgedrongen korps moeten zijn, dat zich tusschen de Weichsel en het Russi sche front had weten in te dringen. En dan zou het er voor de Russen nog treuriger uit zien, dat het geval reeds is. Intusschen is het gevaar, dat Von Mackensen

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1915 | | pagina 1