Antirevolutionair voor nieuws- en Advertentieblad Zeeland. FEUILLETON. 3De Bxoedexs. Uit de Pers. Kameroverzicht. No. 1243. Zaterdag 24 Juli 1915. 13e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN. ADVERTENTIËN Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Alle stukken voor de redactie bestemd, te zenden aan den Uitgever, Vlooswijkstraat 21, Ter Neuzen, met vermelding„Aan de Redactie." Aanname van Advertentiën tot i uur op den dag der uitgave. V Rechte klacht. Klagen is thans aan de orde van den dag. Klagen over duurte, over militaire lasten, over verongelijking. Wie zou willen ontkennen, dat er geen rechtmatige klachten worden geuit Evenmin echter, dunkt ons, zal het voor tegenspraak vatbaar zijn, dat er ook zoo vaak onnoodig of op schromelijk overdreven wijze wordt geklaagd. Bovendien, de oorzaken der klachten kunnen niet steeds worden weggenomen. En vooral zülk klagen is metterdaad doelloos, ja dwaas te noemen. Wat is echter bij al dit klagen opmerkelijk Dat zoo weinig wordt gevorst naar de oorzaak. En toch steeds blijft, al moge het wat ouder- wetsch klinken, het woord van Jeremia waar, „Wat klaagt dan een levend mensch Een ieder klage van wege zijn zonden." We weten wel, dat een dergelijke uitspraak door de groote, van God en Zijn Woord ver vreemde massa, smadelijk wordt begroet met hoonend gelach. Evenwel, voor dezen spotlach wijkt de waarheid Gods niet. Of we dan zouden willen, dat elke klacht maar gesmoord werdook de billijke en rechtmatige In geenen deele. Onrecht eischt vergelding en herstel. Maar waar wel meer de nadruk op mocht vallen is de erkenning van rechtmatige tucht oefening Gods vanwege de zonde. Onze zonde. Zeker het .gaat gemakkelijk genoeg de schuld, alle schuld te schuiven op anderen. De groote Mogendheden doen het ons voor. Engeland werpt de schuld op Duitschland, Duitschland op Engeland. In ons Parlement werpen velen do schuld op een of anderen Minister. En de Minister kaatst den bal weer naar een ander adres terug. Een zeker dagblad houdt er een formeelo rubriek op na Militaire kladden. En de schuldige is altijdde Regeering, öf een zeker systeem. Maar altijd ligt de schuld niet, ook maar niet Voor een deel, in, altijd buiten den klager. Zou er geenerlei aanleiding bestaan om te herinneren aan het woord, eens door Willem V gesproken, toen ons land hem uitwierp „De ware bron onzer ongelukken ligt in de ZELANDIA. 63) Meest zat hij in een leunstoel, het hoofd gebogen, en dacht na en peinsde. Wat kruis voor hem den arbeidzame, thans ledig te moeten zittenvoor den eerzuchtige, onaf hankelijke nu hulpeloos te moeten zijn. Zijn broer had hem meermalen bezocht hem vriende lijk toegesprokenhem dringend genoodigd tot een bezoek. Steeds had hij geweigerd. Wel gaf bij niet, als vroeger, 'een grof en spottend bescheid, wel bond bij zich in, maai bij wilde er toch niet van hooren, Hendrik te komen opzoeken. Ook niet, om Greta's wil. Wel dankte bij Hendrik voor hetgeen deze, en voornamelijk nicht Hanna en Eva voor de zwakke hulpelooze deden, maar een voet daar te zetten, in dat huis, hij kon het niet over zich verkrijgen. In zijn'hart was geen onderworpenheid, maar wrevel en op stand. Greta moest maar bij haar vader nationale zonden en ongerechtigheden En toch, juist aan deze bekentenis wil men niet. Overal elders ligt de oorzaak. Daar alleen niet. Nationale deugden, daarvan wil men hooren. Ook desnoods wel toegeven, dat er ook nationale ondeugden bestaan. Maar nationale zonden, hoe antiek Er zijn er, die ze niet wegcijferen, die ze constateeren. Maar dat is niet genoeg. Het zi]n nationale zonden. Waaraan elk debet is. Er is een solidariteit der schuld. En een nationale verootmoediging vraagt God van het volk van Nederland. Als straks de oorlog een jaar duurt, wil men een gebedsure houden. Uitnemend. Mits de boete voorafga. Zal het zoo zijn Z. V Na den slag. De herstemming in Ter Neuzen had, gelijk men heeft kunnen lezen, tot resultaat, dat onze partij één zetel, dien van den heer Wieland, heeft verloren. Die van den heer J. de Bruijne bleef be houden. En de aftredend vrijzinnige werd door de eigen partijgenooten zóo in den steek gelaten, dat hij zijn plaats aan een geestverwant heeft verspeeld. Het lust ons niet, thans veel over den uitslag te zeggen. Dat het ons smart, dat onze partij, die toch reeds niet sterk in den Raad vertegenwoordigd is, dit gevoelig verlies heeft geleden, behoeven wij wel niet uitdrukkelijk te verklaren. En overigens ware over deze stembus nog wel een en ander in het midden te brengen. Ook ten opzichte van de zoo hoognoodige saamwerking van de christelijke partijen. Inderdaad biedt de stembus van Dinsdag de gelegenheid, de zaken van zeer onder scheiden gezichtspunt te beschouwen, en veilig mag vastgesteld, dat die onderscheidene ge zichtspunten niet alle heerlijke panorama's of aantrekkelijke vergezichten opleveren. Wij willen echter tot de zaak voorloopig het zwijgen doen. We verheugen er ons in, dat tenminste de heeren De Jager en De Bruijne hun zetels zullen blijven bezetten. Moge de geleden nederlaag onzen mannen aansporen tot onverflauwde activiteit, opdat ter gelegener tijd herwonnen worde, wat thans werd verloren. Toch willen we van deze zaak niet afstap pen, zonder een enkel woord te wijden aan komen. Maar dat kon niet. De beter schap was van korten duur geweest. Heviger was de krankheid weergekeerd en aan vervoer kon allerminst worden gedacht. Van Karei, die thans een ambacht leerde, en geregeld dagelijks zijn zuster bezocht, vernam Gerrit Wouters den voortdurenden achteruitgang van zijn dochter. Eindelijk, eindelijk, toen de berichten al somberder en veegerwerden, durfde en kon hij ook niet langer wachten. En hij had den stok gegrepen (zijn eenigen steunen hij ging den moeilijksten gang ondernemen, dien hij ooit had aangevangen. Daar, uit die deuropening hebben hem de woorden toegeklonken, die bij steeds had ontveinsd te vreezen, maar die hem toch altijd innerlijk hadden ontzet, die zulk een sombere profetie hadden bevatde woorden „Bouw niet op je rijkdom 't kon wel eens een riet staf blijken, die de handen doorboort. Je staat in je eigen kracht. God kan je ver nederen. En wat baat het een mensch ook al, al won hij de geheele wereld en leed schade aan zijn ziel Is het niet alles, als 't ware, woord voor woord, zóó uitgekomen Waar is thans zijn rijkdom? Waar vlood zijn kracht? Is hij niet vernederd Diep vernederd Het wordt hem opnieuw bitter in het hart. Moet hij daar binnengaan het thans uitgetreden lid, den heer G. Wieland. Lange jaren heeft deze met eere onze partij in den Raad vertegenwoozdigd. Als voorzichtig financier deed hij zich steeds kennen, en zijn adviezen getuigden steeds van gezonden zjn. Zijn beginsel is hij steeds getrouw gebleven. Droef is de oorzaak, dat thans zijn zetel leeg kwam. De a.-r. partij in Ter Neuzen verliest in hem veel. En gaarne brengen wij hem bij dezen onze betuiging van dank voor wat hij was en deed, en voegen er de hartelijke wensch aan toe, dat hem nog menig jaar, van welverdiende, mocht liet zijn ook genoeglijke en aangename rust worden geschonken. Z. Het interview met minister Churchill. Het Centrum schrijft „Niemand heeft het recht Nederland van zijn onzijdigheid een verwijt te maken", ver klaarde de Engelsche minister Churchill in het onderhoud, dat hij aan den Londenschen correspondent der N. R. Ct. toestond, een verklaring, die hier te lande met begrijpelijke voldoening is ontvangen. Ook van Duitsche zijde wordt erkend, dat op onze neutraliteit geen aanmerking te maken valt, en zoo zijn de groote tegenstanders het althans op dit punt en in deze waardeering met elkander eens. Een overeenstemming, die te hooger moet worden aangeslagen, wijl over de beteekenis, welke onze neutraliteit voor do strijdende partijen heeft, de meeningen weer uiteenloopen. Deze wederzijdsche erkenning heeft boven dien groote waarde voor de mogelijkheid dat ons land metterdaad werkzaam zal kunnen zijn voor het herstel van den vrede en het biusschingswerk van den afschuwelijken wereld brand. Op de eerste plaats is daartoe noodig, dat men naar beide zijden het vertrouwen heeft gewekt in de correctheid van het eenmaal ingenomen neutraliteits-standpunt. Wij bedreigen niemand en worden niet bedreigd. En nu zelfs een Engelsch bewindsman in een verklaring, die blijkbaar door de geheele Regeering is goedgekeurd, aan onze onzijdig heid in 't openbaar recht deed wedervaren, voelen wij ons gesterkt in de hoop, dat Neder land een factor van beteekenis zal kunnen worden in de pogingen, die eindelijk paal en perk zullen stellen aan de gruwzame monschen- slachting en de woeste verdelging te land en ter zee. Ja, hij moetDe banden des bloeds zijn niet gansch geslaakt bij hem. Integendeel, nu het grof egoïsme niet geheel en al zijn hart ompantserd houdt, begint hij het trekken van dien band meer en meer te voelen. Hij verlangt naar zijn kind, dat hij zoo langen tijd verwaarloosd heeft, ja vaak rust heeft miskend in zijn blinden waan. Anna is gestorven, en ofschoon nooit de liefde hem en haar had verbonden, kan hij toch af en toe huiveren over haar ijselijk ver scheiden. Een donker vermoeden sluipt wel in zijn hart, dat zij de oorzaak van de ramp was, maar de stem van zijn beschuldigend geweten klaagt hém zelf aan als den bewerker van het onheil, door het toegeven aan zijn dwazen toorn, door zijn onverantwoordelijk drijven, door zijn onzinnig jagen naar schatten. En het besef, zélf schuldig te staan maakt hem te meer gemelijk, maar vervult ook nu en dan zijn ziel met ontzetting. Vooral, wanneer hij in zijn ledige, stille uren, en hoevele heeft hij die nu nietdenkt aan zijn kinderen. Aan Greta bovenal. O, kon hij dan haar iets goed maken, van wat hij jegens haar misdreef. En nu, de berichten zijn al slechter geworden. Karei heeft hem, wel voorzichtig, maar niettemin duidelijk genoeg, op de hoogte gebracht van den zorgwekkenden toestand, waarin zij verkeert. TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsdag 20 Juli 1915. een kapstok zijn zegsm'an I de finesses met gesloten deuren onder de oogen te zien. Aldus werd besloten, net com.-gen. duurde een klein half uur. Daarna nog een naspel van het stuk, dat door de HH. Ter Laan en Marchant zoo schoon was ingezet. De minister moest dit en de minister moest dal-, maar de min. verklaarde, dat zulks alles niet van hem kon en mocht gevergd worden. Vergadering van Woensdag 21 Juli 1915. Hij kan niet langer wachten bij wil ook niet langer toeven; maar in dat huis! Hij staat er thans vóór. De deur wordt hem voorkomend geopend. Nicht Hanna heeft den strumpelenden wande laar zien naderen en hem herkend. „Kom binnen, Wouters," noodigt ze minzaam. Ze kan een gevoel van medelijden niet onder drukken, als ze hem ziet, dien ze heeft ge kend in het stalen harnas van zijn trots. Is de gedachte wel eens in hem gekomen, dat ze hem daar ginds zouden ontvangen met een bedwongen triumf in den blik, triumf over hém en zijn valhij voelt zijn vergissing, ja.de ongeiijmdheid van de onderstelling, als hij die oogen vol deernis en vriendelijkheid op zich ziet gericht. Het treft en ontroert hem tegelijk maakt het zijn ergernis wakker hij, een voorwerp van medelijden! Toch kan h\j tegen den hartelijken toon niet op. En tegen den toorn en ergernis kampt zijn schaamte. „Ja," zegt hij. En zwaar leunend, strompelvoetend, stapt hij over den dorpel, het kleine portaaltje door en treedt het hem zoo welbekende vertrek binnen. Wat gaat er in hem om (Wordt vervolgd.) Inzending van advertentiën vóór uren op den dag der uitgave. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIEN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Nadruk verboden. DOOR liet wemelt tegenwoordig is ons vaderland van oorlogsdeskundigen van den koudeu grond. Allerlei kritiek wordt geleverd op liet beleid der Regeering, vooral ook op dat van den Minister van Oorlog, den heer Bosboom. Niemand zal tegenspreken, dat een zeer gewichtvolle post de zijne isiedereen zal kunnen inzien, dat bij een omvang als thans de militaire zaken hebben genomen, er allerlei klachten, te recht of ten onrechte, worden geuit. En niemand zal van den Minister vergen, dat hij van alles volkomen op de hoogte is, direct eiken misstand wegneemt, zoodat in een ommezientje de zaken maar weer in het reine zijn. Over het langer in dienst kouden der landweer- phchtigen zou de Kamer het Dinsdag gehad hebben. Het had er veel van of dit voorstel der Regeering als werd gebruikt door verschillende leden, omerhnn klachten aan op te hangen. De heer Ter Laan (s.-d.) vooral had zooeven een lijstje. Het schijnt wel, of deze afgevaardigde met onuitputtelijke geduld (n.l. ten opzichte der klagers!) alle ware of vermeende grieven verzamelt en daar van dan bij gelegenheid eens tentoonstelling houdt. Zijn geduld ten opzichte der Regeering is waarlijk niet erg elastisch. Scherpe woorden gebruikte hij, zelfs zoo, dat een maal de voorzitter hem op de vingers moest tikken. Veel erger nog maakte het de vrijzinnig-democr. heer Marchant. Op zeer onlieusche wijze, prikke lend, tartend, trad bij tegen den minister op. Hij ging zelfs zoover te verklaren, dat hot met de op stelling van het leger totaal niet in orde is. Daar deugde letterlijk niets van. Altijd op gezag van den heer Marchant, pardon, van De lieer Marchant mocht zóó niet doorgaan. In stands belang niet. Dat was de meening van min. Bosboom. Zeer terecht. Waar zou het heen, als deze weg werd ingeslagen, en in openbare ver gadering van de organisatie en opstelling van ons veldleger werd behandeld. Op voorstel van den heer Lokman werd besloten deze zaak verder in comité-generaal, d. i. Niets te rapporteeren 1 Den heelen dag vergadert de Kamer in comite-gcneraal. Laat ons hopen, dat de onweerachtige atmosfeer in het belang des lands er door worde opgefrischt.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1915 | | pagina 1