Tweede Kamer.
Binnenland.
Buitenland.
dapper door de Engelschen verdedigd werd.
Tal van gewonden, die in de kapel van het
kasteel een toevlucht hadden gezocht, kwamen
toen in de vlammen om en velen achtten het
een bijzondere bestiering dat de vlammen
juist voor een Mariabeeld tot staan kwamen.
Bij het beleg van Rijssel ook, tijdens den
Spaanschen successie-oorlog, onderhielden de
Fransche verdedigers voortdurend een groot
vuur vóór de bres, ten einde elke bestorming
te beletten en de belegeringswerktuigen der
oudheid waren met huiden, en soms ook wel
met ijzeren platen, bekleed, om ze tegen het
vuur te beschermen. Ook hier is dus de vorm
nieuwer dan het beginsel en evengoed als
het water, mag ook het vuur tegen den vijand
worden gekeerd. Of men iemand verstikt
door water of door gas, of doodt door vuur,
of doordat men hem in de lucht laat vliegen,
maakt in het wezen der zaak ook niet zoo
heel veel verschil.
Toch is er in dat alles veel dat ons stuit.
Ten allen tijde is er een sterke aandrang
geweest, dat er met ridderlijke wapenen zou
worden gestreden. Vooral het Christendom
heeft zich op dat punt doen gelden. Menige
Paus heeft bijzonder moorddadige wapenen
in den strijd, tusschen Christenen onderling
ten minste, verboden en ook de Grieksche
staten hadden zich weleer verbonden, dat
hunne krijgers tegenover elkander geen ver
giftigde wapenen zouden gebruiken en geen
watertoevoer afsnijden. Een zeker streven
om de rampen van den krijg zooveel mogelijk
te verzachten, is al zeer vroeg merkbaar ge
weest. Ook in den krijg is niet alles, wat
doel treft, altijd maar geoorloofd geacht. Eist
is toegestaan, maar geen verraad. De goede
trouw moet, ook tegenover vijanden, worden
gehandhaafd. Het gegeven woord is heilig,
ook tegenover den vijand. Krijgsgevangenen
moeten worden gespaard. Ontplofbare ge
weerkogels zijn verboden.
De gewonden moeten zoo goed mogelijk
worden verzorgd.
Van zeer velen hoort men ook nog tegen
woordig de uitspraak, dat al die eerlijkheid
en al die mensclielijkheid in den krijg dwaas
heid zijn en eigenlijk onmenschelijkheid, omdat
dan de krijg zooveel langer duurt, maar ge
woonlijk blijkt juist het omgekeerde, en man
nen als De Ruyter hebben nooit in den oorlog
de eischen der menschelijkheid uit het oog
verloren. Noodelooze wreedheid moet worden
vermeden en wie zelf geen slachtoffer daarvan
zijn wil, moet anderen geen slachtoffer maken.
V.
Overzicht.
Vergadering van Dinsdag 13 Juli 1915.
Op voorstel van den heer Arts wordt het
ontwerp tot wijziging van het invoerrecht op
zout voorloopig van de agenda afgevoerd. De
voorsteller vreesde, dat, waarnu voorgesteld
wordt de algeheele afschaffing van het invoer
recht op geraffineerd zout, dit ontwerp lang
durige besprekingen omtrent vrijhandel en
bescherming zou uitlokken.
Voorts wordt goedgekeurd een ontwerp tot
tijdelijke afwijking van de bepalingen der
Bevorderingswet voor de Zeemacht 1902.
Over de uitvoering van werken in verband
met voorkomende werkloosheid voeren de
heeren Albarda en De Muralt het woord,
waarbij de laatste er op wijst, dat in Zeeland
gebruik wordt gemaakt van Belgische schippers,
die in het binnenlandsch vervoer onder de
markt werken, nog wel gesteund door Bel
gische comité's en keurt zulks terecht af.
Ook klaagde hij over den langen duur van
de onteigeningen voor de havenwerken te
Ter Neuzen. Het ontwerp wordt goedgekeurd.
Bij het ontwerp tot wijzigingen verhooging
van de Indische Begrooting wordt eenigen
tijd stilgestaan bij de voorgestelden cursussen
over Indische onderwerpen voor onderwijzers.
Op een desbetreffende vraag van de II.H.
Scheurer en Bogaardt verklaart minister
Pleyte, dat hij bereid is ook het bijzonder
onderwijs van die leergangen te doen
profiteeren, indien de Minister van Binnen-
landsche de zaak wil steunen.
Vergadering van Woensdag 14 Juli 1915.
Acht en twintig millioen vraagt het ontwerp
tot aanbouw van schepen voor de marine,
het onder de wapenen houden der zeemilitiejenz.
Velerlei bezwaren worden genoemd. De
heer Van der Voort van Zijp voelt den mi
nister terdeeg aan den tand over zijn voor
nemens en vraagt opheldering over de zoo
sproedige wijziging van verschillende denk
beelden bij den ministerb.v. de kwestie van
de onderzeeërs, die eerst weinig noodig ge
acht, thans door hem worden voorgesteld. De
heer De Meester is over de kruisers niet te
spreken en dient zelfs heel kras de volgende
motie in
De Kamer,
van oordeel dat op dit oogenblik het
bouwen van kruisers niet wenschelijk is,
noodigt den Minister uit de posten die
daarop betrekking hebben voorloopig terug
te nemen,
en gaat over tot de orde van den dag.
Erg vriendelijk was de ontvangst dus niet.
De minister zal zich echter waarschijnlijk niet
zoodadelijk naar de wenschen van den heer
De Meester c. s. schikken.
VELDPREDIKERS.
Op Dinsdag 20 Juli a.s. zal te Utrecht in
het Militair Tehuis eene Commissie vergaderen,
bestaande uit het Hoofdbestuur van den Ned.
Mil. Bond, waartoe alle Veldpredikers zullen I
worden uitgenoodigd. Deze vergadering zal
gevolg geven aan 't besluit van de Algem.
Vergad. van den Ned. Mil. Bond, den 2en Juli
te Utrecht gehouden, waarin op initiatief van
den heer Duymaer van Twist is bepaald, om
te onderzoeken wat in dezen tijd moet worden
gedaan voor de militairen te velde, om in hun
grooten geestelijken nood te voorzien, hun
gebrek aan geestelijk voedsel en hun gemis
van godsdienstoefening te voorzien.
Na deze vergadering zal 't Hoofdbestuur
van den Ned. Mil. Bond zich over deze zaak
wenden tot den Minister van Oorlog, ten einde
meer veldpredikers te doen aanstellen.
TIJDELIJK GEZANTSCHAP BIJ DEN PAUS.
De Staatscourant bevat de benoeming van
Mr. L. H. W. Regout, lid der Eerste Kamer,
tot tijdelijk buitengewoon gezant bij den Paus.
Naar de Ned." verneemt is de heer JE.
Mackay weer lid geworden van de Chr. Ilist.
Kiesvereeniging en aldus weer getreden in het
partijverband der Unie.
MINISTER REGOUT.
Mr. L. H. W. Regout zal als lid der
Eerste Kamer moeten aftreden, daar hij een
bezoldigd staatstambt (tijdelijk en buitenge
woon gezantschap bij 't Vatikaan) aanvaardt.
Het is nog niet bekend, of de heer Régout
zich een herkiezing zal laten welgevallen.
Het wetsontwerp tot vlootaanbouw is
door de Tweede Kamer met 46 tegen 21
stemmen aangenomen.
DE OORLOG.
DE TOESTAND.
Westelijk Front.
Zuidelijk Front.
De Duitsche kruiser Königsberg wrak geschoten.
LONDEN, 12 Juli. (Reuter. Part.) De
plaats waar de Königsberg lag, maakte een
aanval uiterst moeilijk. Alleen ondiepe schepen
konden dicht genoeg in zijn buurt komen om
hem met goed gevolg aan te vallen. Nadat
vliegtuigen nauwkeurig de ligging van de
Königsberg hadden vastgesteld, voeren moni
tors op 4 Juli de rivier op en openden het
vuur. De Königsberg antwoordde onmiddellijk.
Salvo's uit vijf kanonnen werden nauwkeurig
en snel afgevuurd. De Mersey kreeg twee
treffers. Een granaat doodde 4 en verwondde
4 man. Daar de Königsberg midden tusschen
dicht geboomte lag, viel het den vliegers
moeilijk te bepalen waar de schoten terecht
kwamen. De kruiser werd vijfmaal getroffen
bij het begin van den strijd, doch 6 uur later
meldden de vliegers dat de masten nog over
eind stonden.
Toen werd een salvo op de kruiser gelost,
waardoor het schip tusschen de masten in
brand geraakte. Toen bleef de Königsberg
bij tusschenpoozen vuren, doch in het laatste
deel van het gevecht zweeg zijn geschut, hetzij
uit gebrek aan munitie of omdat zijn kanon
nen onbruikbaar waren geworden.
Ofschoon de kruiser niet geheel was ver
nield, was hij waarschijnlijk buiten gevecht
gesteld.
De laatste taak van de monitors was buiten
gewoon moeilijk wegens het dichte bosch en
de moeilijkheid van juiste plaatsbepaling. Zij
brachten, bijgestaan door de kruiser Weymouth,
kleine kanonnen op de oevers der rivier, ter
wijl de kruiser Pionier aan den mond van de
rivier zijn kanonnen liet spelen.
Ten einde de vernieling van de Königsberg
te voltooien werd den llen dezer een nieuwe
aanval gedaan, waarbij de kruiser geheel
wrak werd geschoten. In dit tweede treffen
waren onze verliezen slechts twee gewonden
aan boord van de Mersey. (N. R. C.)
De Belgische oogst.
Het Duitsche Gouvernement heeft besloten
den graanoogst en verschillende andere akker
voortbrengselen van dit jaar, voor het uit
sluitend gebruik der burgerbevolking in België
te bestemmen. Te dien einde wordt beslag
gelegd op de oogstvoorraden.
Von Hindenburg.
Men schrijft van welingelichte Duitsche zijde
aan „De Tijd"
Generaal von Hindenburg, van wien ten
onrechte het gerucht gaat, dat hij in ongenade
zou zijn gevallen (hij is doende aan de voor
bereiding van iets, dat binnenkort de wereld
zal verrassen en wellicht den oorlog beslissen)
mag niet alleen een veldheer, doch ook een
man van christelijke actie genoemd worden.
Als strijder tegen de „Schund litteratur" en
het pornografisch vuil was hij reeds jaren ge
leden een propagandistische kracht van be-
teekenis. Niet enkel het leger, ook het open
baar burgerlijk leven hielp hij zuiveren van
allerlei verderfelijke invloeden.
Ook is hij een ernstige man des gebeds,
gelijk zijn brieven en dagboeken bewijzen.
In een oproep van de „Theresianiscbe Gebets
verein" wordt zijn naam met eere en eerbied
genoemd. Mede op zijn verlangen en op zijn
woord wordt geregeld de „GebetSsturm" opge
roepen en worden „neue Beterbataillone"
aangeworven door Protestanten en Katho
lieken. In een zijner brieven aan zijn gezin
tijdens den grooten winterslag in Rusland
schreef hij letterlijk„Men kan het hier aan
het front merken, als in het vaderland de
gebeden ophouden." Zulke woorden sieren
dezen geduchten strijder der Russische milli-
oenen.
Om den Balkan.
Er is in de Argonnen iets gebeurd en vermoede
lijk nog aan den gang, dat onze volle aandacht
verdient. Het jongste Eransche communiqué
spreekt kortweg, zonder nadere plaatsaanduiding
van een nieuw offensief van het zeer sterke leger
van den Kroonprins in de Argonnen. Dit leger
heeft een „nieuwe nederlaag" geleden, wat een
eenigszins sterk gekleurde uitdrukking lijkt om te
zeggen, dat de aanval is afgeslagen. De daarop
volgende zin „Krachtige tegenaanvallen op punten,
waar ons front een oogenblik zwichtte, brachten
het voorwaarts gaan van den vijand tot staan en
wierpen hem terug" is echter te kort om de ge-
heele waarheid te kunnen zeggen. Het Eransche
front is op verschillende punten gezwicht, daarna
is de opmarsch van de Duitschers gestuit en zijn
zij teruggeworpen, maar men zon erbij moeten
weten, of dit terugdrijven is voortgezet tot aan de
oude stelling van de Duitschers. De geheele toon
van de mededeeling maakt den indruk, dat de
Kroonprins ondanks zijn nieuwe „nederlaag" toch
nog wel voordeelen behaald zal hebben en de
Franschen hun handen vol gehad hebben, om hem
te keeren.
Te dezer plaatse is er herhaaldelijk aan herin
nerd, dat een doorbraak van de Duitschers in de
Argonnen, volgens de algemeene opvatting, hét-
krijgsplan van v. Moltke heeft gelegen, toen deze
nog chef van den generalen staf te velde was.
Lang en hevig is daar gevochten en de Duitschers
hebben er voor hun offensief heel wat soldaten op
geofferd. De Kölnische Ztg. heeft indertijd ineen
beschrijving van den strijd daar de voorstelling in
gang willen doen vinden, dat het werk voor de
Duitschers bijna klaar was en het geheele woud
spoedig in hun bezit zou wezen. Maar de bladeten
in het Argonnerwoud zjjn gevallen tegelijk met
vele strijders, en nieuwe bladeren en nieuwe strij
ders hebben de plaats van de oude ingenomen,
zonder dat de voorspelling bewaarheid werd. Ner
gens is de mijnoorlog met behulp van de genie
van weerskanten met grooter verbittering gevoerd.
(N. R. C.)
PARIJS, 14 Juli. [Reuter.] Officieele mededeeling.
De vijand heeft het Engelsch-Fransche front in
Belgie ten noorden van Atrecht met bommen met
verstikkende gassen beschoten.
Het zeer sterke leger van den kroonprins heeft
in Argonne het offensief hervat en een nieuwe
nederlaag geleden. Krachtige tegenaanvallen op
punten, waar ons front een oogenblik zwichtte,
brachten het voorwaarts gaan van den vijand tot
staan en wierpen hem terug.
BERLIJN, 14 Juli. [Wolff.] Officieel bericht uit
het groote hoofdkwartier
Vannacht zijn andermaal aanvallen met hand
granaten bij de suikerfabriek van Souchez afgeslagen.
In de buurt van Troyon, ten W. van Oraonne
en bij Perthes in Champagne hebben de Franschen
zonder succes eenige mijnen laten springen. Ons
liandgranatenvuur verhinderde hen zich i» de
trechters te nestelen.
In de Argonnen hebben de aanvallen der Duit
schers een volledig succes gehad. 4
Ten N. O. van Viénne-le-Chateau zijn over een
breedte van ongeveer 1000 M. de Fransche linies
genomen. 1 officier en 137 man werden gevangen
genomen. Een machinegeweer en een mijnwerper
werden buitgemaakt.
Ten Z. W. van Bourrenilles hebben onze troepen
de vijandelijke stelling op de hoogte bestormd, over
een breedte van 3 KM. en een diepte van 1 KM.
De hoogte 285 [la fiile Morte] is in ons bezit.
Aan ongekwetste gevangenen vielen 2581 Fran
schen, 0. w 51 officieren, in onze [handen. Boven
dien 300—400 gewonde gevangenen in behande
ling genomen.
Twee bergstukken, twee revolverkanonnen, 6
machinegeweren en groote hoeveelheden oorlogs-
materieel zijn buitgemaakt.
Onze troepen rukten op tot aan de stellingen van
de Fransche artillerie en maakten 8 kanonnen on
bruikbaar, die thans tusschen de wederkeerige liniën
staan.
Bij Frezenberg, ten N. O. van Yperen, is een
Engelsch vliegtuig naar beneden geschoten.
Oostelijk Front.
BERLIJN, 14 Juli. (Wolff.) Officieel bericht
uit het groote hoofdkwartier
Tusschen Njemen en Weichsel hebben onze
troepen in de streek van Kalwaria, ten Z.W. van
Kovno, bij Przasnysz en ten Z. van Mlawa eenige
plaatselijke voordeelen behaald.
Op het Zuidwestelijke oorlogsterrein is bij de
Duitsche troepen niets veranderd.
WEENEN, 14 Juli. (Wolff.) Het officieele be
richt uit het groote hoofdkwartier meldt dat de
algemeene toestand onveranderd is.
WEENEN, 14 Juli. (Wolff.) Officieel bericht
uit het groote hoofdkwartier
Afgezien van artilleriegevechten en schermutse
lingen is er niets van belang gebeurd.
De Duitsche bladen bevatten artikelen over den toef
stand in Roemenië en over de bonding die dat land
thans aanneemt. Volgens een particulier telegram uit
Berlijn aan de N. Rott. Ot. begint Duitschland onge
duldig te worden over Roemenië's houding, nu het
weigert oorlogsmaterieel naar Turkije door te voeren.
De centrale mogendheden hebben, meent de Duitsche
pers, recht op welwillende onzijdigheid van den
kant van Roemenië, ofschoon zijn tractaat met hen
door het parlement niet bekrachtigd is. Het is
daarom twijfelachtig, of het mogelijk zal zijn de
naleving ervan te verlangen. Echter, de minister
president Bratianu heeft altijd erkend dat het
tractaat bindend was. De centrale mogendheden
hebben totdusver hun bereid willigheid getoond,
om in het twijfelachtige ten gunste van Roemenië
te beslissen.
Zij kunnen echter niet langer toestaan, dat het
hun eigen belangen in den weg staat en eischen
ongehinderden doorvoer van munitie naar Turkije.
Roemenië's aarzelende houding was verklaarbaar
zoolang het Russische gevaar dreigde. De toestand
is nu echter veranderd door de jongste nederlagen
der Russen in Galicië. Daarom achten de centrale
mogendheden zich gerechtigd, de vrijheid van be
slissing voor te behouden ten aanzien van het
bindend karakter van het tractaat.
Men verneemt, dat aan Roemenië internationali
satie van de Dardanellen door Engeland beloofd
is en dat aan Rusland het bezit van Konstantinopel
en de zeeëngten Is toegezegd.
Uit Lugano wordt gemeld, dat de Correspondenza
uit Sofia een bericht ontvangen heeft, naar luid
waarvan in den loop van deze maand te Athene
een bijeenkomst zal plaats hebben van de koningen
van Roemenië en van Bulgarjje met koning Kon-
stantjjn van Griekenland-
Aanvankelijk zou de bijeenkomst te Boekarest
worden gehouden, doch zij werd wegens de ziekte
van den koning van Griekenland uitgesteld en de
plaats van samenkomst werd naar Athene verlegd.
De koningen van Roemenië en Bulgarije zullen
worden vergezeld van hun ministers van buiten-
landsche zaken.
Dit is misschien de reden van den Duitschen
aandrang.
Opmerkelijk is in dit verband een bericht uit
Boekarest aan de Daily Mail. De correspondent
zegt in zeer stelligen vorm dat de Oostenrijksch-
Hongaarsche regeering aan de Roemeensche re
geering twee alternatieve voorstellen heeft gedaan.
In het eerste biedt O.-H. Roemenië een deel van
Boekowina aan, verbindt zich tevens de behandeling
van Roemenen in O.-H. te veranderen en een
Roemeensche universiteit te Brasso te stichten.
Dat alles in ruil voor een voortdurende welwillende
onzijdigheid van den kant van Roemenië.
In het tweede voorstel vraagt O.-H. aan Roeme
nië de centrale mogendheden gewapenderhand bij
te staan. In dat geval zal het 't geheele deel van
Boekowina met Czernowitz krijgen, met de Pruth
als grens, en verder de IJzeren Poort en Hercules
Bad. Voorts zal Bessarabië aan Roemenië worden
afgestaan, zoodra het op de Russen is veroverd.
De Entente schijnt nog steeds pogingen te doen
om Bulgarije voor zich te winnen. Maar Bulgarije
wil als prijs daarvoor Macedonië, en dat kan de
Entente, ter wille van Servië, niet beloven. De
Duitsche pers doet uitkomen dat de Bulgaarsche
belangen samenvallen met de Oostenrijksch-Duit-
sche, die tegen Servië gericht zijn. „Het zou onzin
zijn, zegt de Voss. Ztg., wanneer de Centrale Mo
gendheden, die wegens Servië in oorlog zijn geraakt,
nu dien tegenstander, op wiens verzwakking de
geheele Balkan-politiek van Oostenrijk-Hongarije
was gericht, de hand gingen rijken. Het doel van
den oorlog is voor hen nog hetzelfde als bij het
begin tegen Servië. Maar de politiek is de kunst
van het mogelijke en haar beslissingen laten zich
aan beginselen niet binden. Als derhalve Bulgarije,
in strijd met het streven van zijn verstandige
staatslieden, zich toch in avonturen mocht storten,
dan zal het in den strijd om Macedonië moeten
vechten tegen een Servisch leger, 't w e 1 k de
Centrale Mogendheden dien strijd
niet zullen verzwaren. Zoo zou dan Bul-
fjarije oorlog moeten voeren tegen twee fronten
Turkije en Servië] en daartegen zal het gezonde
verstand van de Bulgaren toch stellig wel in verzet
komen.
Hetgeen dus beteekent, dat Servië, wanneer
Bulgarije zich door 't uitzicht van Macedonië mocht
laten verlokken de zijde der Entente te kiezen,
van Oostenrijk meer hulp dan klappen ontvan
gen zou.
Het is toch een mooie zaak die internationale
politiek.
„De Nederlander."
Het getal in den oorlog.
De militaire medewerker van de Berliner Börsen
Courier komt met eenige cijfers, om ons een voor
stelling te geven van getallen en afmetingen in
dezen oorlog.
Een armeecorps heeft een sterkte van 41000 man
met 14000 paarden en 2400 voertuigen, de kanonnen
inbegrepen. Daarvan vallen op de vechtende
troepen 36000 man, 9000 paarden en 1200 voer
tuigen. Op de munitie-colonnes en trein 5000 man,
5000 paarden en ook 1200 voertuigen. Als men
zich een legercorps op één enkelen weg in marsch
voorstelt, dan neemt het een lengte in van ongeveer
50 kilometer. Wil een infanterist, die zich aan
het eind van de colonnes bevindt, geheel naar
voren, dan heeft hij zonder rustpoozen tien uur
werk. Het afleggen van dezen afstand op één dag
zou op zichzelf reeds een groote prestatie zijn,
omdat de gemiddelde marschafstand op één dag
in normalen toestaud ongeveer 25 kilometer be
draagt.
De marschlengte van de gevechtstroepen van
het armeecorps bedraagt 26 kilometer. Dat is van
belang voor den tijd van den opmarsch. Stoot de
voorhoede op den vijand en ontwikkelt zich daaruit
een gevecht, dan duurt het vijf tot 6 uur vóór de
laatste man aan het front kan mee doen. Als ten
minste de beweging onafgebroken voort gaat en
geen pauzen ontstaan. Dit laatste zal echter on
vermijdelijk zijn, omdat de aanvoerder eerst het
resultaat van de verkenning moet afwachten, eer
hij zijn bevelen heeft. De laatste troep wordt in
den regel ook zijwaarts uitgerekt, waardoor de
opmarsch nog langer duurt.
De lengte, die een legercorps in het gevecht in
de breedte inneemt, werd vóór den oorlog op vier
tot vijf kilometer gerekend. Na de ervaring van
den laatsten tijd is het echter belangrijk meer, en
thans rekent men op zes tot acht kilometer. Zelfs
als men zich aan het kleinste getal houdt, zouden
tien legercorpsen, die naast elkaar vechten, reeds
een front van zestig kilometer innemen. Een
voetganger heeft twaalf tot veertien uur noodig
om dit front af te loopen. En toch vormen tien
legercorpsen slechts een klein gedeelte van de
strijdkrachten, die in den modernen slag op het
zelfde oorlogsveld gebruikt worden.
Moet het legercorps met den trein ver
voerd worden, dan hebben de troepen alleen
zeven en zestig treinen en de colonnes een en
veertig treinen noodig. Daar een enkelspoorsche
baan per dag gemiddeld vijftien treinen „verdraagt",
duurt het transport van een legercorps van zes tot
zeven dagen. Bij een dubbelspoorsche baan wordt
dit drie of vier dagen. Daarbij komt nog de tijd,
die voor het afleggen van den afstand noodig is.
Daarom is het gebruik van den spoorweg slechts
bij belangrijke afstanden te verkiezen boven den
marsch te voet.
Het gewicht van de dagelijksche verzorging voor
één man bedraagt gemiddeld 1100 gram. Voor de
40000 man is dit dus 44000 kilogram. Het oorlogs
rantsoen voor een paard is zes kilogram haver,
voor zware paarden het dubbele. Daar een leger
corps 14000 paarden heeft, is dit tezamen 84000
kilogram. Daarbij is dan met de zware paarden
geen rekening gehouden. Porties en rantsoenen
met die der zware paarden er bij, bedragen dagelijks
150.000 kilogram. Rekent men, dat men op eén
treinwagen 1000 kilogram kan laden, dan zijn 150
dergelijke wagens noodig voor de verzorging op
één dag. Een militaire lasttrein, die uit een motor
wagen en een aanhangwagen bestaat, neemt 6000
kilogram mee. Van deze treinen zouden er dus
25 genoeg zijn. Hieruit ziet men het voordeel van
mechanische vervoermiddelen. Moeten de ransels
der manschappen op wagens (wat nu bij de groote
hitte vaak het geval zal zijn), dan kunnen 60
ransels op één wagen. Een bataljon heeft dan 12
wagens noodig. Voor het geheele legercorps zouden
288 wagens noodig zijn. Wil men de mannen
laten rijden, dan moet een bataljon over 100 wagens
beschikken kunnen.