Tweede Kamer. Binnenland. Buitenland. dapper door de Engelschen verdedigd werd. Tal van gewonden, die in de kapel van het kasteel een toevlucht hadden gezocht, kwamen toen in de vlammen om en velen achtten het een bijzondere bestiering dat de vlammen juist voor een Mariabeeld tot staan kwamen. Bij het beleg van Rijssel ook, tijdens den Spaanschen successie-oorlog, onderhielden de Fransche verdedigers voortdurend een groot vuur vóór de bres, ten einde elke bestorming te beletten en de belegeringswerktuigen der oudheid waren met huiden, en soms ook wel met ijzeren platen, bekleed, om ze tegen het vuur te beschermen. Ook hier is dus de vorm nieuwer dan het beginsel en evengoed als het water, mag ook het vuur tegen den vijand worden gekeerd. Of men iemand verstikt door water of door gas, of doodt door vuur, of doordat men hem in de lucht laat vliegen, maakt in het wezen der zaak ook niet zoo heel veel verschil. Toch is er in dat alles veel dat ons stuit. Ten allen tijde is er een sterke aandrang geweest, dat er met ridderlijke wapenen zou worden gestreden. Vooral het Christendom heeft zich op dat punt doen gelden. Menige Paus heeft bijzonder moorddadige wapenen in den strijd, tusschen Christenen onderling ten minste, verboden en ook de Grieksche staten hadden zich weleer verbonden, dat hunne krijgers tegenover elkander geen ver giftigde wapenen zouden gebruiken en geen watertoevoer afsnijden. Een zeker streven om de rampen van den krijg zooveel mogelijk te verzachten, is al zeer vroeg merkbaar ge weest. Ook in den krijg is niet alles, wat doel treft, altijd maar geoorloofd geacht. Eist is toegestaan, maar geen verraad. De goede trouw moet, ook tegenover vijanden, worden gehandhaafd. Het gegeven woord is heilig, ook tegenover den vijand. Krijgsgevangenen moeten worden gespaard. Ontplofbare ge weerkogels zijn verboden. De gewonden moeten zoo goed mogelijk worden verzorgd. Van zeer velen hoort men ook nog tegen woordig de uitspraak, dat al die eerlijkheid en al die mensclielijkheid in den krijg dwaas heid zijn en eigenlijk onmenschelijkheid, omdat dan de krijg zooveel langer duurt, maar ge woonlijk blijkt juist het omgekeerde, en man nen als De Ruyter hebben nooit in den oorlog de eischen der menschelijkheid uit het oog verloren. Noodelooze wreedheid moet worden vermeden en wie zelf geen slachtoffer daarvan zijn wil, moet anderen geen slachtoffer maken. V. Overzicht. Vergadering van Dinsdag 13 Juli 1915. Op voorstel van den heer Arts wordt het ontwerp tot wijziging van het invoerrecht op zout voorloopig van de agenda afgevoerd. De voorsteller vreesde, dat, waarnu voorgesteld wordt de algeheele afschaffing van het invoer recht op geraffineerd zout, dit ontwerp lang durige besprekingen omtrent vrijhandel en bescherming zou uitlokken. Voorts wordt goedgekeurd een ontwerp tot tijdelijke afwijking van de bepalingen der Bevorderingswet voor de Zeemacht 1902. Over de uitvoering van werken in verband met voorkomende werkloosheid voeren de heeren Albarda en De Muralt het woord, waarbij de laatste er op wijst, dat in Zeeland gebruik wordt gemaakt van Belgische schippers, die in het binnenlandsch vervoer onder de markt werken, nog wel gesteund door Bel gische comité's en keurt zulks terecht af. Ook klaagde hij over den langen duur van de onteigeningen voor de havenwerken te Ter Neuzen. Het ontwerp wordt goedgekeurd. Bij het ontwerp tot wijzigingen verhooging van de Indische Begrooting wordt eenigen tijd stilgestaan bij de voorgestelden cursussen over Indische onderwerpen voor onderwijzers. Op een desbetreffende vraag van de II.H. Scheurer en Bogaardt verklaart minister Pleyte, dat hij bereid is ook het bijzonder onderwijs van die leergangen te doen profiteeren, indien de Minister van Binnen- landsche de zaak wil steunen. Vergadering van Woensdag 14 Juli 1915. Acht en twintig millioen vraagt het ontwerp tot aanbouw van schepen voor de marine, het onder de wapenen houden der zeemilitiejenz. Velerlei bezwaren worden genoemd. De heer Van der Voort van Zijp voelt den mi nister terdeeg aan den tand over zijn voor nemens en vraagt opheldering over de zoo sproedige wijziging van verschillende denk beelden bij den ministerb.v. de kwestie van de onderzeeërs, die eerst weinig noodig ge acht, thans door hem worden voorgesteld. De heer De Meester is over de kruisers niet te spreken en dient zelfs heel kras de volgende motie in De Kamer, van oordeel dat op dit oogenblik het bouwen van kruisers niet wenschelijk is, noodigt den Minister uit de posten die daarop betrekking hebben voorloopig terug te nemen, en gaat over tot de orde van den dag. Erg vriendelijk was de ontvangst dus niet. De minister zal zich echter waarschijnlijk niet zoodadelijk naar de wenschen van den heer De Meester c. s. schikken. VELDPREDIKERS. Op Dinsdag 20 Juli a.s. zal te Utrecht in het Militair Tehuis eene Commissie vergaderen, bestaande uit het Hoofdbestuur van den Ned. Mil. Bond, waartoe alle Veldpredikers zullen I worden uitgenoodigd. Deze vergadering zal gevolg geven aan 't besluit van de Algem. Vergad. van den Ned. Mil. Bond, den 2en Juli te Utrecht gehouden, waarin op initiatief van den heer Duymaer van Twist is bepaald, om te onderzoeken wat in dezen tijd moet worden gedaan voor de militairen te velde, om in hun grooten geestelijken nood te voorzien, hun gebrek aan geestelijk voedsel en hun gemis van godsdienstoefening te voorzien. Na deze vergadering zal 't Hoofdbestuur van den Ned. Mil. Bond zich over deze zaak wenden tot den Minister van Oorlog, ten einde meer veldpredikers te doen aanstellen. TIJDELIJK GEZANTSCHAP BIJ DEN PAUS. De Staatscourant bevat de benoeming van Mr. L. H. W. Regout, lid der Eerste Kamer, tot tijdelijk buitengewoon gezant bij den Paus. Naar de Ned." verneemt is de heer JE. Mackay weer lid geworden van de Chr. Ilist. Kiesvereeniging en aldus weer getreden in het partijverband der Unie. MINISTER REGOUT. Mr. L. H. W. Regout zal als lid der Eerste Kamer moeten aftreden, daar hij een bezoldigd staatstambt (tijdelijk en buitenge woon gezantschap bij 't Vatikaan) aanvaardt. Het is nog niet bekend, of de heer Régout zich een herkiezing zal laten welgevallen. Het wetsontwerp tot vlootaanbouw is door de Tweede Kamer met 46 tegen 21 stemmen aangenomen. DE OORLOG. DE TOESTAND. Westelijk Front. Zuidelijk Front. De Duitsche kruiser Königsberg wrak geschoten. LONDEN, 12 Juli. (Reuter. Part.) De plaats waar de Königsberg lag, maakte een aanval uiterst moeilijk. Alleen ondiepe schepen konden dicht genoeg in zijn buurt komen om hem met goed gevolg aan te vallen. Nadat vliegtuigen nauwkeurig de ligging van de Königsberg hadden vastgesteld, voeren moni tors op 4 Juli de rivier op en openden het vuur. De Königsberg antwoordde onmiddellijk. Salvo's uit vijf kanonnen werden nauwkeurig en snel afgevuurd. De Mersey kreeg twee treffers. Een granaat doodde 4 en verwondde 4 man. Daar de Königsberg midden tusschen dicht geboomte lag, viel het den vliegers moeilijk te bepalen waar de schoten terecht kwamen. De kruiser werd vijfmaal getroffen bij het begin van den strijd, doch 6 uur later meldden de vliegers dat de masten nog over eind stonden. Toen werd een salvo op de kruiser gelost, waardoor het schip tusschen de masten in brand geraakte. Toen bleef de Königsberg bij tusschenpoozen vuren, doch in het laatste deel van het gevecht zweeg zijn geschut, hetzij uit gebrek aan munitie of omdat zijn kanon nen onbruikbaar waren geworden. Ofschoon de kruiser niet geheel was ver nield, was hij waarschijnlijk buiten gevecht gesteld. De laatste taak van de monitors was buiten gewoon moeilijk wegens het dichte bosch en de moeilijkheid van juiste plaatsbepaling. Zij brachten, bijgestaan door de kruiser Weymouth, kleine kanonnen op de oevers der rivier, ter wijl de kruiser Pionier aan den mond van de rivier zijn kanonnen liet spelen. Ten einde de vernieling van de Königsberg te voltooien werd den llen dezer een nieuwe aanval gedaan, waarbij de kruiser geheel wrak werd geschoten. In dit tweede treffen waren onze verliezen slechts twee gewonden aan boord van de Mersey. (N. R. C.) De Belgische oogst. Het Duitsche Gouvernement heeft besloten den graanoogst en verschillende andere akker voortbrengselen van dit jaar, voor het uit sluitend gebruik der burgerbevolking in België te bestemmen. Te dien einde wordt beslag gelegd op de oogstvoorraden. Von Hindenburg. Men schrijft van welingelichte Duitsche zijde aan „De Tijd" Generaal von Hindenburg, van wien ten onrechte het gerucht gaat, dat hij in ongenade zou zijn gevallen (hij is doende aan de voor bereiding van iets, dat binnenkort de wereld zal verrassen en wellicht den oorlog beslissen) mag niet alleen een veldheer, doch ook een man van christelijke actie genoemd worden. Als strijder tegen de „Schund litteratur" en het pornografisch vuil was hij reeds jaren ge leden een propagandistische kracht van be- teekenis. Niet enkel het leger, ook het open baar burgerlijk leven hielp hij zuiveren van allerlei verderfelijke invloeden. Ook is hij een ernstige man des gebeds, gelijk zijn brieven en dagboeken bewijzen. In een oproep van de „Theresianiscbe Gebets verein" wordt zijn naam met eere en eerbied genoemd. Mede op zijn verlangen en op zijn woord wordt geregeld de „GebetSsturm" opge roepen en worden „neue Beterbataillone" aangeworven door Protestanten en Katho lieken. In een zijner brieven aan zijn gezin tijdens den grooten winterslag in Rusland schreef hij letterlijk„Men kan het hier aan het front merken, als in het vaderland de gebeden ophouden." Zulke woorden sieren dezen geduchten strijder der Russische milli- oenen. Om den Balkan. Er is in de Argonnen iets gebeurd en vermoede lijk nog aan den gang, dat onze volle aandacht verdient. Het jongste Eransche communiqué spreekt kortweg, zonder nadere plaatsaanduiding van een nieuw offensief van het zeer sterke leger van den Kroonprins in de Argonnen. Dit leger heeft een „nieuwe nederlaag" geleden, wat een eenigszins sterk gekleurde uitdrukking lijkt om te zeggen, dat de aanval is afgeslagen. De daarop volgende zin „Krachtige tegenaanvallen op punten, waar ons front een oogenblik zwichtte, brachten het voorwaarts gaan van den vijand tot staan en wierpen hem terug" is echter te kort om de ge- heele waarheid te kunnen zeggen. Het Eransche front is op verschillende punten gezwicht, daarna is de opmarsch van de Duitschers gestuit en zijn zij teruggeworpen, maar men zon erbij moeten weten, of dit terugdrijven is voortgezet tot aan de oude stelling van de Duitschers. De geheele toon van de mededeeling maakt den indruk, dat de Kroonprins ondanks zijn nieuwe „nederlaag" toch nog wel voordeelen behaald zal hebben en de Franschen hun handen vol gehad hebben, om hem te keeren. Te dezer plaatse is er herhaaldelijk aan herin nerd, dat een doorbraak van de Duitschers in de Argonnen, volgens de algemeene opvatting, hét- krijgsplan van v. Moltke heeft gelegen, toen deze nog chef van den generalen staf te velde was. Lang en hevig is daar gevochten en de Duitschers hebben er voor hun offensief heel wat soldaten op geofferd. De Kölnische Ztg. heeft indertijd ineen beschrijving van den strijd daar de voorstelling in gang willen doen vinden, dat het werk voor de Duitschers bijna klaar was en het geheele woud spoedig in hun bezit zou wezen. Maar de bladeten in het Argonnerwoud zjjn gevallen tegelijk met vele strijders, en nieuwe bladeren en nieuwe strij ders hebben de plaats van de oude ingenomen, zonder dat de voorspelling bewaarheid werd. Ner gens is de mijnoorlog met behulp van de genie van weerskanten met grooter verbittering gevoerd. (N. R. C.) PARIJS, 14 Juli. [Reuter.] Officieele mededeeling. De vijand heeft het Engelsch-Fransche front in Belgie ten noorden van Atrecht met bommen met verstikkende gassen beschoten. Het zeer sterke leger van den kroonprins heeft in Argonne het offensief hervat en een nieuwe nederlaag geleden. Krachtige tegenaanvallen op punten, waar ons front een oogenblik zwichtte, brachten het voorwaarts gaan van den vijand tot staan en wierpen hem terug. BERLIJN, 14 Juli. [Wolff.] Officieel bericht uit het groote hoofdkwartier Vannacht zijn andermaal aanvallen met hand granaten bij de suikerfabriek van Souchez afgeslagen. In de buurt van Troyon, ten W. van Oraonne en bij Perthes in Champagne hebben de Franschen zonder succes eenige mijnen laten springen. Ons liandgranatenvuur verhinderde hen zich i» de trechters te nestelen. In de Argonnen hebben de aanvallen der Duit schers een volledig succes gehad. 4 Ten N. O. van Viénne-le-Chateau zijn over een breedte van ongeveer 1000 M. de Fransche linies genomen. 1 officier en 137 man werden gevangen genomen. Een machinegeweer en een mijnwerper werden buitgemaakt. Ten Z. W. van Bourrenilles hebben onze troepen de vijandelijke stelling op de hoogte bestormd, over een breedte van 3 KM. en een diepte van 1 KM. De hoogte 285 [la fiile Morte] is in ons bezit. Aan ongekwetste gevangenen vielen 2581 Fran schen, 0. w 51 officieren, in onze [handen. Boven dien 300—400 gewonde gevangenen in behande ling genomen. Twee bergstukken, twee revolverkanonnen, 6 machinegeweren en groote hoeveelheden oorlogs- materieel zijn buitgemaakt. Onze troepen rukten op tot aan de stellingen van de Fransche artillerie en maakten 8 kanonnen on bruikbaar, die thans tusschen de wederkeerige liniën staan. Bij Frezenberg, ten N. O. van Yperen, is een Engelsch vliegtuig naar beneden geschoten. Oostelijk Front. BERLIJN, 14 Juli. (Wolff.) Officieel bericht uit het groote hoofdkwartier Tusschen Njemen en Weichsel hebben onze troepen in de streek van Kalwaria, ten Z.W. van Kovno, bij Przasnysz en ten Z. van Mlawa eenige plaatselijke voordeelen behaald. Op het Zuidwestelijke oorlogsterrein is bij de Duitsche troepen niets veranderd. WEENEN, 14 Juli. (Wolff.) Het officieele be richt uit het groote hoofdkwartier meldt dat de algemeene toestand onveranderd is. WEENEN, 14 Juli. (Wolff.) Officieel bericht uit het groote hoofdkwartier Afgezien van artilleriegevechten en schermutse lingen is er niets van belang gebeurd. De Duitsche bladen bevatten artikelen over den toef stand in Roemenië en over de bonding die dat land thans aanneemt. Volgens een particulier telegram uit Berlijn aan de N. Rott. Ot. begint Duitschland onge duldig te worden over Roemenië's houding, nu het weigert oorlogsmaterieel naar Turkije door te voeren. De centrale mogendheden hebben, meent de Duitsche pers, recht op welwillende onzijdigheid van den kant van Roemenië, ofschoon zijn tractaat met hen door het parlement niet bekrachtigd is. Het is daarom twijfelachtig, of het mogelijk zal zijn de naleving ervan te verlangen. Echter, de minister president Bratianu heeft altijd erkend dat het tractaat bindend was. De centrale mogendheden hebben totdusver hun bereid willigheid getoond, om in het twijfelachtige ten gunste van Roemenië te beslissen. Zij kunnen echter niet langer toestaan, dat het hun eigen belangen in den weg staat en eischen ongehinderden doorvoer van munitie naar Turkije. Roemenië's aarzelende houding was verklaarbaar zoolang het Russische gevaar dreigde. De toestand is nu echter veranderd door de jongste nederlagen der Russen in Galicië. Daarom achten de centrale mogendheden zich gerechtigd, de vrijheid van be slissing voor te behouden ten aanzien van het bindend karakter van het tractaat. Men verneemt, dat aan Roemenië internationali satie van de Dardanellen door Engeland beloofd is en dat aan Rusland het bezit van Konstantinopel en de zeeëngten Is toegezegd. Uit Lugano wordt gemeld, dat de Correspondenza uit Sofia een bericht ontvangen heeft, naar luid waarvan in den loop van deze maand te Athene een bijeenkomst zal plaats hebben van de koningen van Roemenië en van Bulgarjje met koning Kon- stantjjn van Griekenland- Aanvankelijk zou de bijeenkomst te Boekarest worden gehouden, doch zij werd wegens de ziekte van den koning van Griekenland uitgesteld en de plaats van samenkomst werd naar Athene verlegd. De koningen van Roemenië en Bulgarije zullen worden vergezeld van hun ministers van buiten- landsche zaken. Dit is misschien de reden van den Duitschen aandrang. Opmerkelijk is in dit verband een bericht uit Boekarest aan de Daily Mail. De correspondent zegt in zeer stelligen vorm dat de Oostenrijksch- Hongaarsche regeering aan de Roemeensche re geering twee alternatieve voorstellen heeft gedaan. In het eerste biedt O.-H. Roemenië een deel van Boekowina aan, verbindt zich tevens de behandeling van Roemenen in O.-H. te veranderen en een Roemeensche universiteit te Brasso te stichten. Dat alles in ruil voor een voortdurende welwillende onzijdigheid van den kant van Roemenië. In het tweede voorstel vraagt O.-H. aan Roeme nië de centrale mogendheden gewapenderhand bij te staan. In dat geval zal het 't geheele deel van Boekowina met Czernowitz krijgen, met de Pruth als grens, en verder de IJzeren Poort en Hercules Bad. Voorts zal Bessarabië aan Roemenië worden afgestaan, zoodra het op de Russen is veroverd. De Entente schijnt nog steeds pogingen te doen om Bulgarije voor zich te winnen. Maar Bulgarije wil als prijs daarvoor Macedonië, en dat kan de Entente, ter wille van Servië, niet beloven. De Duitsche pers doet uitkomen dat de Bulgaarsche belangen samenvallen met de Oostenrijksch-Duit- sche, die tegen Servië gericht zijn. „Het zou onzin zijn, zegt de Voss. Ztg., wanneer de Centrale Mo gendheden, die wegens Servië in oorlog zijn geraakt, nu dien tegenstander, op wiens verzwakking de geheele Balkan-politiek van Oostenrijk-Hongarije was gericht, de hand gingen rijken. Het doel van den oorlog is voor hen nog hetzelfde als bij het begin tegen Servië. Maar de politiek is de kunst van het mogelijke en haar beslissingen laten zich aan beginselen niet binden. Als derhalve Bulgarije, in strijd met het streven van zijn verstandige staatslieden, zich toch in avonturen mocht storten, dan zal het in den strijd om Macedonië moeten vechten tegen een Servisch leger, 't w e 1 k de Centrale Mogendheden dien strijd niet zullen verzwaren. Zoo zou dan Bul- fjarije oorlog moeten voeren tegen twee fronten Turkije en Servië] en daartegen zal het gezonde verstand van de Bulgaren toch stellig wel in verzet komen. Hetgeen dus beteekent, dat Servië, wanneer Bulgarije zich door 't uitzicht van Macedonië mocht laten verlokken de zijde der Entente te kiezen, van Oostenrijk meer hulp dan klappen ontvan gen zou. Het is toch een mooie zaak die internationale politiek. „De Nederlander." Het getal in den oorlog. De militaire medewerker van de Berliner Börsen Courier komt met eenige cijfers, om ons een voor stelling te geven van getallen en afmetingen in dezen oorlog. Een armeecorps heeft een sterkte van 41000 man met 14000 paarden en 2400 voertuigen, de kanonnen inbegrepen. Daarvan vallen op de vechtende troepen 36000 man, 9000 paarden en 1200 voer tuigen. Op de munitie-colonnes en trein 5000 man, 5000 paarden en ook 1200 voertuigen. Als men zich een legercorps op één enkelen weg in marsch voorstelt, dan neemt het een lengte in van ongeveer 50 kilometer. Wil een infanterist, die zich aan het eind van de colonnes bevindt, geheel naar voren, dan heeft hij zonder rustpoozen tien uur werk. Het afleggen van dezen afstand op één dag zou op zichzelf reeds een groote prestatie zijn, omdat de gemiddelde marschafstand op één dag in normalen toestaud ongeveer 25 kilometer be draagt. De marschlengte van de gevechtstroepen van het armeecorps bedraagt 26 kilometer. Dat is van belang voor den tijd van den opmarsch. Stoot de voorhoede op den vijand en ontwikkelt zich daaruit een gevecht, dan duurt het vijf tot 6 uur vóór de laatste man aan het front kan mee doen. Als ten minste de beweging onafgebroken voort gaat en geen pauzen ontstaan. Dit laatste zal echter on vermijdelijk zijn, omdat de aanvoerder eerst het resultaat van de verkenning moet afwachten, eer hij zijn bevelen heeft. De laatste troep wordt in den regel ook zijwaarts uitgerekt, waardoor de opmarsch nog langer duurt. De lengte, die een legercorps in het gevecht in de breedte inneemt, werd vóór den oorlog op vier tot vijf kilometer gerekend. Na de ervaring van den laatsten tijd is het echter belangrijk meer, en thans rekent men op zes tot acht kilometer. Zelfs als men zich aan het kleinste getal houdt, zouden tien legercorpsen, die naast elkaar vechten, reeds een front van zestig kilometer innemen. Een voetganger heeft twaalf tot veertien uur noodig om dit front af te loopen. En toch vormen tien legercorpsen slechts een klein gedeelte van de strijdkrachten, die in den modernen slag op het zelfde oorlogsveld gebruikt worden. Moet het legercorps met den trein ver voerd worden, dan hebben de troepen alleen zeven en zestig treinen en de colonnes een en veertig treinen noodig. Daar een enkelspoorsche baan per dag gemiddeld vijftien treinen „verdraagt", duurt het transport van een legercorps van zes tot zeven dagen. Bij een dubbelspoorsche baan wordt dit drie of vier dagen. Daarbij komt nog de tijd, die voor het afleggen van den afstand noodig is. Daarom is het gebruik van den spoorweg slechts bij belangrijke afstanden te verkiezen boven den marsch te voet. Het gewicht van de dagelijksche verzorging voor één man bedraagt gemiddeld 1100 gram. Voor de 40000 man is dit dus 44000 kilogram. Het oorlogs rantsoen voor een paard is zes kilogram haver, voor zware paarden het dubbele. Daar een leger corps 14000 paarden heeft, is dit tezamen 84000 kilogram. Daarbij is dan met de zware paarden geen rekening gehouden. Porties en rantsoenen met die der zware paarden er bij, bedragen dagelijks 150.000 kilogram. Rekent men, dat men op eén treinwagen 1000 kilogram kan laden, dan zijn 150 dergelijke wagens noodig voor de verzorging op één dag. Een militaire lasttrein, die uit een motor wagen en een aanhangwagen bestaat, neemt 6000 kilogram mee. Van deze treinen zouden er dus 25 genoeg zijn. Hieruit ziet men het voordeel van mechanische vervoermiddelen. Moeten de ransels der manschappen op wagens (wat nu bij de groote hitte vaak het geval zal zijn), dan kunnen 60 ransels op één wagen. Een bataljon heeft dan 12 wagens noodig. Voor het geheele legercorps zouden 288 wagens noodig zijn. Wil men de mannen laten rijden, dan moet een bataljon over 100 wagens beschikken kunnen.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1915 | | pagina 2