Antirevolutionair
voor
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
Uit de Pers.
Binnenland.
No. 1230.
Woensdag 9 Juni 1915.
13e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 14 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Alle stukken voor de
redactie bestemd, te
zenden aan den Uitgever, Vloos-
wijkstraat 21, Ter Neuzen, met
vermelding: „Aan de Redactie."
Aanname van Advertentiën
tot 1 uur op den dag der uitgave.
V Van een Leesboek.
„Om paedagogische redenen is een hoogst
enkele maal een woord verzacht of wegge
laten. Ik hoop, dat de schrijvers deze zonde
kunnen vergeven aan den samensteller van
een schoolbloemlezing."
Dit is genomen uit de inleiding van een
boek, geschreven door den Heer Leffertstra,
dat blijkens zijn titel bestemd is om te dienen
als Leesboek voor Gymnasiaal-, Middelbaar-
en Voortgezet Lager Onderwijs.
Dus ook voor leerlingen eener H. B. S.
De heer D. in het Chr. Schoolblad laat nu
eenige aanhalingen uit het boek volgen, die
we niet letterlijk willen overnemen, waarin
niet minder dan twintigmaal wordt gevloekt.
De heer D. laat daar dan op volgen
„Ik wou wel, dat de verzamelaar om pae
dagogische" (d.i. opvoedkundige), „redenen,
zich niet tot een hoogst enkele maal beperkt
had bij het weglaten of verzachten van woor
den. 'tls eenvoudig meer dan bar, dat in
een bloemlezing, die dan toch ook gebruikt
wordt op scholen, waarheen menschen, voor wie
het gebod geldt: „Gij zult den naam des Heeren
uws Gods niet ijdellijk gebruiken", hun kinderen
heeten te kunnen sturen, zoo'n partijtje vloeken
bij elkaar te lezen zijn. Al was die bloem
lezing nog zoo fraai, zou ik zeggen „Kijk er
niet naar om. Ze is door en door slecht."
Tot zoover de heer D.
We zijn het volmaakt met hem eens.
Z_
V Hope.
Te midden van de fanfares van den strijd,
die buiten onze grenzen woedt, ontplooit zich
in onze binnenlandsche politieke wereld breed
een vlag, welker witte kleur ons met hope
vervult.
De bevredigings- of verzoeningscommissie,
die tot taak had, de verschillende richtingen
op onderwijs gebied nader tot elkaar te brengen,
heeft haar arbeid volbracht.
Zal waarlijk thans de pacilicatie bereikt zijn
Wie zich den stormloop van 1913 herinnert,
spant waarschijnlijk zijn verwachtingen niet
te hoog.
Toch is het mogelijk, dat overeenstemming
werd verkregen.
En indien deze verkregen ware met volkomen
eerbiediging van de rechten onzer vrije school,
zou er.voorwaar reden tot dank zijn.
Ongetwijfeld had de commissie (8 links
6 rechts) een moeilijke taak te verrichten.
Als zij echter er in geslaagd mag zijn, ons
op schoolgebied den vrede te brengen, een
oneerlijke concurrentie van jaren her, den kop
te hebben ingeknepen, zal zeldzaam een com
missie meer recht op de erkentelijkheid onzer
Nederlandsche natie hebben gehad dan zij.
We zien met belangstelling de openbaar
making van het rapport tegemoet.
Z.
Onze Neutraliteit.
Prof. Steinmetz schrijft in de „Nieuwe
Courant" (o.-l.)
Onze verhouding tot Duitschland is zeer
goed, het bedreigt ons in geen enkel opzicht,
wij begeereri natuurlijk niet het kleinste
stukje van Duitsch of Oostenrijksch gebied.
Het behoeft nauwelijks gezegd te worden. Als
eenige grond wordt, dan ook opgegeven de
voorzorg. Wanneer Duitschland België
annexeert of ook maar in den oorlog dit plan
uitspreekt, zouden wij ons bedreigd moeten
achten, zoo wordt beweerd. Waarom Het
geval ligt voor Nederland geheel anders dan
voor België. Ik weet niet, zoomin als iemand
anders, wat de Duitsche plannen ten opzichte
van België zijn, maar ik meen erop te moeten
wijzen, dat wat voor het eene land geldt, be-
Saald niet voor het andere behoeft te gelden.
ederland grenst niet aan Frankrijk, is dus
niet de aanvalspoort van Frankrijk naar
Duitschland het kan zich gemakkelijker ver
zetten tegen een poging om dezelfde rol voor
Engeland te vervullen. De bevolking is niet
half-Fransch, zooals in België, De verhouding
tot Duitschland was altijd uitnemend, het
hangt maar van ons af die zoo te houden
Er is in Duitschland in de verschillende
kringen geen spoor van stemming tegen onze
onafhankelijkheid te bespeuren. Duitschland
heeft een zeer werkelijk eigenbelang bij het
behoud daarvan. Het bleek mij allerduidelijkst
in Berlijn, dat men zich dit volkomen helder
bewust is. Niemand wil ons eenig kwaad.
Men moet dit in Nederland wel duidelijk weten.
Nederland heeft dus van Duitschland niets
te vreezen, hoe ook het lot van België
moge zijn.
Maar verderNederland heeft het grootste
belang bij Duitschlands ongestoorden en toe-
nemenden bloed. Nederland's vooruitgang in
de laatste dertig jaren staat toch zeker in
allernauwst verband met dien van Duitsch
land. Men vergete toch geen oogenblik, dat
Nederland's achterland Duitschland is. Een
verslagen en verarmd Duitschland ware Ne
derland's grootste ongeluk!
Het belang van ons land eischt te voor
zetting van de meest strikte neutraliteit.
Roekeloos en onverantwoordelijk is alles, wat
hiermede in strijd is."
En verder: „Ons vrijwillig en zonder nood
zaak in den oorlog storten met onzen buur
man, ware een daad van waanzin en misdaad!
Het Nederlandsche volk zorge er voor, dat
geen vreemde inblazingen ons ten verderve
leiden. Wij mogen ons niet laten gebruiken
„De Standaard" driestart:
De eere der Pers.
De eere der Pers ligt in hare onomkoop
baarheid, en liet kan niet anders of de onderst-
bovenkeering van alle ding, gelijk de jammer
lijke oorlog ons brengt, stelt ook de Pers op
zeer harde proef.
Gelukkig niet ten onzent.
De Nederlandsche Pers mocht er zich steeds
in verheugen, dat ze bekend stond als voor
geld niet veil te zijn. Iets wat te meer
gewaardeerd werd, omdat, vergeleken bij het
Buitenland, de financieele positie der politieke
Pers ten onzent verre van rooskleurig was.
Wie op de hoogte is van wat een groot politiek
blad in het Buitenland per jaar vaak omzet,
en daarmee het luttel kapitaal vergelijkt,
waarover een blad tenor.zent beschikken kan,
kent onze finantieele persarmoede.
Dit verhoogt haar eere, al is 't meer gezien,
dat financieele eerlijkheid vaak juist meer
onder de minstbedeelden, dan onder de groote
kapitalisten aantrok. Een blad ten onzent,
dat voor geld zijn opinie omzette, zou weg zijn.
In het Buitenland daarentegen daalde men
van dat hoog-moreele standpunt reeds sinds
lang bij meer dan één redactie af.
Van allen kant kreeg een invloedrijk buiten-
landsch blad vaak offertes. Offertes van fa
brieken en industrieën om de gereede waar
aan te bevelen. Offertes van geldelijke onder
nemingen om tot deelneming aan te sporen.
Offertes om iemands keuze voor een politiek
lichaam te bevorderen. Offertes om iemands
verdiensten als schilder of architect of man
van de muziek onder het publiek uit te dragen.
En zoo ook wel offertes om het publiek gunstig
te stemmen voor een regeeringsmaatregel, tot
zelfs op internationaal gebied, b.v. voor een
alliantie.
Wat men verzwijgt of publiceert, kan er
door winnen of er onder lijden. En dit be
slissend verschil kan goud waard zijn. Goud
in letterlijken zin.
Toch gaat men ook hierin thans verder, dan
er dusver ooit van gehoord werd.
Publiekweg had de Times thans den euvelen
moed, er met nadruk op te wijzen, hoe hoog
noodig 't wordt, dat de Engelsche Regeering
ook de Pers iri het neutrale land voor zich
winnen ga. Van de opinie, in de pers geuit,
kan voor den afloop van den oorlog zooveel
afhangen. Mag de Britsche Regeering dit
dan alles maar aan eigen loop overlaten, of
voelt ze niet, hoe noodig 't is, dat ook hier
niet te zuinig op wat geld meer of minder
gezien worde.
Het heet dan wel, dat de Regeering er wat
voor over moet hebben om zorg te dragen,
dat er geen verkeerde berichten of voorstel
lingen in het neutrale land worden rondge
bazuind.
Maar wie geen vreemdeling op journalistiek
gebied is, weet maar al te goed, wat zulke
aansporingen beduiden.
Opnieuw zal derhalve zeer sterke verleiding
ook tot onze Nederlandsche Pers uitgaan
zelfs is 't niet uitgesloten, dat ook hier con
currenten optreden, en men de keuze erlangt
tusschen wie hoog en wie laag biedt.
Officieel is door een Regeering in het Buiten
land de omkoopbaarheid van menig blad reeds
uitgesproken.
Moge het opnieuw blijken, dat in Nederland
onze Pers tegen elke uitruiling van onze
eerlijkheid tegen klinkende munt bestand
blijke.
Het gezantschap.
De chr.-bist. „Nederlander" schrijft:
Hoe hoog wij ook het belang stellen
dat ieder, ook Nederland, heeft bij het
herstel van den vrede, en hoe gaarne wij
ook de Regeering steunen bij elke poging
om die te bevorderen, toch kunnen wij
ons niet ontveinzen, dat op dit oogenblik
de invloed, die de Paus op den gang der
internationale politiek zou kunnen uit
oefenen, ons uiterst problematiek schijnt.
Indien derhalve onze aansluiting aan
zekere pogingen van het Vatikaan ©m
dien vrede te bevorderen slechts zou
kunnen gekocht worden door herstel van
een gezantschap bij den Paus, zouden wij,
omdat dit ons voor 's lands belang
uiterst n a d e e 1 i g toeschijnt, voor
dien prijs dat zeer onzekere voordeel niet
willen koopen. 's Lands belang zou door
bedoeld herstel stellig worden benadeeld,
terwijl het te behalen voordeel vrij pro
blematiek is.
De „Maasbode" moge hier schermen
met het woord „antipapisme", wij
trekken ons dat even weinig aan als het
van de overzijde zoo vaak ook ons toe
gevoegde „clericalisme". Wij gunnen den
Roomsch-Katholieken gaarne hun volledige
vrijheid vechten zelfs, zoo noodig, daar
voor, gelijk wii het in 1853 zouden hebben
gedaan, toen het gold het grondwettelijk
recht der Roomsch-Katholieken, om hun
kerk naar eigen goedvinden in te richten.
Maar wij wenschen niet eene staatrechte-
lijke bevoordeeling der Roomsch-Katho-
lieke kerk. In geen geval.
NADERE UITBREIDING VAN DEN
LANDSTORM, ENZ.
Het volgende wetsontwerp is ingediend
Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen,
salut 1 doen te weten
Alzoo Wij in overweging genomen hebben,
dat nadere uitbreiding van den landstorm
noodig is en dat van alle landstormplichtigen
gewapende dienst moet kunnen worden ge
vorderd
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-
Generaal, hebben goedgevonden en verstaan
bij deze
Artikel 1.
1. Door Ons kan worden bepaald, dat tot
den landstorm behoort
ieder voor zoover hij niet reeds tot den
landstorm behoort -die vóór het in werking
treden van de Landstormwet is komen te
verkeeren in een der gevallen, bedoeld in art.
2 eerste lid, onder lo. en 2o., dier wet, dan
wel van den dienst bij de militie is vrijgesteld
als eenige wettige zoon en niet vóór 1916
het 40ste levensjaar heeft volbracht.
2. Het vorige lid is niet van toepassing
ten aanzien van personen, als bedoeld in art.
2, tweede lid, der Landstormwet.
Artikel 2.
De Dienstplicht bij den landstorm vangt
voor de in art. 1, eerste lid, bedoelden aan
met den dag, waarop zij volgens Ons daartoe
strekkend besluit tot den laudstorm komen
te behooren.
Artikel 3.
Het tweede lid van art. 4 der Landstorm
wet is tot een nader door Ons te bepalen
tijdstip niet van kracht.
Artikel 4.
Deze wet treedt in werking op den dag,
volgende op dien, waarop zij is afgekondigd.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staats
blad zal worden geplaatst en dat alle Ministe-
rieele Departementen, Autoriteiten, Colleges
en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te
De Minister van Oorlog
De Minister van Marine,
De Minister van Slaat,
Minister van Binnenlandsche Zaken.
Het ontwerp is vergezeld van een toelich-
ting. Daaruit blijkt, dat het wetsontwerp be
doelt de mogelijkheid te openen, om tot krijgs
dienst te verplichten dat deel van 'ons
volk, hetwelk ofschoon w e I daartoe in staat,
niet tot den gewapenden dienst kan worden
geroepen. De Regeering is voornemens,
achtereenvolgens ingeschrevenen, die van
militiedienst worden vrijgesteld of vrijgeloot,
voorzoover niet reeds in militairen dienst of
tot den landstorm behoorende, tot den land
storm te doen toetreden, te beginnen m e t
de ingeschrevenen voor de jong
ste der lichtingen waarvan de
dienstplichtigen thans onder de
wapenen z ij n. Voorts wordt door het
wetsontwerp de bevoegdheid aan de Regeering
verleend om, mocht de noodzakelijkheid daar
toe dringen, onverwijld door te gaan met het
vragen bij den landstorm van oudere groepen
vrijgestelden en vrijgeloten van alle lichtingen,
en wordt haar de beschikking verleend over
al degenen, die gediend hebben doch thans
nog buiten den landstormplicht vallen. S.
GEEN LANDBOUWVERLOF.
De minister van oorlog heeft bepaald, dat
onder geen voorwaarde landbouwverlof mag
worden verleend aan miliciens voor eerste
oefening onder de wapenen.
VLOOTBOUW.
Naar het „Vad." meldt, zal zeer spoedig een
wetsontwerp van den minister van Marine de
Kamer bereiken, waarbij twee kruisers en
vier duikbooten worden aangevraagd.
DE KOLENVOORRAAD.
In een vergadering van de Nijverheidscom
missie van het Kon. Nat. Steuncomité is in
beginsel besloten tot vorming van een kolen-
reserve in het belang onzer industrie, voor
1nu_i1 -i_i.
1 Aiirnnt 1 r\v— n 1 1 n 1 1
-J-,- IIUIUVI