De Oorlog.
regeling urgent en meent, dat zij daarom
moet worden aanvaard. Spr. maakt nog
enkele opmerkingen.
De heer van Raalte (U.-L.) is het eens
met de twee vorige sprekers, doch acht de
regeling eveneens urgent.
Spr. bestrijdt vervolgens de principieele
bezwaren van den heer Nierstrasz en ook de
bezwaren van den heer Visser van IJzendoorn.
Een regen van processen vreest spr. niet en
hij acht den kantonrechter in staat over de
gevallen te oordeelen. Trouwens, de procedure
is naar het oordeel van spr. de hoofdzaak niet.
Na de pauze vraagt de heer A 1 b a r d a
(S. D. A. P.) verlof, tot den minister van
oorlog een interpellatie te mogen richten
over landbouw verloven voor hen, die
groente enz. verbouwen voor verbruik van
hun gezinnen.
Gisteren zou over het verlof worden beslist.
Vervolgens repliceeren de ministers
van landbouw enz. en van financiën
in zake deoorlogszeeongevallenwet.
Beide verklaren zich bereid ev. amende
menten, welke de hoofdzaak van het ontwerp
niet raken, vriendelijk tegemoet te zullen
komen.
Minister Treub verdedigt de privaatrechter
lijke regeling van de zaak op grond van de
principieele moeilijkheden, waarin men zou
komen. Spr. komt krachtig op tegen het
verwijt van den heer Spiekman, als zou de
regeling meer rekening houden met de be
langen van de vaart dan met die van de
schepelingen.
Daarna wordt gerepliceerd.
Zitting van Donderdag 22 April.
Nadat aan den heer A 1 b a r d a (S. D. A. P.)
verlof is gegeven aan den minister van oorlog
vragen te richten aangaande landbouwver-
loven voor gemobiliseerde arbeiders van in
dustrie en landbouw, stelt de voorzitter
voor, de interpellatie te doen houden tegelijk
met het wetsontwerp tot het verleenen van
een buitengewoon oorlogscrediet.
De heeren Van der Voort van Zijp
(A.-R.) en A1 b a r d a bepleiten de interpellatie
zoo spoedig mogelijk tö houden. De voor
zitter handhaaft zijn voorstel, daar het
aanhangig ontwerp niet veel tijd meer zal
vorderen en de minister geen voldoende ge
legenheid zou hebben de zaak te bestudeeren.
De heer T r o e 1 s t r a (S. D. A. P.) stelt voor,
de interpellatie Woensdag a.s. te houden de
heer A a 1 b e r s e (R.-K.) verzet zich met den
voorzitter tegen hernieuwd uitstel van
behandeling van het wetsontwerp-Aalberse.
De heer M e n d e 1 s (S. D. A. P.) wil na
afloop van de behandeling van het aanhangig
ontwerp de Kamer doen uiteen gaan tot
Woensdag en dan de interpellatie doen houden.
Met 3025 stemmen besluit de Kamer
overeenkomstig het voorstel van den voorzitter,
de interpellatie te doen houden na de behan
deling van het wetsontwerp-Aalberse.
Aan de orde is de verdere behandeling van
het ontwerp-0 orlogszeeo n gevalle n-
w e t.
Art. 1 wordt aangenomen z. h. s.
De minister van landbouw neemt
de amendementen op art. 2 van de heeren
Spiekman, nopens de hertrouwde weduwen
en de kostwinners, en Boissevain, omtrent de
te loor gegane uitrustingen, over.
De heer Nierstrasz (v.l.) verdedigt zijn
amendement tot het doen berechten der ge
schillen door de rechtbank in plaats van door
den kantonrechter en de verduidelijking dat
voor Zon- en feestdagen ook vergoeding wordt
uitgekeerd.
De vergadering wordt voor een half uur
geschorst, daar een regeeringswijziging in het
ontwerp nog niet aan alle leden is rondgedeeld.
Na heropening van de vergadering blijkt,
dat de regeering de meeste amendementen
van redactioneelen aard heeft overgenomen.
Voorts bepaalt zij thans in het ontwerp, dat
voorloopige uitkeering zal worden gegeven in
eeval van geschillen en dat de berechting bij
den kantonrechter zal zijn in de zelfde gevallen
als dit bij gewone vorderingen geschiedt en
met appèl.
De heer Visser van IJ zendoorn
(v.-l.) trekt zijn amendement in.
Gedebatteerd wordt nog over de amende-
inenten-Nierstrasz.
De amendementen - Nierstrasz worden
ingetrokken tegenover de bestrijding van de
regeering. De amendementen - Visser van
IJzendoorn worden ingetrokken, omdat
de regeering door wijzigingen in het ontwerp
nagenoeg geheel daaraan is tegemoetgekomen.
Het amendement -De Visser ten voor-
deele van de kleine visscherij (1/i der premie
in plaats van 1/2) wordt z. h. s. aangenomen,
nadat de regeering er zich mede vereenigd
had.
DE TOESTAND.
De berichten van heden bevatten volgens
de N. R. C. nog" geen aanwijzingen van een
spoedig einde van de nieuwe periode van af
wachten. Wat zij melden verandert den
toestand niet en we kunnen dus kort zijn.
Opmerking verdient dat de officieele be
richten van de bondgenooten der entente in
het Westen bijna uitsluitend melding maken
van plaatselijke aanvallen der Duitschers.
Zeven aanvallen tusschen Maas en Moezel, de
streek van het groote offensief der Franschen
in de Paaschdagen, Een aanval in den Elzas,
in Argonne, in Champagne en ten slotte
hevige tegenaanvallen op den onlangs door de
Jömgelschen vermeesterden heuvel 60 bij
Zwartelen ten Zuidoosten van Yperen. Dus
blijven de bondgenooten erbij, dat die heuvel
niet op den 19den door de Duitschers is her
nomen, zooals dezen hebben gemeld.
Tegenover al die aanvallen, waarvan wordt
gemeld dat zij afgeslagen zijn, staat slechts
één aanval der Franschen, te weten ten
Noorden van Flirey in Woevre, dien de Duit
schers afgeslagen noemen, maar waardoor
de Franschen zeggen een loopgraaf te hebben
gewonnen.
Heden meldt het Duitsche hoofdkwartier
nog een (afgeslagen) aanval der Franschen
in het Priesterbosch.
We hebben nu een verklaring van Lloyd
George namens Kitchener over de grootte
van het Engelsche leger in Frankrijk 720,000
man. Dit is, volstrekt beschouwd, nog aan
zienlijk meer dan tweemaal de heele leger
macht die Engeland tijdens de Napoleontische
oorlogen op het vasteland had. Neemt men
echter in aanmerking dat de legers sedert
Napoleon's tijd vertienvoudigd zijn, let men
op de verhouding in grootte van het Engel
sche leger en dat van zijn bondgenooten toen
en nu, dan is het weinig. Maar nieuwe troepen
schijnen in aantocht te zijn, althans het ver
keer over de Noordzee is weer stop gezet,
een verschijnsel dat met het overbrengen van
nieuwe troepen gepaard pleegt te gaan.
De gevechten bij Yperen en Nieuw-Kapelle.
Aan de Times is volgens de N. R. C. Woens
dag uit Noord-Frankrijk geseind:
Ofschoon het schitterend en zegevierend
gevecht ten Z. O. van Yperen, dat geëindigd
is met de verovering van heuvel 60, van ge
ringen omvang was, vergeleken met den grooten
slag bij Nieuw Kapelle, beloven de resultaten
zelfs van nog verder strekking en belangrijker
te worden, want met heuvel 60 in onze macht,
ligt de weg tot het toebrengen van een ge-
voeligen slag aan den vijand voor ons open.
Heuvel 60 is een lage rug tusschen Zillebeke
en Klein Zillebeke, met zijn top bij Zwartelen.
Deze was rijkelijk van loopgraven voorzien
en werd door infanterie bezet gehouden. Hij
vormde een beschutting voor een grooteren
heuvel bij Zandpoeder, ongeveer 5 KM. meer
oostelijk aan den weg tusschen Yperen en
Menin, waar de artilleriestelling van den vijand
is. De heuvel van Zandpoeder is de hoogste
heuvel in het district. Hij beheerscht de
geheele streek en vormt de sleutel van de
stelling in Belgisch Vlaanderen.
Dit werd ingezien bif de gevechten, welke
zich ontwikkeld hebben tot den slag van Ype
ren in October. Er werden vele en verwoede
gevechten om het bezit van den heuvel bij
Zandpoeder geleverd, want zij die er meester
van waren, beheerschten den toestand. Den
31sten October viel hij in handen van den
vijand en deze heeft er zich sedert gehand
haafd. Hij had er batterijen van zware ka
nonnen op geplaatst, die Yperen verwoest
hebben en maandenlang is de opmarsch der
Britsche troepen van Yperen naar Meenen
en Rijssel vandaar belet. Nu is heuvel 60 in
onze macht. De scherm van loopgraven is
veroverd. De gelederen van den vijand zijn
doorbroken en teruggedreven. De heuvel van
Zandpoeder is beroofd van zijn voornaamste
bescherming en ligt nu gevaarlijk. Indien de
vijand van Zandpoeder wordt verdreven, zal
zijn linie over een aanzienlijken afstand inde
richting van Meenen worden teruggebogen.
Een daarop uitgeoefende druk kan zeer goed
tot een doorbraak leiden, want hier hebben
de Duitschers geen vooruitspringend front als
bij la Bassée en St. Mihiel. Hier heeft men
een binnenwaartsche kromming met Zandpoe
der in het midden.
De verovering van heuvel 60 is gevolgd op
een lange periode van betrekkelijke rust in
dit gedeelte van Vlaanderen. Gedurende de
wintermaanden hebben onze soldaten moedig
in de loopgraven gewerkt en gevochten, doch
zij hebben weinig indruk op den vijand ge
maakt, aangezien zij waren blootgesteld aan
een vuur van granaten en granaatkartetsen,
dat van Zandpoeder op hen neerregende, en
aan de kogels van de scherpschutters, die op
gunstig gelegen plaatseii van heuvel 60 waren
geposteerd. Doch. al dien tijd zijn onze
genisten aan den arbeid geweest. Meter na
meter hebben zij hun gangen verder gebracht
naar de loopgraven van den vijand op den
heuvel en eindelijk werd een mijn geplaatst,
die Zondagavond ontplofte en den weg voor
een aanval op den heuvel baande-
Ook de vijand was bezig zijn mijngangen
te graven, doch onze genisten hebben hen
overtroefd. Het scheelde echter niet veel,
want mij is verteld, dat de vijand een half
uur later een mijn onder onze loopgraven zou
hebben laten springen.
De voorbereiding tot den aanval, de aanvoer
van kanonnen en de versterking van de
infanterie, was goed verborgen geweest. De
stelregel„men moet aanvallen bij het aan
breken van den dag" werd opgegeven en de
vijand was blijkbaar geheel verrast.
De mijn onder den heuvel liet men Zater
dagavond ontploffen en onmiddellijk daarna
regende het granaatkartetsen en granaten uit
onze kanonnen in de loopgraven op den heuvel.
Iemand, die bij den aanval tegenwoordig is
geweest, vertelde mij, dat het gebulder van
ons geschut oorverdoovend was. Toen sprong
onze infanterie uit haar loopgraven om de
eerste linie loopgraven op den heuvel te be
stormen. Deze werden na geringen tegenstand
genomen, zoo groot was de uitwerking van de
ontploffing en van ons artillerievuur geweest.
De tweede linie werd nog door een talrijke
vijandelijke macht bezet gehouden en de vijand,
verrast en zeer onder den indruk, vocht hard
nekkig, doch het elan, de moed en de vast
beradenheid van onze manschappen waren
onweerstaanbaar en de geheele heuvel was
spoedig in ons bezit.
Toen de duisternis inviel, werden nieuwe
troepen in de veroverde loopgraven gebracht
en gedurende den nacht zijn krachtige po
gingen in het werk gesteld om de beschadigde
loopgraven te herstellen en ze in staat van
verdediging te brengen. Het was echter een
vreeselijke beproeving voor onze manschappen.
De vijand had den heuvel binnen schoots
afstand en den geheelen nacht door regende
het granaten en granaatkartetsen met treffende
uitwerking. Toen de dag aanbrak, kregen zij
nog geen rust, want de Duitschers ondernamen
hun eerste tegenaanval. Dichte gelederen
van de in het veldgrijs gekleede troepen
zwermden over de vlakte en werden gedeci
meerd door ons granaatkartetsvuur en door
ons mitrailleur- en geweervuur neergemaaid.
Zij vormden zich opnieuw en zetten hun voor-
waartsche beweging dan met verwoeden moed
voort. Meer dan eens bereikten zij onze loop
graven aan den voet van den heuvel en dan
was de bajonet noodig bij het geweer- en
mitrailleurvuur om hen daaruit te houden.
Weer en nogeens weer werd de aanval
herhaald. De strijd woedde hevig gedurende
den geheelen dag, doch toen de avond kwam,
hadden de moed en de voortreffelijke gevechts
eigenschappen van onze mannen de overhand
gehouden.
De vijand trok af, hoopen dooden en ge
wonden voor onze linie achterlatende. Ook
onze verliezen waren zwaar, doch niet zoo
ernstig als wel is verondersteld. Men zeide
mij, dat bevelen waren gegeven naar de hos
pitaalbasis, om zich op een buitengewoon
groot aantal gewonden voor te bereiden, doch
later hoorde ik, dat de uit dien hoofde ge
troffen voorbereidingen voor een groot deel
onnoodig waren gebleken.
Vriendschappelijke vijanden.
Een groote Engelsche vloot op de Noordzee gezien.
Optochten tegen den oorlog in Italië.
BERLIJN, 21 April (Wolff.) Uit Milaan
aan den Lokal-AnzeigerTe Prato (Toskane)
hebben de arbeiders zonder onmiddellijke
aanleiding de algemeene staking afgekondigd.
Tweeduizend hielden een optocht met borden,
waarop te lezen stond „Weg met den oorlog
Uit Florence zijn er troepen heengezonden.
Te Biella (Piemont) hebben 1000 werkloozen
een betooging gehouden en uitgeroepen „Wij
willen werk, geen oorlog 1"
Het hoofdbestuur der socialistische partij
wil op 1 Mei een betooging tegen den oorlog
houden.
Van het Oostelijke gevechtsterrein.
WEENEN, 21 April. (Wolff.) Officieel be
richt uit het groote hoofdkwartier
In de Karpathen hebben de Russen hun
met groote verliezen gepaard gaande aanvallen
op de belangrijkste sectoren van ons front
sedert geruimen tijd gestaakt. Dit geldt met
name voor die gedeelten onzer stellingen die
de beste wegen naar Hongarijede dalen van
Ondawa, Laborcza en Ung,'dekken. Naast
deze hoofdwegen heeft de vijand in de Bosch-
karpathen tusschen het dal van de Laborcza
en de Ung met aanzienlijke strijdkrachten zijn
pogingen om door te breken voortgezet. Daar
een doorbraak in deze richting ook met de
grootste opofferingen frontaal r.iet mogelijk
bleek, hebben de Russen getracht den tegen
stand van onze stellingen in de dalen en op
de bergen door omtrekking te breken. In
verband daarmede hebben zich in het dal van
de boven Cziroko bij Nagy Polany en in het
geheele brongebied van deze rivier onlangs
hevige gevechten ontwikkeld, die verscheidene
dagen en nachten aan één stuk hebben ge
duurd. Ook hier hebben de Russen na verlies
van duizenden dooden en gewonden, zoomede
van meer dan 3000 ongewonde gevangenen,
hun offensief moeten staken.
In tegenspraak met de in het buitenland
verspreide berichten over successen der Russen
in den langdurigen slag in de Karpathen (ook
in de officieele Russische berichten is van
zulke Russische successen gewag gemaakt)
moge worden vastgesteld dat ondanks alle
krachtsinspanning en groote opofferingen van
den vijand, de Uzsoker-pas, dien de Russen
steeds als buitengewoon belangrijk en als
hoofddoel hunner krijgsverrichtingen hebben
beschouwd, nog steeds vast in ons bezit is.
Op de andere gedeelten van het front zijn
artilleriegevechten gaande.
De toestand is overal onveranderd.
ST. PETERSBURG, 21 April. (P. T. A.)
Offiieel bericht uit het groote hoofdkwartier
In West-Galicië hebben wij in den nacht
van den 20sten een aanval der Oostenrijkers
bij Gorlice afgeslagen.
In de Karpathen heeft de vijand den 19den
vruchtelooze aanvallen gedaan op onze stel
lingen in de streek van Vereczke, Jablonka,
Polen en ten noorden van Oroszpatak.
Het offensief van den vijand tegen den door
ons genomen heuvel bij Polen was uiterst
hardnekkig, de verliezen van den vijand buiten
gewoon zwaar. Van de daar gemaakte ge
vangenen zijn 500 ingeschreven.
Op de andere gedeelten van hel front is de
toestand onveranderd.
Een eskader Duitsche vliegtuigen heeft den
20sten ongeveer 100 bommen op Belostok
geworpen. Onder de ingezetenen zijn gedooden
en gewonden. De aangerichte stoffelijke
schade heeft niet veel te beteekenen.
In den nacht van den 20sten is de stad
Ciechanow door een Zeppelin met bommen
bestookt, die geen schade hebben aangericht.
Onze vliegers hebben met succes het station
van Soldau gebombardeerd.
Gevechten op de Indisch-Afghaansche grens.
Motorploegen aan het front.
De oorlogscorrespondent van de Deutsche
Tageszeitung in het Westen schrijft
Het groote verschil tusschen dezen oorlog
en vroegere is, dat thans meer dan ooit het
beginsel wordt gehuldigd, dat de oorlog zich
zelf moet kunnen voeden.
Ik wil hier iets vertellen van het bewerken
van de akkers op vele plaatsen van het
westelijk front. Op een middag reden wij van
een etappen-inspectie naar het front. Onder
weg hielden wij stil om een varkensmesterij
op groote schaal te bekijken, die kort geleden
geopend was met een varkensstapel van twee
honderd stuks. De dieren waren onderge
bracht in de zalen van een voormalige kazerne.
Voor de voedering gebruikte men suikerbieten
en verder afval, bijeengegaard in het etappen-
gebied.
Bij het verlaten van een zwart gerookt
mijnwerkersdorp, krijgen wij plotseling uitzicht
op een wijde akkervlakte, die tot den horizon
reikt. In rusteloozen, gelijkmatigén stap
loopen hier de spannen paarden naast elkaar.
Grijze mannen leiden de paarden en zorgden
er voor, dat de kouters in rechte lijn het land
doorsnijdeh. En plotseling zie ikdat zijn
onze soldaten, die hier ploegen. Van, de
heuvels ginds klinkt het gebulder van de
zware kanonnen. Elders zie ik de soldaten
bezig met het poten van aardappels, het zaaien
van groente.
Plotseling hoor ik het brommen van dorsch-
machines. Onder een groot afdak staan er
vier. Hier wordt het graan, in de verlaten
dorpen gevonden en in het najaar door de
Duitsche troepen zelf geoogst, gedorscht. Uit
een omtrek van vijf kilometer wordt het
hierheen gebracht en 86 tweespannen zijn
voortdurend onderweg.
Onder leiding van een reserve-officier, die
in het gewone Teven molenaar is, wordt hier
door landstormmannen en Fransche burgers,
die voor dit werk loon krijgen, dagelijks elf
tot twaalfhonderd centenaar gedorscht. Het
stroo wordt onmiddellijk geperst.
In het gebied van de loopgraven zelfs
werken de stoomploegen, die den grond be
werken voor den oogst van 1915. In de
etappen-inspectie zijn er twee-en-twintig van
deze machines. Hier aan het front werken
'er vier naast elkaar. Gezaaid wordt in de
eerste plaats tarwe, dan haver en gerst,
bieten en groente. Aan het zaad is voor de
bewerking van het land in Noord-Frankrijk
uit Duitschland ingevoerd20,000 centenaar
zomertarwe en 45,000 centenaar aardappelen.
Granaten-blindheid.
Een medewerker van het in Engeland ver
schijnende geneeskundige tijdschrift „Lancet"
wijst op een allermerkwaardigst verschijnsel.
NI. dat, waarbij een granaat iemand in de
nabijheid van de plaats, waar het projectiel
springt, tijdelijk met blindheid slaat, zonder
dat hij geraakt werd.
Eveneens werden verschillende Britsche
Naar de „Times" mededeelt, zijn er in den nacht
van 12 op 13 dezer in loopgraven van het 2de
Engelsche legerkorps nit de Duitsche loopgraven
steenen geworpen, waaraan brieven waren be
vestigd.
De eene luidde „Beste, geërde kameraden. De
oorlog heeft nn al negen maanden geduurd en
heele dorpen zijn met de inwoners verwoest. liet
is nu hoog tijd er een eind aan te maken. We
hebben alle genoeg van dit wildenleven, en gij
zeker ook. Onze dierbare vrouwen en kinderen
verlangen naar onze terugkomst, de uwe stellig
niet minder. Hopende, dat wij hiermee iets goeds
doen blijven wij, met vriendschappelijke groeten
de Duitschers."
De andere luidde: „Waarde Fransche en En
gelsche kameraden. Het wordt nu tijd, dat gij er
mee ophoudt, want ik denk dat ge spoedig van
den oorlog genoeg zult hebben. Onze verliezen
zijn groot, maar de uwe moeten driemaal erger
zijn. Eiken dag wordt het weer mooier. Het
ware beter om thuis te zijn bij vrouw en kinderen,
die ons dagelijks verwachten, zooals de uwe op u.
Laten wij vrede op aarde hebben voor de kersen
bloeien, maar hoe eer hoe beter. Of wilt gij voor
eeuwig in deze vervloekte loopgraven zitten. Met
vriendelijke groeten de Duitschers."
Nu is er weer een bericht, dat er op de Noord
zee een groote Engelsche vloot is gezien. De
kapitein van het Noorsche stoomschip Besheim,
Maandag uit Engeland te Arendal in Noorwegen
aangekomen, meldt, volgens Morgenbladet, van
Kristiania, dat hij Zondagmiddag, zich met zijn
schip omtrent het midden van de Noordzee be
vindende, een groote Engelsche vloot ontmoette
van zeventig bodems van allerlei grootte, van
kleine torpedobooten af tot een dreadnought toe.
De Besheim, die er midden door ging, werd ge
praaid. Een Engelsch officier kwam aan boord en
onderzocht de scheepspapieren en de dradelooze
telegraaf. Een Engelsch telegrafist, die mede was
gekomen, seinde van boord van de Bessheim, dat
zich een eind naar het Zuiden een Duitsche duik
boot ophield blijkbaar op het Noorsche schip
gehoord waarna de vloot dien kant op stevende.
LONDEN, 21 April. Het correspondentleburean
meldt, dat ernstige gevechten hebben plaats gehad
bij Khibar aan de IndischAfghaansche grens, die
verschillende dagen aanhielden. De Engelschen
verloren 70 man.
LONDEN, 21 April. En officieel telegram uit
Simla meldt, dat 4000 inboorlingen een inval deden
en Zondag een Britsche patroplje bij Sjafkat aan
vielen. De inlanders werden teruggedreven en
verstrooid en verloren 150 man aan dooden en ge
wonden.