Hniirmlutionai?
Meuwv ?n üdnemntieblad
Zeelana
De Oorlog.
OOOf
Gem eenter a a d.
Brittanje's Bernhardinisme.
No. 1204.
Woensdag 10 Maart 1915.
12e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen f\,Franco
per post: voor Nederland 1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op Feestdagen»
bij den Uitgever D. H. LITi OOIJ Az. te TER NEUZEN
inzending van advenentiën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIËN TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN
maakt bekend, dat eene Openbare Verga
dering van den Gemeenteraad zal worden ge
houden op Donderdag den n Maart 1915, des
vóórmiddags te 10 ure.
Ter Neuzen, den 9 Maart 1915.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Onder dit hoofd schrijft de Ned.
Openlijk, van den aanvang af, namen we
stelling tegen de verderfelijke theorie, van
welke Duitschland's schending der Belgische
neutraliteit de practijk was.
Tegen het door Duitschland toegepaste
beginsel, -niet tegen Duitschland;
tegen het kwaad, niet tegen den kwaaddoener.
En om dit buiten twijfel te stellen voor wie
in ons oordeel eene schending van onzijdigheid,
een partijkiezen tegen één der oorlogvoerenden
meende te speuren, hebben wij niet opge
houden te herhalen, dat het ons zeer betwijfel
baar scheen of dit gewraakt beginsel alleen
in Duitschland beleden, alleen in Duitschland
werd toegepast.
Inderdaad ondanks den eerbied voor
recht en verdrag, waarmede het officieele
Engeland voor het oog der wereld thans zoo
praalt, heeft de oorlog reeds lang allerlei
aanwijzingen gebracht, dat Engeland, practisch,
op precies hetzelfde standpunt staat als de
verfoeide „German-Huns".
Dit nu is niet zoo heel verwonderlijk, indien
men bedenkt, dat Engeland's zeelieerschappij
feitelijk gebaseerd is op „de vrije hand" ter
zee; d. i. op de practische ontkenning
van den grondslag van alle oorlogs
recht.
Deze grondslag toch kan slechts liggen in
het beginsel, dat de oorlog niet tusschen volk
en volk, maar tusschen staat en staat wordt
gevoerdhet karakter draagt van een, aan
regels gebonden, duel.
De aantastbaarheid echter van den privaat
eigendom ter zee, het door Engeland, in eigen
belang met hand en tand gehandhaafde,
helaasook door Duitschland verdedigde
buitrecht, moet, zonder twijfel, in zijn toe
passing, naar bedoeling en aard, vooral in
verband beschouwd met de indirecte gevolgen
en de ermee verband houdende nevenmaat
regelen, neerkomen op een oorlog van volk
tegen volk.
De uithongeringspolitiek van Engeland kan
men nog verdedigen met de opmerking dat
hierdoor, zij het indirect, toch ook liet
einddoel .van den oorlog, de vernietiging der
vijandelijke strijdkrachten, bevorderd worden
kan. Doch nóch het liquideeren van Duitsche
handelsondernemingen in Malakkanóch het,
ter wille van een door de Engelsche regeering
te stichten kleurstoffenfabriek, óók voor na
den oorlog annexeeren van Duitsche patenten
nóch het weghalen van voor Nederlandscli
Sumatra besteuide Duitsche zendelingen van
boord van Nederlandsche schepen kan op
eenige wijze, hoe verwijderd ook, met het
oorlogsdoel in verband worden gebracht. Men
staat hier wel degelijk voor een consequent
toegepast stelsel om het Duitsche volk te
berooven van de vruchten zijner vlijt, weten
schap en geestelijken invloed in de wereld.
Een stelsel, waarvan het buitrecht der zee
de onvermijdelijke basis vormt.
Want neem dit buitrecht weg wat
blijft er dan van Engeland's zeelieerschappij
over Indien Duitschland's invoer en uitvoer
naar en van de neutrale landen ongehinderd
kan plaats hebben, wat zou het Duitschland
letten, indien Engeland's dreadnougts de
oceanen, in militairen zin, beheerschten
Engeland heeft dan ook altoos alle pogingen
gedaan, om de „vrije hand" ter zee te behouden.
De onderteekening der Declaratie van Parijs
in 1856, waarin o. a. enkele der, oorspron
kelijk Nederlandsche beginselen door de ge
wapende neutraliteit van 1780 aanvaard waren
opgenomen, was, voor wat Engeland be
treft, eene vrijwel gedwongen fraaiigheid,
onder invloed van den Krimoorlog, tijdens
welken Engeland genoodzaakt was geweest,
de maritiem-rechtelijke beginselen van zijn
bondgenoot Frankrijk te aanvaarden De ver
klaring wekte dan ook in Londen een storm
van verbittering, en men sprak reeds toen,
in het Parlement, de verwachting uit, dat ze
in de toekomst minder binden zou, wijl ze
geen tractaat, maar slechts eene verklaring
was.
Doch zelfs dan, wanneer Engeland tot mede
werking aan de vorming van een zeeoorlogs
recht niet ongeneigd scheen, heeft het tóch
altoos angstvallig gezorgd, dat de schijnbare
beperkingen van de rechteloosheid, (of „vrije
hand" ter zee), aan het bereiken van het on
veranderlijk einddoel zijner zeeoorlogen
de vernietiging van de welvaart der vij
andige volkeren, geen moeilijkheden in
den weg zouden leggen.
Zoo kwam b.v. de afschaffing van de kaap
vaart in 1856 een schijnbare vooruitgang,
in verband met de tevens gehandhaafde aan
tastbaarheid van den bijzonderen eigendom
ter zee, toch feitelijk neer op eene verster
king van Engeland's overwicht, wijl Engeland,
door zijn veel sterker en talrijker vloot, eerst
door vernietiging, de vijandelijke vloot de uit
oefening van het buitrecht beletten, en daarna,
zonder gevaar der eigen koopvaart voor kapers,
het buitrecht tegenover de vijandelijke koop
vaart rustig ten profijte van den staat kon
toepassen. Om welke reden Amerika dan ook
toetreding weigerde.
Het naast deze kleine oase van conventio
neel zeeoorlogsrecht overblijvend gebied van
zeer onzeker gewoonterecht was echter ruim
groot genoeg, om Engeland in staat te stellen,
dit gebied door middel van de „bijzondere"
interpretaties en opvattingen waarin zijne
staatslieden altoos meester geweest zijn, en in
verband met de moderne oorlogsmiddelen,
aan te passen aan zijn onveranderlijk doel.
En hoezeer nu ook sommige dier aanpassingen
tijdens dezen oorlog, b.v. het, volgens aange
nomen gewoonte, misbruiken van de neutrale
vlag, indruischen tegen het algemeene rechts
bewustzijn, toch kan men tot nu toe, juist
door het ontbreken van conventioneel recht,
bijna op geen enkel punt het wettig en over
tuigend bewijs van Engeland's f e i t e 1 ij k e
reclitschennis leveren.
In theorie althans bleef Engeland's ontzag
voor recht en verdrag tot voor kort ongerept.
Thans schijnt echter zelfs liet weinigje con
ventioneel zeeoorlogsreclit, dat Engeland's
maritieme „gepantserde hand" van de vrije
toepassing van het vuistrecht terughoudt,
hinderlijk te worden.
Althans, in liet Februari-nummer van
„T h e Candid" het zeer invloedrijke
tijdschrift, waarin, steeds anoniem, de voor
naamste conservatie leiders van Engeland
hunne denkbeelden en adviezen plegen te pu-
hliceeren, vindt men onder den titel „Free
the Fleet", een uiterst heftig „Pleidooi"
zooals de ondertitel luidt „tegen de Decla
ratie van Londen 1909de Haagsche Con
ventie van 1907, en de Declaratie van Parijs van
1856," benevens een e i s c h tot hunne
repudiatie (opheffing).
Het artikel bevat een feilen aanval op „the
Surrenders of the Naval Power" waarmee
o.a. de gedelegeerden ter Vredesconferentie
(onder wie Lord Reay) worden bedoeld.
„Al deze conventies zijn feitelijk dood"
heet het.
„Dit is geen oogenblik voor politiek debat
of voor partij conflict. Dit is geen oogenblik
voor publiek meeningsverschil onder ons in
't gezicht van den vijand.
„Maar dit is het oogenblik om de vloot vrij
te maken."
En daarom„We moeten zien hoe we van
al dien rommel afkomen." (We must see
how we are to get rid of this r u b-
b i s h".)
Maar hoe
„Zoo lang als ze bestaan, kan Engeland niet
met eere weigeren er aan gebonden te zijn.
Maar met behoorlijke en formeele opzegging
kan het, zonder in strijd te komen met de
meest scrupuleuze opvattingen van eer, zichzelf
bevrijden van deze geheime zelfmoordende
verbintenis, en zijn vrijheid hernemen" („B u t
with due and formal notice to all,
she may, consistently with the
nicest scruples of honour, libe
rate herself from the secret and
suiddical compact and resume
her freedo m.")
„Tegenover zoo'n goddeloozen tegenstander
ais Duitschland"*), besluit onze maritieme Von
Bernhardi, „is het eenige essentiëele, dat de
Vloot, in deze ure des gevaars, vrij moet zijn
van al deze rechterlijke acten" {'„instruments").
Men zal ons toestemmen, dat het aanbevolen
middel, om zich van lastige tractaten te ont
doen en de gewenschte rechteloosheid ter zee
te herstellen, zoo al min elegant, dan toch
verrassend eenvoudig ismen zegge ze een
voudig eventjes op.
Jammer voor Duitschland, inderdaad, dat
het niet intijds op dit lumineuze idee is ge
komen. Hadde het maar, door zijn gezant,
een etmaal vooraf der Belgische Regeering
„due and formal notice" gegeven, dat het zijn
„vrijheid" ten opzichte van liet tractaat van
1839, dat België's onafhankelijkheid waar
borgde, hernemen zou dan, immers ware,
volgeus deze Engelsche theorie, zijn inval
„consistently with the nicest scruples of
honour" geweest I"
Nu zou men dergelijke uitdrukkingen kun
nen laten voor wat ze zijn, indien men ze
slechts als uitingen van onverantwoordelijke
personen kon opvatten.
Doch nauwelijks een maand nadat liet boven
aangehaald artikel geschreven is, hebben nu
de Engelsche en Fransehe regeeringen een
verklaring afgelegd, welke ontdaan van alle
onnoodige opsieringen, hierop neerkomt, dat
art. 2 van de Declaratie vau
P a r ij s 1856 zal worden ter zijde
gesteld.
Dit artikel luidt: „De onzijdige vlag
dekt de vijandelijke lading, met
uitzondering van oorlogscontra-
hand e."
Met volkomen negatie van dit artikel, waarin
een recht der neutrale scheepvaart op onge
hinderde vrachtvaart ook van vijandelijke
lading ligt opgesloten, verklaren nu Engeland
en Frankrijk zich als „vrij te beschouwen",
„om de (neutrale) schepen, inhoudende koop
waren welke verondersteld worden
bestemd te zijn vóór, in eigendom toe te
behooren aan, of afkomstig te zijn van
den vijand, aan te houden en naar hunne
havens te brengen."
Men lette op dit „verondersteld". Niet
alleen zal dus, in strijd met zijne plechtige
declaratie, Engeland het recht der neu
tralen op de vrachtvaart voor Duitschland
schendenmaar meer nog het zal ook de
vrachtvaart der neutralen van neutrale la
dingen beletten, indien het naar bloote
willekeur veronderstelt, dat deze
wel eens niet neutraal konden zijn. M. a. w.
de bewijslast van de neutraliteit der lading
wordt, zonder schijn van recht, opgelegd
aan de neutralen, (b.v. door consignatie aan
Trustmaatschappij of Regeering) die dus voor
de keus worden gesteld óf zich aan voort
durend ernstig molest bloot te stellen, óf
Ook in deze gedachte, dat Engeland hoe
wel de vertegenwoordiger van het recht den
vijand wel met onrecht bestrijden mag, is dat
land zich zelf gelijk gebleven. „The attempts of
the coalition Powers to cut off all trade with France
In 1793," zegt een Britsch schrijver ,,were
clumsily justified on the ground that revolu
tionary France was not a civilised
Stat e."
door het feit van dergelijke consignatie
o p e n 1 jj k in den roof van hun, ook door
Fuigeland gewaarborgd recht van vrije vracht
vaart van vijandelijke ladingen te berusten.
Zonder twijfel is deze Engelsch-Fransche
verklaring die in een officieus telegram
uit Washington „zonder precedent" genoemd
wordt de ernstigste schending
van het internationale maritiem recht, die in
dezen oorlog nog is voorgekomen. Wat de
recht s-vraae betreftomtrent alle of bij
kans alle tot hiertoe voorgekomen twistpunten
het hijschen van de neutrale vlag, liet ver
klaren van open-zee-gebied tot millitaire zóne,
het gebruik van duikhooten en mijnen, moest
de onpartijdige beoordeelaar een non liquet
(niet uitgemaakt) laten hooren, of althans
erkennen, dat, uit hoofde van den embryo-
nairen toestand van het zeeoorlogsrecht, in
trouwe geheel verschillende opvattingen
mogelijk waren.
En wat het directe belang der neutralen
betrof, kon worden gewezen op de verzachtende
omstandigheid, dat schade, althans feitelijke
materiëele schade, door de beweerde schen
dingen van het volkenrecht niet of weinig
geleden was.
Voor de schending van liet, in geenszins
dubieuze bewoordingen bij de Declaratie van
Parijs (een der weinige vaste lioeksteenen
van het internationale zeerecht) vastgelegde
recht der neutrale vrachtvaart tot onge
hinderd vervoer van vijandelijke non-contra
bande lading, gelden al deze verontschuldi
gingen echter niet.
Want de Engelsche mededeeling, dat deze
maatregel een réprésaille is, komt eenvoudig
hierop neer, dat dan eene, al dan niet denk
beeldige, rechtsschending van Duitschland
de beweerd-scliuldige door Engeland wordt
gewroken door een schending van het recht
van onschuldigon, van de met het dispuut
tusschen Engeland en Duitschland niets uit
staande hebbende neutralen.
En de sussende verzekering, dat geen neu
trale schepen en mensclien zullen worden
vernietigd, kan liet feit niet wegdoezelen, dat
Engeland, uit simpel eigenbelang, het materieel
belang der neutralen met voeten treedt,
door de door dat land zelf uitdrukkelijk
gewaarborgde uitoefening van het b ij
uitstek nationaal bedrijf der „Schip
pers van Europa" te verhinderen.
DE TOESTAND.
De groote slag op het Oostelijk gevechts
terrein gaat zich volgens de N. R. C. verder ont
wikkelen, want de opmarsch van de Duitschers
in Oost-Pruisen in Oostelijke richting (die de
Russen die provincie heeft uitgeworpen), als
mede hun opmarsch van Oost-Pruisen uit in
Zuidelijke richting (die tot de voor hen. on
gunstig uitgevallen slag bij Przanyse voerde)
en de opmarseh van de Oostenrijkers in
Boekowina en Zuidoost-Galicië, nu tot staan
gebracht, dat alles zijn maar episodes uit
den grooten slag in Polen.
En nog altijd gaat het daar om dezelfde
belangrijke drieledige vraag. Zullen de Russen
door of langs den slagboom kunnen komen,
die de Duitschers en Oostenrijkers hen hebben
gesteldDan zal door eeu opmarsch der
Russen naar liet hart van Duitschland of
Oostenrijk de oorlog spoedig tot een einde
komen.
Of zullen de Duitschers met hun hondge-
nooten de telkens weer versterkte Russen
ook telkens opnieuw kunnen slaan, zoodat
liet een eindeloos heen en weer trekken en
een positieoorlog wordt Dan zal de oorlog
in het Oosten niet worden beslist, dan zullen
de Russen slechts kunnen bijdragen tot de
overwinning, door zooveel mogelijk Duitsche
en Oostenrijksche troepen bezig en van het
Westen af te houden.
In de derde plaats is het niet ondenkbaar,
dat de Russen, bijvoorbeeld door fouten van
de leiding, gebrek aan munitie of wat dan ook,
4