Antirevolutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland
De Oorlog,
T*
FEUILLETON.
XDe Broeders.
No. 1203.
Zaterdag 6 Maart 1915.
12e Jaargang.
ABONNEMENT;
Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Öit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd Feestdageas.
bij den Uitgever D, H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEL
Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
ADVERTENTIËN:
Van 1—4 regels 0,40, Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
V De begrafenis van W. Hovy,
en de rede van Dr. A. Kuyper Sr.
Onder buitengewone belangstelling is Woens
dagmiddag het stoffelijk overschot van, wijlen
den heer W. Hovy, lid van de Eerste Kamer,
voor Zeeland, oud-lid van den Amsterdam-
schen gemeenteraad en oud-difecteur van de
stoombierbrouwerij de Gekroonde Valk op de
Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam ter
ruste gelegd. Het stoffelijk overschot kwam,
aldus de N. R. C., per automobiel van Zeist,
waar de overledene gedurende de laatste jaren
van zijn leven gewoond|beeft. Onder degenen,
die met de familie in den rouwstoet hadden
plaats genomen, bevond zich het Eerste Ka
merlid dr. A. Kuyper, minister van staat en
Prof. Bavinck.
Voqrts merkten wij onder de aanwezigen op
mr. S. de Vries Cz., als vertegenwoordiger
van het Amsterdamsche gemeentebestuur en
als curator van de Vrije Universiteit, de
Eerste Kamerleden mr. F. J. M. Reekers en
mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk, als
mede den griffier mr. H. Zillesende leden
der Tweede Kamer, J. van der Molen Tz., P.
van Vliet Jr. en dr. J. Th. de Visser, alsmede
het oud-Kamerlid W. de Vlugt. Verder de
heeren D. Schut, lid van den Amsterdamschen
gemeenteraad, T. H. van Eeghen, directeur
van de Vrije Universiteit, ds. B. van Schelven,
president-curator van de Vrije Universiteit,
de hoogleeraren dr. G. H. J. W. J. Geesink,
dr. P. A. Silleves Smitt, dr. L. Bouman.
Van Patrimonium zagen wij de heeren J.
Douwes Jr., K. A. Grondijs en W. J. Possen-
broek van de Christelijke Patroonsvereeniging
Boaz den beer J. H. F. Spier. Het sanato
rium en het kindersanatorium waren ver
tegenwoordigd door prof. K. Tel en dr. G. A.
M. van Wayenburg voorts waren er de heeren
ds. N. van Mansvelt en mr. D. G. Endt, als
bestuursleden van de Zuid-Afrikaansche Voor-
schotkas. Tal van industrieelen, onder wie de
heeren jbr. Ch. F. van de Poll uit Haarlem,
jhr. de Pesters, directeur van de Amstelbier-
brouwerij, volgden de baar. Honderden leden
van Patrimonium, zoowel mannen als vrouwen
stonden om de groeve geschaard.
Nadat de lijkstoet, die overeenkomstig den
wensch van den ontslapene met geen enkel
bloemstuk getooid was, in de gioeve was
neergelaten, trad uit den breeden kring dr.
A. Kuyper naar voren. Hij bracht vóór alles
een woord van dank aan de familie voor bet
vriendelijke voorrecht hem geschonken, hier
ZELANDIA.
44)
„Ga maar zitten, jongen," zegt Lena, „en
drink eens, je bent heelemaal van streek
Ze houdt hem een glas water voor en hij
neemt er een paar teugjes uit.
Dan, ineens, zet hij het glas op de tafel,
en harst in een hartstochtelijk snikken uit.
Hendrik en Lena laten hem bedaard een
poos uitschreien. En dan, als hij zachtjes
aan, eenigszins tot bedaren is gekomen, be
gint Hendrik op ernstigen, doch vriendelijken
toon, een gesprek met hem.
Zijn minzaamheid breekt Kareis hart en
met horten en stooten komt het verhaal van
zijn zondig jong leven.
Lena en Hendrik zien elkander onder die
bekentenissen eens aan. Dezelfde gedachten
van ontzetting, maar ook van deernis, ver
vullen beider harte.
„En nu moet je me toch nog eens éen ding
aan dit graf een kort woord te mogen spreken
ter nagedachtenis van den zeer vereerden
vriend.
Spreker zag in Hovy één zijner oudste
bekenden uit zijn leven, éen zijner oudste
medestrijders, heengaat, Reeds in 1867
smaakte spreker de vreugde hem te ontmoeten
en gedurende bijna de halve eeuw, die sinds
deze eerste kennismaking verliep, is die vriend
schap rijper geworden en de verhouding een
innige. Toch zal spreker er zich van ont
houden, hier Hovy's lof te bezingen, omdat
zulks strijdt tegen diens beginselen. Hovy
wenschte nl. de menschen aan het graf niet
groot te maken.
Spreker beoogt hier alleen te schetsen het
beeld van den vriendelijken afgestorven, die
zelf wars van alle overdrijving, wel is waar
niet was een gesternte van eerste grootte,
doch op wien van toepassing mocht wezen
hetgeen de Franschen noemen tel brille au
second rang". Want Hovy heeft inderdaad
geschitterd, niet alleen geleefd. Men merkt
dat ook wel aan de wijze, waarop over dezen
broeder gesproken wordt in alle kringen der
maatschappij, niet alleen bij zijn vrienden doch
ook bij zijn politieke tegenstanders. Vraag ik,
aldus spreker, naar de verklaring, waarom
iemand die in het ordinaire leven optrad als
wakkere broeder, hij allen zoowel vriend als
tegenstander, zooveel bewondering afdwong,
dan ligt de oplossing dezer mysterieuse vraag
uitgedrukt in het huil, waarin hij is gestorven.
Hij had zich teruggetrokken in de woning der
broedergemeente Zeist. Daar. waar zijn jeugd
herinneringen het sterkst waren, temidden van
de krachtige levensuiting der Hernhutters
Toen spreker Hovy nog een week geleden
mocht bezoeken, was zijn stem nog zoo goed
en zoo zoet en hij sprak op denzelfden toon
als waarmede hij in zijn jongelingsjaren placht
te spreken. Het was de uiting, die voort
leefde in het diepst van zijn ziel en van zoo
groote beteekenis voor zijn gelieele leven.
De Hernhutters geest, die in Hovy leefde,
was het middel in Gods hand, het middel,
waardoor Hovy zoozeer geschitterd heeft.
Toen gedurpndo de jaren van 1860 —70 de
christelijke zaak zoo wankel stond, bezat Hovy
liet geheim de groote scharen te mobiliseeren,
waarmede later kon worden opgetrokken.
Spreker herinnerde aan het jaar 1876, toen
Groen van Prinsterer voorstelde om den strijd
voor de vrije school maar geheel op te geven.
Hovy was het gegeven in den strijd liet
element te brengen, dat eigenlijk ontbrak en
ten gevolge waarvan samengaan zoo goed als
uitgesloten scheen. Juist in die jaren werd
de aanval van de tegenpartij, die in Kappeijne
zijn culmen bereikte, in krachtiger banen
zeggen, Karei," verzoekt Wouters, als de
jongen zijn treurig relaas heeft geëindigd
„waarom heb je indertijd Jacob en Evaervan
beschuldigd hij je vader, dat ze je geld af
persten. Je wist toch wel. dat dat een leugen
was
„Het was zeer slecht van me," bekende
Karei „maar o, oom, als u mijn vader eens
goed kende, als u eens wist, hoe boos, hoe
verschrikkelijk hoos hij kan zijn. Het was
uit grooten angst, dat ik het toestemde."
„Toestemde
„Ja, moeder zei dat het zoo was en ik moest
voor vader het bekennen of neen, ik
moest liet niet gedaan hebben maar ik durfde
de waarheid niet spreken. Ik heb er veel
spijt van."
„Wil je ons een genoegen doen, jongen
„Heel graag, oom
„Welnu, als je vader er weer eens over
spreekt, zeg hem dan eerlijk de waarheid,
alles, weet je, héél de waarheid, van je zélf;
dan komt meteen de onschuld van Eva en
Jacob aan het licht."
„o, Dat zal ik nooit durven tegen vader,
Hij zou me
Karei zweeg.
Hendrik Wouters begrijpt zijn neefje. Ilij
kent zijns broeders onstuimig karakter, zijn
teugellooze drift.
geleid. De school met den Bijbel, een illusie,
waarvan liet terugdringen de volgelingen van
Groen bijna tot wanhoop moest brengen, zou
ten slotte toch in het generaal verwezenlijkt
worden.
Eerst was Esser de man, en ha Esser Hovy
de van God gegeven man om do zoo zeer
verlangde veranderingen te brengen. Het
geheim lag daarin, dat Hovy altijd den Bijbel
in zijn zak droeg, maar niet alleen in zijn zak,
maar ook in liet hoofd.
Hovy heeft op schoolterrein een slag ge
slagen als niemand onzer. Ilij heeft er voor
geboet. Hij heeft de vrije school gevoed en
steeds nieuwe kracht door zijn optreden gege
ven. En dit alles met een grenzelooze mild
heid.
Met dankbaarheid herinnert spreker aan
Hovy's gift van f25.000 aan de Vrije Univer
siteit.
Hij was een man van buitengewone werk
kracht, van groote qualiteiten. Ook als in
dustrieel. Hot was liet begin der christelijke
socials actie in ons land. Hovy heeft niet
uitsluitend geluk gekend in diens leven.
Het leed werd met heiligen moedgedragen.
Het bracht hem nader tot zijn God, zulk
een man komt niet terug.
Spr. richt eenige woorden van vertroosting
tot de weduwe en de kinderen.
Nadat ds. van Schelven eenige woorden
van troost gesproken had, bedankte de oudste
zoon mr. H. W. Hovy. burgemeester van
Loosduinen, allen voor de betoonde belang
stelling, inzonderheid dr. A. Kuyper, ds. van
Schelven en de broeders vau Patrimonium te
Zeist, die den overledene tot de grens dier
gemeente hadden uitgedragen.
Hierna hieven alle aanwezigen op zijn ver
zoek psalm 27 vers 7 aan.
DE TOESTAND.
Op liet Oostelijk oorlogsterrein zegt de N.
R. C. beleven we thans een periode, gedu
rende welke de Russen op de binnenwaarts
omgebogen vleugels van hun frontlinie een
tegen-offensief ontwikkelen.
Als het krijgsbedrijf geruimen tijd aan den
gang is, moet liet woord tegen-aanval natuurlijk
in engeren zin worden opgevat, d. w. z. als
als antwoord op liet jongste offensief van den
vijand. Dat vijandelijk offensief kan natuurlijk
weer beschouwd worden als een tegen-aanval
op een voorafgaand offensief van de eigen
partij, enz. Zoo is het in Polen ook liet geval.
De Duitschers en Oostenrijkers hebben op
den Noordelijken vleugel (tegen de Russische
„Toch moet je je kwaad bekennen en laten,
Karei. Belijd bovenal God den Heere je zonde
en vraag Hem eerst van al vergeving."
„God zei Karei.
Dat ééne woord, op zulk een toon uitge
sproken, vlijmde Hendrik en Lena door liet
hart. Was deze knaap een kleinkind van den
vromen ouden Wouters? Het vervulde hen
met ontzetting, evenzeer als met diep mede
lijden.
Een ernstig gesprek volgt, waarin Hendrik
tracht den jongen duidelijk te maken, dat hij
niet alleen tegen de menschen, maar in dé
eerste plaats tegen God heeft gezondigd
waarin hij hem afmaant van dezen weg van
zondewaarin hij hem den weg des behouds
aanprijsteen gesprek, 't welk daarmede
eindigt, dat Hendrik met en voor zijn jongen,
doch reeds zoo diep gezonken neef den troon
der genade aanloopt in een dringend en har
telijk gebed.
Het is Karei wonderlijk te moede in deze
omgeving en als hij in den laten avond de
woning verlaat, die hij met zoo slechte be
doelingen eenige uren te voren binnensloop,
kampen in zijn binnenste de meest tegenstrij
dige gevoelens schaamte en blijdschap diep
schuld besef, maar ook een sterke begeerte
om zijn leven te beteren angst en schrik om
zijn vader te ontmoeten, maar tevens het
Narew—Bobr—Njemenlinie) en den uitersten
Zuidelijken vleugel (in Boekowina en Oost-
Galicië) een grootscheepsche omvattingsbewe-
ging beproefd, die thans wel voorshands als
door de Russen verijdeld kan worden be-
schoud. Om dezen dubbelen aanval te weer
staan ter plaatse waar zij bij den aanvang
stonden, daartoe waren hun troepen te zwak
en konden hun versterkingen niet snel genoeg
worden aangevoerd. Achteruit moesten dus
de Russen, achteruit naar hun versterkingen
toe, totdat deze hen tegemoetkomend vooruit
komend zich met hen konden veroenigen om
tot den tegen aanval over te gaan. Bij dat
terugtrekken, uit den aard der zaak gevaarlijk
is, zoo men weet, een gedeelte van het 10de
legerkorps leelijk in de knel gekomen en heeft
daarbij groote verliezen geleden. Wat niet
verhindert, dat nu de terugtrekkende Russen
zich met de versterkingen hebben vereenigd
en op hun beurt tot den aanval overgegaan
zijn.
Dat de Oostenrijkers, die met hun omvleu-
gelenden opmarseh tot ten Zuiden van de
Dnjestr voorwaarts waren gekomen, thans
geheel in liet defensief zijn gedrongen, blijkt
nog eens afdoende uit hun eigen bericht van
gisteren.
„Ten Zuiden van de Dnjestr", zoo luidt het
daarin, „duren do gevechten voort. Ook
gisteren zijn de vijandelijke aanvallen bloedig
afgeslagen en het hier gewonnen terrein
tegenover de in getalsterkte vaak overmachtige
vijandelijke troepen gehandhaafd."
De vijandelijke troepen zijn „vaak opper
machtig" en, het terrein „werd gehandhaafd".
In gelijken geest sprak gisteren het Duit-
sche groote hoofdkwartier over voorwaartsche
bewegingen der Rnsscn ten Z. en ten ZO.
van Augustowo en van nachtelijke aanvallen
der Russen ten N.O. van Lomza.
Deze aanvallende bewegingen der Russen
vinden wij in hun eigen bericht, dat in ons
nummer van heden is opgenomen, terug. De
Russen spreken van een aanvallende beweging
hunnerzijds ten Noorden en ten Noordwesten
van Grodno, waarvoor de Duitschers, onder
het bieden van hardnekkigen tegenstand, terug
trekken. Van een troepenmacht, die volgens
den vijand al terugtrekkende hardnekkigen
tegenstand biedt, heet liet meestal in de be
richten der eigen partij, dat zij de aanvallen
afslaat.
Terwijl de Duitschers vuortgaan de vesting
Ossowicc met zwaar geschut te bestoken, (van
één kant, zooals zij indertijd met Luik hebben
gedaan) ontwikkelt zich het Russische tegen
offensief voornamelijk in een richting, lood
recht op de Zuidelijke grens van Oost-Pruisen.
De weg Mysziuec—Kolno, in de officieele
voornemen van een moedige belijdenis.
Als hij, eon eindweegs door'zijn oom be
geleid, den hoek der straat weer omslaat,
bemerkt hij een gedaante, die aan de over
zijde hen volgt en tegelijkertijd begrijpt hij,
wie hot moet zijn.
Straks neemt oom Hendrik met een hartelijk
en bemoedigend woord afscheid, en ter
nauwernood is hij een straat verder gekomen,
of zijn kwelgeest, Aart Bon wens, komt hem
op zij.
Deze kan zijn verwondering niet op.
„Zeg jo, wat beteekent dat nou Wie was
die man, die met je meeliep? jmn hoe ben je
van den'agent afgeraakt? Stom van jc, zeg,
om daar in dien winkel ook te vallen. Hoe
heb je
Maar Karei valt hern in de reden.
„Hoor eens, Aart, 't is de laatste maal. dat
je me meegekregen hebt. Dat doe ik nóóit
meer. En ik wil niets meer met je te doen
hebben. Nu weet je 't."
En tegelijk zet hij het op een loopeu. Aart
hem na. Maar na een poos geeft deze de
vervolging op. „Je zal weer wel bijdraaien
roept hij Karei na, „en anders zal je vader
alles weten hoor-jo, alles!"
(Wordt vervolgd.)
Nadruk verboden.
DOOR