De Oorlog. Uit de Eerste Kamer. Uit de Tweede Kamer. Onverwacht In den nacht Wapens klett'ren Kogels knett'ren 't Moordend lood Spreidt den dood Stil en zacht In den nacht Daalt ten grave Meen'ge brave. Nimmermeer Keert hij weer. Stil'en zacht In den nacht Vragen kleenen Onder 't weenen Vaderoch Komt gij nog Stil en zacht In den nacht Weent de vrouwe Diep in rouwe, Want haar heer Is niet meer. Rotterdammer Zitting van Woensdag 23 December. Aan de orde is het leeningsontwerp. De heer v. Wassen aer v. Catwyck (C.-H., Gelderland) verklaart zich tegen een heffing in eens en meent, dat het ontwerp voor de grondbezitters zoo goed als een heffing in eens brengt, tenzij men zeker wete, dat de opcenten slechts voor drie jaren zullen worden geheven. Spr. vraagt deze verzekering van den minister. De heer Polak (S.D.A.P., Friesland) meent, dat de draagkracht van de arbeiders reeds tot het uiterste belast is. Wat zal moeten geschieden, als de thans voorgestelde opcenten niet voldoende blijken Spr. verdedigt vervolgens het recht tot agitatie, als in den lande tegen het ontwerp is gevoerd. Hij verklaart zich voorstander van een heffing-ineens, vindt het rente-type te hoog en ook de uitkeering aan de tusschenpersonen. De heer Van der Hoeven (C.-H., Zuid- Holland) zal gaarne voor het ontwerp stemmen. Hij is tegen een heffing in-eens, omdat, hij vreezen zou voor kapitaalvernietiging. Het rentetype acht hij goed. De heer Van Nierop (U.-L., Noord- Holland) acht geen geld te krijgen door een ander middel dan door een leening. Een heffing in-eens zou thans willekeurig zijn. Echter, de minister had niet moeten zeggen, dat van hem nooit de heffing van een oorlogs belasting is te verwachten. Spreker zou het in het belang van de leening hebben gevonden, wanneer men er een grootboek voor had ingesteld. De heer Cremer (U.-L., Noord-Holland) verklaart, ook namens zijn, partijgenooten, dat zij niet mokkend, maar met vreugde voor dit ontwerp stemmen. De heer Drucker (V.-D., Noord-Holland) verklaart hetzelfde en tevens, dat hij dadelijk heeft gestaan tegen de agitatie, die zijn partij genooten hebben gevoerd. Hij achtte die hoogst verkeerd, ook, omdat er in het geheel geen uitgewerkt plan voor een heffing ineens geweest was. Zitting van Dinsdag 22 December. De beraadslaging over hoofdstuk VII B (Financiën) van de Staatsbegrooting wordt voortgezet. De heer Duys (S. D. A. P.) zet zijn gisteren afgebroken rede voort. Hij oefent kritiek op de toestanden aan de Rijksverzekeringsbank en verdedigt verder zijn amendement. De heer Otto (U.-L.) dringt o. m. aan op een verandering met betrekking tot de ten aanzien van de Ongevallenwet bestaande terugwerkende kracht van de nieuwe bepalin gen omtrent de indeeling in gevarenklassen voor de verschillende ondernemingen. De heer Van Vuuren (R.-K.), vraagt een herziening van een art. 202 Ongevallenwet. De minister van financiën, de heer Treub, antwoordt den laatsten spreker dat een herziening van de Ongevallenwet op handen is en daarbij rekening zal worden gehouden met zijn opmerkingen. Aan het bezwaar van den heer Otto zal spr. tegemoet trachten te komen zonder wets wijziging. Spr. verklaart zich verder tegen het amen dement-Duys en verdedigt verder de door denzelfden spreker aangevallen benoeming van secretaris-generaal der rijksverzekerings bank. De heer Duys repliceert en bestrijdt op nieuw het „militaire stelsel" bij de R. V. B De heer Schim van der Loeff. (U.-L., Dordrecht) deelt het gevoelen vair de commissie van rapporteurs over het amendement mede. De minister dupliceert. De heer Duys vreest om de door den minister gestelde portefeuille-quaestie een on zuivere stemming en trekt zijn amende ment i n. Zitting van Woensdag, 23 December. Aan de orde is de marinebegrooting. De heer Bic h on van IJselmonde wild-C.-H., Ommen) dringt aan op aanbouw van onderzeebooten. De heer Van der Voort van Zijp (A.R., Tietjerksteradeel) is ook voor aanbouw van nienw materieel en pleit voor de instel ling van een vlootcommissie. De heer Hugenholtz (S.D.A.P., West stellingwerf) acht het best mogelijk, dat er na den oorlog een actie ontstaat voor internatio nale ontwapening. Het spijt hem, dat de minister niet zijn uitzonderingsmaatregelen tegen de propaganda van den Bond van minder marinepersoneel wil opheffen, terwijl de Bond zijn critiek staakt. Dat kan de Bond zijns inziens niet doen. Ook deze spreker beveelt de instelling van een vlootcommissie aan. De minister van marine meent, dat er op dit oogenblik van een vaststaand plan van aanbouw geen sprake kan zijn, en dat ook het op stapel zetten van onderzeebooten op dit oogenblik niet van goed beleid zou getuigen. Dat na den oorlog de bewapeningen zullen verminderen, gelooft hij niet. De minister vraagt niet, dat de Bond van minder marinepersoneel afstand zal doen van critiek, maar dat hij niet zal ageeren tegen de belangen van den dienst. De instelling van een vlootcommmissie is op dit oogenblik van den minister niet te verwachten. Bij de artikelsgewijze behandeling van de begrooting zegt de heer Jansen (U.-L., Den Haag III) het te betreuren, dat de minister den post van f 5000 voor directeur van 's Rijks werf niet heeft teruggenomen: De minister verdedigt den postdeze betreft invoering van een centrale bedrijfs- boekhouding voor de werven. DE TOESTAND. Eenige weken geleden wezen wij erop, aldus de N. R. C., dat de vijandelijke legers in België en Frankrijk hun rollen schenen te hebben verwisseld, zonder dat dit den toestand aan merkelijk had veranderd. In het dagorder van generaal Joffre, door het Duitsche hoofd kwartier gepubliceerd, staat„Reeds zijn de Duitschers, trots heftige en tallooze aanvallen, niet in staat geweest door onze linies heen te breken. Overal hebben wij hem zegevierend weerstaan." Nuchterder uitgedrukt, de Duit schers bleven voortdurend offensief, maar schoten niet op. Nu zijn de rollen omgedraaid, nu zijn de Franschen en Eugelschen offensief, maar schie ten niet op. Althans voorloopig nog niet. Reeds meermalen gaven wij te kennen dat een offensief van de bondgenooten in hét Westen te verwachten was. llad het offensief van de Russen tegen Posen en Silezië succes gehad, dan hadden de Franschen en Eugel schen rustig kunnen afwachten, dat de Duitsche troepen in het Westen, naar gelang van het voortschrijden van den opmarsch der Russen in de richting van Berlijn, geleidelijk verder zouden moeten worden verzwakt, totdat zij in het eind wel zouden moeten wijken. Na vijf weken strijdens is liet Russische leger verder in Polen terug moeten gaan. Het is dus voorshands niet te verwachten, dat de Duitschers in het Westen nog zwakker zullen worden dan zij op het oogenblik zijn, en zoo is hier sedert eenige weken de tijd voor de bondgenooten aangebroken om hen op zijn minst op hun eigen grens terug te werpen. Immers, de Duitschers waren verzwakt, de bondgenooten versterkt. Vóór dat dit het geval was, hadden de Duitschers voortdurend aangevallen en dat had geen succes gehad. Zoo ooit, dan zou nu een offensief van de bondgenooten succes kunnen hebben en ge- wenscht was dit ook, waar immers het offen sief van de Russen geen ander succes had, dan dat een groot deel van het Duitsche leger in beslag werd gehouden om het te weerstaan. Dat een krachtdadig offensief, met het doel om de Duitschers uit Frankrijk en België te drijven, noodig was, daarvan waren in de laatste dagen reeds zooveel aanwijzingen, zoowel in het optreden van de bondgenooten op het gevechtsterrein, als in onderscheidene berichten, dat wij om dat te weten de dag order van Joffre niet meer noodig hadden. Niettemin blijft het een interessant stuk en interessant is ook, dat het Duitsche hoofd kwartier het, niet zonder eenige branie, heeft gepubliceerd, om daarmee te kennen te geven, hoe vast het vertrouwt, dat Joffre's plan zal mislukken. Daarmee is natuurlijk nog niet gezegd, dat het ook inderdaad mislukken zal. Dit hoeft ook nog niet te worden opgemaakt uit de omstandigheid dat het tot dusver geen succes heeft gehad. Immers uit de officieele communique's blijkt, dat de Franschen wel overal aanvallen, maar dat het effect gering is, dat zelfs de Duitschers van hun kant met tegenaanvallen ook hier en daar vorderingen hebben gemaakt. Zoo zegt het officieele Parijsche communiqué van Maan dagavond, dat de Eugelschen „de meeste ver loren loopgraven hebben hernomen." Dat zij ze verloren hadden was ons inmiddels ver zwegen. Hiermede is natuurlijk volstrekt nog niet uitgemaakt, dat de bondgenooten ook op den duur hun doel niet zullen bereiken. Wat niet is kan komen. Maar wel weet men, en dat geven zij ook zelf te kennen, dat de taak der bondgenooten uiterst moeilijk zal wezen. De Duitschers hebben zich zeer sterk verschanst en naar het schijnt achter het front nog een heele reeks van nieuwe verdedigingsposities opgeworpen. Te Zeebrugge en Heijst. De oorlogscorrespondent van De Tijd meldt uit Sluis De Duitschers namen, terwijl zij met grooten moed de aanvallen der bondgenooten weer staan, alle maatregelen om te voorzien in de gevolgen van een mogelijken terugtocht uit Vlaanderen. Ik seinde reeds dat er 1500 man te Zeebrugge zijn aangekomen en 1200 te Heijst. Tegelijk met deze troepen zijn ook groote zendingen kanonnee en {mitrailleuses aangekomen, die geplaatst zijn in de nieuwe verdedigingslinie Zeebrugge Heijst-Dudzeele- Damme en verder in de richting Gent. Buiten de aankomst van de Jgenoemde troepen zijn er na dien nog groote massa's gevolgd en gedeeltelijk langs de groote linie opgesteld. Er zijn soldaten bij, die nog begin der vorige week in het Oosten vochten. Gisteren was het de laatste dag, dat dc bewoners de kustplaatsen verlaten mochten om verder het land in te trekken. Niet zonder moeite zijn er vannacht nog 80 inwoners van Heijst in' geslaagd om door de duinen Neder- landsch grondgebied te bereiken. Deze correspondent waarsrhuwt tegen over dreven berichten omtrent de voordeelen, die de bondgenooten aan de Yser behaald hebben. Een feit is het, dat de bondgenooten na een krachtig offensief voordeelen behaald hebben door rond Yperen en Nieuwpoort voorwaarts te dringen en aldus de Duitschers te nood zaken hun stellingen te wijzigen en zelfs sommige dorpen en stadjes te ontruimen, hoewel deze nog niet door de bondgenooten bezet konden worden. Tot deze plaatsen behooren o. a. Middelkerke en Rousselaere, waar het alleen patroeljes van de bondge nooten gelukte meermalen binnen te komen. De gewijzigde opstelling der Duitschers blijkt aan de stoutmoedige ruiters zelfs de mogelijkheid te hebben geschapen deze plaat sen voorbij te gaan en een Engelschc afdee- ling verraste dan ook Zaterdag Thielt met haar bezoek, waar het mooie voordeel echter eindigde met haar gevangenneming. Blijft het krachtig offensief der geallieerden gunstig aanhouden, dan zullen er eerstdaags belang rijke gebeurtenissen plaats grijpen en is de bezetting van Middelkerke en Rousselaere te wachten. Onder de Duitschers heerscht onrust en belangrijke troepenverplaatsingen vinden plaats. Vliegmachines van de bondgenooten verkennen voortdurend de gewijzigde stellingen der Duitschers en zelfs des' nachts werken zij, zoeklichten op het vijandelijk terrein werpend. Stelselmatig gaan de Duitschers voort de kustplaatsen tot de Nederlandsche grenzen toe te doen ontruimen en de bevolking over het verdere land te verdeelen. Aan de nieuwo verdedigingslinie, reeds meermalen door mij beschreven, worden door de Duitschers nu ook loopgraven in gewapend beton aangelegd. Uit Duinkerken wordt gemeldt, dat niet alleen de bondgenooten, maar ook de Duit schers versterkingen hebben gekregen. De vliegers der geallieerden hebben nieuwe troe pen verkend en nieuwen aanvoer. De Engel sche troepen hebben een zwaren strijd te strijden gehad en op sommige punten, hebben ze een korte poos moeten wijken, maar met groote hardnekkigheid bleven zij volhouden, en wisten hunne verloren stellingen te her overen. Van het Westelijke gevechtsterrein. PARIJS, 21 December. (Reuter.) De offi cieele mededeeling luidt: De Eugelschen hebben vanochtend een aanval gedaan en de meeste verloren loopgraven teruggewonnen. Voor Lihons heeft de vijand achtereenvol gens vier aanvallen gedaan om de loopgraven te hernemen, die wij vroeger veroverd hadden. De aanvallen werden afgeslagen. Wij zijn aanvallend opgetreden ten noord westen van Puissaleine, zuidelijk van Noyon, vonden een steunpunt tegenover de eerste loopgraaf-linie van den vijand en zijn voor uitgekomen in het bosch van St. Mard. De gevechten bij Nieuwpoort. De gevechten bij Nieuwpoort zijn in hevig heid verminderd. Bij Lombaertzijde en St. Joris hebben de Belgen geen poging gedaan om meer te doen, dan tegen de tegenaanvallen der Duitschers stand te houden. Het gerucht, dat de bondgenooten slechts eenige kilometers van Ostende afstaan, is on gegrond. Het is wellicht in de wereld geko men, doordat Fransche soldaten do huizen van Middelkerke voor die van Ostende hebben aangezien. Het doel van de beweging van de vorige week was om vasten voet te krijgen aan den overkant van de Yser, om vandaar later tot den aanval over te gaan. Zoolang onze troe pen niet verder dan Nieuwpoort stonden, was een kleine Duitsche strijdmacht met kanonnen bij machte om het bruggehoofd te verdedigen, maar door de bezetting van den driehoek, gevormd door de kust, de rivier en de lijn van Westende naar St. Joris, hebben wij ons front verlengd en de gunstige voorwaarden geschapen voor een lateren aanval. Dit punt en de Korteker herberg bij Bix- schooten, waarover in de jongste Fransche mededeelingen wordt gesproken, zijn de eenige punten, van waaruit de positie aan de Yser kan worden beheerscht. Water bedekt de rest van het land, afgezien van de wegen van Ramscapelle, Pervyse en Dixmuiden, waar langs een krachtige aanval onmogelijk is, aldus de Times. De beschieting van Ostende. In 't Berliner Tageblatt schrijft de oorlogs correspondent over de beschieting van Ostende door de Engelsche vloot „De Engelschen moeten hebben geweten, dat 's middags om twaalf uur de staf van een Duitsche troepenmacht in het Majestic Palace hotel zou tafelen. Dienstzaken hadden de officieren echter opgehouden en dat heeft menigeen het leven gered, want even na twaalf vielen de Engelsche granaten met verwonder lijke juistheid in de eetzaal. Eén officier van den staf, die er al was, is getroffen en gedood. Dat is al, wat de Engelschen in Ostende hebben gedaan, Zij hebben alleen dit hotel beschoten, verder is geen enkel huis be schadigd enkel zijn nog wat glasruiten door den luchtdruk verbrijzeld." Verder deelt de corr. mede, dat op het strand, goed ingegraven en verdekt, Duitsche batterijen zijn opgesteld en loopgraven zijn gemaakt. Een Duitsch vlieger te Calais. Over het bezoek, dat naar gemeld, den 20en dezer een Duitsch vlieger te Calais heeft ge bracht, wordt vandaar aan de Times nog het volgende geseind De vlieger wierp twee bommen. Een viel er bij het fort Risban, een van de oudste forten van Frankrijk. De tweede viel in de haven een 25 meter van het Hotel Maritime, waarop waarschijnlijk was gemikt. De ont ploffing dreef er een waterzuil hoog in de lucht en het water spatte over de kaden en de muren van het hotel. De aanslag op het fort Risbau had eenige oogenblikken vroeger plaats gehad. Het was helder weer, en, van mijn plaats van waar neming uit gezien, beschreef het watervlieg tuig een merkwaardige zwaai over het kanaal. Zeer snel vloog het rechtstreeks over het fort, dat voor de eerste maal is gebouwd in den tijd van den Romeinschen keizer Caligula ter bescherming van de haven Een hevige knal weerklonk het kon een kanonschot zijn geweest en in de dichtstbij zijnde bocht van de zee sprong een waterzuil omhoog. Het fort was niet getroffen, maar de Duitscher had niet ver mis gegooid. Een troep scherpschutters vuurde hevig van een platvorm, waar ik een paar meters van af stond, op den vlieger, maar hij was spoedig buiten bereik. Het heele voorval had nauwe lijks drie minuten geduurd. Aan de Times wórdt uit Duinkerken het volgende gemeld Een vlieger van de bondgenooten heeft 12 bommen geworpen op de Zeppelinloods bij Brussel. Maandagavond, maakte een Engelsch vlieger op een watervliegtuig een tocht, die gericht was tegen de Duitsche posities bij Ostende. De vlieger steeg in het stikke duister op en kwam een uur daarna terug. Negen bommen had hij laten vallen en hij meende dat ze aanmerkelijke schade moeten hebben aange richt. Deze tocht, de eerste over vijandelijk gebied in volslagen duisternis ondernomen, is hoogst merkwaardig. Van het Oostelijke gevechtsterrein. 1500 lijken op het slagveld. St. PETERSBURG, 12 December. Mede deeling van den grooten generalen staf Gisteren hebben op het linkeroevergebied van den Weichsel tusschen den benedenloop van die rivier en de Pilica een reeks van hardnekkige gevechten plaats gehad, waarvan in het bijzonder het gevecht in de streek van den linkeroever van de Pilica zich ontwikkelde. Over het algemeen ziin alle aanvallen van de Duitschers met ernstige verliezen voor hen afgeslagen. Onze troepen hebben slechts enkele kleine districten ontruimd en hebben zich naar het oosten teruggetrokken, met het doel gunstiger stellingen te bezetten. Onze tegenaanval heeft de vijandelijke afdeelingen, die in de streek van Sochaczew de Bzura overtrokken, in wanorde teruggeworpen. Wij hebben hun een verlies van vele dooden toe gebracht en 9 machinegeweren vermeesterd. Tusschen de Pilica en den boven-Weichsel (d. i. in Zuid-Polen) onderging de toestand geen verandering van beteekenis, behalve in de streek van Skowronno (ten Zuiden van Kielce), waar de Oostenrijkers, na de Nida te zijn overgestoken, tegen een heuvel zijn ge drongen Door een bajonetaanval van onze troepen bedreigd, hebben zij zich ten getale van 18 officieren en meer dan 1000 man over gegeven. Er is vastgesteld, dat wij in de streek ten oosten van Przedborz op 19 dezer 17 officieren en ongeveer 1000 soldaten hebben gevangen gemaakt. In Galicië bleven onze krijgsverrichtingen zich gisteren met groot succes ontwikkelen. Bij Ryglice werd een Oostenrijksche divisie plotseling door onze troepen aangevallen. Zij vluchtte in wanorde en liet 1500 lijken op het slagveld liggen. Gedeelten van een andere divisie werden bij Jodlowo aangevallen. Zij sloegen eveneens op de vlucht en lieten in dezelfde streek nog eens 500 lijken achter. Door den druk van ons daarop volgend offen sief hebben de Oostenrijkers vele gevangenen,

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 2