Antirevolutionair voor nieuws* en Advertentieblad Zeeland. De Oorlog. FEUILLETON. Do Bïoedcis. No. 1175. Zaterdag 28 November 1914 12e Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. Franca per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Ai. te TER NEUZEN. Inzending van advertentien vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE ^ST..N nF PHnACTIE: ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlBO TE BESOROEN BIJ UEN UITÜEVER. Advertentien voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. V De nood in het Belgische land. Men schreef eergisteren aan de N. R. Ct. Een heden te Breda aangekomen inwoner van Leuven deed het volgende verhaal van de ellende, die in den laatsten tijd over Leuven gekomen is. Er is gebrek, nijpend gebrek aan graan en meel, erwten, boonen, zout, petroleum, steen kolen, kortom alle artikelen, die voor het levensonderhond noodig zijn. Velen hebben zich in den laatsten tijd hoofd' zakelijk moeten voeden met aardappelen, gekookt met wat reuzel. Aan vleesch of spek denkt men reeds lang niet meer. En dit geldt niet alleen voor de armen, de hoogere standen moeten zich op dezelfdq wijze behelpen. Ver geefs biedt men buitensporige prijzen voor wat petroleum, een kilo of wat meelwie nog iets over beeft, of op een of andere wijze iets kon machtig worden, houdt het angstvallig voor zichzelf. Het komt in den laatsten tijd geregeld voor, dat mannen en vrouwen de dorpen in de naaste en verdere omgeving affoopen, om een restje graan of meel, dat door de Duitschers nog is overgelaten, machtig te worden. Mijn zegsmar# was er getuige van, hoe een heer uit den deftigen middenstand van zoo'n speurtocht thuiskwam met een zakje tarwe, dat hij van een hem bekenden boer uit een naburig dorp met veel moeite had kunnen koopen. Onmiddellijk toog men aan het werk het graan werd in den koffiemolen gemalen, de kinderen deden het hunne, door de graan korrels tusschen een paar steenen fijn te wrijven en toen men als resultaat van deze pogingen iets gekregen liad, dat op meel geleek, konden met wat reuzel pannekoeken gebakken worden. Men maakte er een grapje van, het was weer eens wat anders dan ge kookte of gebakken aardappelen. Er wordt door sommige bakkers nog wel brood gebakken, doeli slechts in beperkte hoeveelheid en bovendien is de hoedanigheid van dit brood zeer slecht, nog afgezien van den buitengewoon hoogen prijs Nog slechts korten tijd en ook de voor deze broodbereiding beschikbare voorraad zal zijn verbruikt en wat zal men dan moeten doen Petroleum is niet meer te krijgen. Vergeefs biedt men buitensporige prijzen tot 2 frank de liter doch niemand wil het kleine beetje van de kostbare brandstof, die hij nog over heeft, van de hand doen. En had men nu nog maar gas voor de verlichting en voor liet toebereiden van de spijzen. Doch, hoewel de gasfabriek werkt en gas kan leveren, zijn de buizen in zeer vele huizen deels tengevolge van de brand en de plundering, deels tenge' volge van verwaarloozing lek geworden. Gas- Z ELAN DIA. 31) De andere dag was voorbijgegaan met het in orde brengen van het huishouden en toen was Hendrik er op uitgegaan werk te zoeken. Wat een ontmoedigend iets. Overal stootte hij het hoofd. Nergens was iets te krijgen ieder scheen voorzien. Hoezeer fabrieks arbeid hem ook tegenstond, toch had hij ook aan verschillende fabrieken, zijn diensten aan geboden, onverschillig voor welken arbeid Sok. Maar het was alles tegengeloopen. En wat zware gang viel het liem dan, 's avonds weer huiswaarts te keeren steeds met dezelfde troostelooze tijding. Zoo waren er reeds vier dagen verloopen. Nog was er wel geen dadelijk gebrek, maar indien het vooruitzicht niet ver verhelderde, zou toch de nood spoedig aan den man komen. „Zou nicht Hanna ons niet kunnen helpen op een of andere manier?" begon 's avonds ontploffingen waren dan ook niet zeldzaam en daar het herstellingswerk, voornamelijk door het ontbreken van geschikte arbeidskrachten, zeer langzaam gaat, blijven velen bij voort during van gas verstoken. De steenkolen zijn zoo goed als verbruikt en aanvoer is tot dusverre niet mogelijk ge weest. Men kan moeielijk ten volle het daar door veroorzaakte ongemak beseffen. Men kan de vochtige, kille huizen niet verwarmen, het eten koken gaat zeer lastig; men moet hout stoken, maar dat is onvoldoende, tijd- roovend en kostbaar. Men woekert derhalve op spitsvondige manier met het weinigje, dat men nog heeft vele families huizen bij elkaar, alle restjes brandstof en levensmiddelen worden verzameld en op een gemeenschappelijke kachel wordt het voedsel klaargemaakt, bij één schraal petroleumlichtje poogt men de lange, lange avonden om te krijgen. Ofwel, als de zon onder is, kruipt men in bed. Daar is het tenminste iets warmer dan in de kille vertrekken. Doch de trage, som- bef e uren der eindelooze avonden en nachten kruipen niet sneller en dikwijls wordt het stilliggen in het sombere huis, in de uitge storven, doode stad, waar geen voetstap weerklinkt, geen gerucht van een levend wezen wordt vernomen, tot een gruwzame, angstige beklemming. Tot het weer morgen wordt een nieuwe dag over tiet verwoeste, ontred derde Leuven, een nieuwe reeks van sombere uren, steeds toenemende vereenzaming en ellende De Duitsche overheid kan niet helpen, beweert zij. Er is reeds genoeg te doen, om de talrijke' soldaten van het noodige te voorzien en de burgers moeten voor zichzelf zorgen. De chef van den tramdienst is, toen duidelijk bleek, dat op aanvoer van het noodige voor- loopig niet viel te rekenen, te voet naar Brussel en Charleroi gegaan, om te trachten hier en daar iets voor de stad te bemachtigen. In laatstgenoemde stad had hij relaties, die hem wellicht aan één of meer wagons kolen konden helpen. Zout, dat toch vrijwel onmisbaar is om de door 't gebrek aan grondstoffen slecht toebe reide spijzen eenigszins dragelijk te maken, is almee buitengewoon schaarsch. Do men- sclien komen aan de huizen vragen om een handjevol zout, en onlangs, toen van een Duitschen transportwagen een baaltje zout in de modder was gevallen, snelden van alle kanten de bewoners toe, om hun deel van liet halfgesmolten, modderige papje te bemachti gen. De zwarte, zilt geworden modder werd zorgvuldig bijeengesclirapt en weggebracht thuis liet men ze bezinken, het zoute water liet men verdampen en zoo wisten sommigen nog wat zoutkristallen terug te winnen. Groenten worden nog wel door de boeren aangevoerd, maar men kan niet veel ermee na den vergeefschen tocht Lena. „Nicht Hanna? Hoe zou ze. En het stuit me zoo tegen de borst bij haar aan te kloppen 't is een goede ziel, maar ik weet, dat ze mij toch geen werk kan geven en 't zou haar slechts pijn doen, onze ellende te zien en ze niet te kunnen verhelpen. En een aalmoes zou ik niet kunnen, niet willen vragen. „Je zou ze kunnen opzoeken en niets vragen. Je weet, dat ze haar spaarpenningen in een melkzaak heeft gestoken in de D-straat, waar ze zelf ook inwoont terwijl een zetbaas eigen lijk de zaak drijft." „Ja, dat weet ik maar 't is een zaak, die niet veel handen eischt en waar zeker voor mij geen werk zou te vinden zijn. De oude man, die er thans over gaat, kan het bestaf. Dus waarom zou ik nicht gaan opzoeken. Ze zou er maar last van hebben, dat ze ons niet kon helpen." „Ze zou misschien op een andere wijze raad weten. Ze is in de stad goed bekend. Mis schien kan ze je eens aan een adres helpen misschien bij een van haar vrienden of ken nissen." „Och, je weet, dat ze er die weinig op na houdt. Ze is wat eenzelvig en wij waren eigenlijk de eenigen, met wie ze geregelden omgang hield. Maar ik kan er wel eens aan- loopen, waarom niet." doen, omdat de voor de toebereiding noodige artikelen ontbreken. Melk kan men nog wel krijgen en de prijs is niet buitensporig ge stegen daarentegen ziet men bijna geen eieren meer, daar de hoenders öf tengevolge van verwaarloozing zijn gestorven óf door de eigenaars en niet liet minst door de soldaten bij gebreke aan ander vleesch worden opge geten. Want rund- en varkensvleesch behport, wat de burgerij aangaat, ook al tot de lang vergeten heerlijkheden uit vroeger tijden. Soms heeft men kans, van een boer een ge strikte haas of konijn los te krijgen en dan heeft men weer eens vleesch. Maar dat is slechts weggelegd voor weinigen, die over voldoende geldmiddelen kunnen beschikken of opofferende vrienden of kennis sen hebben. Onze mattenindustrie. Men meldt aan de Rotterdammer Zooals bekend is, hebben de plaatsen Hasselt en Genemuiden een uitgebreide matten-in- dustrie, die vooral in de laatste jaren een buitengewone vlucht heeft genomen door de vinding van een nieuw procédé, dat in Duitsch- land enorme aftrek heeft genomen. Zelfs werkten tal van gezinnen uitsluitend voor Duitschland. Duitschland zélf gebruikte die matten niet of yweinig, maar voerde ze in hoofdzaak naar Amerika uit. Door den oorlog kwam er een groote stag natie in deze industrie, daar uit Duitschland nu geen matten meer konden worden uitge voerd en onze mattenmakers in Hasselt en Genemuiden met groote voorraden bleven zitten. Door het actief optreden van den Rijksnij- verheidsconsulent, den heer Steketé, zal, naar we hopen, deze stagnatie van korten duur zijn, daar het dezen regeeringsambtenaar naar ons thans wordt medegedeeld gelukt is in Amerika tal van adressen te vinden, waaraan de matrassen vroeger via Duitschland geleverd werden zonder dat men wellicht wist dat ze in Holland vervaardigd waren. Verwacht wordt nu dat Genemuiden en Hasselt in 't vervolg rechtstreeks naar Amerika zullen uitvoeren en dus geen vreemde tusschen- personen meer noodig zijn, wat zeggen wil: grooter percentage winst, terwijl tevens eene nieuwe periode van opkomst en bloei voor deze beide plaatsjes in de toekomst niet on waarschijnlijk wordt geacht. DE TOESTAND. De berichten, tot heden ontvangen, geven ous geen aanleiding aan onze uiteenzetting van Dinsdagavond veel toe te voegen. De correspondent van de Matin, die be weert dat de Russen, na drie dagen achter- Hij zei het op een min of meer moede- loozen toon, om Lena tevreden te stellen. Het gesprek stokte, en dat was waarlijk niet te verwonderen. Toch gaven ze den moed niet geheel ver loren want ofschoon hun geloof op zware proef werd gesteld, hun gebed bleef aan dringen en aankloppen aan den troon der ge nade het gebed, dat zich geheel en al werpt op de barmhartigheden Gods. Den anderen dag begaf zich Hendrik op weg om nicht Hanna op te zoeken. Hij kende het adreshij was er vroeger reeds meer malen geweestjuist nu de laatste dagen niet omdat ze aan het andere uiteinde der stad woonde. Hij stelde zich niet veel van zijn bezoek voormaar eensdeels wilde hij Lena tevreden stellen en anderdeels zou een ge sprek met de stille, eenvoudige vrome vrouw hem kunnen bemoedigen en versterken. Dra had hn de D-straat bereikt, ook een der buitenwijken. Voor het hem bekende huis aangekomen, verwonderde hij zich groote- lijks, het gesloten te vinden. Hij belde aan en niet minder tot zijn verwondering, kwam, nadat hij eenige minuten had gewacht, nicht Hanna in eigen persoon voor. Ook hare ver bazing was niet gering, op dit uur, midden in de week, Hendrik vóór zich te zien. Hij werd dadelijk vriendelijk uitgenoodigd binnen een op liet front van Plock tot Lenscyca de Duitsche tegenaanvallen te hebben afgeslagen, thans in die streek een schitterende en be slissende overwinuing hebben behaald, moet zich vergissen. Volgens de officieele Russische berichten bevinden zich immers de Duitschers niet op het front Linscyca—Plock maar op een' front voor of aan den spoorweg Lodz— 8ieradz, eenige tientallen kilometers ten Zuid oosten van bovengenoemde ljjn. Uit de berichten van beide zijden blijkt, dat de groote veldslag in Polen nog onbeslist is. Zondag gebruikte de Duitsche staf daar toe de uitdrukking „Er wordt nog om de overwinning gestreden". Maandag kwam het bericht, dat het optreden van nieuwe Rus sische strijdkrachten de beslissing had ver daagd, en' in zijn bericht van Dinsdag zegt het hoofdkwartier (letterlijk vertaald)„De toestand op het Oostelijk oorlogsterrein is nog niet opgehelderd", een uitdrukking, waar uit een minder optimistische verwachting spreekt, dan die Zondag tferd gebruikt, en waardoor ook iets anders werd te kennen gegeven. Beschieting van Zeebrugge. OOSTBURG, 25 November. (Part. d. V.) Omtrent de beschieting van de haven van Zeebrugge door de Engelsche vloot vernam ik hedenmorgen van een der vluchtelingen, dat de beschieting een ontzettenden indruk op de bewoners maakte. Alles vluchtte in de richting Iinocke en landwaarts in. Velen zochten een schuilplaats in hun kelders. Een der granaten moet ontploft zijn onder de Duitsche soldaten, welke bij^ de onder zeeërs aan het werk waren. Er vielen 17 dooden en velen werden gewond, vertelde men mij. Het verleden jaar nieuwgebouwde Palace Hotel werd geheel vernield, het loodsenge- bouw en de brikettenfabriek deelden dat lot. Verder werden getroffen 17 burgerwoningen, 2 hotels, een molen en de kerk, door welker ramen een granaatscherf vloog. Een gerucht, dat ook te Heyst sehade was berokkend, werd tegengesproken. LONDEN, 25 November. (Reuter, Part.) De Engelsche slagschepen, die de Duitschers te Zeebrugge hebben beschoten, zijn naar een Engelsehe haven teruggekeerd om voorraden in te nemen. Het vuur heeft groote uit werking gehadelk schip heeft tal van gra naten 'afgeschoten. De Engelsche vliegers hebben goed werk verricht door de verkenning der Duilsche stellingen de torpedojagers zijn druk in de weer geweest, waardoor het vij andelijke vuur op hen werd geconcentreerd en de slagschepen gelegenheid hadden het vuur van de Duitschers te beantwoorden en hun kanonnen tot zwijgen te brengen. Naar verluidt zijn de verliezen van den vijand zwaar te treden. Spoedig werd hem de oorzaak meegedeeld van het gesloten zijn van den winkelde oude man, die de zaak voor haar dreef, was al sinds eenigen tijd bedlegerig geworden ten huize van een zijner bloed verwanten, waar hij in den kost was en een paar dagen had hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. De klanten werden nu tijdelijk bediend door een anderen de winkel bleef voorshands gesloten. „Maar neef, hoe kom jij hier zoo midden in de week, en zoo vroeg op den dag Er is toch geen zwarigheid thuis En hoe gaat het met Lena en de kinderen vroeg nicht Hanna hartelijk. Nu kwam Hendrik met zijn droevig verhaal, waarvan Hanna nog niets bekend was. „En heb-je al iets gevonden?" vroeg ze eindelijk. „Nog niets, 't Is van daag al de vijfde dag, dat ik zoek, maar de weg schijnt wel overal toegemuurd," zei hij mistroostig. „Gelukkig ja." Hij keek nicht Hanna vreemd aan. „Gelukkig?" (Wordt vervolgd). Nadruk verboden. DOOK

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1