nieuws- en fidoertemieMad
Zeeland.
Antirevolutionair
voor
-ar
FEUILLETON.
HDe Broeders.
No. 1161.
Zaterdag 10 October 1914.
12c Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnea Ter Neuzen ƒ1,—. Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
«ïtgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever I). H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiên vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel ineer ƒ0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters» worden naar plaatsruimte berekend. s.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlfe TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Y Nederland toevluchtsoord.
Onze vrije landen aan de zee waren van
onds het toevluchtsoord voor verdrukten en
verjaagden en -duizenden bij duizenden hebben
hier een tweede vaderland gevonden.
Daaraan worden we herinnerd in deze dagen,
nu de ontelbare vluchtelingen uit het zoo
zwaar beproefde België zich over onze grenzen
in veiligheid komen stellen om te ontkomen
aan het schrikkelijk oorlogsgevaar.
Terwijl gisteren, Donderdag, het kanonge
bulder niet van de lucht was en zelfs in den
vroegen ochtend een paar slagen de ruiten in
de ramen van vele woningen in Ter Neuzen
en omstreken deden rammelen, passeerden
den heelen dag sleepbooten en andere vaar
tuigen onze haven op weg naar Vlissingen,
alle volgeladen met vluchtelingen uit Ant
werpen.
Tegen den avond voeren een paar groote
sleepkasten onze haven binnen, waarop hon
derden uit de gebombardeerde vesting een
toevlucht hadden gezocht. Ze kregen verlof
hier den nacht te blijven en zeer velen werden,
door de goede zorgen van het Steun-comité
en de welwillendheid van vele burgers in de
stad onder dak gebracht.
Bijna allen zijn hedenmorgen, de meesten
beladen met hetgeen ze in hun haastige vlucht
hadden kunnen meenemen, met de provinciale
boot er was in den vroegen morgen nog
een expres-boot uit Vlissingen gekomen
weer vertrokken, daar ze hier niet mogen
blijven.
Naar het uiterlijk te oordeelen, behoorden
deze vluchtelingen nog niet tot de armsten.
Niettemin gaf de lange stoet, die hier een
tijdelijk onderdak zocht, een droeven aanblik.
Dat het elders nog veel erger gesteld is,
blijkt wel uit onderstaande correspondentie
uit Roosendaal.
Den ganschen dag door donderen die lange,
lange treinen uit Antwerpen, met de Belgische
locomotieven er voor, maar eindeloos aan
tusschen de perrons van het station Roosen
daal. Dat is een groote stad van enkele
honderdduizenden inwoners, die op den droeven
raad van den bevelhebber der versterkte
stelling, wel gansch leeg schijnt te jachten
naar liet Noorden en het Noordoostën, ver
bijsterd van angst voor het geweld der Duit-
sche kanonnen. Ik zou u de bevolking van
zoo'n groote stad moeten beschrijven, van al
wat daar woont in de koopmanspaleizen en
de krotten, in villa's en de achterbuurten, in
„Maar," zoo vertrouwde Greta hem verder
toe, „ik heb Eva toch al een paar keer na dien
tijd gezien en met haar gepraat. Ik zat eens
hier op dat zelfde plekje, waar moeder me
had heengereden, en, kijk, daar ginder zie je
dat gat in de haag wel, daar stond Eva voor
met een groote tros bloemen en ze keek den
boomgaard in, of ze me niet zag. Ik heb ze
toen stilletjes geroepen en ze kon net er door
eerst durfde ze haast nietze was zoo bang
vpor moeder, zei zeen ze mocht eigenlijk
van haar vader niet ookmaar toen ik het
nog eens vroeg, kwam ze toch."
„Heb je ze niet bedankt, dat ze je toen zoo
goed had geholpen. Je hadt ze wat moeten
geven."
Ik heb niets; en ik zou het ook niet durven.
Ik had mijn mooie pop bij meen ik zou
ze die graag geven, want het is zoo'n lief
de weeshuizen, de kloosters, de hospitalen, de
krankzinnigengestichten, om u een indruk te
geven van dien niet te stelpen stroom vluchte
lingen, die ons land nu uit de genoemde
richtingen overweldigt, zoodat er geen helpen,
geen ordenen aan schijnt.
Langs den overweg zie je ze aankomen uit
den donkeren avond, die eindelooze reeksen
van in duister gelaten coupe's van goederen
en beestenwagens, dat de machines slechts
zwaarstampend vorderen met hun overal dicht
samengedrongen last van vluchtelingen en al
die inderhaast bijeengegaarde dingen uit de
aan de beschieting overgelaten woningen.
Zoo'n groote volkstrek in verbijstering en
schrik en hoe ze dan als schuw samendrom
mende kudden rondzoeken en vragen door
het gedrang aan dit toch misschien wel uit-
gestrektste station van ons land, ik kan het
u niet beschrijven, u geen denkbeeld geven
van deze oorlogs-ellende, onder de allerarmsten
en de voornaamsten van een burgerij, plots
weggejaagd uit hun huizen, hun zaken, hun
bezittingen, hun stad en hun land. Die uit
elkander gedrongen, smartelijk rondzoekende
leden van een gezin, die gebrekkigen, die
zieken, slap neergelegd op de pteekwagens
met bedden, zakken vol bagage geladen, om
zwermd van gesluieide nonnen. De krijtende
zuigelingen, en ach, die zielige vluchten zwarte
weesjes, die sombere monniken, en gruwzaam
die vier derde klasrijtuigen vol met daar in
donker opgesloten zinneloozen onder bewaking
van de geestelijke broeders.
En telkens weer honderden drommen, bleek,
verkommerd, en telkens hoogere stapels tas-
schen, zakken, bundels en doeken, in lakens
geknoopt, hoopen zich op, waaromheen de
eigenaars, de moeders mdt de zuigelingen, de
onde verpleegden opgewonden hun meege
sleepte bezittingen zoeken.
Van visiseeren is lang geen sprake meer,
men laat hen doorgaan, natuurlijk zonder
kaartjes, zooals zij uit het Antwerpsche station
weggejacht zijn. Snikkende loopen ze rond
of stom verwezen. Er zijn er, die in elkander
zakken van emotie in de benauwd-heete zalen
waar de menschenlucht hangt. Kinderen,
zoekend en schreiend en schuw naar hun
moeders, moeders verwilderd van angst naar
hun kinderen. En allemaal goede menschen
zijn er hier uit de stad om hen te helpen, te
troosten. Onze soldaatjes weren zich dapper,
door maar eindeloos weer de vrachten op hun
schouders het reeds overvulde Roosendaal in
te sjouwen. Ik zag er met zuigelingen op
den arm, met kinderen aan iedere hand, die
ze maar zoetjes susten.
Al die wiegjes, die kinderwagens, die vrou
wen op een bundel kleeren gezeten aan het
meisje maar als moeder het te weten kwam
„Komt ze nog wel eens
„Haast elke week een paar keer, als ze
maar kan. Ze zegt altijd, dat ze ons nichtje is."
„En altijd hier
„Ja, want je weet immers, dat moeder niet
wil, dat ze op 't hof komt. Ze zou den hond
op haar loslaten. Ik weet toch niet, waarom
voegde ze nadenkend bij.
„Dan kon-je ze allang wat hebben gegeven.
Zij zal wel geen pop hebben
„Een heel ouwe, kapotte."
„Waarom geef je ze dan niet wat geld, om
er een te koopen
Die oplossing lag bij Karei, bij zijn huidige
gewoonten, zoozeer voor de hand, dat hij het
als van zelf sprekend beschouwde.
„Geld?" vroeg Greta. „Hoe zou ik er aan
moeten komen
„Heb je niets
„Nee, als ik wat krijg, weet je wel, dat ik
het maar in mijn spaarpot steekik kan er
immers niets mee doen."
„Neem er dan wat uit en geef het haar."
„Dat zou ik nooit mogen van vader of.
moeder."
„Dan doe je het stilletjes!"
Ze keek hem verschrikt aan. Ze had er
zelfs nog niet aan gedacht.
Hij merkte het.
station om haar zuigelingen aan de borst te
laven. En dc vrouwen in rouw over haar
gesneuvelde mannen, haar gevallen zonen in
deze wreede verwarring. Tot ze eindelijk
maar moedeloos neerstrijken op hun have, nu
't dringen naar de treinen toch niet meer
helpt, nu uit alle Brabantsche steden bericht
komt „met vluchtelingen overvuld". Het
spoorwegpersoneel doet wonderen van organi-
seerend talent, doch zoo'n aanhoudend nog
wassonde stroom is niet in zijn natuurlijke
beddingen te houden. En dat onder die van
angst haast redeloos geworden menschen.
Maar Nederland als toevluchtsoord voor
verdrevenen, houdt ook hier zijn ouden roep
in eere. Wat een opofferingen, wat een goed
hartige teederheid. Daar moest ge ze zien
gaan, die mannen bemoedigend sprekend, om
de vermoeiden toch nog aan een zitplaats te
helpen tot in alle lokalen van den stations
dienst, om de dorstigen, door het gedrang
heen, water te brengen en elkeen zijn zoek
geraakte bezittingen zooveel mogelijk uit den
chaos terug te geven. Mondaine menseden
zitten met hun in grauwe zakken genaaide
bagage, uaast arme sjofelaars, blootshoofds,
op bloote voeten, voor zich uit de kinderen,
met doeken om liet lijf gebonden en op den
rng een lorrig bundeltje aan een stok.
Lammen zie je verdragen, blinden geleiden,
doofstommen maken angstig hun schrille ge
luiden, en de deftige heeren, geridderd, en
dames met bontpelsen over haar armen, de
gezichten rood geschreid.
Maar niet alleen met het spoor, maar ook
over de landwegen, te voet doemen de drom
men op, die in de treinen geen plaatsen meer
konden krijgen, en eindelooze stoeten vail
duizenden en duizenden en op allerhande
wonderlijke gerijen.
Een kar, vol geladen met enkel hier en daar
samengeraapte kinderen, een wagen vol kloos
terzusters, door den pastoor van den bok zelf
gereden. Dat overtreft de felste verbeelding
zooals zij maar voorttrekken, opgejaagd en
uitgeput langs dien weg van Esschen over
Nispen hierheen.
Om 4 uur Woensdagmiddag reeds gingen
leden van het onvolprezen ijverig steuncomité
huis aan huis rond om nog plaats voorduizenden
te vragen, doch nu liggen dan ook alle ge
bouwen tot op do zolders volde Katholieke
Kring en de fabrieksruimten, de loodsen, de
beide kerken tot eindelijk het station zelf als
nachtasyl zal zijn ingericht. Want zeker ver
dubbeld is nu de bevolking en de levensmid
delen worden er reeds schaarsch.
En weer tusschen de samenstuwende vluch
telingen door, die heldhaftigheid van een troep
Belgische jongens, over ons land aangekomen
„Welnu, zou dat zoo org zijn. 't Is toch
geen stelen."
„Nee, stelen wel niet, maar
„Eva zou er een mooie pop mee hebben."
„Dat is waar. Maar ik zou het toch niet
durven. Liever gaf ik dan de mijne en dan
zei ik maar, dat ik hem had verloren."
„Dat zou uitkomen. Ze zouden er haar
mee zien."
„Geld wegnemen zou ik toch niet durven."
„Ik wel Kijk eens, wie hebben we
daar
Twee paar oogen gluurden nieuwsgierig
door de opening in de haag. Het waren Eva
en Jacob, die hier langs moesten. Op Eva's
aandringen zouden ze toch even onderzoeken,
of soms Greta er zat.
„Daar is Eva," juichte Greta
Jacob wou Eva wegtrekken, ,,'t Mag niet
Eef," zei hij. „Je weet, wat moeder gezegd
heeft."
Maar Greet had het gemerkt en wenkte ze
verder te komen.
„Even maar, Jacob," stelde Eva gerust, „de
boerin is er toch niet."
„We gaan dadelijk terug hoor!" waar
schuwde haar broer en tegelijkertijd drongen
ze door de haag in den boomgaard. Ze bleven
bedeesd staanJacob hield Eva bij de hand,
gereed om haar dadelijk weer mee terug te
om ijlings nog Antwerpen te bereiken en liet
bezettingsleger te gaan versterken in de stad
waar morgen het bombardement begint.
Den geheelen nacht zullen de treinen met
vluchtelingen uit Antwerpen over Esschen
naar Rotterdam blijven rijden. Naar ik ver
neem zal de militaire overheid morgen vijf
duizend brooden en verdere voedingsmiddelen,
benevens dekens, naar Rosendaal sturen voor
de Antwerpsche vluchtelingen. Van Woensdag
middag half-vier tot des avonds halfnegen
hadden de treinen hier reeds 15,000 vluchte
lingen aangevoerd en sedert zijn er voortdurend
treinen blijven aanrijden.
Kunstschatten en menschenlevens.
Een kreet van verontwaardiging is er opge
gaan onder de beschaafde volkeren over de
verwoesting van de heerlijkste kunstschatten,
die de nietssparende legers op hun weg hebben
gevonden en voor een niet gering deel hebben
vernietigd. Protest op protest is ingediend
tegen zoo gruwelijk vandalisme. En vvien
pijnt het niet, kunstgewrochten eeuwen oud,
prijs gegeven te zien aan 't geweld en de ver
nielingsmacht van den krijg Wel zal de
historie eenmaal recht doen en aantoonen, aan
wie de schuld. Maar het feit is niet weg te
redeneeren, dat kunstschatten, aan welke vele
voorgeslachten met de grootste energie hun
gaven hebben ten koste gelegd, in enkele
oogenblikken zijn yerwoest.
En tochdaar ligt iets benauwends in,
dat hiertegen zulk een eenparig geweeklaag
uitgaat en niet veeleer de gansche beschaafde
wereld opkomt tegen het oneindig schrikke-
lijker feit, dat dag aan dag op de meest bar-
baarsche wijze duizende levens worden afge
sneden. Volkeren, die vooraan staan in de
beschaving, voeren heidenen uit Afrika, woeste
Turco's, aan en schijnen er zich in te ver
lustigen, als deze wilden erger dan kanni
balen huishouden onder den vijand, zoodra ze
hem man tegen man te lijf kunnenof ze
roepen het gele ras op, om de weeën van den
krijg op Europa's bodem te vermeerderen of
voeren Indiërs aan, om hun kunst te toonen
in liet meest helsche menschenslachten. Eu
denk dan daarbij aan de bewapening weder
zijds, die slechts ten doel heeft om te dooden
„en masse". Ilcele regimenten worden weg
gemaaid. En 't schijnt wel de schoonste triumf,
als de bulletins dit kunnen vermelden. Jube
lend kondigt men liet aan, dat groote oorlogs
schepen met de gansche bemanning in enkele
oogenblikken naar de diepte zijn gezonden.
Welke diepgaande smarten en bange kommer
dit alles teweeg brengt in de harten en huizen
trekken.
„Toe Karei, rij me nog een eindje dichter
naar de haagze durven niet verder komen."
Karei voldeed aan Greta's verlangen. Daarna
begaf hij zich op een drafje naar huis terwijl
Greta met Eva een praatje maakte. Jacob
zei niet veel. Hij keek voortdurend scherp
in de richting van het huis, als verwachtte
hij daar zijn oude vijandin.
Opeens zei Evas
„We gaan binnenkort verhuizen, Gree
nietwaar Jacob
Greta's gezicht betrok.
Als Eva wegging, was ze haar ecnige
vriendin kwijt.
Wat moest ze dan beginnen?
„Waarom? Waar naartoe?"
„De boerderij van baas Gewer wordt ver
kocht, en 't wordt een fabriek," lichtte Jacob
kort in.
„Ga je ver weg
„Misschien wel naar de stad, alsvaderdaar
werk kan vinden."
„Waarom gaat hij niet naar een anderen
boer
„Omdat er nergens werk is."
(Wordt vervolgd).
Advertentiên voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
Nadruk verboden.
DOOR
Z E L A N D I A.
24)