nieuws- en jWuertentieblao
Zeeland.
Antirevolutionair
voor
Gem eenter aad
F E UIL L E T 0 X.
De Broeders.
No. 1149
Zaterdag 29 Augustus 1914.
12e Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,-
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars,
teuren en Brievengaarders.
INGEZONDEN STUKKEN TE
Franco
Postdirec-
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT00IJ Az. te TER NEUZEN
Inzending van advertentiên vóór uren op den dag der uitgave^
ADVERTENTIËN
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10.
Bij directe opgaat van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
WFSTaTn DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENrfe TE BEZODEN BIJ DEN UITUEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN
maakt bekend, dat eene Openbare Verga-
d e r i n g van den Gemeenteraad zal worden ge-
houden op Dinsdag den i September 1914, des
vóórmiddags te 10 ure.
Ter Neuzen, den 28 Aug. 1914.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Een Amsterdamsch onderwijzer in
België doodgeschoten.
De ,.Amsterdammer" _J»evat een uitvoerig
verhaal omtrent den tragischeu dood van den
Christelijken onderwijzer II. J. Dijkstra, laat
stelijk werkzaam aan de Willielmina-Scliool
aan de Weteringschans te Amsterdam (hoofd
de heer G. J. van Zanten.)
De weduwe deelde aan liet blad o.m. mede,
dat zij met haar echtgenoot, en vriendin en
eenige onderwijzers Maandag 27 Juli op reis
naar België gingen en daar intrek namen in
liet hotel „Bellevue" in Esneux. Aan de eer
ste oorlogsgeruchten hechtte daar niemand
waarde België is onzijdig
Nn trokken de lieer Dijkstra met eclitge-
noote en vriendin wat dieper België in, na
melijk naar Laroche waar zij Dinsdag aan
kwamen. Maar de hotelhouder wilde hen
niet ontvangen. „Keer terug, want de vijand
komt
„Dan maar terug. Maar hoe? Een trein
ging niet meer dan maar loopen. E11 beladen
met onze koffers en pakken namen wij den
terugweg aan. Maar, o ellende, zij hadden de
hoornen langs den weg omgekapt en die dwars
over den weg geworpen en daar prikkeldraad
tusschen gespannen. Na een paar uur worste
len kwamen wij aan'Mebrue. Hier was nog
een trein, die naar Luik gaan zou.
„Wij namen een kaartje naar Lmk en
meenden nu alle bezwaren te hebben over
wonnen. Maar o schrik, toen de trein ging
rijden vlogen alle bruggen die wij overgegaan
waren, met donderend geweld in de lucht.
Wat soldaten stapten uit, legden dynamiet 111
een gemaakte opening, en was dan de trein
over de brug heen, dan vloog deze in de lucht.
„Schrik en ontsteltenis grepen ons aan ook
toen wij zagen dat met de rails evenzoo werd
gehandeld. Waar moest dat heen? En nog
grooter werd onze ontsteltenis toen wij in
Comblay Pont aankwamen en hoorden llier
uitstappen, niets rijdt meer doorDaar stonden
wij, wat te doen? Naar Luik was te ver,
dan maar weer naar Esneux".
Na uren loopens kwamen zij weer in Esneux
ZELANDIA.
18)
De boerin bad hen bereikt. Driftig stiet
ze Jacob en Eva van 't wagentje afde kin
deren begrepen niets van haar gedrag. Eva
sprongen de tranen in de oogen Jacob
klemde de tanden op elkaarhij was een
driftig baasje en kon zich deze behandeling
maar kwalijk laten welgevallen.
De beerin boog zich over Greta henen ze
kuste en liefkoosde haar en vroeg, waarom
ze toch weggegaan was, en hoe het kwam,
dat Dina niet bij haar was.
Eva en Jacob waren op een afstand blijven
staan, niet wetende wat te doen.
Daar viel Anna's oog op lien in haar blijd
schap, over den terugkeer van haar kind had
ze niet meer op hen gelet.
„'t Erf af. Marscli 1 Wat heb je hier noodig
Maak dat je wegkomt!"
Eva barste bij deze booze bejegening in
tranen uit. Jacob riep toornig
in hetzelfde „Bellcvue"-hotel tegenover de
brug. Omdat zij onmogelijk wegkonden nam
een hotelhouder hen op.
„Kalm hebben wij toen de komende dingen
afgewacht. Maar dat is niet lang geweest
Op een gegeven moment zagen wij vier wiel-
l ijdende Duitsche soldaten den weg afkomen
en bezit nemen van de brug. Even daarna
kwam een lieclo Duitsche colonne en bezette
eveneens de brug. Alles ging betrekkelijk
rustig in zijn werk. De soldaten kwamen
daarna in het hotel en aten en dronken en
alles scheen rustig te verloopen. Vier Duit
sche officieren kwamen bij ons en begonnen
te vertellen. Wij vertelden aan hen en alles
ging op de meest vriendschappelijke wijze.
Tevens was het een verrukkelijk schouwspel
het aankomend Duitsche leger te zien. Wei
het niet gezien heeft, kan bet niet gelooven,
maar 't is schitterend. Groote paarden, sterke
kerels, de uitrusting nieuw en glinsterend in
de zon. Waarlijk, 't maakt een verlieffenden
indruk.
„Woensdagavond legden wij ons dan ook
vermoeid van het zien en het helpen der
soldaten te 10 uur, zoo goed als het ging, ter
ruste. Maar nauwelijks hadden we ons
rfedergelegd, of daar klonk een kanonschot.
Wat is dat? De lieele plaats was in een
oogenblik herschapen in een oorlogskamp.
„De soldaten renden door de straten en do
cavalerie rende in volle vaart de brug over.
Het kanongebulder nam steeds in lievigheid
toe. De Belgen waren gekomen en beschoten
van af de hoogten de brug en het dorp. Mijn
man en ik stonden voor het raam. Het was
een wilde ren.
„De Duitschers stormden de Belgen tege
moet en deze beschoten van bovenaf de mannen
die de brug over wilden. Wij zagen de Duit
sche jongens als kegels omvallen. Een lieele
rij werd weggeschoten en een andere nam de
plaats in om evenzoo te worden omgeworpen.
En hoe verschrikkelijk bet ook was en wij
tot in ons hart beefden, konden we niet na
laten dit ontzettend schouwspel aan te zien.
„Mijn man zat voor liet raam tot een kogel
dichtbij kwam, waaruit wij begrepen te moeten
opstaan. Ik greep zijn hand en gevoelde boe
hij klam was van liet zweet. „Vrees je," zei
ik, je waart nooit bang". „Neen'zei bij, „ik
vrees niet voor mijzelf, ik denk aan de kin
deren". Dit was eigenlijk het laatste woord
dat ik van hem hoorde.
„De Duitschers hadden de Belgen ontmoet
en eenige krijgsgevangenen gemaakt dien zij
met geboeide handen bij ons in het hotel
brachten. Eén werd gebracht in een kamel
en daar bewaakt door de soldaten.
„Nu scheen een oogenblik rust te zullen
komen en alles werd stil. Maar die krijgs
gevangenen zouden ons ongeluk worden. NN ant
geen uur daarna komen Belgische troepen aan
„We hebben Greta hierheen gereden we
hebben geen kwaad gedaan
De tegenspraak verbitterde de boerin nog
meer. Ze stond op liet punt opnieuw uit te
varen, toen Greta er zich tusschen mengde.
„Maar, moeder," zei ze met haar zwakke
stem. „Maar moeder, waarom ben je toch
zoo boos. Jacob en Eva hebben me door al
den regen hierheen gereden. Anders was ik
alleen in het onweer bij den put gebleven.
En Eva beeft bloemen voor me geplukt. Kijk
eens", en ze haalde van onder haar schortje
de bewuste bloempjes te voorschijn. „Ze is
heel liof en vriendelijk voor me geweest en
ze zegt, dat ze mijn nichtje is."
„Ja," zei Eva, moed vattende, „ja, je bent
mijn nichtje."
De regen had opgehouden de zon straalde
met nieuwen glans en de Eikenhof schitterde
van juvveelen droppels op gras en geboomte,
alom.
In Anna's oogen flikkerde de baat. Gretas
en Eva's woorden werkten als olie in liet vuur.
Met oen nijdigen greep rukte ze Greta de
bloemen uit de handen, wierp ze op den
grond eii vertrapte ze. Haar lcelijk gelaat
kreeg een werkelijk afzichtelijke uitdrukking.
„Je hebt geen bloemen noodig van dat volk
we hebben er zelf veel mooiere. E11 ik ver
bied jullie hier ooit weer een voet te zetten,
om die gevangenen te ontzetten.
„Wat toen geschiedde, valt baast buiten alle
beschrijving. Het hotel werd als doorzeefd
met kogels. De kanonnen bulderden op de
hoogten en namen schoorsteen en dak van
liet hotel weg. De ramen werden er uitge
schoten, de kasten doorboord, de pooten vlogen
onder de stoelen vandaan en de schoorsteen
in liet huis viel in puin voor onze voeten.
„Er was maar één kreet„Red je E11
zie, daar kreeg ik oen bijzondere ingeving.
Ik dachtZóó zijn wij verloren, maar de waard
bier heeft twee kinderen en die zal bij wel
in veiligheid brengen, dus moet ik dien man
in 't oog houden." En zoo geschiedde ook.
„Wij klemden ons aan hem vast en volgden
hem en zijn kinderen naar een keuken. Daar
was een gat dat uitkwam in een kolenkelder.
Hier lieten wij ons in neder en sloten de deur
toe met een grendel. Onbewegelijk hebben
wij zoo een uur gelegen, plat op den buik,
zonder een woord te spreken, ja haast zonder
te durven ademhalen.
„Mijn man was bij mij, evenals de ober
kellr.er die ook mede gevlucht was. Deze
ellendeling bad tot mijn allergrootsten schrik
een revolver bij zicli. Als deze gevonden werd,
zouden wij immers allen zonder pardon ge
fusilleerd 'worden. Na een uur scheen het
schieten te bedaren en hoorden we boven ons
loopen.
„Toen meende mijn man liet oogenblik ge
komen om te zien, óf wij weer uit deze ellen
dige ruimte konden komen en bij ging. Ach,
was hij nooit gegaan. Want hij ging om niet
wederte keeren. Hij klom den kelder uit,
ging de keuken door, opende de denr naar de
straat en nauw had hij deze geopend of een
schot klonk en met doorboord hart lag hij
dood op de straat.
„Wie dat gedaan heeft, een Belg ot Duit
scher, ben ik niet te weten gekomen. Zóó
hebben wij hem later gevonden.
„Ik wist niet van hetgeen hem overkomen
was, doch wachttemaar hij kwam niet. Ik
riep, maar kreeg geen antwoord. Ik meende,
dat hij aan 't helpen zou zijn van gewonden
of zieken en begaf mij ook naar boven. Maar
nauwelijks boven, begon hetzelfde leven weer.
Nog ontzettender was het gebulder der kanon
nen en het invallen der huizen. Terug naar
den kelder was de eenigste redding.
„Een uur ging voorbij. Weer lagen wij lang
uit, op onze borst, sidderend en bevend. Want
liet schrikkelijkste dat zich aan ons voordeed
was, dat wij glurend door eenige spleten in
den zolder en muren, vlammen zagen, alles
vlammen en rook. Toen kreeg de toestand
iets helscli. Wie zou hier redden Nu brandde
liet boven ons en wij, wat zouden wij De
angst bereikte zulk een hoogtepunt dat wij
besloten, er mocht gebeuren wat wilde, hier
vandaan te gaan.
schooiers!" schuimbekte ze.
„Weg, voort, dadelijk 1" en in haar woede
zwaaide ze dreigend met een dorren boomtak,
die zij van den grond had opgeraapt.
Greta keek haar moeder verschrikt aan.
Ze begreep niet, wat er aan de hand was.
Waarom was moeder zóo?
Eva trok Jacob aan de hand, om samen weg
te vluchten. Maar Jacob wilde niet. Groote
verontwaardiging gloeide in zijn binnenste.
Hij keek de woedende vrouw onbevreesd
111 de oogen. „Wil je ons slaan zei hij.
„Waarom Je moest wel blij wezen, dat we
Greta hier hebben gebracht. NVat hebben
we gedaan
Klein, maar dajiper stelde hij zich in postuur.
Zag de boerin liet dwaze en onredelijke van
haar handelwijze in Of deden de smeekendo
oogen van Greta lnin uitwerking Hoe het
zij, eensklaps greep ze liet wagentje vast,
duwde het naar het huis en liet de kinderen
staan, zonder meer met een blik hen aan te
zien of een woord te spreken.
Jacob en Eva keken haar na.
„Toe, ga mee, Jacob," drong Eva aan.
„Strakjes zal ze den hond nog loslaten."
Jacob liet zich meetrekken.
Toen ze buiten liet hek waren en Eikenhof
een eindweegs aehter zich hadden, stond Eva
in eens stil.
„Tegelijkertijd hoorden wij zware voetstap
pen boven ons van Duitsche soldaten. Wij
kropen uit onzen kelder en vonden boven
soldaten, die alles doorzochten. Bij liet bevel
„Handen omhoog", voldeden wij hieraan direct.
Men greep ons aan, betastte ons of wij ook
wapens hadden en ge begrijpt wat een angst
ik toen doorstond over dien kellner met zijn
pistool.
„Maar Godlof, een wonder geschieddehoe
wel men zijn kleeren doorzocht, vond men het
pistool niet'. Het was even dieper gezakt dan
de soldatenliand voelde. Wij werden direct
aan 't werk gezet om de gewonden to helpen.
„Maar, o schrikkelijke toestand, ik moest
daartoe stappen over 'do lijken men kon niet -
heen of weer of men moest over liet lichaam
van een mensch. Maar God gaf kracht in
dezen ongekenden toestand.
„Maar waar was mijn man Ik meende
liet uit te gillen. Zeg dan toch waar hij is.
Ik vroeg aan den hotelhouder en zei„Gij
weet liet, ik gebied u, zeg het mij
„Is hij gewond „Ja", zei de man. Ik
vroeg „Is hij dood Toon antwoorde hij niet,
maar ik wist het..
„Wat konden mij, toen geweren of kogels
verschrikken. Ik moest hem hebben en ging
naar buiten.
„Daar vond ik hem lang uitgestrekt op de
straat. Een glimlach op zijn gelaat en met
vast toegeknepen lippen. Zijn hart was door
boord. Ik knielde neder en kuste hem. Daar
lag hij. Wat moest| ik doen E11 waen de
Belgeii toen maar rustig gebleven, maar helaas,
daar donderden alweer de kanonnen en wij
moesten van de straat. In het hotel kon niet,
maar wij vluchtten in den kelder van een huis
verderop.
„Negen huizen stonden in brand en op in
storten. Toen ik weer eenigszins tot bezinning
kwam, zaten wij met 10 mensclien in een klein
keldertje. Ik hoorde niets anders dan de
gebeden dezer mensclien. Zij riepen alle heili
gen en God in den Hemel aan, Ja, ze smeekten
ook mij te bidden. ,Zijt ge katholiek?"
vroegen zij. „Bidt dan toch„Neen zei
ik, „ik ben protostant en zal ook bidden, maar
op mijn wijze."
„Vier-en-twintig uur hebben wij zoo in dezen
toestand doorgebracht.. Het leek een eeuw.
Van eten geen sprake, van drinken evenmin.
Het goed kleefde ons aan 't lijf. I11 zeven
dagen heb ik geen stuk kleeren kunnen uit
trekken, maar hebt gewaakt, dag en nacht.
Eindelijk kon ik liet niet uithouden en wilde
naar mijn man, naar zijn lijk. Ik had en
smeekte den hotelier met ons mede te gaan,
maar hij weigerde.
„Zoo 'ging ik dan met mijn vriendin alleen.
Wat een tafereel, toen wij buiten kwamen.
Wie zal liet beschrijven En dan die lijken,
die ontzettende lijken Eenige mannen waren
„Ze is geen tante, hoor 1" zei ze op heel
beslisten toon.
„Welnee, natuurlijk niet," beaamde Jacob.
„Als ze een tante'was, zou ze ons 7.00 niet
uitschelden."
„En wegjagenvulde Jacob aan.
„Maar Greta is tóch ons nichtje," zei Eva.
„Dat kan niet," weerlegde Jacob. „Als de
boerin onze tante niet is, dan is Greta ook
ons nichtje niet. Want Greta is haar kind".
„Nou," zei Eva„de boerin is onze tante
nietmaar Greta is ons nichtje."
„Dat kan immers niet," zei Jacob, een beetje
hoos door die tegenspraak. E11 hij zei het
zoo stellig, dat Eva niet meer tegen durfde
spreken.
„Dan is ze toch mijn nichtje," mompelde ze.
Halverwegen kwam hun moeder ze tegen.
„Waar hebben jullie gezeten? En zoo nat.
Waar ben-je geweest?"
„We hebben Greta naar den Eikenhof ge
reden, moe."
„Greta Waar was die dan?"
„Bij den put, moe,-4' vertelde Eva. „En
toen 'begon liet zoo te onweeren en ze was
zoo hang en toen hebben Jacob en ik ze naar
huis gebracht.. Maar we zijn niet erg nat,
meer, hoor moe we zijn al weer haast lieele-
maal droo» Voel maar."
(Wordt vervolgd).
_l
Nadruk verboden.
DOOR