Antirevolutionair voor nieuws* en Advertentieblad Zeeland. God regeert. Uit de Pers. Biimenlandsch Nieuws. No. 1146. Woensdag 19 Augustus 1914. 12' Jaargang. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen. Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond uitgezonderd op Feestdagen. bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TF.R NEUZEN inzending van advertentlSn vóór uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIËN Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regei meer ƒ0,10 Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTlfti TE BEZORGEN BIJ DEN UirOKVhR Vest op prinsen geen betrouwen, Wis, gij faalt! Dwaasheid om op „stof" te bouwen, God bepaalt. Machten rijzen, machten storten Berg wordt pad. Gods onzichtbare kohorten Maken glad. Trotsche heerschers, stoute plannen „Mij liet al Worden door Zijn wenk verbannen Naar „verval". Veldheersstaven, vendelkleuren, Dapper lieir, Breken, 'bleeken, sterven, scheuren God is méér. Of de held om maagd en have Zucht en zweert, Vallen züllen held èn brave God regeert. Donk're dagen, bange boden, Angstig lot Hef liet hart m duizend nooden Op tot God Sw. (In de Rotterdammer.) Waartoe deze bange dagen. Onder dit hoofd schrijft ds. Van der Linden in de Ger. Kerkbode van 's Gravenhage Als wij op de ontzettende gevolgen zien van den krijg, die nu in Europa is ontbraud, op die duizenden bij duizenden die worden weg gemaaid gelijk het koren valt voor de zeisen der maaiersop die talloos vele gezinnen, in smart en rouw gedompeld op de verstoring van handel en nijverheid en daarmee op de hand over hand toenemende malaise, die de gansche maatschappij teistert, waardoor alle rangen on standen des'volks straks voor moei lijkheden zicli geplaatst zien, waarvan zij zich nog geen juiste voorstelling kunnen maken op de verwildering, die de volken aangrijpt op al de zedelijke ellende, die voor vele jaren haar verwoestende werking zal doen onder vinden, dringt zich dan de twijfelmoedige vraag niet naar de lippen „Zou God het weten, en zou er wetenschap zijn hij den Allerhoogste? Indien God de Almachtige is, die slechts heeft te spreken en Hij neigt de harten der koningen als waterbeken, en Ilij leidt de volken naar Zijn wil, dan had Hij immers al deze ellende kunnen voorkomen. Indien God de Alheilige is, voor Wien do man des bloeds niet kan bestaan, hoe kan Hij gedoogen, dat straks menschen door Satans macht ontketend worden oin het bloed van onschuldigen bij stroomen te doen vloeien op aarde Eenzelfden toon meent ge te beluisteren in liet woord; „Gij, o Heere, zijt te rein van oogen dan dat Gij liet kwade zoudt zien en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen, waarom zoudt Gjj aanschouwen die trouweioos- lijk handelen? waarom zoudt Gij zwijgen als de goddelooze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij En waarom zoudt Gij de menschen maken als de vissclien der zee, als het krui pend gedierte dat geen heerscher heeft" Maar voor wie bij Gods Woord leeft, ontdekt als de profeet een heilig doel Gods in de bange tijden, die Hij in Zijne wijsheid over do volkeren brengt. H^t is opdat zij gerech tigheid zullen leeren en in den weg van weder- keering tot God zicli zullen verootmoedigen voor Hem. „Verneder u onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verliooge te Zijner tijd en geef eer den Ileore uwen God, eer uwe voeten zicli stooten aan de schemerende hergen en Hij liet duister make." En heeft een der Godsmannen het niet toegeroepen aan de machtigen der aarde „Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk en laat u tuchtigen, gii rechters der aarde. Dient den Ilcere met vreeze en verheugt u met beving. Kust den Zoon opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, als Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden." Daarin heeft God een welgevallen, wanneer vorsten en volken, die door hun Godmiskenning aan den rand van den ondergang zijn gekomen, terwijl zij meenden op de haan der beschaving, der nationale ontwikkeling, der hooggeroemde vrijzinnigheid, der hoogste krachtsbetooning steeds verder opwaarts te stijgen, zich boet vaardig voor God nederbuigen, wanneer zij wederkeeren tot dien God, dien zij verlaten en verloochend hebben, en weer leeren eeren die eeuwig beproefde beginselen van Zijn Woord, die zij lichtzinnig hebben verzaakt. Niemand zegge, dat is maar een volks- hekeering Door haar wordt tot in geslachten de godt deloosheid en overmoed gebreideld, wordt he- pad der ongerechtigheid verlaten, en voor wegzinking en ontbinding eene natie behoed. „Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is de schandvlek der natiën." Ven nationale bloei, van behoud van land en volk kan geen sprake zijn, als dit woord hoogmoedig en eigenmachtig wordt ter zijde gesteld. Integendeel, dit staat met een nationale zelf moord gelijk. Laat niet het minst Neerland's volk toezien Onze zegeningen zijn zoo groot, zoo machtig vele. Maar God is op weg aan veel een einde te maken, dat Hij tot heden met de uiterste langmoedigheid heeft bejegend, maar dat voor den gloed Zijner gerechtigheid versmelten zal als was. Wij hebben geen vergelijking te maken met andere landen, en geen statistiek mag het ons wijs willen maken, dat naburige landen dieper gezonken zijn dan wij. Sterker dan tot eenig land komt tot ons het woord „O land, land, land, hoor des Heeren Woord en veracht den rijkdom Zijner lankmoedigheid niet". Voor onze neutraliteit tegenover do volkeren op te komen, is best. Maar neutraal to willen zijn tegenover God den Heere, en in valsc.he vrijheidszucht de handen te ver scheuren, die aan God en Zijnen Christus ons binden, dat is in vijandschap verkeeren niet maar met God, maar met onszelven. Och, of uit veler hart, verbrijzeld onder de tuchtigende hand Gods, de toon der boete weerklonk „Komt, laat ons wederkeeren tot den Heere, want Hij heeft geslagen en Hij zal verhinden." Zelfs toen Achab zich, verpletterd door Elia's taal, verootmoedigde, sprak God in Zijn ont ferming „Hebt gij wel gezien, dat Achab zicli vernedert voor mijn aangezicht?" Het moet komen bij allen tot de bede „Heere bekeer ons tot U, zoo zullen we bekeerd zijn." Dan leggen de kinderen onzes volks de wapenen der ongehoorzaamheid neder, en met een schat van hemelsche genade treedt God dezulken in Zijn ontferming tegemoet. Waartoe deze bange dagen P vragen we ook voor de kerk des Heeren. -In dagen van voorspoed waakt zoo licht liet zelf betrouwen op, dat uiting vindt in het woord „Mijn berg is vastgezet, ik zal niet wankelen." Maar in tijden van nood en velerlei kommer is God op weg, zijn gemeente tot verootmoediging te dringen, en heeft zij zich rekenschap te geven, waar ze legert en in de beproevingen God tot haar heil en sterkte hebben. We loopen in dagen als deze zoo licht gevaar de toevlucht te nemen tot veel, dat ons onze rust en zaligheid rooft. Veel kwaads kan ons overkomen, maar dan hebben wc wel toe te zien, dat dit kwaad ons niet wordt een oorzaak van veel kwaads. Het kan ons op standig maken onder de tuchtigende hand Gods. In sombere droefgeestigheid, in schuldig wantrouwen kan iiet ons doen neerzitten. Allereerst moet het ons doen inzien, dat Gods slaande hand over ons is om onze zonden. Zijn er niet vele redenen, waarom de Heere ons bezoekt? Kent ieder niet de plage zijns harten liet best „Keert weder, gij afkeerige kinderen, en Ik zal uwe afkeeringen genezen." Dan wordt het een smeeken om genade, die ons verteedert voor God en huigen doet onder de roede. Een roede, die God op heft over de zijnen als Vader. „Dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij gceselt een iegelijken zoon, dien Hij aanneemt." Liefde, die kastijdtIs dat liefde, de wonder boom boven ons hoofd te dooden en aan den feilen gloed der verschroeiende hitte ons prijs te geven Liefde, onze waterbakken, die we ons gehouwen hadden, af te breken en onze velerlei troostgronden op eenmaal te vernie tigen Liefde, onze geoorloofde genoegens ons te rooven en in velerlei nopden en ge brek ons schier te doen ondergaan Maar de Heere zegt: „Die Ik liefheb, kastijd ik." Dit dringt er ons toe, om door het geloof een recht inzicht te krijgen in de zware beproevingen, waarmede God tot ons komt. De vracht daarvan wordt kenbaar in een vernieuwden drang tot ootmoedig gebedsleven, in een verwakkeren van de keuze om Gode te leven en Godes eeniglijk en alleen te zijnin een niet meer aanmerken van de dingen die men ziet, maar van de eeuwige en hemelschein een al vaster wor telend vertrouwen, dat de Heere niet zal laten verzocht worden boven vermogenin een omzetten van de belofte Gods in een gedurig gebed „Ik zal u onderwijzen en u leeren van den weg, dien gij gaan zult, Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn"in oprechte en toe nemende heiligmaking van hart en wandel in het stellen van Gods Woord tot den on- wankelbaren grond van ons betrouwen, weten de, dat Jezus Christus gisteren en heden dezelfde is tot in der eeuwigheid"En is dat niet de vreugdevolle belijdenis, waarmede Gods kinderen elke nieuwe beproeving uit Zijn hand moeten ontvangen Is dat niet de weg, waarin het lied van de kerk onder het kruis haar welbewust eigendom wordt „lk dank U, Heere, dat Gij toornig op mij geneest zijt, maar Urn toorn is afgekeerd en Gij troost mij. Ziet, God is mijn heil. Ik zal vertrouwen en niet vreezen, want de Heere Heere is mijne sterkte en mijn psalm, en Hij is mij tot heil geworden." Schoon alles om ons val, Staan wij onwrikbaar pal Die ons naar Jezus noemen Dat niets ons ijver smoor' Maar we, op der vaadren spoor, Gods vrije liefde roemen. Welaande kruisbanier Van 't Lam gevolgd, en fier De. leugenleer bestreden En niet 't oog op God, Al dreigt ons hoon en spot, Vrijmoedig hem beleden. v De Heiverwinnaar leeft Hij spreekt en de afgrond heeft, Iloe schrikbaar ze ook moog tieren, ITij zoo getrouw als sterk, Doet eens zijn bange Kerk Op 't helrst zegevieren. Gemoedigd hem verbeid, Hij kent zijn eigen tijd Zijn trouw zal nooit gedoogen, Dat 't Godlijk waarheidswoord, De Kerk, die hem behoort, Bezwijkt voor 't rijk der logen. O, Albezielond Hoofd, Van die in u gelooft Mogt uwe kracht ons blijken Opdat, gedoopt met vuur We in 't groot verzoekingsuur Niet wanklen noch bezwijken. De teeknen van den tijd Verkonden wijd en zijd, Dat uwe toekomst nadert; Kom, Heere Jezus kom Uw kudde wacht alom, Dat gij haar zamen gadert. W. KRAEIJENBELf. Inkwartiering. Het volgende gedichtje knippen we uit het Ilbl. Het is gemaakt naar het Fransch van Paul Déroulède, door S. Abraham/,. „Goede vrouw, wat stook je tocli 't Haardvuur vlamt zoo vroolijk nog; Kijk nu zoo'n verkwistend vrouwtje Spaar je hout toch, vriendlijk oudje. Luister toch naar goeden raad Rimplig vrouwtje wil niet luisteren En ze zegt met vriendlijk fluisteren „Warm je, warm je toch, soldaat Beste vrouw, bewaar je ham Meen niet, dat ik daarom kwam 'k Heb zooeven, moet je weten, In de herberg al gegeten Op mijn woord, ik ben verzaad Rimplig vrouwtje wil niet luisteren En ze zegt met vriendlijk fluisteren „Eet nu, eet nu toch, soldaat!"... „Moedertje, wat zotternij 't Beste bed en dat voor mij Neen, thaar dat is overdreven Wijs me maar de hooischuur even In het hooi slaap je óók niet kwaad Rimplig vrouwtje wil niet luisteren En ze zegt met vriendlijk fluisteren Neen, niet in liet hooi, soldaat Nu is 't ochtend hij moet heen. ,,'k Groet u, moedertje... Maar neen Voel dien zak hoe zwaar vanmorgen 'k Ben verlegen met, de zorgen, Waar ge mij mee overlaadt!..." Rimplig vrouwtje schreiend luistert; Rimplig vrouwtje zachtkens fluistert „Och mijn zoon is óók soldaat Landstorm. De officieren en onderofficie ren, behoorende tot den land storm, zullen heden onder de wapenen moeten komen. De opgeroepenen, die laatstelijk gediend hebben bij de administratietroepen, moeten zich aanmelden te Amsterdam de compagnieën hospitaalsoldaten te Amster dam de bereden artillerie en de treinafdeelingen te 's Gravenhage de pantserfort-artillerie te Amsterdam de vesting-artillerie te Amsterdam de cavalerie te Haarlem de infanterie te 's Gravenhage de marechaussee der koloniale troepen te 's Gravenhage de marechaussee hier te lande te 's Graven hage de mitrailleurafdeelingen te 's Gravenhage de pontonniers te Dordrecht; de genietroepen te Utrecht; de torpedisten te Dordrecht de compagnieën wielrijders te 's Gravenhage de geneeskundige dienst te Amsterdam de militaire administratie (van het leger hier te lande) te Amsterdam eenig ander dienstvak, korps of onderdeel van het leger hier te lande, het reserve- personeel hij de landmacht hieronder begrepen, of van de koloniale troepen te 's Gravenhage De aandacht van de opgeroepenen wordt in liet bijzonder gevestigd op De opgeroepene, die niet aan de oproeping voldoet, wordt als deserteur behandeld, zoodra liij ingevolge den last van den minister van oorlog als deserteur is afgevoerd. De dienstregeling op de- Staatsspoorwegen. Naar liet „Centrum" uit goede bron ver neemt, zal de beperkte dienstregeling op de Staatsspoorwegen met ingang van lieden Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1