Biimenlaiidsch Nieuws. Buitenlandscli Overzicht. Uit Stad en Provincie. godsdienst niet meer gedacht hebben. Maar mijn verkeer in de wereld der politiek, waarin egoïsme en ijverzucht met elkaar 0111 den voorrang strijden, hield nog bijtijds op. Ge durende mijn eerste reis in het binnenland van Afrika zag ik de natuur van aangezicht tot aangezicht en zij werd, door mijne vol- komene afzondering, het middel mij terug te roepen tot dat, wat ik door mijn veeljarigen omgang met de wereld verloren had." Stanley had slechts één boek bij zich nl. den Bijbel, anders had hij niets te lezen als oude couranten, die men als pakpapier mee genomen had. Ilij bemerkte spoedig, dat zij waardelooze en ook ergerlijke dingen bevatten en als hij met koorts in zijn tent lang, had hij aan iets beters behoefte. „De Bijbel met zijn schoone, eenvoudige taal, las ik gedurig eii ik verstond, hoe heerlijk en diep hij was, veel beter, dan ik dit vroeger gevoeld had. In de zwijgende duisternis maakten zijne machtige woorden eenen geheel anderen indruk op mij en zonken veel dieper in het hart. En wanneer ik het boek op zij legde, voedde zich mijn geest met dat, wat mijn geheugen mij in herinnering bracht, zoodat ik de woorden der II. S. aan mijn hart aanleggen kon. Ik wierp mij op de knieën en bad tot Dien, van wien ik zoo lang vervreemd was en die mij nu op zijne ondoorgrondelijke wijze naar Afrika geleid had, om mij hier Zichzelven en Zijneu wil te openbaren en ik werd van een nieuw verlangen vervuld, Ilem naar de mate mijner krachten te dienen. Zoo gestemd, voldeed Stanley aan zijn op dracht, Livingstone te zoeken. Maar waar in dat uitgestrekte binnenland van Afrika moest hij den man vinden, van wien sinds jaren geen bericht naar Europa gekomen was Stanley heeft altijd erkend, dat niet het blinde toeval, maar de goddelijke Voorzienigheid hem te rechter tijd aan de juiste plaats bracht, zoodat hij Livingstone in «Ie ure van den hoogsten nood hulp zou kunnen brengen. Stanley en zijne menschen zochten eenen weg, waarop zij het leger van den machtigen Koning en veroveraar Mirambo ontwijken konden. Bij deze pogingen ontmoetten zij eene karavaan, van welke zij vernamen, dat te Udschischi aan het Tanganjika-meer kortelings een blanke, als Stanley gekleede, man aan gekomen was. Zou dat Livingttone zijn Langs gevaarlijke en moeilijke wegen snelde Stanley met de zijnen naar Udschischien hier vond hij den man, dien hij zocht. Wat zou er van Livingstone en zijn werk geworden zijn, als Stanley hem niet gevonden en tevens hem levensmiddelen gebracht had Ziek, van alle middelen ontbloot, zou hij waarschijn lijk spoedig onder zijne ontberingen bezweken zijn en misschien zou de wereld nooit iets van de ervaringen en ontdekkingen zijner laatste jaren gehoord hebben want de brieven en berichten, die hij naar Engeland gezonden had, waren door de slavenhandelaars en hunne handlangers gestolen en vernietigd geworden. Zij wilden daardoor verhinderen, dat hun schandelijk drijven in Europa bekend werd. Nu herademde Livingstone nog weer en had den tijd, nieuwe aauteekeningen te maken. Stanley bleef langen tijd bij hem en zij maakten" ook een reis samen. Helaas, dat Livingstone zich niet liet bewegen, met Stanley naar Europa terug te keeren het eenige, wat deze voor hem doen kon, was, dat hij hem levensmiddelen en ruilwaren zond. Op weg naar huis hoorde hij, dat Livingstone den 4en Mei 1873 gestorven was. Hij schreef toen in zijn dagboek: „Die lieve LivingstoneOok een olfer, voor Afrika gebracht. Maar zijne zending kan niet zonder gevolgen zijn. Moge het mij vergund zijn, hem na te volgen in zijn streven, Afrika voor het heldere licht des Evangelies te openen. Ik zal het wel eenigs- zins anders doen als hij, want ieder^ heeft zijne eigene manier. God leidt mij naar Zijnen wil. Ik kan slechts beloven te zullen gehoor zamen en niet moede te worden." Zendeling is Stanley niet geworden, hij had een andere taak te vervullen, maar hij zou spoedig gelegenhoid vinden, een groot zen dingswerk op te richten. Zondag werd Ds. A. S. Talma Oud-Mi nister, tot predikant bij do Ned. Herv. Kerk te Bennebroek bevestigd door Ds. Voorhoeve uit Vlissingen, naar aanleiding van Exodes 2 1—5. Des middags hield Ds. Talma zijn intreê-rede. De tekst voor deze ure was 1 Cor. 1 23 en 24. Mr. Slob, burgemeester van Haarlemmer meer, Ds. Kromsigt van Amsterdam, en Oud- Minister Colijn woonden deze plechtige ure bij, benevens een groote schare. Mevrouw de weduwe Thomson heeft van den koning van Montenegro voor haar over leden echtgenoot het kruis in de orde van Danilo ontvangen, met een begeleidenden brief van den koning, waarin deze hulde brengt aan de nagedachtenis van den gesneuvelden overste. ULSTER. ALBANIË. President Poincaré naar Rusland. Huerta naar Jamaica. Onlusten te St. Petersburg. Het Proces van mevrouw Caillaux. TER NEUZEN, 21 Juli 1914. Gisterennamiddag is bij de staalfabriek alhier drijvende gevonden het negenjarig zoontje van den'werkman De Blaaij. Het ventje was ;aan visschen. Het lijkje werd naar de ouder- ijke woning vervoerd. Heden had in de R.-Katholieke kerk alhier de plechtige installatie plaats van den Zeer Eerwaarden heer Boozerts tot Pastoor dezer parochie. De deken uit Hulst verrichte deze plechtigheid. Zeer vele parochianen woonden dezen dienst bij en van velen hunner woningen staken de vlaggen uit. De garnalenvisscher Jan Doppegietcr alhier heeft de vorige week op de Schelde een zee-monster aan zijn schuit gehad, dus nog niet in de schuit. De visscher Aug. Bonte, van de Bouchaut- sche haven, heeft den bewusten visck drijvende gevonden in het Pas van Ter Neuzen, nabij den Neuzeupolder en meegevoerd naar de haven. Bij opmeting bleek het dier een lengte te hebben van 0.90 M. en een omvang aan den grooten kop van 4 50 M. Het bleek een potvisch te zijn, welke in den Atlantischen Oceaan thuis behoort en die meestal eene lengte van 20 tot 30 meters bereikt. Het dier is dus voor een derde ontwikkeld en dit zal dan ook de oorzaak zijn, dat het nog maar enkele der tanden in de onderkaak heeft, die veel cp de onderkaak van een varken gelijkt. Het beest droeg echter de teekenen van den strijd met den visscher D. Jammer is het voor hem, dat hij de vruchten van zijn werk niet heeft kunnen plukken. De Bouchautsche visscher verdiende reeds een mooi sommetje aan de kijkgragen, die vau heinde en ver naar het afgelegen plaatsje kwamen en het dier is voor 50 fr. verkocht aan iemand dien het om het geraamte te doen is. Gisteren is van hier te Middelburg voor den officier van Justitie geleid zekere A. T. v. d. B. verdacht van niet nader te noemen handelingen met minderjarigen, weswege hij door de gemeentepolitie was aangehouden. Driewegen. Gistermiddag, even voor het in gaan der school, lei een knaapje de armen op een rolblok, die achter een wagen gebonden was. Het kind werd meegedraaid en kwam voor het zware blok te liggen. Gelukkig zagen eenige omstanders het ongeval en riepen onmiddellijk den voerman toe, stil te houden. Het mocht gelukken den knaap uit zijn netelige positie te bevrijden. Met den schrik, een ge broken klomp en verzeerden voet liep het ongeval tot aller verwondering af. Sluiskil. Op de cokesovens alhier geraakte Zaterdag de werkman A. V., uit Axel, die in de centrale de machines smeerde, met de hand er tusschen, die geheel ontvleescht werd. Door kameraden, die op zijn hulpgeroep toe schoten werd hij uit zijn benarde postie ver lost. Hij is naar het ziekenhuis te Ter Neuzen overgebracht. Hoek. Vrijdagmorgen werd door de Rijks politie naar Middelburg gebracht om voor den officier van Justitie geleid te worden J. I). wonende alhier, en tot voor korten tijd werk zaam bij een rijwielfabriek. Onregelmatigheden in geldelijk beheer schijnen de drijfveer daar- Bij liet hervatte overleg tusschon de Engelsclie regeering en de leiders der oppositie is men vol gens de ininisterieele Daily News een heel eind nader tot de oplossing van het home rule vraagstuk gekomen. Naar men weet heeft de regeering voor gesteld de graafschappen van Ulster afzonderlijk door stemming te laten beslissen of zij voor een tijdperk van zes jaar buiten home rule willen blijven. De oppositie heeft daartegenover den eisch gesteld uitsluiting van geheel Ulster voor onbe- paalden tijd. Partijen zouden elkaar nu in zooverre genaderd zijn, dat de regeering genoegen neemt met een stemming „en bloc" in de graafschappen Antrim, Armagh, Down, Londonderry en Fermanagh. Ver klaart zich de meerderheid der gezamenlijke kiezers in die graafschappen voor uitsluiting, dan zal die hun voor onbepaalden tijd worden toegestaan. De oppositie is er .echter bij gebleven, dat ook het graafschap Tyrone aan de stemming deel moet nemen, doch de regeering heeft dat geweigerd, omdat in Tyrone een vrij groote meerderheid der bevolking katholiek is. Op dat geschilpunt zijn de partijen het niet eens kunnen worden en op het oogenblik is daaromtrent nog geen uitzicht op toenadering. De Echo de Paris zegt uit vertrouwbare bron inlichtingen te hebben ontvangen over de vraag, wie de Albaneesche opstandelingen van geld voor ziet. De geldschieter zou dan Turkije zijn en het geld afkomstig uit de opbrengst van de nationale inschrijving voor de Turksche -*loot. Een der Turksche ministers heeft uit dat fonds onlangs een som van 100,000 Turksche ponden naar Albanië gezonden. Zoo heeft President Poincaré voor de tweede maal de reis naar Rusland ondernomen. De eerste keer, een jaar geleden, begeleidde hij Fallières als Minister-president en Minister van Buitenlandsche Zaken bij diens bezoek aan den Czaarditmaal gaat hij als President der Fransche republiek. Hij maakt de reis met de „France", die begeleid wordt door een escader van nog twee pantserschepen, een kruiser en een paar torpedobooten. Maandag moet de vlootafdeeling te Kroonstand komen, waar de Czaar op zijn jacht den President tegemoet zal komenden volgenden dag gaat Poincaré op het zelfde jacht naar St. Petersburg. Aan het Russische Hof zullen de wederzijdsche betrekkingen worden versterkt, en in intiemen kring de Europeesche aangelegenheden worden be handeld. Een der Petersburgsche bladen begroet de reis van Poincaré als een vredekans voor geheel Europa. Noch Frankrijk, noch Rusland, zegt het blad, koestert oorlogszuchtige plannen. Na St. Petersburg zal de President ook nog een bezoek brengen aan de hoven van Zweden, Dene marken en Noorwegen. De Fransche pers begint, naar aanleiding van de reis van president Poincaré naar Rusland, duchtig met den Russischen sabel te rammelen. Zoo schrijft de bijzondere correspondent van de Matin te St. Petersburg, na te hebben gezegd, dat in Rusland o.p elk gebied een reusachtige vooruitgang merk baar isOp de uitbreiding van het Duitsche leger heeft Frankrijk geantwoord met de wet op den driejarigen dienstplicht en Rusland met een leger- uitbreiding, die het in 't begin van 1916 een over weldigende meerderheid over alle Europeesche legers verzekert. Rusland zal dan in vredestijd een legersterkte hebben, grooter dan de vereenigde legers der mogendheden van het Drievoudig Ver bond. Dank zij den bouw van nieuwe strategische sporen, zal Rusland even snel kunnen mobiliseeren als andere mogendheden. Ook op het gebied van de vloot heeft onze bondgenoot zich zoo groote offers getroost, dat zijn marinebegrooting thans hooger is dan de Engelsche. Rusland is op weg de sterkste militaire mogendheid der wereld te worden Evenmin als Frankrijk verlangt het een oorlog. Tsaar Nikolaas heeft eenigen tijd geleden tot een Fransch diplomaat gezegd: „Wij willen sterk zijn, om den vrede te kunnen handhaven." Intusschen wenscht Rusland zekere handelingen van Duitschland, als de uitzending der militaire missie naar Turkije, de gevangenneming van eer zame Russen onder het voorwendsel van spionage en de heftige taal van Berlijnsche bladen, niet meer toe te laten. Sedert enkele maanden reeds spreekt de Russische diplomatie op een nieuwen toon met de Duitsche. Vroeger was die toon aar zelend, nu is hij beslist: Tot dusverre heeft Duitsch land zich „eenige vrijheden" met Rusland veroor loofd, maar thans vreest het Rusland. Wel zijn er te St. Petersburg nog enkele politici, die gaarne een overeenkomst tusschen Frankrijk, Rusland en Duitschland verwezenlijkt zouden zien, maar een dergelijke overeenkomst wordt steeds onmogelijker. Frankrijk en Duitschland zijn gescheiden door het verleden, Duitschland en Rusland door de toekomst en die toekomst is een vreeselijke strijd op econo misch gebied. De Kölnische Zeitung merkt bij deze ontboeze ming op, dat blaffende honden niet plegen te bijten en herhaalt het woord van Bismarck, onlangs door den Keizer gebezigd Wij Duitschers vreezen God, maar overigens niets en niemand ter wereld". Dat geldt voor nu en voor de toekomst. Wat de „nieuwe toon" der Russische diplomatie betreft, in Duitschland heeft men daarvan nog niets bemerkt, anders had de pers, ondanks de vreeselijke dreigementen in de Matin, er wel het passende antwoord op gegeven. Vermoedelijk eindigt de Kölnische heeft het heele gebral in de Matin slechts ten doel, de aandacht, ook van Rusland, af te leiden van de toestanden in het Fransche leger, door senator Humbert dezer dagen blootgelegd. Huerta is voornemens van Puerto Mexico aan boord van den kleinen Duitschen kruiser Dresden naar Jamaica te stevenen. Alleen Blanquet, de gewezen vice-president, zal hem vergezellen. Uit Monterey wordt gemeld dat Carrauza 7000 man zijner troepen naar de Mexicaansche hoofdstad heeft gezonden om er de orde te bewaren. Het besluit van Carranza om de staatsschulden, onder Huerta's bewind aangegaan, niet te erkennen, heeft te Washington en in de Euiopeesche hoofd- eteden groote ontstemming gewekt. De regeering der Ver. Staten zal voorstellen een internationale commissie te benoemen om deze aangelegenneid met den leider der opstandelingen te bespreken en hem te bewegen, op zijn besluit torug te komen, daar anders noch de Vereenigde Staten, noch de Europeesche mogendheden, hem zullen erkennen als hij de regeering van Carbajal zal hebben over genomen. Carranza blijit de onvoorwaardelijke overgave van alle regeeringstroepen eischen en zyn agenten te Washington verklaren, dat hij van plan is een wraakoefening te houden over de vermoording van Madero. Als dat waar is, zal de binnenlandsclie vrede in Mexico nog wel eenigen tijd op zich laten wachten. De Amerikaansche troepen zullen te Vera Cruz blijven, tot alle moeilijkheden in Mexico van de baan zijn. Over de krijgsverrichtingen vinden we in buiten landsche bladen nog het volgendeDe opstande lingen hebben San Louis Potosi ingenomen, de regeeringstroepen hebben Guadalajara en Aguas Calientes ontruimd en zijn op Celaya teruggetrokken. Ten zuiden van de hoofdstad, waar Zapata ope reert, hebben de bondstroepen Cuernavacca ont ruimd. Zapata staat nu op 20 K.M. afstaud van de hoofdstad. Officiëel wordt medegedeeld, dat de arbeiders onlusten, die hebben plaats gevonden, een gevolg zijn geweest van onjuiste berichten in de bladen, lil den avond van den 16den heeft de politie een arbeider van de Poetiloffabriek gewond. Echter is gebleken, dat de politie niet van de wapens gebruik gemaakt heeft. Er staakten ongeveer 60,000 arbeiders. De menigte nam, vooral in een wijk aan de Newa een dreigende houding aan. Negen politieagenten zyn door steenworpen ernstig gekwetst. Twee inspecteurs van politie, door de menigte in het nauw gebracht, zagen zich genood zaakt met hun revolvers te schieten. Dientengevolge zijn vier arbeiders gewond. Procureur-generaal Herbaux zegt in het psycho logische dokument, waarin hij de beweegredenen tot de misdaad nagaat, volgens de N. R. Crt„ o. m. het volgende Mevrouw Caillaux, geboren Honriette Rainouard, was in 1908 gescheiden, na in 1894 een eerste huwelijk aangegaan te hebben, terwijl de heer Caillaux, die in 1906 met mevrouw Gueydan ge huwd was, in 1911 is gescheiden. In den loop van het jaar 1909 heeft de heer Caillaux, die zeer vriendschappelijke betrekkingen met mevrouw Henriette Rainouard onderhield, aan deze twee brieven gericht, die, naar het schijnt, talrijke toespelingen bevatten op kwesties van politieken aard, welke nauw verband hielden met onderwerpen van de intiemste soort. Nu werden deze brieven, die de heer Caillaux van mevrouw Rainouard terugverzocht had, door mevrouw Gueydan, zijn vrouw, onderschept. I11 haar handen waren zij een geducht wapen, zoowel tegen haar man als tegen mevrouw Rainouard en de heer Caillaux schijnt zich daar bezorgd over gemaakt te hebben, want. een diepen hartstocht ten spijt, schreef hij op 25 September 1909 aan mevrouw Rainouard om haar een aftreden van hun verhouding voor goed voor te stellen, wat hij als het eenige middel beschouwde om haar voor schan daal te behoeden en haar reputatie als vrouw en moeder te redden. Na verloop van eenigen tijd evenwel werden de heer Caillaux en mevrouw Gueydan het er over eens, dat de brieven in kwestie verwoest zouden worden, wat geschiedde in tegenwoordigheid van een vriend. Maar zoo de origineelen al opgehouden hadden te bestaan, mevrouw Gueydan had, naar ze later zelf erkend had, er fotografieën van behouden en na de echtscheiding, van het begin van het huwelijk van den heer Caillaux met mevrouw Rainouard, zijn tegenwoordige vrouw, af, tegen het einde vah het jaar 1911 de heer Caillaux was toen voorzitter van den ministerraad drongen er onrustbarende geruchten tot de echtgenooten door over die foto grafieën, waarvan de verspreiding hun van toen af een voortdurend en dreigend gevaar toescheen. Zij hoorden, dat die brieven aan een journalist gatoond waren evenals een derde brief, in 1901 tot mevrouw Gueydan gericht, nl. die geteekend Ton Jo, betreffende de inkomstenbelasting, die in het nummer der Figaro van 13 Maart 1914 open baar gemaakt is. Echter trad er na het heengaan van het mini sterie-Caillaux een betrekkelijke kalmte in tot in December 1913 na de samenstelling van het mini sterie Doumergue, waarbij de portefeuille van finan ciën aan Caillaux gegeven werd, de Figaro tegen dezen laatste een allerfelste campagne begon. Aanvankelijk scheen niets de vrees te doen- her leven voor het openbaar maken van intieme brieven, waar boven sprake van geweest is. De schrijver der artikelen, de heer Calmette, bleef op het gebied van politiek en financiën maar nimmer had sedert langen tijd een pers-polemiek zulk een graad van boosaardigheid bereikt. De aantijgingen van Calmette bedoelden niets minder dan den heer Caillaux voor te stellen als een financier, schuldig aan ambsmisdaad en af persing en bijkans iederen dag verschenen er onder de rubriek, die er in de Figare aan Calmette toe gewezen was, nieuwe aautijgingen en nieuwe smaad woorden. Dit alles was ongetwijfeld in staat om de be trokken personen in een staat van de hoogste op winding te brengen en bet is te begrijpen, dat de beklaagde, die haar man liefheeft, verbitterd is ge worden door de aanvallen, waar hij het object van was. Tot zoover echter deed niets in die serie artikelen veronderstellen, dat de schrijver ergens anders dan op een zuiver politiek, parlementair of financieel terrein wapens kon gaan zoeken. Alles trouwens in het karakter zoowel als in het talent van den heer Calmette moest, schijnt het, er toe bijdragen om op dat punt de belang hebbenden gerust te stellen, toen op 13 Maart 1914 in de Figaro de met Ton Jo onderteekende brief openbaar gemaakt werd, waarvan niettegenstaande het weglaten van sommige passages van particu lieren aard, het intieme karakter van een brief door een man aan een vrouw geschreven ten duidelijkste uitkwam. Bovendien kenschetste de heer Calmette dat karakter openhartiglijk als volgt„Het is de eerste keer in de dertig jaar, dat ik journalist ben, dat ik een particulieren brief, een intiemen brief buiten den wil van den houder, den eigenaar of den schrij ver openbaar maak." Van toen af heeft zich in den geest van mevrouw Caillaux een nauw verband gevormd tusschen het publiceeren van dien brief en het dreigende onheil van het bekend worden van andere stukken, wat zij boven alles vreesde, n.l. van de twee in 1909 door den heer Caillaux aan haar gerichte en door mevrouw Gueydan onderschepte brieven. En zij zou aldus geredeneerd hebben: de met Ton Jo on derteekende brief was in het bezit geweest van mevrouw Gueydan, die eveneens de foto's der twee andere brieven bezatdezelfde bron, die het aan de Figaro mogelijk gemaakt had den eersten brief te krijgen, had de overige brieven moeten verschaffen en daar de eerste brief openbaar gemaakt was, zou de publicatie der andere brieven volgen. Het schijnt echter, dat die twee brieven nooit in bet bezit van den directeur der Figaro geweest zijn en evenmin sehynt hij ooit getracht te hebben ze te krijgen. Waren ze in zijn handen geweest, dan zou de heer Calmette ze niet gereproduceerd hebben, daar, zooals de heer Caillaux verklaart, de politieke overwegingen er zoo schuil gingen onder gevoels uitingen, dat elke selectie uit den tekst onmogelijk geweest zou zijn. Hoe het zij, mevrouw Caillaux schijnt bezeten geweest te zijn door de vrees voor het openbaar worden der brieven, wat haar zelfs als zullende zeer binnenkort geschieden was aangekondigd, en haar echtgenoot ondervond zoozeer den terugslag van haar angst, dat hij in den ochtend van 16 Maart een stap deed bij den president van de Re publiek ten einde het publiceeren dier particuliere brieven te verhinderen. Hij onderging zelfs aanvallen van toorn, en toen zijn vrouw hem in den ochtend van 16 Maart aan het ministerie van financiën verslag kwam doen van een onderhoud, dat zij gehad had met den heer Monier, voorzitter van de rechtbank, over de moeilijkheden en de gevaren van een proces we gens laster, kon hij deze woorden niet terughouden „Als er dan niets tegen te doen is, zal ik mij alleen verdedigen en ik zal Calmette op zijn s gaan slaan." Dienzelfden ochtend van 16 Maart had de angst der beklaagde nieuw voedsel gekregen in een nieuw artikel van de Figaro, dat aan haar man gewijd was en als opschrift „Int.ermède comique" droeg. „Voor mij, heeft zij gezegd, was dat intermezzo het tijdsverloop tusschen de publicatie van den brief Ton Jo en die van de twee andere brieven." De heer Delbos, die de beklaagde om twaalf uur aan het ministerie van financiën gezien heeft, heeft gezegd, dat zij op hem den indruk van een „ëtre traqué maakte. Tot zoover de uiteenzetting van procureur-generaal Herbaux, die tot de volgende conclusie komt: Dit was de geestestoestand van mevrouw Caillaux op 16 Maart 1914 tot op het oogenblik, waarop zij haar misdaad heeft gepleegd. Maar welke ook de moreele onrust geweest moge zijn, onder welker invloed zij zich heeft kunnen bevinden, men kan slechts vaststellen de gemakkelijkheid waarmee zij zich bij het denkbeeld der misdaad heeft neerge legd de logische aaneenschakeling der feiten, door welke zij die heeft voorbereid en de koelbloedigheid, waarvan zij bij uitvoering blijk heeft gegeven. Bij gevolg wordt Rainouard, Geneviève, Josephine, Henriette, echtgenoote Caillaux, beschuldigd, dat zij op 16 Maart 1914 te Parijs een opzette- ijken moord heeft gepleegd op den persoon van Gaston Calmette, met deze omstandigheid, dat de moord begaan is met voorbedachten rade, welke misdaad voorzien is door de artikelen 295, 296 en 302 van het strafwetboek. Paarmeae is tte jrrecnc^uciu iv o~

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 2