Biimenlaiidsch Nieuws.
Buitenlandscli Overzicht.
Uit Stad en Provincie.
godsdienst niet meer gedacht hebben. Maar
mijn verkeer in de wereld der politiek, waarin
egoïsme en ijverzucht met elkaar 0111 den
voorrang strijden, hield nog bijtijds op. Ge
durende mijn eerste reis in het binnenland
van Afrika zag ik de natuur van aangezicht
tot aangezicht en zij werd, door mijne vol-
komene afzondering, het middel mij terug te
roepen tot dat, wat ik door mijn veeljarigen
omgang met de wereld verloren had."
Stanley had slechts één boek bij zich nl.
den Bijbel, anders had hij niets te lezen als
oude couranten, die men als pakpapier mee
genomen had. Ilij bemerkte spoedig, dat zij
waardelooze en ook ergerlijke dingen bevatten
en als hij met koorts in zijn tent lang, had
hij aan iets beters behoefte. „De Bijbel met
zijn schoone, eenvoudige taal, las ik gedurig
eii ik verstond, hoe heerlijk en diep hij was,
veel beter, dan ik dit vroeger gevoeld had.
In de zwijgende duisternis maakten zijne
machtige woorden eenen geheel anderen indruk
op mij en zonken veel dieper in het hart.
En wanneer ik het boek op zij legde, voedde
zich mijn geest met dat, wat mijn geheugen
mij in herinnering bracht, zoodat ik de woorden
der II. S. aan mijn hart aanleggen kon. Ik
wierp mij op de knieën en bad tot Dien, van
wien ik zoo lang vervreemd was en die mij
nu op zijne ondoorgrondelijke wijze naar Afrika
geleid had, om mij hier Zichzelven en Zijneu
wil te openbaren en ik werd van een nieuw
verlangen vervuld, Ilem naar de mate mijner
krachten te dienen.
Zoo gestemd, voldeed Stanley aan zijn op
dracht, Livingstone te zoeken. Maar waar in
dat uitgestrekte binnenland van Afrika moest
hij den man vinden, van wien sinds jaren geen
bericht naar Europa gekomen was Stanley
heeft altijd erkend, dat niet het blinde toeval,
maar de goddelijke Voorzienigheid hem te
rechter tijd aan de juiste plaats bracht, zoodat
hij Livingstone in «Ie ure van den hoogsten
nood hulp zou kunnen brengen.
Stanley en zijne menschen zochten eenen
weg, waarop zij het leger van den machtigen
Koning en veroveraar Mirambo ontwijken
konden. Bij deze pogingen ontmoetten zij eene
karavaan, van welke zij vernamen, dat te
Udschischi aan het Tanganjika-meer kortelings
een blanke, als Stanley gekleede, man aan
gekomen was. Zou dat Livingttone zijn
Langs gevaarlijke en moeilijke wegen snelde
Stanley met de zijnen naar Udschischien
hier vond hij den man, dien hij zocht. Wat
zou er van Livingstone en zijn werk geworden
zijn, als Stanley hem niet gevonden en tevens
hem levensmiddelen gebracht had Ziek,
van alle middelen ontbloot, zou hij waarschijn
lijk spoedig onder zijne ontberingen bezweken
zijn en misschien zou de wereld nooit iets
van de ervaringen en ontdekkingen zijner
laatste jaren gehoord hebben want de brieven
en berichten, die hij naar Engeland gezonden
had, waren door de slavenhandelaars en hunne
handlangers gestolen en vernietigd geworden.
Zij wilden daardoor verhinderen, dat hun
schandelijk drijven in Europa bekend werd.
Nu herademde Livingstone nog weer en had
den tijd, nieuwe aauteekeningen te maken.
Stanley bleef langen tijd bij hem en zij
maakten" ook een reis samen. Helaas, dat
Livingstone zich niet liet bewegen, met Stanley
naar Europa terug te keeren het eenige, wat
deze voor hem doen kon, was, dat hij hem
levensmiddelen en ruilwaren zond. Op weg
naar huis hoorde hij, dat Livingstone den 4en
Mei 1873 gestorven was. Hij schreef toen in
zijn dagboek: „Die lieve LivingstoneOok
een olfer, voor Afrika gebracht. Maar zijne
zending kan niet zonder gevolgen zijn. Moge
het mij vergund zijn, hem na te volgen in zijn
streven, Afrika voor het heldere licht des
Evangelies te openen. Ik zal het wel eenigs-
zins anders doen als hij, want ieder^ heeft
zijne eigene manier. God leidt mij naar Zijnen
wil. Ik kan slechts beloven te zullen gehoor
zamen en niet moede te worden."
Zendeling is Stanley niet geworden, hij had
een andere taak te vervullen, maar hij zou
spoedig gelegenhoid vinden, een groot zen
dingswerk op te richten.
Zondag werd Ds. A. S. Talma Oud-Mi
nister, tot predikant bij do Ned. Herv. Kerk
te Bennebroek bevestigd door Ds. Voorhoeve
uit Vlissingen, naar aanleiding van Exodes
2 1—5. Des middags hield Ds. Talma zijn
intreê-rede. De tekst voor deze ure was 1
Cor. 1 23 en 24.
Mr. Slob, burgemeester van Haarlemmer
meer, Ds. Kromsigt van Amsterdam, en Oud-
Minister Colijn woonden deze plechtige ure
bij, benevens een groote schare.
Mevrouw de weduwe Thomson heeft van
den koning van Montenegro voor haar over
leden echtgenoot het kruis in de orde van
Danilo ontvangen, met een begeleidenden brief
van den koning, waarin deze hulde brengt
aan de nagedachtenis van den gesneuvelden
overste.
ULSTER.
ALBANIË.
President Poincaré naar Rusland.
Huerta naar Jamaica.
Onlusten te St. Petersburg.
Het Proces van mevrouw Caillaux.
TER NEUZEN, 21 Juli 1914.
Gisterennamiddag is bij de staalfabriek
alhier drijvende gevonden het negenjarig zoontje
van den'werkman De Blaaij. Het ventje was
;aan visschen. Het lijkje werd naar de ouder-
ijke woning vervoerd.
Heden had in de R.-Katholieke kerk alhier
de plechtige installatie plaats van den Zeer
Eerwaarden heer Boozerts tot Pastoor dezer
parochie. De deken uit Hulst verrichte deze
plechtigheid. Zeer vele parochianen woonden
dezen dienst bij en van velen hunner woningen
staken de vlaggen uit.
De garnalenvisscher Jan Doppegietcr
alhier heeft de vorige week op de Schelde
een zee-monster aan zijn schuit gehad, dus
nog niet in de schuit.
De visscher Aug. Bonte, van de Bouchaut-
sche haven, heeft den bewusten visck drijvende
gevonden in het Pas van Ter Neuzen, nabij
den Neuzeupolder en meegevoerd naar de
haven.
Bij opmeting bleek het dier een lengte te
hebben van 0.90 M. en een omvang aan den
grooten kop van 4 50 M.
Het bleek een potvisch te zijn, welke in
den Atlantischen Oceaan thuis behoort en die
meestal eene lengte van 20 tot 30 meters
bereikt.
Het dier is dus voor een derde ontwikkeld
en dit zal dan ook de oorzaak zijn, dat het
nog maar enkele der tanden in de onderkaak
heeft, die veel cp de onderkaak van een varken
gelijkt.
Het beest droeg echter de teekenen van den
strijd met den visscher D. Jammer is het
voor hem, dat hij de vruchten van zijn werk
niet heeft kunnen plukken. De Bouchautsche
visscher verdiende reeds een mooi sommetje
aan de kijkgragen, die vau heinde en ver naar
het afgelegen plaatsje kwamen en het dier is
voor 50 fr. verkocht aan iemand dien het om
het geraamte te doen is.
Gisteren is van hier te Middelburg voor
den officier van Justitie geleid zekere A. T.
v. d. B. verdacht van niet nader te noemen
handelingen met minderjarigen, weswege hij
door de gemeentepolitie was aangehouden.
Driewegen. Gistermiddag, even voor het in
gaan der school, lei een knaapje de armen
op een rolblok, die achter een wagen gebonden
was. Het kind werd meegedraaid en kwam
voor het zware blok te liggen. Gelukkig
zagen eenige omstanders het ongeval en riepen
onmiddellijk den voerman toe, stil te houden.
Het mocht gelukken den knaap uit zijn netelige
positie te bevrijden. Met den schrik, een ge
broken klomp en verzeerden voet liep het
ongeval tot aller verwondering af.
Sluiskil. Op de cokesovens alhier geraakte
Zaterdag de werkman A. V., uit Axel, die in
de centrale de machines smeerde, met de hand
er tusschen, die geheel ontvleescht werd.
Door kameraden, die op zijn hulpgeroep toe
schoten werd hij uit zijn benarde postie ver
lost. Hij is naar het ziekenhuis te Ter Neuzen
overgebracht.
Hoek. Vrijdagmorgen werd door de Rijks
politie naar Middelburg gebracht om voor den
officier van Justitie geleid te worden J. I).
wonende alhier, en tot voor korten tijd werk
zaam bij een rijwielfabriek. Onregelmatigheden
in geldelijk beheer schijnen de drijfveer daar-
Bij liet hervatte overleg tusschon de Engelsclie
regeering en de leiders der oppositie is men vol
gens de ininisterieele Daily News een heel eind
nader tot de oplossing van het home rule vraagstuk
gekomen. Naar men weet heeft de regeering voor
gesteld de graafschappen van Ulster afzonderlijk
door stemming te laten beslissen of zij voor een
tijdperk van zes jaar buiten home rule willen
blijven. De oppositie heeft daartegenover den eisch
gesteld uitsluiting van geheel Ulster voor onbe-
paalden tijd.
Partijen zouden elkaar nu in zooverre genaderd
zijn, dat de regeering genoegen neemt met een
stemming „en bloc" in de graafschappen Antrim,
Armagh, Down, Londonderry en Fermanagh. Ver
klaart zich de meerderheid der gezamenlijke kiezers
in die graafschappen voor uitsluiting, dan zal die
hun voor onbepaalden tijd worden toegestaan.
De oppositie is er .echter bij gebleven, dat ook
het graafschap Tyrone aan de stemming deel moet
nemen, doch de regeering heeft dat geweigerd,
omdat in Tyrone een vrij groote meerderheid der
bevolking katholiek is.
Op dat geschilpunt zijn de partijen het niet eens
kunnen worden en op het oogenblik is daaromtrent
nog geen uitzicht op toenadering.
De Echo de Paris zegt uit vertrouwbare bron
inlichtingen te hebben ontvangen over de vraag,
wie de Albaneesche opstandelingen van geld voor
ziet. De geldschieter zou dan Turkije zijn en het
geld afkomstig uit de opbrengst van de nationale
inschrijving voor de Turksche -*loot. Een der
Turksche ministers heeft uit dat fonds onlangs
een som van 100,000 Turksche ponden naar Albanië
gezonden.
Zoo heeft President Poincaré voor de tweede
maal de reis naar Rusland ondernomen. De eerste
keer, een jaar geleden, begeleidde hij Fallières als
Minister-president en Minister van Buitenlandsche
Zaken bij diens bezoek aan den Czaarditmaal
gaat hij als President der Fransche republiek. Hij
maakt de reis met de „France", die begeleid wordt
door een escader van nog twee pantserschepen,
een kruiser en een paar torpedobooten. Maandag
moet de vlootafdeeling te Kroonstand komen, waar
de Czaar op zijn jacht den President tegemoet zal
komenden volgenden dag gaat Poincaré op het
zelfde jacht naar St. Petersburg.
Aan het Russische Hof zullen de wederzijdsche
betrekkingen worden versterkt, en in intiemen
kring de Europeesche aangelegenheden worden be
handeld. Een der Petersburgsche bladen begroet
de reis van Poincaré als een vredekans voor geheel
Europa. Noch Frankrijk, noch Rusland, zegt het
blad, koestert oorlogszuchtige plannen.
Na St. Petersburg zal de President ook nog een
bezoek brengen aan de hoven van Zweden, Dene
marken en Noorwegen.
De Fransche pers begint, naar aanleiding van de
reis van president Poincaré naar Rusland, duchtig
met den Russischen sabel te rammelen. Zoo schrijft
de bijzondere correspondent van de Matin te St.
Petersburg, na te hebben gezegd, dat in Rusland
o.p elk gebied een reusachtige vooruitgang merk
baar isOp de uitbreiding van het Duitsche leger
heeft Frankrijk geantwoord met de wet op den
driejarigen dienstplicht en Rusland met een leger-
uitbreiding, die het in 't begin van 1916 een over
weldigende meerderheid over alle Europeesche
legers verzekert. Rusland zal dan in vredestijd
een legersterkte hebben, grooter dan de vereenigde
legers der mogendheden van het Drievoudig Ver
bond. Dank zij den bouw van nieuwe strategische
sporen, zal Rusland even snel kunnen mobiliseeren
als andere mogendheden. Ook op het gebied van
de vloot heeft onze bondgenoot zich zoo groote
offers getroost, dat zijn marinebegrooting thans
hooger is dan de Engelsche. Rusland is op weg
de sterkste militaire mogendheid der wereld te
worden
Evenmin als Frankrijk verlangt het een oorlog.
Tsaar Nikolaas heeft eenigen tijd geleden tot een
Fransch diplomaat gezegd: „Wij willen sterk zijn,
om den vrede te kunnen handhaven."
Intusschen wenscht Rusland zekere handelingen
van Duitschland, als de uitzending der militaire
missie naar Turkije, de gevangenneming van eer
zame Russen onder het voorwendsel van spionage
en de heftige taal van Berlijnsche bladen, niet
meer toe te laten. Sedert enkele maanden reeds
spreekt de Russische diplomatie op een nieuwen
toon met de Duitsche. Vroeger was die toon aar
zelend, nu is hij beslist: Tot dusverre heeft Duitsch
land zich „eenige vrijheden" met Rusland veroor
loofd, maar thans vreest het Rusland. Wel zijn
er te St. Petersburg nog enkele politici, die gaarne
een overeenkomst tusschen Frankrijk, Rusland en
Duitschland verwezenlijkt zouden zien, maar een
dergelijke overeenkomst wordt steeds onmogelijker.
Frankrijk en Duitschland zijn gescheiden door het
verleden, Duitschland en Rusland door de toekomst
en die toekomst is een vreeselijke strijd op econo
misch gebied.
De Kölnische Zeitung merkt bij deze ontboeze
ming op, dat blaffende honden niet plegen te bijten
en herhaalt het woord van Bismarck, onlangs door
den Keizer gebezigd Wij Duitschers vreezen God,
maar overigens niets en niemand ter wereld". Dat
geldt voor nu en voor de toekomst.
Wat de „nieuwe toon" der Russische diplomatie
betreft, in Duitschland heeft men daarvan nog
niets bemerkt, anders had de pers, ondanks de
vreeselijke dreigementen in de Matin, er wel het
passende antwoord op gegeven.
Vermoedelijk eindigt de Kölnische heeft
het heele gebral in de Matin slechts ten doel, de
aandacht, ook van Rusland, af te leiden van de
toestanden in het Fransche leger, door senator
Humbert dezer dagen blootgelegd.
Huerta is voornemens van Puerto Mexico aan
boord van den kleinen Duitschen kruiser Dresden
naar Jamaica te stevenen. Alleen Blanquet, de
gewezen vice-president, zal hem vergezellen.
Uit Monterey wordt gemeld dat Carrauza 7000
man zijner troepen naar de Mexicaansche hoofdstad
heeft gezonden om er de orde te bewaren.
Het besluit van Carranza om de staatsschulden,
onder Huerta's bewind aangegaan, niet te erkennen,
heeft te Washington en in de Euiopeesche hoofd-
eteden groote ontstemming gewekt. De regeering
der Ver. Staten zal voorstellen een internationale
commissie te benoemen om deze aangelegenneid
met den leider der opstandelingen te bespreken en
hem te bewegen, op zijn besluit torug te komen,
daar anders noch de Vereenigde Staten, noch de
Europeesche mogendheden, hem zullen erkennen
als hij de regeering van Carbajal zal hebben over
genomen.
Carranza blijit de onvoorwaardelijke overgave van
alle regeeringstroepen eischen en zyn agenten te
Washington verklaren, dat hij van plan is een
wraakoefening te houden over de vermoording van
Madero.
Als dat waar is, zal de binnenlandsclie vrede in
Mexico nog wel eenigen tijd op zich laten wachten.
De Amerikaansche troepen zullen te Vera Cruz
blijven, tot alle moeilijkheden in Mexico van de
baan zijn.
Over de krijgsverrichtingen vinden we in buiten
landsche bladen nog het volgendeDe opstande
lingen hebben San Louis Potosi ingenomen, de
regeeringstroepen hebben Guadalajara en Aguas
Calientes ontruimd en zijn op Celaya teruggetrokken.
Ten zuiden van de hoofdstad, waar Zapata ope
reert, hebben de bondstroepen Cuernavacca ont
ruimd. Zapata staat nu op 20 K.M. afstaud van
de hoofdstad.
Officiëel wordt medegedeeld, dat de arbeiders
onlusten, die hebben plaats gevonden, een gevolg
zijn geweest van onjuiste berichten in de bladen,
lil den avond van den 16den heeft de politie een
arbeider van de Poetiloffabriek gewond. Echter
is gebleken, dat de politie niet van de wapens
gebruik gemaakt heeft. Er staakten ongeveer
60,000 arbeiders. De menigte nam, vooral in een
wijk aan de Newa een dreigende houding aan.
Negen politieagenten zyn door steenworpen ernstig
gekwetst. Twee inspecteurs van politie, door de
menigte in het nauw gebracht, zagen zich genood
zaakt met hun revolvers te schieten. Dientengevolge
zijn vier arbeiders gewond.
Procureur-generaal Herbaux zegt in het psycho
logische dokument, waarin hij de beweegredenen tot
de misdaad nagaat, volgens de N. R. Crt„ o. m.
het volgende
Mevrouw Caillaux, geboren Honriette Rainouard,
was in 1908 gescheiden, na in 1894 een eerste
huwelijk aangegaan te hebben, terwijl de heer
Caillaux, die in 1906 met mevrouw Gueydan ge
huwd was, in 1911 is gescheiden.
In den loop van het jaar 1909 heeft de heer
Caillaux, die zeer vriendschappelijke betrekkingen
met mevrouw Henriette Rainouard onderhield, aan
deze twee brieven gericht, die, naar het schijnt,
talrijke toespelingen bevatten op kwesties van
politieken aard, welke nauw verband hielden met
onderwerpen van de intiemste soort.
Nu werden deze brieven, die de heer Caillaux
van mevrouw Rainouard terugverzocht had, door
mevrouw Gueydan, zijn vrouw, onderschept. I11
haar handen waren zij een geducht wapen, zoowel
tegen haar man als tegen mevrouw Rainouard en
de heer Caillaux schijnt zich daar bezorgd over
gemaakt te hebben, want. een diepen hartstocht
ten spijt, schreef hij op 25 September 1909 aan
mevrouw Rainouard om haar een aftreden van hun
verhouding voor goed voor te stellen, wat hij als
het eenige middel beschouwde om haar voor schan
daal te behoeden en haar reputatie als vrouw en
moeder te redden.
Na verloop van eenigen tijd evenwel werden de
heer Caillaux en mevrouw Gueydan het er over
eens, dat de brieven in kwestie verwoest zouden
worden, wat geschiedde in tegenwoordigheid van
een vriend.
Maar zoo de origineelen al opgehouden hadden
te bestaan, mevrouw Gueydan had, naar ze later
zelf erkend had, er fotografieën van behouden en
na de echtscheiding, van het begin van het huwelijk
van den heer Caillaux met mevrouw Rainouard,
zijn tegenwoordige vrouw, af, tegen het einde vah
het jaar 1911 de heer Caillaux was toen voorzitter
van den ministerraad drongen er onrustbarende
geruchten tot de echtgenooten door over die foto
grafieën, waarvan de verspreiding hun van toen
af een voortdurend en dreigend gevaar toescheen.
Zij hoorden, dat die brieven aan een journalist
gatoond waren evenals een derde brief, in 1901
tot mevrouw Gueydan gericht, nl. die geteekend
Ton Jo, betreffende de inkomstenbelasting, die in
het nummer der Figaro van 13 Maart 1914 open
baar gemaakt is.
Echter trad er na het heengaan van het mini
sterie-Caillaux een betrekkelijke kalmte in tot in
December 1913 na de samenstelling van het mini
sterie Doumergue, waarbij de portefeuille van finan
ciën aan Caillaux gegeven werd, de Figaro tegen
dezen laatste een allerfelste campagne begon.
Aanvankelijk scheen niets de vrees te doen- her
leven voor het openbaar maken van intieme brieven,
waar boven sprake van geweest is.
De schrijver der artikelen, de heer Calmette, bleef
op het gebied van politiek en financiën maar
nimmer had sedert langen tijd een pers-polemiek
zulk een graad van boosaardigheid bereikt.
De aantijgingen van Calmette bedoelden niets
minder dan den heer Caillaux voor te stellen als
een financier, schuldig aan ambsmisdaad en af
persing en bijkans iederen dag verschenen er onder
de rubriek, die er in de Figare aan Calmette toe
gewezen was, nieuwe aautijgingen en nieuwe smaad
woorden.
Dit alles was ongetwijfeld in staat om de be
trokken personen in een staat van de hoogste op
winding te brengen en bet is te begrijpen, dat de
beklaagde, die haar man liefheeft, verbitterd is ge
worden door de aanvallen, waar hij het object
van was.
Tot zoover echter deed niets in die serie artikelen
veronderstellen, dat de schrijver ergens anders dan
op een zuiver politiek, parlementair of financieel
terrein wapens kon gaan zoeken.
Alles trouwens in het karakter zoowel als in
het talent van den heer Calmette moest, schijnt
het, er toe bijdragen om op dat punt de belang
hebbenden gerust te stellen, toen op 13 Maart 1914
in de Figaro de met Ton Jo onderteekende brief
openbaar gemaakt werd, waarvan niettegenstaande
het weglaten van sommige passages van particu
lieren aard, het intieme karakter van een brief door
een man aan een vrouw geschreven ten duidelijkste
uitkwam.
Bovendien kenschetste de heer Calmette dat
karakter openhartiglijk als volgt„Het is de eerste
keer in de dertig jaar, dat ik journalist ben, dat
ik een particulieren brief, een intiemen brief buiten
den wil van den houder, den eigenaar of den schrij
ver openbaar maak."
Van toen af heeft zich in den geest van mevrouw
Caillaux een nauw verband gevormd tusschen het
publiceeren van dien brief en het dreigende onheil
van het bekend worden van andere stukken, wat
zij boven alles vreesde, n.l. van de twee in 1909
door den heer Caillaux aan haar gerichte en door
mevrouw Gueydan onderschepte brieven. En zij
zou aldus geredeneerd hebben: de met Ton Jo on
derteekende brief was in het bezit geweest van
mevrouw Gueydan, die eveneens de foto's der twee
andere brieven bezatdezelfde bron, die het aan de
Figaro mogelijk gemaakt had den eersten brief te
krijgen, had de overige brieven moeten verschaffen
en daar de eerste brief openbaar gemaakt was, zou
de publicatie der andere brieven volgen.
Het schijnt echter, dat die twee brieven nooit in
bet bezit van den directeur der Figaro geweest zijn
en evenmin sehynt hij ooit getracht te hebben ze
te krijgen. Waren ze in zijn handen geweest, dan
zou de heer Calmette ze niet gereproduceerd hebben,
daar, zooals de heer Caillaux verklaart, de politieke
overwegingen er zoo schuil gingen onder gevoels
uitingen, dat elke selectie uit den tekst onmogelijk
geweest zou zijn.
Hoe het zij, mevrouw Caillaux schijnt bezeten
geweest te zijn door de vrees voor het openbaar
worden der brieven, wat haar zelfs als zullende
zeer binnenkort geschieden was aangekondigd, en
haar echtgenoot ondervond zoozeer den terugslag
van haar angst, dat hij in den ochtend van 16
Maart een stap deed bij den president van de Re
publiek ten einde het publiceeren dier particuliere
brieven te verhinderen.
Hij onderging zelfs aanvallen van toorn, en toen
zijn vrouw hem in den ochtend van 16 Maart aan
het ministerie van financiën verslag kwam doen
van een onderhoud, dat zij gehad had met den
heer Monier, voorzitter van de rechtbank, over de
moeilijkheden en de gevaren van een proces we
gens laster, kon hij deze woorden niet terughouden
„Als er dan niets tegen te doen is, zal ik mij alleen
verdedigen en ik zal Calmette op zijn s gaan
slaan."
Dienzelfden ochtend van 16 Maart had de angst
der beklaagde nieuw voedsel gekregen in een nieuw
artikel van de Figaro, dat aan haar man gewijd
was en als opschrift „Int.ermède comique" droeg.
„Voor mij, heeft zij gezegd, was dat intermezzo
het tijdsverloop tusschen de publicatie van den
brief Ton Jo en die van de twee andere brieven."
De heer Delbos, die de beklaagde om twaalf uur
aan het ministerie van financiën gezien heeft, heeft
gezegd, dat zij op hem den indruk van een „ëtre
traqué maakte.
Tot zoover de uiteenzetting van procureur-generaal
Herbaux, die tot de volgende conclusie komt:
Dit was de geestestoestand van mevrouw Caillaux
op 16 Maart 1914 tot op het oogenblik, waarop zij
haar misdaad heeft gepleegd. Maar welke ook de
moreele onrust geweest moge zijn, onder welker
invloed zij zich heeft kunnen bevinden, men kan
slechts vaststellen de gemakkelijkheid waarmee zij
zich bij het denkbeeld der misdaad heeft neerge
legd de logische aaneenschakeling der feiten, door
welke zij die heeft voorbereid en de koelbloedigheid,
waarvan zij bij uitvoering blijk heeft gegeven. Bij
gevolg wordt Rainouard, Geneviève, Josephine,
Henriette, echtgenoote Caillaux, beschuldigd,
dat zij op 16 Maart 1914 te Parijs een opzette-
ijken moord heeft gepleegd op den persoon van
Gaston Calmette, met deze omstandigheid, dat de
moord begaan is met voorbedachten rade, welke
misdaad voorzien is door de artikelen 295, 296 en
302 van het strafwetboek.
Paarmeae is tte jrrecnc^uciu iv o~