Antirevolutionair voor Hieuws- en Advertentieblad Zeeland, FEUILLETON. ID© Broeders. Uit de Pers. Woensdag 8 Juli 1914. 12e Jaargang. No. 1134. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond uitgezonderd op Feestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTuOU Az. te TER NEUZEN ADVERTENTIÊN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10 Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. V De Bijbeltentoonstelling. Men schrijft urt Amsterdam aan de N. U. C. Naar men weet, wordt in het Stedelijk Museum, ter gelegenheid van het honderd jarige bestaan van het Nederlandsch Bijbel genootschap, eene Bijbeltentoonstelling ge houden. De tentoonstelling dus van één boek, maar van het Boek der Boeken, in zijn verschil lende verschijningsvormen door alle eeuwen heen, van de vroegste tijden af tot op het huidige oogenblik. In het midden van de zoogenaamde eere-zaal van liet Museum, die door het gemeentebestuur voor de tentoonstel ling is afgestaan, vindt men, wat we zouden willen noemen het begin. Daar staat een vitrine met oude handschriften. Al dadelijk wordt de aandacht getrokken door een zwaren foliant, in lederen band, met koperen sloten. Het is een exemplaar van den Pentateuch (de vijf boeken v^n Mozes) in Hebreeuwschen tekst, voltooid in 1344. De initialen van elk boek zijn van illustraties voorzien. Op de opengeslagen bladzijde, een heerlijk, room kleurig perkaraent, ziet men karakteristieke, mooi-gestyleerde diermotieven. Naast dezen Pentateuch staat een schat van de Universi teitsbibliotheek te Utrecht, de zoogenaamde Codex Boreelianus, fragmenten van de Evan geliën op losse bladen perkament, bijeenge voegd in een doos van boekvorm, die er niet erg mooi bi] doet. Het handschrift dagteekent van de 9e' eeuw. Stille wijding geven een Wetsrol uit de 17e eeuw, en een Rol van Esther uit de 18e eeuw. De stok is van ge sneden ivoor. Dezelfde toonkast bevat den trots der Am- sterdamsche universiteitsbibliotheek een vol ledig en welbewaard exemplaar (in zeven deelen) van de Vulgata, vervaardigd aan het einde der 14e eeuw. De aanvangsbladen zijn rijk versierd in kleuren en goud. Van konink lijke pracht en wonderlijk-heldere tinten (vooral in blauw en rood) zijn de beginletters, en bovendien vlechten zich om den zorgvuldig geteekenden tekst nog weelderige arabesken. Daarnevens dienen genoemd te worden de eenvoudige maar opmerkenswaardige oud- Syrische handschriften in dezelfde vitrine. Bij deze kostbare verzameling sluiten zich dadelijk aan de, in een platte kast, aan de overzijde der zaal neergelegde, reproductiën van oude bijbel-handschriften. Wij noteeren o.a. een facsimile van den Petersburgschen Profetencodex van het jaar 10) De bruiloft werd spoedig gevierd, is het rechte woord nietlaat ons liever zeggen, dat het huwelijk zonder eenigc drukte voltrokken werd. Zooals te begrijpen is, waren er nieuws gierigen genoeg, toen liet paar naar liet raad huis stapte, meer, dan Gerrit en Anna lief was, daar zij beiden de oorzaak der alge meene „belangstelling" licht bevroeden kon den. Maar het genot was van korten duur onmiddellijk na de huwelijksvoltrekking stapten beiden in de gereedstaande sjees en in vollen draf verwijderden zij zich. Zoo had dan Gerrit zijn doel bereikt; hij was rijk, tenminste, de man van oen rijke vrouw. Hij was thans de boer van den Eikenhof! In 't eerst noemde men hem nog wel Gerrit, maar al spoedig wendde men zich aan den nieuwen naam. Zijn vroegere principes schenen wel geheel 916 na Christus, het oudste Bijbelhandschrift in Europa; een nieuwe reproductie van den Codex argenteus, d.i. een fragment van de Gotische vertaling van het nieuwe testament (de vrij onduidelijke tekst in zilveren en gouden letters op purperen grond schijnt nauwkeurig met liet origineel over een te stemmen)een facsimile-uitgave in liclit-druk van den zoo- genaamden 42-regeligen Bijbel, door Gutenberg gedrukt (de fraaie reproductie is liet werk van de firma Joh. Enschedé en Zonen)plioto- graphisclie reproducties van de interessante penteekeningen uit het beroemde Utreclitsche psalterium en eene reproductie van de Biblia pauperum, Duitsche uitgave van 1471, met hare mooie houtsneden. Dezelfde vitrine bevat nog veel meer, maar we moeten ons beperken. Daarom begeven we ons liever naar een ander deel van de zaal we volgen zooveel mogelijk de tijdsorde waar de zoo genaamde Polyglotten of veeltalige bijbels opgesteld zijn. Men vindt er zoowel de oudste, de zoogenaamde Complutensische (1514'17), als de meestbekende, de Londensclie Polyglot (1654—'57). Ook sta men even stil bij liet polyglottisch psalterium, dat in 1516 het licht zag" en merkwaardig genoeg, behalve den grondtekst en vertalingen ook aanteekeningen van zeer bijzonderen aard bevat. Bij psalm 19 leest men bijv. eene levensbescluijAing van Columbus, waarschijnlijk wel de oudste. Het verdient vermelding dat de groote ontdek kingsreiziger daarin een Genuees wordt ge noemd. Van uitsluitend wetenschappelijk belane maar door de liaast-grillige afwisseling van over den tekst gedrukte kleuren, ook de be langstelling van den leek opwekkend, zijn de zoogenaamde Regenboogbijbels, waarin door kleuren wordt aangegeven tot welke bronnen de Bijbeltekst kan worden teruggebracht. Vervolgens komen wij tot de Nederlandsche Bijbels, eene verzameling die natuurlijk even eens met handschriften opent. De Maatsch. der Ned. lett. te Leiden gaf voor deze ten toonstelling in bruikleen de Rijmbijbel van Maerlant, en Der Leeckenspiegel van Jan Boendale, beide in verscheidene exemplaren. Daarbij sluiten zich aan de Levens van Jezus uit de universiteits-bibliotbeek van Amsterdam. De Koningin te Groningen. Over de schitterende feesten ter herdenking van het driehonderdjarig bestaan der Groning- sche Universiteit is maar één roep. Alles werkte tot liet luisterrijk welslagen mee. versmolten te zijn. Was zijn loon hem nooit groot genoeg geweest, thans was hij de eerste om er op te beknibbelen bij zijn arbeiders, die hij, trotscli als hij was, steeds uit de hoogte behandelde. Zijn gierigheid vond in zijn rijkdom slechts te scherpe prikkel. Van zijn broeder en zuster had hij zicli geheel vervreemd. Een enkele maal, als hij Hendrik ontmoet had en deze hem groette, had hij zich gehouden, alsof hij hem niet op merkte ging hij voorbij, dan wendde hij liet hoofd om. Algemeon werd schande gesproken over liet gedrag van Gerrit tegenover zijn familie; maar wat bekommerde hij er zich over. Zijn doel had hij nu bereikt. Heel aangenaam was het saamleven op den Eikenhof overigens niet. De oude Aarsen deed alsof hij er niet was en trachtte alles buiten hem om te regelen en te bedisselen. Gerrit liet hem zijn gang gaan. Dat was maar een kwestie van tijd hij mocht nu nog spar telen zooveel hij wilde, straks zou hij baas zijn, en hij alleen Anna trachtte in den be ginne wel af en toe wat te hoogen toon tegen hem aan te slaan en hem te doen gevoelen, dat hij zich heel dankbaar en onderdanig had te toonen, maar dat ging heel spoedig over. Hij was nu eenmaal boer op den Eikenhof hij was haar man en hij liet het haar De ongedwongen hartelijkheid der Groning- sclie gastheeren, zoowel van den Senaat als van liet Stadsbestuur, moet hierbij in de eerste plaats worden vermeld. Het groot aantal buitenlandsclie geleerden, dat van heinde en ver was overgekomen, gaf aan de plechtigheid een eigenaardige bekoring. Heerlijk zomerweer fleurde professoren-op tocht, studenten maskerade en illuminatie in buitengemeene mate op. Maar al deze omstandigheden zijn tocli niet te vergelijken met den factor, welke aan liet feest zulk een hoogen glans gafde komst van dc Koningin. Door haar verblijf te Groningen heeft onze Koningin de banden met liet Noorden, ja met ons ganscho volk wederom nauwer aange haald. Van waarachtig meeleven in de uitingen van liet Nederlandsche volksleven heeft zij onomwonden blijk gegeven en aller hart ver overd. De met zilveren klank uitgesproken rede, waarmee zij voor liet eeredoctoraat in de Ne derlandsche taal dankte, maakte een onge- meenen indruk. De saamspreking, die zij met onderscheidene buitenlandsche en Nederlandsche professoren hield, werd hoog gewaardeerd. Niet minder sympathiek was haar tocht naar de kazerne. In de vroege morgenuren, vóór do ver moeiende dagtaak aanving, inspecteerde zij de troepen, en hield een rede die terecht in breeder kring wordt verspreid. Zij herinnerde aan den kloeken geest, die voorheen onze vaderen bezielde en tot zulke heroïsche daden in staat stelde. Op herleving van dien geest drong zij met keur van woorden aan. Uit den mond van Haar, die telkens toont zoo liooge opvatting van Haar taak te huldi gen, heeft die aanmaning des te meerder waarde. (De Rotterdammer.) Vrije Universiteit. en iedereen gevoelen. Waarom zou hij zich terzijde iaten schuiven hij zou ervoor zorgen, dat zijn wil wet werd. Hij was hard en on verzettelijk, gaf niets toehandhaafde zich en liet zich gelden als heer en meester. Anna bemerkte spoedig, dat haar rijk uit was en zij kon er tegen mokken, wat zij wilde, het baatte haar niet. Af en toe kwamen weieens minder aangename tooneelen voormaar zij eindigden steeds daarmede, dat hij zijn wil doorzette en dat zij moest toegeven. Ongeveer oen half jaar waren Gerrit en Anna getrouwd, toen, het was in het vroege voorjaar, iemand in haast het erf kwam op stappen. Hoe verbaasd keek de boer van den Eikenhof op, toen hij in den naderende zijn broeder herkende. Het was inderdaad Hendrik. De reden, die hem hierheen voerde, was een zeer droeve. Mien die den verloopen winter buitengewoon zwak was geweest en hard achteruitgegaan was, had reeds eenige weken geheel het bed moeten houden. Haar toestand was gedurende de laatste dagen ge stadig erger geworden thans had haar een hevige bloedspuwing overvallen en de dokter gaf geen hoop meer op herstel. Het einde was nabij. Met haar uiterst zwakke stem had zij haar wensch te kennen gegeven, ten minste nog eenmaal Gerrit te zien. Hendrik had zich niet lang bedacht. Al vleide hij zich niet met de hoop, dat aan haar begeerte zou worden voldaan, hij wilde toch de poging wagen. En zoo haastte hij zich naar den Eikenhof, om het verlangen der stervende over te biengen. Anna noch Gerrit vermoedden, wat Hendrik tot dit bezoek aanspoorde. Er moest wel iets buitengewoons aan de hand zijn. Anna begon reeds te vreezen, dat het op een bedelpartij zou uitloopen en was vast besloten daaraan in geen geval toe te geven. Langen tijd tot nadenken was er niet. Reeds stond Hendrik op de stoep voor de deur, blijkbaar weifelend, of bij zou binnentreden, dan wel, of hij zo i wachten tot iemand naar buiten kwam, daar men hem ongetwijfeld moest hebben zien aan komen. De boer van Eikenhof was opgestaan. Hij opende de deuronmiddelijk volgde hem de boerin. Ze wilde er bij zijn. Ze wilde tot geen prijs dulden, dat „dat volk" iets werd toegestoken. Gerrit keek zijn broeder met donkeren blik aan. Hendriks haastige groet bleef onbeantwoord. „Wat is er?" kwam het onwillig over zijn lippen. (Wordt vervolgd.) I INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN l - Inzending van advertentlBn vóór uren op den dag der uitgave AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERT ENT! Rj TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. Nadruk verboden. DOOR Z EL AN DIA. [Van den bijz. verslaggever van de Nederlander). Utrecht, 1 Juli. Op de jaarvergadering der Ver. voor Hooger Onderwijs op Geref. Grondslag dit jaar te Utrecht gehouden, had dr. De Moor tot onderwerp zijner rede Over de kerk en het sociale vraagstuk. Hij verdeelt zijn onderwerp in drieën. In het eerste deel zijner rede geeft hij een bepaling van de begrippen, die hierbij aan de orde komen, in het tweede onderzoekt hij de vraag, wat de kerk en het sociale vraagstuk met elkander te maken hebben, terwijl hij in het derde deel de taal der kerk ten opzichte van het sociale vraagstuk be schrijft. Na gedefiniëord te hebben de begrippen zichtbare en onzichtbare kerk, en daarna de kerk als orga nisme en instituut, meent spr. zich voor het doel zijner rede te moeten bepalen bij de kerk als in stituut. Bij de behandeling van de kerk als insti tuut kan men weer keuze doen tusschen belijdenis- kerk en volkskerk, waarbij spr. natuurlijk zonder voorbehoud voor de eerste kiest, zij de naam eenigs- zins zonderling. Na definieering van de uitdrukking „de sociale kwestie" aan de hand van „Ons Program'' en de ope ningsrede van het Sociaal Congres 1891 j stelt spr. de vraag, hoe het komt dat aldus pogingen moeten beraamd worden om aan de maatschappijinrichting zulke veranderingen aan te brengen, dat de thans zoo duidelijk blijkende gebreken kunnen worden verholpen Uitvoerig behandeld spr. de Fransche Revolutie, die den derden sland in het gestoelte der eere had gezet en die oorzaak was van den weligen aanwas van den vierden stand. Verder wordt door spr. de klassenstrijd geteekend in haar beteekenis en doel waarbij wordt aangetoond, dat het dogma van den klassenstrijd een gansch ander inzicht geeft in wat recht en zedelijkheid eischen dan de geboden Gods dit geven. Komend tot het derde deel zijner rede, zegt dr. De Moor, dat sommigen van meening zijn, dat de Kerk niets met het sociale vraagstuk heeft uit te staan. Ten eerste zegt menlaat de Kork zich niet met het sociale vraagstuk bemoeien, want zij is daarvoor niet geschikt. Zij is veel te massaal, te zeer aan traditie gebonden en aan bepaalde vormen gehecht, en haar optreden is te eigenaardig, dan dat men eenig succes daarvan zou kunnen verwachten de vaste vormen, waarin zij optreedt en moet optreden, zijn niet meer geschikt voor dezen tijd. Daarom ontlioude zij zich liever van iets, wat zij toch on mogelijk goed kan doen. Spreker is echter van oordeel, dat het er voor de Kerk op aankomt, niet in een slenr maar verder te sukkelen, doch met behoud van het wezenlijke zich steeds aan te passen aan de behoeften van eiken tijd. Dus wijst dit practisch bezwaar alleen op een moeilijkheid en dringt het om niet te ver slappen, maar het is geen reden, waarom de Kerk zich niet met het sociale vraagstuk zou bemoeien. Ten tweede zou men een practisch bezwaar kunnen noemen, dat de Kerk allicht aanleiding geeft tot misvei stand, wanneer zij zich met deze dingen bezig houdt. Zij staat onder de verdenking, dat zij in bondgenootschap leeft met de brandkast, en een uitnemend middel is in de handen van het kapitaal om het gezag te handhaven. Daartegenover zonden wij willen opmerken, dat de Kerk aan dit misverstand toch op geenerlei wijze ontkomt, wat zij ook doe of late. Wat de principieele bezwaren betreft, ze zijn er, die zeggen laat de Kerk buiten het sociale vraag stuk blijven, want zij moet het stofgoud niet van hare vleugelen laten nemen. Zij is zoo hoog geestelijk, en die sociale quaostie zoo zeer stoffelijk, dat die twee niets met elkander te maken kunnen hebben Deze opmerking wordt principieel voor hen, die het Christendom als jenseitig beschouwen.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1914 | | pagina 1